Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
Early European Books, Copyrighf © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Hoog.
199D 14
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Hoog.
1 99 D 1 4
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
DESCARTES (René). Les Passions de TAme. A Amsterdam, chez
Louys Elze<^ier, 1650 ; in-12, de 24 ff. n. ch., 272 pp. ch. et 7 ff. n. ch.
pour rindice ; veau brun, dos a nerfs orné, tr. mouch. (Rel. anc).
Marqué « La Minerve ».
Belle édition elzévirienne, peu commune, en assez gros caractères et qui
contient Ie trés curieux privilège accordé par Louis XIII a Descartes.
Cette édition est ordinairement considérée comme I'édition originale.
Ch. Nodier et quelques bibliographes donnent pourtant la priorité a
Tédition in-8 publiée chez Henri Le Gras et imprimée par L. Elzevier
en 1650, et dont quelques exemplaires portent la date de 1649.
L' édition in-12 est en tous cas par son format beaucoup plus propre
que rin-8 a entrer dans la collcction elzévirienne. Elle est aussi mieux
imprimée et pour ces raisons beaucoup plus recherchée.
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
MEDJTATIONES DE PRIMA PHILOSOPHU
BEDENKINGEN
Van d' Eerste
WYSBEGEERTE:
In de welken Gods \ö^ezentlykheit , cn d'onderfcheiding
der menfchclijke ziel van lighaam betoogt worden.
BENEFFENS
Verfcheide Tegenmrpingen van enige (geleerde mmnen , en de Bemt-
vpoordm^envan^e z.elve Schryver daar op.
Brief aan d*E. Vader Dinet, OpperfteTocziender der Jezuicen ia Vraiikrijk.'
REGULEN vande BESTIERINGE
VERS TA N T S:
'Beneffins een Onderx^oek^ der Waarheit , door '/ T^tffreljk. Licht.
A JL s M R n E
Les Paffiom de l't^me,
O F D E
L Y D ï N G E N vandb ZIEL.
Door Renatus Des-Cartes befchrcven :
En van J. H. Gl asem aker, vertaalr.
^iet Trcvilcgic,
By J A N TEN Hoorn, Boekverkoper over 't Oude Hcerc-
Logiment , in de Hiftori- Schryver. ic^o.
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
<PRJVILSGJS.
TXE Staten van Holland endeWeflvriesland, Vuntewenn, Alzo Ons vertoont is
D by lAN TEN Hoorn , Boekverkoper ende Borger tot Amfterdam : Hoe dat hy fup-
pHantoider handen had genomen om te drukken, alle de Werken van Ren atus Des-
n de NederdnitTche tale. Ende alzo de voorfz. Werken ten ««eerder nats van
^!e de gene die in de Philofophie quamen te ftudeeren , op goet Papier wd
dienaL^edrukttewerden.enJedoordegrotenaeemgtevanpUtenen
in quamat een grote fomme gelts foude komen te belopen; Ende den fuppl bekommert
waT da de voorfz. Werken , hem in 't geheel ofte wel een.ge van dien m 't byfonder ,
door een ge baatfoek^nde meifchen mogten werden nagedrukt, ofte eenigen^^^^^
exemplarfn buiten defe onfeProvintie gedrukt, mogten werden .ngebragt. Zo was den
ftpp? e rade geworden hem te keeren tot Ons , ootmoedeh,k verfoekende, dat het Ons
S ', hem fuppliant te verleenen brieven van O ftro. ende Privilegie , om de voorfz.
We. ken van Re/atus DeS-Cartes , alleen te mogen drukken doen drukken ende ver-
kopên n zodanige formaten, als den fuppl. te rade loude werden , voor den t.Jt van l^.
cerilkómcnde laren , met in^erdiólie aan allen endeeenen legel.jken de voorfz. Wer-
reninTgeheel ofte en deel, 'tzyonder wat pretextvan met ofte fonder Noten ofte
CoTmentanen te mogen drukken ofte eenige nagedrukte exemplaren m't gebied van
Ó?,SnL.detebreng?n v^dmindert^^^^
f,:eïeL°rlttK^^^^^^^^^
TtS^', fouveraine mag' ende amhoritcit , den fupphant geconfenteert , geaecor-
I^rt enge'oaroyeert hebbend co,,fe™^^^^
fal mogen drukke^Lendrutó
seli.ken het felve Boek in 't geheel of ten deel ende in zodamgen formaat , ook met ofte
fonderNoten ofte Commentarien, na te drukken, ofte elders nagedrukt z.)nde, binnen
ik , felven Onfen Lande te brengen , uit te geven ofte te verkopen, op verbeurte van a Ic
iieu leiven wmci u „fte verkochte exemp aren , ende een boete van 3oo.guld.
daaSt^n té rÖ te Ïph^eren een dercfe part voor den Officier die de calange
do n 1,1 , een derde part voor den armen der plaatfe daar het cafc voorvallen fa ende
het die enJe derde part voor den fuppl. ; AHes >n dien veillande, dat Vv den
m 't defcronfen O^^^^^ willende gratificeren tot vcrhoedinge van fijne fchade,
dotteni."r„kkenvanV.voorf..Werkcr,,daardoor,ngen,^
houd van dien te autlioriferen ofte advoncren , ende veel mm defelve ondei ünic 1 rote-
dt°e t'b iUi "r mn..e eenig meerder credit, aauRen ofte reputatie te geven ; ncmaar den
fuppl" in « daar in iets onbchoorli,x foude mogen ,nfluere„,ane het felve tot fijnen laftc
fa " houden wefen te verantwoorden, tot dien cinde wel exprcnehjk begerende, dat by
ald-en hy defen Onfen Oclroye voor defelve \^ erken fal willen Hellen , daar van geene
ceabbrevieerde ofte gecontraheerde memie fal mogen maken, nemaar gehouden lal we-
fen het felve Oftroi n/t geheel en fonder ccnige om.ffie, daar voor te 'J':»!;^^" ƒ ^
drukken ; ende dat hv pehoudcn fal zijn een exemplaar vande voorf/. Wc. Ken , gcbon-
d n en ;d geeondition'-eert te brcngen^nde Biblioteek van On^^^^^^^^^
ende daaraf behoorlijk te doen bliikcn ; Alles op pene ^^ln het efiefl van di.n te ver c-
ren. Etide ten einde den voorn, fupph. defen Onfen con ente ende Oftro^^^^^^^^^ geme-
len als naar behoren : Lallen Wy allen ende eencn ie;iel.,ken die t aangaan ma. , dat fy
ten fuppl.. vanden inhoud van defen , doen , l.iten ende gedogen, ruftehjk, vredehjk en
volkomentliik genieten en gebruiken, ceflerende alle belet ter contrarie. Gedaan in den
Haae onder Onfen groten Zegele, hier aan doen hangen den 13. Maart, IS90.
° J t/FTM'; ff/V Vt T,tUrd,UIM«W-^'>n.t,il^l,n,
OPDRACHT
Aan myn HEEREN^
DEKEN en Leeraren der heilige Godgeleertheit m de
Sorhone te Parys.
RIyN HEERENr
Oorfaak, die hweep em Jkwnk^aan u op te dra^erj, ü z.o fferechtii^ en'
de aene, diegyffilt hebben , om dat tn mv bef zhermmg te nemen , na dat gy der
reden van mijn oogwit f alt hebben verftaan, [al ook^, geljk^tk^vertroH , z^oge^
rechifi wefeny dat ik hier met beter k^n aanprijfen, dan met het geen, dat tk^ hter trt
qevolft en mj voorgeftelt heb, kprtel^ite vertonen. J^hcb altijt geacht dat de twee ge^
CehilUny van God, en van de TLiel, de voornaamften van degenen waren. Me eer doorbe^
hfilp der Wijsbegeerte, dan door middel der Godgeleerthen behoorde betoogt te worden.
Want hoewer taan ons ^ Me gelovigxjjn y genoech 16 , door h geloof te geloven dat dê-
menfchelijke zjcl niet met het lichaam vergaat , en dut God wefentljl^is, Tiofchijnt het
echter dat men den ongelovigen ge-en gêdsdten[t , noch ookJ>pa enige z^edtge dtncht /.•?-
drfikJ(Sn k^an , en z,y eerft deje twee dmgen. door natHreltjke reden aan hen betoogt
Vpoyden: en dewijl dtkyffijlstn dit levengroter vergeldingen aan dje jonden , dan aan dt
deuchden, voor ge fielt wordep z.o f ouden weimg menfchen \ recht boven 't nnt achten^
indienz,j Godmet vreesden en geen ander leven verwachten. En hoewel het volkom
mentlyk^waar is dat men (^ods we fentlykheit moet geloven , omdat fnlkj indehetlige
Schrift geleert word, en weer dat men de heilige Schrift moet geloven, om dat men haat
van God heeft, te weten om dat, dewijl 't geloof een gaaf van Godis, de f elfde , dieds
jonft geeft tot d* andere dingen t3 geloven, ook^kan geven dat wj geloven dat hj wefent-
lyk > echter met aan d'^ ongelovigen voor fi ellen, om dat 7^y dn het geen
fottden achten, dat by de Re'denkonfienaars een kring genoemt word. 8n j el^er , tl^heb
aangemerkt dat niet alleenlykgy alle , en d* andere Cjodgeleerden , verfekert dat men
Cods wefo»tlykh^it door natureltjke reden kan bewiffen : rfjaar ook^dat men mt de her^
Uo9 Schrift kan betonen dat des felfs k^nms klaarder en gemakkelijker is dan veel fa^
J{en^ die men van degefchape dingen heeft, en dat z.y warelyk z^o licht ts, dat degenen^
die haar met hebben, te befchnldigen %.tjn; oelykffilkj ^^'^jk woorden van 't beek
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
OPDRACHT.
derWijsheit, in't dartiende hoofUeel: En't is ook defen niet te vergeven: want
indien zy zo veel hebben konnen weten , dat 2.y de werrelt konden ach-
ten , hoe hebben zy niet lichtelijker de Heer daar af gevonden? Enin^t
eerfie hc deel in de Brief aan de Romainen word gef egt , dat zy niet te veront-
fchuldigen zijn; en noch ter felve plaats^ door defe mordeny^t geen dat van God
bekent IS, is openbaar in hen , fchtjnenwj vermaant te worden dat al ^tgeen^
'/ welk^msn van God kan weten, door redenen , die nergens anders , als van onfegeefi
gefock TJijn, getoont kan worden. Btes halven heb ikntet onbetamelj/kvoormy geacht
ionderfosken hoe dit gefchied , en door welke middel God lichtelijker en fekerltjker ,
dan de dingen des werrehs , bekent word, l^oorts, wat de üel aangaat , hoewel veel ge^
oordeelt htbben dat men haar natuur niet lichtelyk kan op/peuren, en enigen ookjjebben
darren feggen dat de menfchelijkj redenen overreden dat zjjte zoomen met het lighaam
vergaat, en dat men-door "^t geloof alleen het tegendeel houd ; nochtans dewijl de Late-
raanfche 'B^ffchoppelijke Vergadering , onder Leo de tiende gehouden, in d'achtfle fit-
ting , defen verdoemt, en mtdrukk^ljiaan alle Chnftelijke Wijsbegerigen beveelt der
felver bewijsredenen krachtloos te maken, en naar hun vermogen de Waarhett aan te
wijf en, Z.0 heb tknietgefchroomt dit ook^aante vangen. ïVjders, om dat ik weet dat
^eel goddelofen emgeen andere oorfaak^ met willen geloven dat 'er een God is , en dat de
menfchelijkfgeefi van 't lighaam onderfcheiden word, dan om dat [eggen dat dit tot
noch toe vanmemant heeft konnen betoogt worden'^ hoewel iK^en geenfins toeflem ^
maar m tegendeel acht dat bpa alle de redenen^ die van vermaarde mannen in dcfege-
fcbillen by gebracht üjn , kyacht van hetogmg hebben, als z.y wel ver fi aan zijn, en my
■overreed dAt men naanwelykj enigen k^^n geven, die niet te voren van anderen gevonden
z^tjn : zo acht ik^ echter dat men mets nutter in de Wijsbegeerte kan doen, dan dat men
eens de beften van alle defe redenen naerftiglyk onderfoekt, en zonaaukeuriglyken
klaarblijkeljk. vertoont , dat voortaan aan alle menfchen bekent is dat zy betogingen
s^tjn. En emdelyk'i ^^^vijl enigen, aan de welken bekent is dat i^feker Beleed gebruik^^
om allefwartoheden in de wctenfchappen op te loffen, {geen nieu Beleed^ om dat" er niets
ouder dan delvaarheit is , maar 'f welk zy mj dikwijls gelukf^igljK genoech in andere
dmgen hebben fien gebruil^en) fulhj ernfteljl^en met grote begeerte van my hebben ver-
focht, zo heb ik geacht dath't mijn ampt was iets m defefaak^te verfoeken.j^Pt geen,
*'/ welk ik^hier in heb konnen doen , ü m dit werkbegrepen, I k^heb echter met ge poogt
daar m alle de verfcheidc redenen, die men tot bewijs daar afkon bjbrengen , te verga-
deren: want ik^acht dat met de moeite wacrdig te wefen, dan ter plauis, daar r/tengeen
reden heeft, die feker genocch is. tJHaar ik^heb adcenlyk. d* eer ft en en voornaamften
zodanig verhandelt, dat tl^hen nu voor de feker fte en kfaarblijkplykfte betopngen dar
voorftellen. Ik f^l 'er noch byvoegen dat zy zodanig zïjn, dat ik^niet acht dateer enige
middel voor V menfche!y/:^vernuft open is, door de well^ooit beter f uilen konnen gevon-
den worden. {Want de gewichtigheit van de faak^, en Gods eer, tot de welk^dtt alles toe-
aebracht werd, dwingt my hter een weimg vrymoedigUjker van V mijne te f preken, dan
mijn
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
Opdracht.
mijngemonte meebrengt.) 'Doch hoe feker en klaarblijkelyk^ikhen acht , zji hteliik^
mj echter met in dat z.y naar yders bevatting ge fchikt Tjjn, fj\taar gelyk. in de Meet»
konft 1/eel redenen z^ijn , van Archimedes , Apolloniusy TapptHy of van anderen ge^
fchreven, die,hoewel zy van alle menfchen voor feker en kjaarblijkelyk rnrdengehou-
den, (te weten om dat zjf niets in fch hebben, dat, befonderlyk^aangefchout, niet lichte"
lykjs te kennen, en niets, dat, malkander volgende, niet wel en naanketiriglyk, met het
voorgaande te z^amenhangt, ) echter van feermmigen worden verflaan , om dat zjf
cntgfms lang zJjn, en een naattopmerkende lefer vereiffchen, z.o vrees tkjok , hoewel ik^
acht dat de openen , dte hter gebruik , in f ^kerhett en kjaarblijkeljk.heit met de genen
van de e et konfi gelyk x^ijn , ja hen overtreffen^ dat j.y van veel menfchen met 'ge-
noechfamelykyerftaanfullen worden,z.o om dut x.y ook^wat lang z.tjn, en van malk^an-
der afhangen^als voornamelyk, om dat z.y een geeft veretffchen^die geheel vry van voor--
oordelen is, en fich Lchtelyk,van ^tgefelfchap der finnen aftrekt. En feker, men vmdm
de werrelt niet tlo veel menf chen, die tot d"^ O ver natuur kundige oeffeningen , als tot de
genen van de Meet konft, heqmam z.ijn, W yders, daar is noch dn verfchtl in, dat in de
Meetkonfl, dewijl yder voorgenomen heeft mets te fchrijven, van welkjmen geen ƒ<?-
kere betoging heeft, d"* ongele er den meefl daar in fondigen,dat %.ft valfche goetkennen,
terwijl z.y wtUen fchtjnen dat te ver fl aan, dan dat tlj ware tegenfpreken. Maar tn de
Wijsbegeerte is't heel anders want dewijl men gelooft dat'^er mets is, van *t welk met
tweeftns getwiftredent k,an worden , z^o word de waarheit van weinig menfchen nage^
fpemt ; en veel meer trachten hier uit , dat z.y alle de befledmgen darren beftrijden ,
achting van fchrander te verkrijgen. ^Dieshalven, hoedanig mijn redenen ook kpnnen
vpefen, z.o acht ikniet, dewijl 7Ly tot de Wijsbegeerte behoren, dat ik^door derfelver be-
hulp een grote indruk fal maken, z.ogy my niet met uw voorftam behulptg zt^t. Maar
dewijl in de geeft en van alle menfchen z.o groot een gevoelen van u vermogen is , endc
naam van Sorbona z.o groot een achtbaar hen heeft , dat niet alleenlyk,in dm^en ,
die't geloof betreffen 9 noitaan enigGefelfchap , na de heilige ^iffchoppelijkeVer'
gaderingen , z.o veel vertrout is , als aan uwe , maar ook. dat men acht dat "^er in
geen, twelk^ de menf chelijke Wijsbegeerte betreft , nergens groter deurftchtigheit en
vaftigheit , noch groter oprechtigheit en wijsheit om oordelen te geven , gevonden
word : 7L0 twijfel teniet dat , x^ogyufult willen verontwaerdigen alleenlykjot de be-^
forging van dn gefchrtft aan te nemen, voor eerfthierin, dat het vanu verbeten
mrd; wantik^, niet alleenly kaan mijn fwakheit , maar mee ft aan mijn onktsnde ae-
dachtig, ver feker met dat ''er geen dolingen tn zjjn : daar na dat het geen, 'r wel^daar
aangebreekt, of met volkomen genoech is , of breder verklaring vercifcht , by ge-
daan, vol gemaakt , of verklaart word , of door uf elven, of ten mm ft en door my , na
dat ik'vanu vermaant fal z.ijn: Sn eindelyk dat gy , nadat de redenen y daarinbe^
grepen , door de welken bewefen word dat* er een God is, en dat de geeft van V Itghaam
verf ^heiden is , tot def ? deurftchtigheit en klaar hen gebracht fullen wefen, tot de weU
kez.y, gelykik'^ertrou, gebracht k^onnen worden , te weten dat z.j voor f eer naau^
3 keurige
OPDRACHT-
keHYke hetomq^tn z.ijn te honden, Mt felfde wilt verklaren y enopeHtlykhetmgen >
^otvpijlfeUimet, z^egt^. of, indien dit gefchied . alle dolingen , die on van dcfe ge"
fMlen geiveefl hében, fnllen inkprte tijtmt de geeflen der menfchen uitgewifch^
worden - want de waarheh felve , fal Itchtelyk te weeghengen dat d andere verjfan.
diie en qe Ie er de hedm uw oor deel [uiten onderfchryven , engoetkennen ; en hw Acht»
ktrheftPil maken dat de Godverloghenaars, die gemeneljkroemfnchtiger, dan ver-^
nuftii ofieleert zjjn , hmgeefl van tegenfpre ken f uilen afleggen , ja dat z.y mtjfqhten
felven deredenen , Me z.y [uilen weten dat van alle verflandtge heden voor betogmgen
aeacht worden , fullen voorftaan , op dat niet z.pfi fchijnen dat %.y hen met verftaan :
£n emdehk, alle d' anderen fullen onbefchroomdelyk veel getuigenijfen geloven 5
en daarfal voortaan niemant in de werrelt ztjn , dte of gods wefentlykheit , of de da^
dcltike onder fcheidtng der menfcheUjke xJel van V lighaam fal darren m twijfel trekr
ken Hoe groot de nutttghett hieraf tlou zjjn , kpndgjfeheny naar uwe befonderc
wii'sheity heft van allen oordelen ; en* t z^oumy met wel paffen dat tk hier aan u y die
ahijt de groot fle pijler van d' Algemene Kerkhebt geweefl , defaak^van God, en van
de Gödsate.nJ} met me.er woorden beval.
I
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
RENATUS DES'CARTES
VOORREEDEN
de LEZER.
K heb alrec over enige jaren, in mijn Redene-
ring van 't Beleed om de reden W te beleiden>
en de waarheit in de wetenfchappen te zoeken ,
de gefchillen van God, en van de menfchelijkc
ziel aangeroert, niet om die daar naaukeuriglyk te ver-
handelen , maar alleenlyk om hen eens te beproeven ,
en uit d 'oordelen der Lezers te verftaan , hoedanig die
fèdert te verhandelen fouden ^}/ezen. Want zy hebben
by my van zo groot belang gefchenen , dat ik oordeel-
de dat ik meer dan eens daar af behoorde te Iprcken :
en ik volg , om die te verklaren , een weg , die zo wei-
nig betreden, en van 'c gemeen gebruik zo verre afge-
legen is , dat ik 't niet dienftig achtte die in de Fran-
fche taal aan te wijzen, en te fchrijven, om, van alle
menfchen gelezen te worden , op dat de zwakke vernuf-
ten niet fouden konnen geloven dat zy die ook moch-
ten ingaan. En hoewel ik daar ernftelyk aan alle de ge-
nen , die iets berifpenswaerdig in mijn (chrifcen fouden
vinden , verfocht dat zy my fulks fouden aanwijzen , zo
is my echter niets aanmerkenswaerdig tegen deze din-
gen, die ik van deze gefchillen aangeraakt had, voor-
gekomen , behalven twee zaken , op de welken ik hier
met weinig woorden lal antwoorden , eer ik der felver
naaukeurige verklaring aanvang. *t Eerfte is dat , fchoon
de
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
aemenfchelijketeeft", Tarich felf gekeert, fich «iets an-
jers aaa cca denkend ding, begrijpt te v/ezen daar
'ic echter niet volgt dat desfelfs natuur of .ezenth.t^-
leenlyk hier in beftaat, dathy een denkend ding is, m
voegen dat dk ^oort aUeenJyk alle dandere dingen uit-
Huic , die miffchven ook gezegt mogen ^^^^en tot de
natuur van de ziel te behoren, ik antwoord op deze
Teaen^erping dat ik deze dingen niet heb ..illcn mt-
toenTu^or^ening van op de^aarheit van t dmg tc
den n daar af ik toen handelde , maar alleenlyk m
0 demng van op mijn bevatting te denken : m voegen
dat de ?m x^asf dat ik gehee niets kende t ^dk k
..ift tot mijn N^ezemheit te behoren, dan dat ik een
1 nkend ding ^as. Maar ik fal hier na tonen hoe hier
u t dit Ik ^ken niets anders tot mijn xjezentheit te b -
horen, volgt dat er ook ..arelyk niets anders toebehoort.
V Ander is dus-, fchoon ik het denkbeck van een ding,
LfvoLaakte/is, dan ik ben in my heb zo volpt
echter daar uit niet dat het 'lenkbeelt felf vo Wk^^^^^^^^^^
dan ik ben, en noch veel mm dat het g a t^elk
door dit denkbeelt vertoont word wezentlykis Maar
ilc antwoord dat hier gelyknamigheit in t -oort den^
beek is, want het kan genomen worden of ftofFelyk
voor de werking van 't verftant, in welke het niet
volmiakter c^efecrc kan worden, dan ik ben, ot voor-
t^l^^'td^n^, door deze werking vertoont : en
hoewel men met oi?dcrftek dat dit ding buiten t verftant
vvezentlyk is, zo kan 't echter volmaakter wezen, dan
VOORREDEN
ik ben , uic oorfaak van zijn vvezentheit. Maar hoe uit
dit alleen , dat het denkbeelt van een ding , dat volmaak-
ter is, dan ik ben, volgt dat dit ding vvarelyk vvezendyk
is, dit word bredelyk in de volgende Bedenkingen ver-
klaart. Ik heb noch ook twee gefchriften , die lang ge-
noech waren , gefien , maar door de welken niet zo (ccr
mijn redenen van dele dingen , als wel de befluiten of <rc-
volgcn bellreden wicrden , en dit door bewijsredenen ,
uit de gemene plaatièn der Godverloghenaars ontleent.
En dewijl dusdanige bewijsredenen geen kracht by dc
genen konnen hebben , die mijn redenen verftaan , en
doordelen van veel mcnfchen 20 verkeert en fwak zijn,
dat zy eer van d'eerft-aangenome wanen , hoe valfch en
buiten reden ook, overreed konnen worden, dan van
de ware en beftandige, die nakoomt, als men der fèl-
Vcr -wederlegging hoort, zo fal ik hier niet op dele din-
gen antwoorden, om hen niet weer te verhalen. Ik {ïil
dan alieenlyk dit in't algemeen feggen, dat alle de din-
gen , die gemenelyk van de Godverloghenaars bygebracht
worden, om Gods wezentlykheit te beftrijden , cremene-
lyk hier van afhangen, dat men aan God menfchelijke
aandoeningen toepaft , of aan onfe geeften zo grote kracht
envvijsheit toefchrijft, dat wy pogen te befcheiden en te
begrijpen wat God kan en behoort te doen. Dieshalven
indien wy alieenlyk gedenken dat onfe geeften als eindic^
en bepaalt aan te merken zijn , maar God als onbegrijpe-
lykcn oneindig, zofullendefe dingen geen fwarigheit aan
ons voortbrengen. Na dat ik dan eens doordelen der
men-
menfchen enigfins heb beproeft, zo begm ik hier weer
de fclve sefchillea van God , en van de m^nfchehjke
aeeft en .rcliikelykdebeginfelenvandehele Wijsbegeerte
^ehandeleii, dochzodanig, datikgeen toejuighing van
'ccremeen, en seen toeloop van Lezers verwacht. ]a ik
^aS ookiema^c defedmgen te lezen, dan alleenlykde
senen , die met my ernftelyk konnen en willen overwegen
en bedenken, en hun geeft van de zinnen, en gehjke-
Ivk vm alle vooroordelen afleiden, van welk getal , gelyK
rwcct, menfeer weinig mvinden.
cra.t , die fkh niet benaerftigen de Cimenkooping en leha-
kclincr mijner redenen te begrijpen , en alleenlyk ( gelyk
by ve'el in gewoonte is ) op yder beflote woordenzin po.
in tekibb^len, zy fuUen geen grote nuttigheit uit het e-
fen vaxiditscfchrift ontfangen : en hoewel zy in veel din-
Ten Xemheic van te ftnbbclen fullen vmd.n zofuUea
?y echter niet hchtelyk iets, dat aandringt, of antwoort
waerdicris, tegenwerpen. Maar dexc'ijl . ik niet aan ande-
7en b bof dat'ik ten eerften in alle dingen voldoen fa ,
en my met zo veel toefchrijf, dat ik vertrou dat ik alle
dedingen voorfien kan, die- aan anderen zwaar ftillen
fchijneit zo fal ik voor eerft m mijn Bedenkingen defe
felve gedachten openbaren door welkers hulp ik , zo my
dunkt, tot de zekere en klaarbhjkelyke kennis der waar-
Iric ben crekomeni om te beproeven of ikmiiTchien door
d; felfde redenen, daardoor ik my overreed heb, dan-
deren overreden kan. Daar na fal ik op^de Tegenwer.
pingen van enige mannen, die in vernuft en gelccrtheit
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
VOORREDEN Aam de LEZER,
uitmunten , antwoorden , aan de welken dele Bedenkin-
gen y eer men hen op de Drukpars bracht , gefonden wier-
den , op dat zy hen onderfoeken zouden, £n zeker , zy
hebben zo veel en verfcheide Tegenwerpingen hier op
gedaan , dat ik vertrou dat anderen niet lichtelyk iets ful-
len vinden , \ welk zy niet aangeraakt hebben , ten min-
ften zo 't van enig belang is. Dieshalven verfoek ik ern-
ftelyk aan de Lezers , dat zy hun oordeel niet van deze
Bedenkingen geven , voor dat zy defe Tegenwerpingen,
en der ièlver oploffingen alle gelezen hebben.
Korte
Korte
I N H O U T
Der Zes volgende
BEDENKINGEN.
^uM.,:.. d'cerftt 'Bedenkuig. worden ''d'oorfaken ver-
b cmf^, toont , om de welken mea van alle , en voorname-
c -Re. m»u. ®i lyk van de « ftofFelijke dingen kan twijffclcn , tc wc-
a Fw,. ten zo lang als wy geen andere ^ grontvcften der
wctenfcliappcn hebben, dan degenen, die wy voor delen
hebben gehad. Maar hoewel de nuttigheit van defe zo grote
,'Du»mn. 'twijffelingin-teerftniet blijkt, zo is zy echter hierin zeer
f fr.,»&i., „root , dat zy ons van alle ^ vooroordelen verloft, en een zeet
iemakkelijke weg baant, om. dc «geeft van de "Tinnen af te
' leiden,eneindelyktewcegbrengtdat wy vandedmgen, die
wv fcdert waar bevinden, niet meer konncn twi)ffelen.
i M.dium. In de tweede ' Bedenking bemerkt de geeft , die zijn cige
vryheit gebruikt , en • onderftelt dat alle dc dingen , aan wel-
mEx,itm- n, ^efentlyklicLt men enigfins kan twijffclcn , " niet we-
n'-^te» «- fentlvk zijn , dat het niet mogelyk isdat hy fclf ondcrtuflchcn
niet wefcntlyk wefen zou. Dit geeft ook een zeer grot_e nut-
ti-hcit. omdathy door defc middel Hchtelyk onderfcheid
,m,ura in. ^f^^y.^ ji^gen aan hem , dat is aan de ° verftandclijke natuur.
en welke dingen aan'tlighaam behoren. Maar om dat eni-
p/™««^,.„^.j^^^j0-chien hier redenen v.in p d'onfterffclykheit der ^ziel
bullen verwachten, zo vind ik dienftig hier te vermanen, dat
ik "cpoogt heb niets te fchri jvcn , 't welk ik niet naaukcurig-
f ord>. jyifbctoon , en dat ik dieshalven geen andere 'ordening hcl>
konnen volgen , dan dc gene , die by de ' Mcctkundigcn ge-
bruikt word, dat is alle dc dingen voortc laten gaan, v-in
' ^"f"* de welken' 't gcfocht voorftd afhangt , eer ik iets daar at bc-
5;;S,r. buiten zou. N u, 't eerfteen voornaamftc, dat vereifcht word
« immmM- qj^^u d'onftcrfEèlyklieit van de zieltc kennen , is een zeer kla-
e iJijttnUHf^
KORTE INHOUT-
re en deurfichtige * bevatting , die geheel onderfcheidcn vaa *
alle be vattingen des lighaam is , daar af re maken , 't welk
hier gedaan is. Ook word vereifcht dat wy weten dat alle
de dingen, die wy klarelyk en onderfcheidelyk verftaan^
op gelijke wijfc, als wy hen verftaan,. waar zijn 5 't welk niet
voor de vierde ^Bedenking heeft konnenbewefen worden.
Men moet ook een bevatting hebben, die van de Migha- 5 ^".X^T'
melijke natuur 'onderfcheiden is, de welke ten deel in de- ^"7;;;;»/^
fe tweede fclve, en ook ten deel inde vyfde en 2efte Be-
denking gemaakt word; eahier uit befluitcn dat alle de din-
gen , die klarelyk ea onderfcheidelyk als verfcheide ^zelf- \^com^!!f'''
ftandiglieden «begrepen worden , gelyk. men de h geeft en ji-:^"'*. *
't lighaam begrijpt, warelyk'zelfftandighedcn zijn, ^dade- k7^Srl**
lyk van malkander ^onderfcheidcn; 't weikin de zeftc Be-^^'^'"'^''*
denking befloten word. En in defc felve Bedenking word
dit ook hier uit beveftigt , dat wy geen ander , dan een
deelbaar lighaam verftaan , en in tegendeel geen ander, 7^/^!^.
dan een "ondeelbare geeft. Want wy konncn geen helft ^^J^j^^
van enige geeft begrijpen , gelyk wy van yder lighamen kon- '
ncn doen , hoe klcia het ook is : in voegen dat men be-
merkt dat der felver naturen niet alleenlyk v^rfcheiden , ° ^'^"'^•^
maar ook in eniger wijfc ^^ftrijdig zrjn. Ik heb in dit ge-^' Contrma^^
Ichrift niet verder van defe zaak gchandelt , zo om dat dcfe
dingen genoech zijn , om te tonen dat uit het bederf van
't lighaamniet d'ondergang van de ^1 geeftvolgt,. en omdus^^'"-'* '
den menfchen hoop vaneen tweede leven te geven, alsook
om dat het ' voorftel en byftel, uit de welken d'onfterffe-»^'^''''"'/-**
lykhcit vande ^ geeft befloten kau' worden, aan de verkla- '
ring van de gehele 'Natuurkunde "hangen : eerftclvk op^'^^f;;},^
dat men weten zou dat in 't geheel alle ^zclfftandighcdcn
of dingen , die van God gefchapen moeten worden om'ttt^^"''*
^ wefentlyk te wefcn, uit hun natuur yonbedcrfFelvk,
nimmer konnen aflaten te wefen, 'ten zy zyvan de felve
God , zijn ^medewerking aan hen weigerende, weer tot ^^""^«r/w^^
a niets gebraclit worden; en daar na op dat men aanmerken ^^^*^A
3 zoa
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
KORTE INHOUT.
ZOU dat het lighaam, » in 't algemeen genomen, wel* zelf.
fö;:;». ftandigheit is , en dieshalvcn ook nimmer vergaat, maar
dat het menlihelyk lighaam, voor zo veel als't van dan-
c c.nf,,ra. derc lighamen verfchUt , niet gemaakt is dan uit zekere ' fa-
':iu„i^ menftaltiging der leden, cn uit andere diergchjkci toeval-
len , doch dat de « menfchelijke geeft niet dus uit enige
Mr"' 'toevallen bcftaat , maar « zuivere zelfftandigheit is i want
gT^wX hoewel alle haar toevallen veranderen, als, dat zy ande-
^C:;.. ren dingen verftaat, anderen wil, anderen "gevoelt , ea
zo voort , zo word nochtans de ' geeft zelf niet anders.
Maar het menfchelyk lighaam word anders hier uit alleen,
dat de "geftalte van enigen van zijn leden verandert: uit
welke dingen volgt dat het lighaam zeer lichtdyk ver-
gaat , maar dat de ' geeft uit zijn natuur onftcrfFelyk is.
l'r"'"- In de darde "Bedenking heb ik, zo my dunkt, brcde-
lZZ'::\y'^ gcnocch mijn voornaamfte "bewijs , pm Gods "we-
lentlykheit tebewijfen, verklaart. Maar dewi)hk. om de
igemoedcn der Lezers mecft van de 'linnen af te leiden,
hier geen • vergelijkmgen, van de lighamelijke dingen ge-
nomen , heb willen gebruiken i zo zijn'er miOchien veel
«duifterheden gebleven, die, gclykik verhoop, daar nam
" d'Antwoorden op de " Tegenwerpingen gcheellyfc wcch-
trcnomen worden, gelyk , onder d'andere dingen , hoe
«'tdcnkbeclt van 't opperfte volmaakt wefcn, 'twelkmons
is, zo veel" voorwerpigedadelykheit heeft, dathctnoot-
fakelyk van een » opperfte volmaakte oorfaak moet weien;
'twelk hier verklaart word met de gelijkenis van een zeer
-fummif,,- volmaakt 'gcbou, welks ''denkbeeft inde ' geeft van enig
fS.ub"'.. wcrkmcefter is. "Want gelyk de voorwcrpige konft van
c wtt dit denkbeelt enige oorfaak moet hebben , te weten dc
tS:!:r' wctcnfchap van defe werkmecfter , of van iets anders ,
van 't welk liet die oiitfangt ; zo kan ook fGods denkbeelt,
UrJn'ii. 't welk in ons is , geen ander , dan God zelf, voor zi)n
oorfaak hebben. "
jj.Mrrf^f-/,*. dc vierde ^ Bedenking word bewefen dat alle de din-
gen,
^ De' «vf-
fleulin*
tiones.
lObfsurtla-
Hts.
tl> Oljcffit'
nes,
X Ide» ent'u
Jmmmè / «r-
y 'ReaUttU
6 C4«/ii
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
KORTE I N H O U T.
gen, diewy ^klarelyk cn onderfchcidclyk bevatten, waata^'»^'*'
zijn 5 en ook verklaart waar in der reden der valsheit beftaar, apcrü' ^"^^
welke dingen nootfakelyk geweten moeten worden , zoj'j^''"^""
om't ^voorgaande te beveiligen, als om het ''ander te ver- ^ ^v^^'ï"^*
ftaan. Doch men moet hier aanmerken dat ik geenfins van
de zonde of doling handel, die in't volgen van't goet ca
quaat gepleegt word, maar alleenlvk van de gene, die in
^ 't oordelen van 't ware en valfche voorvalt ; en daar by dat*^;^7^^^;^|
dit niet de dingen aangaat, die tot het geloof, of tot de
wandeling des levens behoren , maar alleenlyk de ^ befchou- '^^,^,7^^^^^^^^^
wige waarheden, die met hulp van't ^naturelyk licht al-^^^^'""**^'
lil.. * ' turat4M
leen bekent zi^n.
Inde vijfde Bedenking word, behalven de verklaring van
dc 8 lighamelijke natuur , in 't algemeen genomen , ook door
een nieuwe reden , Gods wefentlykhcit betoogt Maar ^■v,//.«r,4,
hier in fullen raiflchien weer enige * zwarigheden voor- j^'^':^"*/'"-
vallen^, die daar na in d'Antwoort op de Tegenwerpin-
gen ''opgeloft zullen worden. Eindelyk wortgctoont op ^".^^^'^^^^^^
wat wijfe het waar is dat de zckcrhcit der ' incctkundige n<,;.r/7;£^''*
betogingen iclyen «"van Gods kennis afliangcn. mTco^r
In de zede "Bedenking word eindelyk de verftanirig "^^'T'-^
van p dlnbeelding onderfcheiden ,. en dc *itckens d
dcrfcheidingen befchrevcn : ook bewefen dat de ''geeft p /^t'^'
' dadelyk van 't lighaam onderfcheiden is , en echter zo on- '"^^J^ ^.^
gclyk daar aan gevoegt , dat zy daar mee een enig ding ^''• ^^•''«^^^^^
maakt. Alle de dolingen , die gemcnelyk uit de 'finnen
rijfen, worden daar in vertoont, gelyk ook de «midde-'^j;!;';:
len , door de welken men hen fchuwen kan. Eindelyk wor-;;^ J;^^;';^^^^^^^^
den alle de redenen bygcbracht, uit de welken dc '' wc-^
fentlykheit der ftofFelijke dingen beüoten kan worden: niet*
om dat ik hen zeer nut acht te wefen tot het geen te bc-
wijfen, dat zy bewijfen, te weten dat'cr warelyk een wcr-
relt is , en de menfchen lighamen hebben , en diergelijke
dingen, van de welken niemant , die by zijn finnen is,
ooit met ernft getwijfFcIt heeft, maar om dat men , met
rum nuim
terialitif/ti
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
4 Aie^iS'
KORTE INHOÜT.
die t'aaAmerken ^ bekent dat zy niet zo zeker en klaar
zijn als de genen, dc welken ons tot de kennis van God,
cn van onfe ^ geeft geleiden 5 in voegen dat defen de ze-
kerften en blijkelijkften van alle zijn, die van 't menfche-
hingcnium, ^ xcimü geweten konnen worden ; cn dit is 't enige,
't welk ik voorgenomen heb in dcfe zes *^ Bedenkingen tc
c jyf*^.r.nvbe^ijfen, en dicshalven verfwijg ik hier verfcheidc ande-
öW*- re^^gefchillen, van de welken by gelegentheit ook in dele
Bedenkingen gehandelt word.
Schikking in dit Deel hevaL
1. !Z)tfx« Bedenkingen , mt hnmc Tsgenwei^-
P I N G E N tf» A N T W O O R D E N.
I ï. Brief aan den T^ter D I N E T.
lil. ReGULEN 17^0 ^/rB ES TIER ING d<!S VeR-
I V^Onlrfoe\ W A a R h e j t , V N A TU R E L Y k
Licht.
R. DES-
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
Pag. X
R. DES-CARTES
BEDENKINGEN
Van d'Eerfte
WYSBEGEERTE;
IndeNveJkcn Gods wczcntlijklieit , en ^dbnder-^,?"'"^'-
Scheiding der ziel van t lighaam betoocrt b}'/'--^-
worden. p»»^.
EERSTE BEDENKING.
ran de dingen , die in twijfel getrokken konnen worden,
I K heb alrec voor cnigejaren bem erkt hoe veel vaJ-
, fche dingen ik, van mijnjonkheit af, voorware heb
aangenomen , cn hoe twijfFelachtig hetgeen is , dat
ifc redertdaaropgeboutheb; en dat ik dieshalven
in t leven eens alles, tot aandegront, moed om-
werpen. en weer van de " grontveft te beginnen, zo ik iets, dat c f.,/.-
va t en bcftandig was , ui de ^ wetenfchappcn begeerde vall te
ftellen. Maar dit fcheen my een zeer groot wede ; en ik ver-
toefde zo lang , tot dat het getal mijner jaren zo groot was, dat
crgeen bequamer, omdc wetenfchappcn te bevatten, zou
volgen Ik verwachtte dan zo lang , tot dat ik't voortaan voor
misdr.jf zou achten , indien ik de t.jt , die my « tot doen overig c
was , f met beraden verfleet. °
Ik hebdan heden m.jn figeeft tijdiglyk van alle zorgen ont-'-'"''"'"
flagen.en een ve^hge rufl voor my bevordert; ik vertrek ra v in -
enighe.t, enfal my eindelykcrnftelykenonbcfchroomdelvk
tot uefe ). algemene om werping en vernietiging mijner cevoc-" s.,r;r,
lens begeven. Maar hier toe ial niet ncdig wezen te tonen H ir'^""'''''"
zy alle valfchzijnj 'twelkik millchien nimmer zou konnen'"~
volbrengen ; maar dewijl de ■ reden my raad,my niet min zorg '
vuldiglyk van kdc^tücilcmming der dingen, die niet geheel
A zeker
2 R. DES-CaRTES
zeker cn ontwijfielbaar , als van de genen , die opcntlyl
achten, fartgenochwefen om alles
zijn , tevv
als ik in yder ding enige
valfch
verwerpe
reden van tvvijffclen fal vinden. Ik be-
welk
a I'rindl'ia.
b SenfM.
voor een tedeuriopen, 'c wciivttiionein-
delTikrarbVit zou zijn : maay dewijl, als men de grontveft uit-
roeit , 'E seen, dat daar op gebout is , van zelf neer ilort , zo lal
M j.lu^.^-^r^i^^'TPUrpn.nndewelkenart srecnftcun-
ik terflont de > beginfelen zei ven,op dc welken al't geen (leun-
de, dat ik eertijts geloofde, aantallen.
Ik heb al't geen, 't welk ik tot noch toe voor meeftwaar
aancrenomen heb, van , of door de »> zinnen ontfangen : maar ik
heb bevonden dat defen fomtijts bedriegen; en nimmer vol-
komentlykopdc dingen te betrouwen, die ons ten minlten
cTf«^*»f'- eens bedrogen hebben, <^isd'aart van voorfichtigheit.
'h.nfu4 Doch hoewel de ^ zinnen ons fomtijts in enige kleine en ver-
' iT-afziinde dingen bedriegen,zorijn'ermiflchien veel anderen,
van de welken men niet volkomentlyk kan twijttelen , ichoon
wv die door de finnen begrijpen : als, dat ik hierben , by dc
haartzit, een winterkleet aan heb , dit pamer in mijn handen
hou, cn diergelijke dingen. En hoe kan ik loghenen dat dit
n^ijn handen zijn, endatditmijnlighaamis? 'tenzy ikmis-
fchien my zelf ik weet niet by welke onfuinigen gelyk , wel-
kers harlicnen dooreen krachtige damp uit de zwarte gal zo
ontroertzijn, datzy llantvaftelyk verfekeren datzy , fchoon
zeer arm, koningen,of,fchoon naakt, met purper gekleed zijn ,
of dat zy een hooft van gebakke aarde hebben, of geheel kau-
woorden , of van glas geblafen menen te w elen. Maar defen
zijn uitfinnig ; en ik zou niet min onfinnig fchijnen , zo ik my
naar hen regelde. , ,
Ik heb echter hier t'overwegen dat ik menfch ben, en by ge-
vold dat ik sewent ben te flapcn , en in mijn dromen voor my
de zelve, of fomtijts noch mm waarfchijnelijkcr dingen te ver-
tonen, dan de onfinnigen, terwijl zy wakker zijn Hoe dik-
wijls heb ik 's nachts inmijn flaap gedroomt datik hier was,
een klect aan had , en by de haart zat , fchoon ik, mijn klederen
uitgetrokken hebbende, op mijn bed lag ? Doch ik aanfchou
nu dit papier met ogen, die zekerlyk waken ; dit hooft, t welk
ik bewecir , llaapt niet ; ik fteek met voordacht en wetende de.
zehantuit, entaft: 't welk de geen die flaapt, met zo onder-
fchcidelyk toekomt. Maar ik , dit naarlbglyk overwegende,
bedenk dat ik ook wel door dicrgely ke gedachten in mijn dro -
men
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
) Imnitnêt
Ecrfte Bedenking. j
men bedrogen ben. Terwijl ik dit naerftlglijker bedenk , ^o
2ic ik zo bhjkclyk dat men 't waken ^niet met zekere tekenen
en aan wijfingen van de flaap onderfcheiden kan,dat ik verbaaft
fta , en defe verbaaftheit be veftigt byna in my 't gevoelen van
dat ik flaap.
Laat ons nu «ftcllen dat wy flapen , en dat defe bcfondcre* ^r^^'r.,
dmgen met waar zijn, te weten dat wy d'ogen opencn,'t hooft
verroeren , de handen uitfteeken , dat wy ook niet zulke han-
den , cn zulk een geheel lighaam hebben , zo moet men noch-
tans belijden dat de dingen , die wy in den flaap gefien hebben ,
^Is zekere ''gefchilderde beelden zijn, die met verdicht kon-
nen worden, daar naar de gelijkenis der ware dingen; cndat
dieshal ven ten minrten defe algemene dingen , te weten d'o-
gen , 't hooft , en 't gehele lighaum , geen ^ inbeeldinge , maar c r.es ima^i.
ware dingen zijn. Want zeker, defchilders, ook dan, als zy
Ijch benaerftigen om Syrcnen en Satyrs met de vreemdlle a ge.;i f.r^-^
daanten te fchilderen , konnen hen echter geen naturen , die
geheel nieu zijn, toeèigenen, maar maken allecnlyk een ver-
menging der leden van verfcheide dieren : of indien zy mis-
ichien iets zodanig nieu bedenken, dat men nooit iers diergc-
ly k gefien heeft , en dieshalven volkómentlyk verdicht en vals
is,fo moeten echter ten minften de e verwen warelykziin daar ^
afzy dat tezamen voegen. Zo hier ook , fchoon f defe alfrem^^ ^ti^^icn.-
ne dingen,als d'ogen,'t hooft,de handen, en diergelyke dui -^cn "
% inbeeldig konnen wefen, zo moet men nogtans bekennen'dat
er enige andere dingen, noch enkclder en algemeender, noot- '
lakelyk waar zijn, uit de welken , als uit de ware verwen , alle, r
defe ware of vallche beelden der dingen , die in onfe i den kinc ^'^^^'^
Zijn, verdicht worden. Dusdanig fchijnen in't gemeen dc ^{[o.^
hamelijke natuur, en des zelfs luitftrckking te wefen; ook de "^'^"^^^^
«"geftakeder uitgeftrekte dingen, en der zeiver "hoep-ronr •"^'-"^'-^r
heit, daar by o g'etal , en ook de plaats, daar in zy zijn , dS ™''^
naarde welk zy duren, en diergelyke dingen. ' o^^'J^'/rZ'
Wy zullen dieshalven miflchien hier uit niet qual vk bcflui
ten dat deP natuurkunde, ^ Starrekunde Geneeskunde cnl^^''""'
alled'andere'wetcnfchappen, dieuit 'd'aanmerkin^ der'za ' -^*''^^'^""«.
mengefette dingen u afhangen , heel twijfïelachtig zijn , maar '.'^t^:^
dat dc^n<.edenkonft , x Meetkonft en diergelyke andere kon
ften , die met dan van d'enkelfte en algemecnfte dingen hande?"t"rw;r.
Jen, cnfich weinig bcmoejcn mctofzy in de natuur zijn of
^ ^ niet
4 R. Des-C ARTES
niet, iets zeker en ontwij ffely k vervaten : want,het zy ik waak
, l^..u/r.. of ilaap, twee en drie, te zamen gcvocgt, zijn vy f, cn een ' vier-
kant hecFt niet meer dan vier zyden; cn het khijnt met mo-
gclyk dat zo blijkelyke waarheden van valsheit verdacht ken-
nen worden.
b J,um, Daar is nochtans in mij n ^ gecfl: een oud gevoelen geveft,dat
'er een God is, die alles vermag , en die my zodanig, als ik ben ,
gefchapen heeft. Maar van waar weet ik dat defe niet gemaakt
beeft dat'er geheel geen aarde , geen hemel, geen <^ uitgcftrekt
f Fi««r^ ^^iig' geen geftalte,geen ' groothcit,geen plaats is,en dat ech-
c Jugnttu- ter alle defe dingen my niet anders dan nu fchijnen ^ wefentlyk
{'èx.fftrf wcfen , cn gclyk ik oordeel dat anderen fomtijts dolen , zelf
in zulke dingen, die zy menen met de meefte zekerheit tc we-
ten , zokan'tookwefendatikdool, zo dikwijls als ik tweeën
r.^^^dra. drietezamen voeg, ofde zyden vaneen s vierkant tel, ofin-
dien men iets lichter bedenken kan. Doch God heeft miflchicn
nietgcwilt dat ik dus bedrogen zou worden; want hy word
ten hoogden goetgenoemt. Maar indien dit tegen zijn goet-
heid ftrecd, my zodanig gefchapen te hebben dat ik altijt dool-
de, zo fal dit ook enigfins hem tegen zijn , dat hy toelaat dat ik
fomtijts dool ; doch dit lefte kan echter niet gefegt worden.
Daar zullen millchien enige menfchen zijn, die liever zo
machtig een God zouden willen loghencn, dan geloven dat al-
le andere dingen onfeker zijn. \Vy fullen dcfenniec tegcn-
hs^t^onn,, fprcken , maar onderftellcn dat dit alles, 't welk hier van een
God f efegt word , verdicht is. Doch 't zy dat zy ondcrilellen
dat iUoor't nootlot, door'tgeval, of door een gedurig ge-
volg der dingen , of door enig andere middel tot het geen , dat
ik ben , geraakt ben ; zo is 't zeker dat , dewijl dolen en bedro-
i :mPir!*. pcn te worden enige • onvolmaaktheit fchijnt , hoe zy een min
tJi.'hor machtig k Stichter van mijn oorfpron^j aanwijfen, hoe het > be-
"il zijn dat ik zo onvolmaakt ben, dat ik altijt dool.
ilu'.
'hor
mt.tonnnU wijfl'clijkcr \
^I^lifg^Z^^^ ik heb op defe m bewijsredenen niets om t'antwoor-
»'«-^ "den : mnar ik word cindelyk gedwongen te belijden dat'er
niets van dedingen is, die ik certijts waar achtte, van de welken
het niet geoorloü is te twijflclcn , en dit niet uit roekeloosheit
of lichtvaardighcit , maar om krachtige cn ovcrbcdachte rede-
nen : in voeden dat , indien ik iets zeker wil vinden , ik voor-
taan mijn todlcmming niet min zorgvuldiglyk van dele , als
van d'opcnbarc vaUche, dingen fal moeten fchorÜcn.
Maar
Eerjle Bedenking. y
Maar 'ris niet gcno^ch dat ik defc dingen bemerkt heb : ik
^ moet maken dat ik daaraan gedenk , want * d'ouds en frewone
• gevoelens komen altijt wccV , en bemachtigen mijn ^hcht ge-
lovighcit, als door een hmgc gewoonte, endoor 'c recht van
gemeenfchap aanfich verbonden, ja ook fomtijts tegen mijn
dank. Ik fal my ooknooit «^ontwennen van hen toete ftcm-^'^'^'"^"''-'*
men, en daar op te vertrouwen, zolang alsikhcnonderftel
zodanig te wefen , als zywarelyk zijn , te weten wel in eniger
wijfe twijffelachtig, gelykalrêegetoont is, maar echter zeer
waarfchijncly k , en van de welke men meer reden heeft hen te
geloven, dan t'ontkennen. Ik acht dieshalven dat ik niet qua-
lyk (iil doen , zo ik , geheellyk een ftrijdige zyde kiefcndc , my
Icif bedrieg , en een tijt lang verdicht dat zy geheel valfch en d Vairnó-
inbeeldelykzijn , tot dat eindelyk , na dat mijn = vooroordelen
gerechtelyk tegen malkander opgewogen en gcevcnaart zijn
de^"gcwoonte, niet meer bedorven zijnde , mijn oo rd cel niet f<:e»/i*'/«^i'*
van de rechte ëbcvatting der dingen aftrekt. Want ik weet g T.rc./.,,.,
dat hier uit ondertuflchen geen gevaar of doling kan volgen ^
cn dat ik aan mijn wantrouwen niet meer , dan rcdcly k is. kan |; ƒ 'i/»-^'"-
tocgeeven, dewijl ik nu niet met doen, maar allecnlyk mee
-kennen befich ben.
Ik ITiI dan 'onderflellcn , niet een zeer goede God , de bron
der waarheit,maar enig ^ quade gcleigeell:,ten hoogllen mach- k
tig enhaig, dieallezijnnaarftigheithieringeftclt hccir:, dat
hymy bedriegen zou/ Ik (al achten dat de hemel, de lucht,
d'aardc, deUcrwen, '"gellalten, de» klanken, en alle d'uit- i^f'"'^
tcrlijkc dingen niets anders zijn,dan bedriegelijke drogen, met n'oJ.;/;"''
de^ weiken hy lagen voor mijn lichtgelovigheit gelpannen
neefc. Ik fal my zelf o aanmerken , als zonder'handen , zonder "
ogen, zonder vleefch , zonder bloet , zonder enige Pzin, cn p'W-.
dat ik vallchclyk meendatik alle defe dingen heb. Ikfalmy
nardnckkiglyk aan dit ^bedenken vad houden, cn met et:n
j j , lH'wL v^vn
gemoed wel toefien dat, indien het niet in mijn
ftantvafh'i;
macht is enige waarhcit te kennen, ik de valfchc din^^cn (het
welk in mijn macht is ) niet toeftem , en dat defe bcdrierrcnhoc
liltig en machtig hy ook wefcn kan, my nergens in bedrTegt.
Miiardit ^ voorneemen is kommerlyk ; en zekere traag licit r/>y7/.'«f«w.
ilecptmy weer ^ naar de fleur van mijn gewoon leven: even LIlV""^"'*
als een gevange man , die , in zijn flaap een « inbeeldigc vryhcit
genietende , cn fedcrt beginnende te vermoeden daUiy flaapt, \m'!ZZu
A 3 voor ' '
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
e R, Des-Cartes
voor't wakker worden vreeft, en met defc aangename dro-
menaanfpant,om langer daar at bedrogen te worden : dus ver-
.0,,*-,,. o?k v,èêr van llf m d'oude; gevoelens . enjrg wak-
ker te worden, vermits ik vrees dat het kommerlyk wakker
worden , op d'aangenamc ruft volgende , my nict namaals .n
^-«"r Tnigltcht" maar.n ''onopklarelyke du.ftern.ffen van zwang-
r"" heden, diealreêbewogenzijn, brengen fal.
TWEEDE BEDENKING.
Vandemtmrdes - mmfchelfe geefis ; mdathyHéen-
der, diin't lighaamis.
e M*ns hu.
f 'DuOttiitiif
q Exunjio.
t ChtmarA^
IK ben door de « Bedenking van gifter in zo grote ftwijfFc-
^naen ïworpen. dat.khennict voortaan vergeten kan
Ikkantxhter ookniet fien sdoor welke middel zy "optc
1.(1< n iv mar ik . als on voordacht in een d.epe afgront ge-
loflcnzyn, '"^''y''' ^' jgn, dat ik min voeten met op
vallen, bcnzove.baaftgcvvorde^^^^^^ boven zwemmen kan.
ikUü eenter V^h^' * rpwetenmet al'teeen af te weren , daar
^nïrSeTwi-Sing klnïy nTniet an^ders , dan of ik bevon-
TenhTlithrgeSvulfch^ Ik fal dan zo lang voort-
den n^'iJ'V- "..^ 1 heb gevonden , of mdien ik mets an-
gaan , tot dat Ik iets zekei^^^^ g^^^^ ^^^^^ ^.^^.^^ ^.^^^
ArchimedS e J^Sc niet dan een ' ft.p , die vaft en on-
zekoi is. f'*^"'"'^",^ „.u-el aardriikutzyn plaatste verlet-
ï^^fSdTn^rgrofet^^^^^^^^^
geltfdaï'er nooit iets v^^^^^^^^
fjXr^n- f't I'S- -^^^^^ ■ strekking , de
fb weging en .plaafs zijn • verd.chtfelen. Wat fal dan waar
Ln? fnilkhien dit enige, ^^''<^.'''''''^f "heiden v.^^^^^^^
Vaar hoe weet ikoPernict '«^ ' '^,J;,f^,eS
dingen . die il<^nu alrec opg^^'f i;^^,^^';;,'^ .^^Cod^
dem.nfteiwijfielmgkanwclcn? s e n,^^^^^
vvplke naam ik hem ook nocin , uic u^i»- ^v- t> .
Ty zend ? M»»'- '^'^"J^ """'-'S
T-ivecde Bedenking. 7
zelfde 3 bedenker en voorbrenger daar afkan zijn? benikdana^«/W,
tenminften niet iets? Maar ik heb alreê ontkent dat ik enige
finnen, en eenig ^ lighaam heb. Ik ^ twijffel nochtans. Wat
volgt'eruit? Ben ik zodanig aan 't lighaam , en aan de « finnen afö^J
gebonden, dat ik zonder hen niet welen kan ? ïk heb my felf o-^'^''"-^'*»
verreed dat 'er geheel niets in dcwerelt is, geen hemel, geen
aarde,geen ^geeften , en geen § lighamen. Heb ik my dan ook ^Menus.
niet h overreed dat ik meê niets ben? Neen zeker, ik was, 'lo\%'KI*;^^^
ik my zelf overreed heb. Maar daar is ik weet niet wat bedrie-
ger, zeer machtig en liftig, die door zijn naarftigheit my altijt
bedriegt. Ik bendan ook zonder twijffel , zo hy my bedriegt ;
en hy bedriegt my zo zeer , als hy wil , hy fal noit maken dat ik
niets ben , zo lang als ik denk dat ik iets ben. Dieshalven, na
dat men alles genoech, en meer dan genoech overwogen heeft,
zomoet men eindelyk befluiten, entotdefe »getuigenisko-» ''«««««m.
men, dat , Ikben, tkhm mz^entlyk^^ zo dikwijls als ik het fpreek, k f^.,
of met de igeeft bevat, nootfakelyk waar is. 1 *
Maar ik verfta noch niet klarelyk genoech wat ik ben, die
nu nootfakelyk ben, en ik moet voortaan wel tocficndat ik
nietonvoorlichtelyk iets anders ,in plaats van my zelf, neem,
en dus ook niet in defe m kennis dool, die ik beweer de zekerile '"^''^'"'''''^''•
en blijkelykfle van allen te zijn.
Ik fal dan wéér „ bedenken wat ik my eertijts geloofde te we- " ^fediuri,
fen, eer ik in defe ^denkingen viel ; en daar na fal ik hieruit^ cogtuuo^
het geen wechnemen , 't welk door de bygebrachte redenen
yerfwakt kauworden; op dat dus eindelyk belliptely kalleen
't geen zou blijven, dat zeker en onvcrwaggelyk is. Wat heb
ik dan te voren geacht dat ik was? een Pmenfch. Maar wat isp/w,
een menfch ? fal ik een m redelyk dier feggen ? Neen, om dat ik q ^-^'.w
daar na zou moeten onderfoeken wat dier, en wat redelyk is ,
en dus uit een gefchil in veel en fwaarder vallen ; en ik heb niet
zo veel ledige tijt, dat ik dieinfulke '^fpitsvindigheden ver- '•^«^^^v/f^.'
quiften Wil. Maar ik wil liever hier aanmerken wat voor defen
van felf, en door't beleid van de natuur in mijn ' denking voor- «^^'W
viel, zo dikwijls als ik overwoogwat ik was. My viel ten eer-
ften voor , dat ik een aangeficht , handen , armen, en dit geheel
• gebou der leden had, gclyk men ook in een « lyk fict , 't welk * -^^^f^^'-»'*
ikmet de naam van lighaam aanwees. Ik bedacht ook dat ik Tc'^itrr?
gevoed wierd , ging, gevoelde en w dacht ; alle welke ^ doenin- ^"i'^'^rl,
gen ik aan de y Ziel toeeigende. Maar ik bemerkte niet wat^
defe
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
hl
e R. Des-Cartes
defe Ziel was . of indien ik mijn gedachten enigfins datrop
liet gaan , zo beeldde ik my in dat ly iets klein of weimg was .
M een ' wint , vuur , of= lucht , dat in m.jn groffte leden
las.ngciloi-t. Iktwijffcldeniet van'tHghaam, maarikmcen^
de dat ik des fclfs natuur wel ^onderfcheidelyk kende, d.eik.
zoikgcpoogt had haarte befchnjvcn gelyk ik haar mm.jn
'aecllbcvaue, dus verklaart zou hebben : Ikverfta byhg-
fw. haam al 't geen , 't welk door enige f geftaltc bepaalt, en m em-
U-"^ gepTaatsomfchreven kauworden, en dus n-umuc vervult
dat'et alle andere lighamcn daar buiten ilu.t; dat het met ge-
voel, geficht , gehoor, en fmaakenreuk bevat kan worden,
cnfich^pvccl wijfcn bewegen kan, n.etfich van felf^ maai
door icts anders, Can'twelk het aangeraakt wort. Want .k
oordeelde dat kracht te hebben, van lich zelf te bewegen .ge-
voelen en denken, geenfins totde natuur van t lighaanibe-
hoorde; ja. k was eer verwondert van dat zodanige machten
in enige lichamen gevonden wierdcn.
h5^,..... Ma°r wat nu , als ik » onderftel dat enjg feer mag ig , en , in-
dien men dus fpreken mag, boos en loos bedrieger alle fijn vli t
belleed om mv in alle dingen, zo veel als hem mogelykis, tc
bcdnegeT? J^an ik wel vUkeren dat ik iets jaook'tmmfte
ding , heb , dat , van alle de dingen , die ik hier voor heb ge-
ïoemt, tot denatuurvan-t lighaam behoort? Ik ^^ninc^k
overweeg en herkau; ik vind mets. Ik word moede van ver-
ncefsnadefelve dingen tc trachten. Maar wat is'er van defe
5^,;... Sn eren , die ik aan d"e * ZicI toeeigende , als" gevoed worden
•^riri. , Indien ik geen lighaam heb, zo zijn defe dingen ook
'„(-K^r.-,. ni^tl; dan verdichtfelen. » Gevoelen ? Dit gelchicd ookniet
" fondcr li"haam , en ik heb in mijn flaap gemeent vee dingen
e g voelen , die ik daar na bemerkte met gevoelt te hebben :
O o^,>.r,. : d" nken ? hier vind ik gront . Dit .s een p denking : defe alleen
r?''?'"- kan niet van mv eefcheurt worden : Iik,,,>k.'\l'cnwe^.emlf k,dit
^c'f:: Isrekcr. Ma^^hoelang? zolangals '.ikdenk: want het zou
. fw"'"- niiflthicn konnen gcfchicJcn dat , zo ik van alle denking op-
, • hielt, ikookinecnfelvetijt ophouden zoutcweicn Ik laat
n 1 nias toe . dan 't geen . L nootlakely k ^-r .s. l^^^a.da^^^^
" allecnlvk een ' denkend ding, dat is een " gccll.of "gemoed, of
f;:£^, "Zuc^.n , ^ n.n.\. , ^velkcrs betekenis ,k te voren
ï?:;;:: Jctkcndc. Ikbcndan een waarding, cndat vvarelyk ^we-
P^'l^" rèiu) vk is. Maar hoedanig een ding ? ik heb gefegt een '' den-
Tweede Bedenking. ^
kendding. Wat meer?» Ik fal inbeelden. Ikbennietdefet-fa-
menvoeging van leden , die men een menfchelvk liehaim
noemt. Ik ben ook geen dunne lucht, in defe leden ingêaort
geen wint, geen damp, geen adem, noch iets, dat ik by m v ver!
dichten kan: want ikheb'ondergeftelt dat defe dingen niets
zijn ; de ^ ftelling blijft , en nochtans ben ik iets. ^
Kan 't ook met gebeuren dat defe felve dingen, dieik^on-
derftel f mets te wefen , om dat zy by my onbekent zyn , noch-
tans mwaarheit van de zaak niet van defe my , dicik gekent
heb , verfchillcn ? Ik weet 'et niet. Ik twiltreeden nu niet
van defe zaak. Ik kanalleenlyk van de dingen , die aan miin
bekent z,jn oordelen. Ikhebgekentdatik swefcntlyk wa
ikonderiock wie defe. kis, dieik gekenthcb. 'tiszekerda
^ . XnSf"^' ^«'^'iipt'^'ykgcnomen, niet vandedL
gen" afhangt, van de welken iknoch niet weet, ofzv «we-
lentlyk zijn , en ook met van zodanigen , die ik by " inbeeldinff
verdicht Daar by, dit woort , ^Ikverd,cht, vermaan mv
yanmijndohng. Want ik zou warelyk verdichten, indien^k
my verbeelde iets te wefen. om dat "inbeelden niet ande?si
dan de Pgefta Ite of o 't beek van een lighamely k dmg te ' be-
fchouwen. Maar ik weet nuzckerlyk dat ik ben, en ook dat
öctgelchieden kan dat alle defe « beelden , en in 't alcemcen al
iede dingen, die tot de natuurvan't lighaam toeeepaftwor
den , met anders zijn, dan dromen : en altik defe diit ?n aan°è:
merkt heb , zo zou ik niet minder wanfchikkelyk fchiincn als
lhi^'^t'f?^''Y'^r ' -J^^-cheidelykUeTciuv
ikben , dan of ik zeide , ik ben nu opgewekt/en ik zie iets dat
waar is; maardewijlik nochniet klaar gen^ech zie, Voftlü
lUarelijker aan my zou vertonen. In defer voegen beken ik il.r
niets van dedingen die ik met hulp van „ d'inieldi f bt,
ten kan . tot defe - kennis , die ik van my heb . behoort cn dar
men de "geeft naerftiglyk van hen afwecren moetrip d V '
zijn natuur op 't ondcrfcheidely kftc bevat ' ^
M:m- wat ben ik dan? een vdenkend ding. W.at is dat?^ twijf-
felendc, vcrftaande, ^ beyeftigendc . 'loghende, ^mcnJc
'niet willende, ook finbceldende en sgevotiende. Zeker defé
dingen zijn met weinig, zo zy alle tot my behoren. Maar waar
om met? Ben ik niet de zcl vc,dic byna van alle dincen twiiffil?
die nochtans iets vcrfta?dic beveilig dit enige waar tc wclen.en
^ d'an-
5
k Timltre.
1 Evifirr,.
m tmu^in»*
110
r Conte/ritiiA»
t Dillhaut,
f.i'ii,
z 'TiHl'/r.ittr,
a Utelitltat,
{j Siulimi,
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
a StnjM,
xo R. Des-Cartes
d'andcre dingen ontkenPdie meer begeer te wetenPdie niet be-
drogen wil wcren,die my,ook tegen mijn dank,veel dmgen in-
becfd?^ en ook veel dingen,als van de « finnen komende,ge voel?
Wat is 'er van dit alles , 't welk niet zowaar is , als het zeker is
dat ik ben, fchoon ik altijt fliep, en fcboon ook de geen, die m y
gefchapen heeft , my zo veel , als hem mogelyk was , bedroog ?
b o.,.nuo, Watis'er, dat van mijn i> denking ^ afgefcheiden kan worden ?
c i./..r«r,. ^.^^ ^^^^ i^elf afgefcheiden genoemt kan worden ?
want dat ik ben, dictwijffel,die verfta,die wil, is zo klaarblij-
kcl Yk,dat'er niets is,door 't welk het blijkelijker verklaart kaa
d in,.,:..ru worden. Ik ben ook de zelve , die inbeeld, want hoewel ( ge-
Ivk ik ondergeftck heb ) het wefen kan dat het ^ingebeelde
r.:W ding niets is, zo is echter de Smacht van in te beelden warelyk
gwcfentlyk,enmaakteendeelvanmijnMenking. Emdelyk.
ikbendezelve, diegevoel, of die de lighamelyke dingen als
door de » zinnen bemerk ; te weten ik fic't licht,hoor't gedruis,
pevoel de hitte. Maar defe dingen zijn valfch ; want ik droom,
't Z Y zo. Maar zeker, dat ik fchijn te fien , te horen , en heet tc
worden, kan niet valfch wefen ; dit is eigentlyk t geen, 't welk
jcwrr^ kpevoelen of gewaarworden in my genoemt word; en dit,
iT..o/>. dus 'beftiptelyk genomen, is niets anders , als ^denken: uit
welke dincen ik begin enigfins beter tc kennen wat ik ben.
^ Maar echter dunkt my, cn ik kan my met onthouden van
O t'achten, dat de lighamelyke dingen, welkers "beelden door
^Cn^tnno. O denkingPgevormt, en door dei finnen onderfocht worden,
pfor^^rc. ^^^j onderlcheidelijkcr bekent zijn, als dit ik weet met wat
'if^ii^na.c.y^nmy, 'twelk niet onder ^'inbeelding koomt; Ichoon't
warel v k wonder is dat ik de dingen, die ik bemerk twijftelach-
tis, onbekent en vrcemt van my te zijn, onderfcheidclijker be-
vat dan't geen, dat waar,bekent , en eindely k my zelf is. Maar
, vifr;;,«,«, yj^ yvel wat 'er is. ^ Mijn geeft heeft vermaak in af te dolen ,
, en lijd niet dat hy binnen de palen van de waarheit bclloccn
word. Wel dan, laat ons noch eens aan hem de ruime toom ge-
ven, op dat hy een weinig daar na , weer tijdiglyk op 't rechte
pad gebracht, fich lichtelijker laat bcfticrcn.
r- Laat ons defedingen aanmerken, die , gelyk men gemecn-
/ t'Dipn.nif' lyl^ acht, ' onderfcheidclykH: van allen bevatte worden, te we-
I tendelighamen, die wy aanraken , cn zien : met de lighamen
' x,nrui>iic in 't gemeen, want defe algemene u bevattingen zijn lomtijts
ver warder,maar een in't befonder.Laat ons,tot ccn voorbeelr,
dit
1
1
i^M^^ Bedenking.
II
dit was nemen , '^t is onlangs uit de ^ honigraat genomen , en > f^w.
heeft noch met alle de zoetigheit van zijn honig verloren , en
nochiets vandereuk der bloemen, daar uit het verc^adert is
behouden. Des zelfs ^ verwe, c geftalte,en ^ grootheit^ijn blij! c.f.r.
Keiyic : t is hard,kout, word aangeraakt,en indien men daar op ^
klopt, zo geeft het enige klank; eindelyk, men vihd'er alle '
de dmgen by, die vercilcht fchijnen te worden om een lighaam
op tonderfcheidelykltetc kennen.
Muar terwijl ik fpreek, houd men't aan't vuur,'t overige van
de zoetigheit vergaat, de reuk verdwijnt, de verwe veran-
dert , de geftalte gaat wech , de grootheit neemt toe, het word
weck en heet, en kan naauwelyks aangeraakt worden, en eeefc
geen klank als men daar op klopt. Blijft dan noch 't zelve was>
Men moet belijden dat'et blijft ; nicmant ontkent het , en nié-
mant acht anders. Wat was er dan in ditwas, 't welk zo ^ oxi^ z r>i(i.n^^.
derlclieidelyk f bevat vvierd? Zeker, niets van de dingen die
ik met dee zinnen raakte: want al't geen, dat onder de fmaak ,3
11^. r^^' gevoel of gehoor quam , is alreé verandert, en't
wasbhjft. 't Was miflbhien't geen, dat ik nu denk, namclyk
dat het was zelf met dcfe foetighcit van de honig, noch de rciik
der bloemen,noch dcfe witheit,noch defc gedaante noch klank
gewecfl heeft , maar een lighaam , dat een weinig te voren fich
an defccn nu in een andere ^ wijfe aan my vertoonde.Maar wat ^i^^-'.
IS dan ' beftiptely k dit,dat ik dus bevat ? Laat'er ons wel op let- i vr.uf..
ten, en, de dingen, die met tot het was behoren, wechdoendc
bezien, wat'er overig iss namelyk niets anders, Üan »^ iets uitae- k
Itrekt , buigelyk en veranderlyk. Maar wat is dit buiacl vlfen 'rJ'*'''^^^r
veranderlyk ? Is 't niet dit , dat ik my 1 inbeeld dat dit was van t
ront vierkantjof van vierkant driekant kan worden^ Geenfins '
wantik bevat dat het tot ontellijke diergelyke veranderin-cn
bequaamis; en ik kan echter geen ontellijkc veranderingen
met mbeelden deurlopcn : en dieshalvcn word defc n bevat- m /-.^.w
Mng met door de « macht van inbeelden vervult
Maar wat is nu dit p uitgeflrekt ? is ook des zelfs q uitftrck- "5r"'
Icing met onbekent ? want in ^ fmeltend was word zy groter in """"''"J- -
' heetwordend was noch groter,en noch groter zo dc hitte to^- 7s::;::ru:..
neemt. Ik zou met recht konnen oordelen wat was is,zo ik niet ? OrTt: ^
achtte dat dit ook, naar zijn «uitftrekking, meer verfcheiden-^''^''*
heden ontfing, dan ik ooit met inbeelden bevat heb. Ik moet Nw?
dun tocllcmmendat ik met kan inbeelden wat dit was is , maar
^ ^ dut
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
12 R. Des-Cautbs
, P^f' dat ik't alleenlyk » met de geeft bevat : ik fpreke yan dit was in
€ipire
b
>hu. 't befondcr, want in't algemeen is 't klaar genoech. Maar welk
,Mcnr. is dit was,dat niet, dan met de bgeeft,bevat word? Zeker, t zel-
ve , dat ik zie , dat ik aanraak , dat ik my verbeeld , en emdely K
't zelve , dat ik van 't begin meende. Maar dit ftaat t'aanmer-
« Perceptio, ken , dat des zelfs ' bevatting geen ziening , geen aanraking ,
"r'^' en pcen inbeelding is, nog ooit geweeft heeft,rchoon het eeril
zodanig fche^^ maar s befchouwing vafi de ingeeft alleen , dc
S'u"^"' welke of onvolmaakt cn verwart kanwefen, gelyk zy eerft
' was, ofklaarenonderfcheiden, gelyk zy nu is, naar dat ik
min ofmcer op de dingen merk, uit de welken zy beftaat.
Kw.«. Ik ben ondertuflchen verwondert hoe mijn *geeft zo tot
k^mrr;. ^dolingcn genegen is: want hoewel defe dingen bymyzelf
inftilte, en zonder fpreken overweeg, zoblijfik echterinde
woorden zclvcn ftekcn , en word byna ook door de gewoonte
van fpreken bedrogen. Want wy zeggen dat wy't was zien, zo
I ccor, het tegenwoordig is^en oordelen niet uit de » verwc of geftal-
tedathettegenwoordigis; daaruitik terftont befluiten zou
fi v,f,occuii. ^at men 't was kent uit de « ziening van 't oog , en met uit de
qiufpcci.c O ijefchouwing van de geeft alleen, zo ik niet by geval uit een
Uh* m.,nu, veinftermenfchen, over ftraat gaande , zag , vande welken ik
niet min gebruikclyk zegdatik hen zie, als van'twas. Maar
^^.tomata. wat zie ik, als hoeden en klederen, onder de welken p gemaakte
mcnfchen ,dieikmenfchenacht, verborgen konnen zijn. En
in defer voegen begrijp ik 't geen, 't welk ik achtte met d'ogen
i^Tnmu^ te zien, door d'enige ^ macht van t'oordelen , die in mijn
geeft is. ^, ..
Maar een menfch , die boven 't gemeen verftandig wil zijn ,
, exf.rrni^ j^^^^ ^^jch fchamcn * uit de wijfe van fpreken , die by 't gemeen
gebruikt word, ^twijffeling te zoeken. Laat ons dieshalven
voortgaan , en aanmerken of ik volmaaktelijker en klarelijker
nYacipirc. u bevat heb wat was is, toen ik eerft zag, en geloofde dat ik 'c
w sev{M cx. j^ende door d'uittcrlijke zin, of ten minften door de x gemene
xXf«* zin, gelyk zy't noemen, dat isdoorv d'inbeeldige kracht i of
'%'"um\ i^u, nadat iknaerftiglijker nagefpeurt heb, zo wat'etis, nis
InZZlux, hoe 'tgekcnt word. Zieker, van defe zaak te twijffelcn zou
xrr,m../;.r. ^anfchikkcl y k xiin. Want watwas'crin ^d'eerfte bevatting
;t;^;.^«,«.aondcrfcheiLlen? Wat was'er, datuiec in alle dieren fcheen
V; For>nx #.v- ,
■plaats te konnen hebben? Maar gclykik twas vanzijnwuit-
ri'>in;«*- icrlijke vormen O nderfchcid > en , als van klederen ontbloot ,
ivaakt
Tweede Bede?2king. i }
naakt aanrchoU;Zo kan ik warelyk dat niet zonder ^mcnfchelij- a i^umAfia^
kc geeft bevatten, fchoon ik noch in mijn <^ oordeel dolen kan. [^'IXmw*
Maar wat zal ik van dele geeft zelf, of van my zelf zeggen?
want ik fta noch niet toe dat 'er ietsin my is , als de geeft. Zal
ik dan , die dit was zo onderfchcidelyk fchijn te bevatten , my
zelf niet alleenlyk veel warelijker, zekerl ijker, maar ook veel
onderfcheidelijker en klarelijker «kennen? Want indien ik« cogv^fteu,
oordeel dat't was ^ wefently k is , te weten hier uit , dat ik't zie, ^ ^^'i?^'''*
20 blijkt veel klarelijker dat ik wefently k ben , te weten hier
uit , dat ik dit was zie. Want het kan gebeuren dat dit , 't welk
ik zie, warelyk geen was is,, dat ik geen ogen heb , daar mee ik
iets zie. Maar 't kan heel niet gefchieden dat, als ik zie, of
( 't welk ik nu niet onderfcheid ) als ik denk te zien, ik zelf, die
denk, niet iets ben. Desgelyks, indien ik't was oordeel te zijn,
om dat ik ^ 't aanraak , zo zal'er ook zelve uit volgen, te weten i^r^w^^r/*
dat ik ben; cn ook hier uit , dat ik't my inbeeld, of uit enige
andere oorfaak , zo fal ik al desgelyks befluiten. Maar 't geen,
dat ikhicr van*t was aangemerkt heb, kan ook tot alle d'andere
duigen, die buiten my zijn, toegcpaft worden.
Voorts , indien de bevatting van 't was onderfcheidelijker ^'"''i'^''*
fchijnt , na dat het niet uit het '»gcficht alleen , of uit ^ d'aanra- {^^^'{7*»,
king aan my bekent geworden is , maar uit veel oorfiken , hoe
veel onderfcheidelijker moet ik dan ' bekennen dat ik niy zelf' Cognnfu.
door my zelf ken ? dewijl alle de redenen, die dienftig zijn tot mVio,,.,^
de "bevatting van 't was, of van enig ander lighaam, ncchn^W' *
veel klarelijker en beter de natuur van mijn "geeft bcwijfen. o-um.
Daar zijn in de geeft noch zo veel andere dingen, uit de wel-
ken des zelfs p kennis klaar gemaakt kan worden, dat d^e genen, \' ^"'"'w*
die uit het lighaam tot hcni overkomen, naauwelyks waardig
Ichijnen getelt te worden.
Ik ben dan eindelyk van zelf weer ter plaats gckecrr , daar
ik wilde wefen , want dewijl ik nu weet dat de lighamen zei-
ven niet cigcntlyk van de m zinnen , of van dc ^ macht van in- q
beelden , maar alleenlyk van ^'tverftant bevat worden , ^n\^/,l\'^!,'
noch niet hier uit , dat men hen aanraakt , of ziet , maar alleen- Tïnumt\
lykhieruit, dat men hen verftaat, zo beken ik klartlyk dat
ik niets lichter of klarelijker bevatten en begrijpen kan , dan
mijn ^ geeft. Maar dewijl men zich niet zo haalt van 't oud ge- *
voelen ontflaan kan , zo fal ik 't hier by laten , op dat defc nie. V^'D,»t%.
\veu kennis door defe w lankheit van mijn Bedenking cc dieper
in mijn «geheugcnis gcveft zou worden. DAR- 'xMemma;
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
14 R. Des-Cartes
DARDE BEDENKING.
Van God, dat hy mzentlyk is.
a sc.fuu T K zal nu drogen fluiten , d'oren floppen , alle mijnj» zinnen
\>i.n^ines 1 vcrfakcn , ook alle de Inbeelden der lighamclijke dingen of
mum c»nc. J[[ ^ ^ . cjenkinff \villchen,of ten mmften,om dat dit naau-
c c:;2,^ wely ks gefchieden kan , als valfch en ydel achten , en , met my
alleen aan te furekcn, en dieper in te zien , pogen myzeltsal-
lenas meer gemeen en bekent aan my zelf te maken Ik ben een
aT,.co.,- d denkend diniT,dac is/ tvvijfïHend/bcveftigende,sloglienend,
':vUitans. weinig dingen verftaande, veel niet wetende , willende , met
f^^jjirmarn^^^lll^^-^^^ ook »Mnbeeldend eu ^ gevoelcud : want gelyk ik te
voren aangemerkt heb, hoewel de dingen, die ik gevoel,of my
is.n;,cr.s, inbeeld, miirchien buiten my niets zijn, zo benik nochtans ze-
* Mou co. ker dat defe ^ w ijfen van denken , die ik i zinnen en m inbeeldin-
Jf'Vf • - s-en noem , voor zo veel zy allccnlyk " wijfen van denken zijn ,
m'/^-^^- in my gevonden worden. Tot dit weinig heb ik aPt geen ge-
„bracht, datik warelyk weet , often minftendat ik tothier toe
ialü,y ' eemerkt heb te weten. , j
ïkflil nunaerftiglijker omficn of 'er miflchien noch andere
dingen by my zijn, die ik noch niet bemerkt heb. Ik ben zeker,
o%cico:i. jj^^i; ik eensdenkend ding ben. Weet ik dan ook met wat ver-
y'^r'rir.a «^eifcht word , om van enig ding zeker te zijn ? In defe ? eerfte
«T- kennis is niets anders, dan een klare en ondcrfcheidelyke «ibe-
' ' ' vattinp van't geen, dat ik beveilig : 't welk zeker met genoech
zou ziin , om my van de waarheit des dings zeker te maken, in-
dien ooit gebeuren kon dat iets , 't welk ik dus klaar en onder-
fcheidel yk begrepen had, valfch was : en dieshalven dunkt my
voor een algemene regel te mogen Hellen , dat al 't geen waar
I Tc^i^cre. is ^ welk ik zeer klarclyk en onderfcheidelyk' bevat.
Maar ik heb echter hier voren veel dingen als heel zekeren
klaar aangenomen , die ik daar na bevonden heb twijffelachtig
te welen . Hoedanig waren dcfen? namclyk d'aarde,hcmel flar-
«-r.f^. ren , enalled'anderc dingen , die ik met de afinnen begreep.
Wat bevatte ik klarely k van henPdat de ^ denkbeelden ot " den-
kino-cn van zodanige dingen voor mijn v^gcell quamen j en ik
ontken niet dat defe x denkbeelden nu noch in my zijn Maar
daar was noch iets anders, dat ik beveiligde, en dat ik ook,zo ik
l LleJ.
U COfit.it'st
fJCI.
meen-
"Darde Bedeming, j y
meende, om'degewoonte van geloven klarelyk bevatte,'t welk
ik echter niet warclyk begreep, te weten dat 'cr enige dineen
buiten my waren , van de welken dcfc denkbeelden voortqua-
men, en met de welken zy heel gelyk waren: en dit was't geen
in't welk ik doolde ; of indien ik daar in naar waarheit oordeel.'
de , zo gebeurde dit niet uit de ' kracht van mijn bevatting. ari. ,.e^
Maar toen ik in dedingen van de '^Redenkonft ofc Meet
konft iets , dat zeer eenvoudig en licht was , aanmerkte, name' L?''""
lyk dat twee en drie, tezamen gevoegt, vijf zijn, en diergelijke
dingen , bemerkte ik ten minllen toen noch niet klarelyk o-c-
noech om te verzekeren dat zy waar waren ? zeker, ik heb fe-
dertgeoordeelt dat men om geen andere oorfaak daar af moeft;
twijffclen,dan om dat my in dedgeell quam dat mifl'chicn cm^^Mcnr^
yod iny zulk een natuur mogt ingegeven hebben , dat ik ook
in die dingen bedrogen wiert,de welken klaarblijkelykft fchii.
nen. Maar zo dikwijls als dit gevoelen , te voren aangenomen,
van Gods opperfte macht myvoorkoomt, zo ben ik gcdwon-
gen te belijden , dat hy , zo hy wil , lichtelyk kan maken dat ik
0001, ja ook in die dingen, de welken ik meen met ed'ooc n des ^ ^'^^^Z'^''-
geeüs zeer klarelyk t'aanfchouwen.Maar zo dikwijls^als ik my'"'
tot de dingen zeiven keer , die ik meen zeer klarelyk re begrij-
pen , zo word ik daar af zo ^overreed, datikvnn zelf in dcfcf^'r/^ t^^-rr^
woorden uitbarft : hy bedrieg my, die kan , hy h\ echter nooit
niaken dat ik mets ben , zo lang als ik fal denken iets te wcfcn •
ot dat het een^ waar zy dat ik nooit geweefl heb, dewijl 't alrcê
Waarisdatikben; of ook dat tweeën drie , tezamenjrevoeat
iiieer of min zijn , dan vijf, en diergelijke dingen , in de welUn
Ik openbare gftnjdigheit beken. ^ ' ' ^ ' \
z.eKer, dewijl ikgeen reden heb van t'achten dat God een'"'
öedneger is , en dewijl ik noch niet zeker weet of 'cr enic God
js, zo IS er een zeer geringe,en,om zo te fpreken, overnatünr h 7? w
fundigeredenvantetw^fitlen, diealieenlykaandi
Icn hangt Maar daar zal ook haall middel zijn om die wech té'"'"'"
nemen Ik behoor t'onderfoeken oPer een God is ; zo T of
hy een bedrieger kan zijn : want indien men dit niet weet zo
Kan ik niet zien dat men van eenige andere zaak vollt'omentlvk
zeker kan wefcn. Nu fchijnt d'ordening te vereifchen dat ik k or,o
eerft alle mijn 1 denkingen in zekere - geflachten verdeel , en \^',>uü.,er
aat iRondcrloek in welken van hen cigcnMyk de waarheit of "*
valsheit beftaat.Sommigen van mijn ^ denkingen zijn gelyk de ^^^^''^''''^
beel-
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
,6 R. D E S-C A R T E S
IrJ. •> 't denkbeelt behoorc , gelyk , als ik op ccn '^^^ «^i^'
ï 'j;:... r wanfchepfcl , een hemel, een engel, o/ een God ^^^^- ^^^l^^
^^denve pSi3ndenklng. maar .k behels ook met
<.i«- als t I jan des eeli kenis van du ding; en van
ven alleen aanfchout, cnnicïtot iets anders toepaft, zo kon.
nen zv ei" n l y k niet valfch zijn : want het zy ik my een ge.c ,
O een^ ^ wlnScpfel inbeeld 'c is mee mm waar dac ik my
ni Chimaera.
"3r-" '''i^^^-l^k nÏ;::jSéit in de » wil of r genegenc-
hed'f.n;\"4r^Va„thoewel.knaarbedor^^^^^^
't geen , dat nergens is , kan wenfchen , zo is t echcei met mm
'^D^^ns daSovlrig , als-d'oordelen alleen , in de wel-
ken ik wel toefien moctliat ik niet bedrogen word Maar de
voor mmllc en geraeenfte doling , d.e daar m gevonden kan
..... bcftaafhierm, J« ik oordeel dat de 'denkbed^^^^^^
die in ra V zijn , met enige dingen, buiten my geftelt , gelyk , oi
s onf...... . Xkv^on^ig zijn. \Vant fekcr . indien ik ''»,-<="lyl^^^' ^ «^^^^
• beelden felven als enige" wijfen van m.jn denking aannierk,cn
Scn ,ïet aan iets andeS toepas , zo fullen zy naauwdyks enige
Voorts van dcfe" denkbeelden fch.jnen fommigen my " in-
V-'- eeboren and ren^aankomig, en anderen door my felf ge-
St V^VntdatikverftawatMing, wat<> waarhe.t. enwat
"i"- de kin'l dunkt my niet van elders, als van m.jn natuur fel-
gejoel . hier afheb ik tot noch roe geoordeclt dat d.t van en.gc
Lgen buitenmygeftdt, quam. tmdc yk ,deSy renen en
Hvnonnillvn cn dicrgcliikc dmgen worden van my fdf vei-
a;.... Sht " kan n fièhi?nook achun dat alle defe^dcnkbedden
'o . ankomig . of my 'ingeboren . of ^^l'^^J/ï^'^^f;^^.; Jek
ken, dieikaanmerkalsvandingen, buiten my zijnde, geno-
Jjarde Bedenking. ,7
tïcht'en^^^^'^ i'C'Jen my beweegt die met defe dingen gclyk
K.n ' w''^^ t '^""^^^^«i'^ van natuur» zo geleert .
ben. Wydcrs , ik bevind dat zy met van mijn wil , en oSk niet
van my lelt " athangenjwant zy komen ook dikwijls tegen miin T>'i">"t'r^
dank voor my , gdyk ik , 't zy met wil of onwil , hitte eevoel •
en aicshal ven acht ik dat dit gevoel , ofc'tdenkbeek van hittec/,/«„;.-
yan een ding , dat buiten my is, als van de hitte van't vuur.daar '"■
Ik bylit , niy aankoomt , en daar is nu niets overig , dan dat ik
oordeel dat dit ding eer zijn ''gclykheit , dan iets anders , in my .i
Ik fal nu befien of defe redenen beftandig geuocch ziln
A ls ili hier zeg dat ik zo geleert van de natuur ben, zo verfta ik
alleenly k dat ik van zekere ^ gewillige drift gedreven word tot « '»>,""•«
dit te geloven , en niet dat enig 'naturelyk licht aan my toont 'n
dat dit waar is ; welke twee dingen veel verfchillcn. Want de
dingen die door 'tnaturelyk licht aan my getoont worden,
fgelyk dat hieruit, dat ik twi|ffd , volgt dal ik ben , cn meer
diergelijke dingen } konnen geenfins twijffelachtig welen, om
dat er geen andere kracht kan zijn, op de welk ikgelykver-
trou\ven heb, als op dit licht, cn die aanwijfen kan dac defe din-
gen niet waar zijn. Wat de s naturelijke driften aangaat, ik heb s
airee overlang geoordeekdatzy my naar't ergfte hebben fre
dreven,als er van't goet te vcrkiefen gehandelt wierd; cn ik zié
niet waarom ik in enig ander ding meer op hen vertrouwen fou
Wyders , hoewel defe ^ denkbeelden van mijn wil niet ' af h /a^.
liangcn , 20 is echter met gebleken dat zy nootfakel yk van din- '
ff&l my geftelt zijn," voortkomen : want gelvk de- k t»».,.,.
^n ^"'"'1'^^y^lk^n'kterftontfprak, hoewelVin my
miflk^enin «-verfcheiden fchijnen, zo'is ooULrl
bil enr H ""^ ^"'^^ f^''^ macht.noch niet genocch aan my
bekent , die een " werkfter der denkbeelden is^ gel vk m v tot » ^If'^''-
noch toe ainjt gedacht heeft dat zy dus , terwij ilffl lp Ln '^'^
delyk , fchoon zy van dingen , d.e van my verfcheiden 2,j„ ,
voortquamen , zo volgt daar uit noch niet dat die met defe din-
gen gclyk moeten welen: integendeel, my dunkt dat ik dik-
wijlsin veel groot ondcrfchcit bemerkt heb. Tot een voor
beelt ,dus vind ik in my twee verfchcide Pdcnkbeelden vandco?*.
zon , teen als van de afinnen geraapt, en dat voornamelyk
^ onder
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
,g R. Des-Cartes
onder de dingen, die ik van buiten acht te komen, getclt moet
worden, vol<^ens't welk de zonmy zeer klein fch.jnt ; maar
"^nderuil dS redenen vande .Starrekunde ge--^" '
,.ir eniae b kundigheden , my ingeboren, getrokken , ot op eni-
\:::Z:' V ZfJltr-^ hoed;ni|dilookwefenkan,.van myge-
Sr daar door zy enige malen groter , dan t aardrijk , ge-
^oïtworrfeker! nvee ^ dlnkbeeldenJconn^
1 vk aan een fclve zon , buiten my zijnde , welen , en de reden
O vertuist tny dat dit denkbeelt , 't welk naaft van haar fchynt
^f te Tomen Jhaarminft gelykt. Alle welke d'ngen ^noech
betonen dat ik tot noch toe met uiteen zeker oordeel, maar
. .K- ïleenlyk uitenige ;blinde aandrift gelooft ^^^J^^-^^f
dingen van my verfcheiden zijn , die hun f denkbeelden ot
V'ti-. .he'^elden door de "werktuigen mijner zinnen . of door enige
borinM andere middel in my zenden. , j r i r
Malr ik bemerk noch een ander middel, om t'onderfoeken of
i 'eren ge dingen vande genen, welkers .denkbeelden mmy
[^'^.r,. ^n."l.efenflykbuiten^myzijn. Want indien defedenkbeel-
1 « , „• Hpnilleenlvk zekere 'wijfen van denken zijn, zo bemerk ik
]!^::r- fee. ."ongeUheitondei-hen. enzy fchijnen alle van my op
een felvc "w.jfe voort te komen: maar voor zo veel t een
"'r- O denkbeelt een ding, en't ander een ander vertoont , zofchij-
" • nen zv feer verfcheiden van malkander te wefen. Want de ge-
sM.n,u nen , die i' zellftandigheden aan my vertonen.z.jn zonder twijf-
^"'^ fel "ets evoter. en vervaten, om zo te fpreken, mfichmeer
q voorwtrpige dadelykheit dan de genen, die al een yk ' w.jfen
of .toevallen vertonen. Wyders, het denkbeelt , door twelk
n een eeuwig, oneindig, alwetend , a machtig God , en een
■ • SchepSer aller dingen, die buiten hem zijn.verfta, heeft zeker-
hk in iich meer • voorwerpige dadelykheit.dande genen, door
He welken de» bepaalde fclfllandighedeivvertoont worden.
' ' Nu ï alreê door^w 'c naturelyk ifcht blijkely k dat'er ten min-
ftenzovcel xdadelykhcit inde ^werkende en gehele oodaak
behoort te wefen, als in .d'uitwerking vanaefelveoorfijak.
Want ik bid u, van waar kan « d'uitwerking haarb dadc y khcit
aannemen , als van ' d'oorfaak ? cn hoe kan defc oorlliak de da-
dc y kheit aan d'uitwerking geven . zo zy die feU-;^n>ct had ?
• . Hier uit volgt dan dat 'er met „ iets van mets kan vvordcn tn
t:i:ir' ' Tok dat het geen. 't welk volmaakter is, dat is't welk meer» da-
' dcly kheit in fich heeft, niet van 't geen kan komen , dat minder
p
t \{iidi:tU 06-
ƒ(,.» .
w Lumen na
inrale,
X 'Kealn.'lf,
(itns & ti^
Darde Bdenking.
volmaakt is. Dit is niet allcenlyk baarblijkclyk waar van defe
' uitwerkingen, welkers - dadelykheit «doening ofa vormiS- , c„„
inaarookvande cdenkbeelden, in de welke,! alleenl kS "'^^^^^^
fvoorwerpigc dadelykheit bemerkt word. AlsbyvooiWlr lï''''"'';''-
de fleen. die noch niet geweeft heeft.kan met alIeeUyk nu „i '
woid, in t welk dit geheel, 'twelk mcnin dcfteenltclt , of
£ vormclyk of mtftekentlyk is, dat is . 't welk in fich de zelVe \ k,w,>„
ofnochtreftel^kerdmgen, dandegenen. dieindefteenz if/''^'~
S ltS w^f '"f '^'^ ook niet in een i onderwerp, da eSio,,....
niet heet was , gebragt worden . 't en zy door een ding, dat ten
aTfnr"?''^''' volmaakte ftaat is, als de hitte; en dus v^n^ R"/.<..
alle andere dingen. Dat meer is, het denkbeelt van de hitte of '^r'^
van de fteen kan ook niet in my wefen . zo 't met ^^^^VS^
is van emge oorfaak, ,n de welke ten minften zo veel " dadc vl
heit is.als Ik begri p ,n de hitte.of in de fteen te zijn WaSe ° ««^^^^^
wel defe . oorfaak niets van haar doenige of vormi^^e d,^^^^^^^^^ -
heit inmijn «denkbeelt overftort. zo moet Ti fchter „iet '"^^
da?ena?i2:vaïï"?f'?^'^r;^
uac ae natuur van dit denkbeelt fclve zodan c is. dat ^r^cn m Jr» J"^'^"-
"d enkï We'"^ T -r'^'^''^^'^^" gencfdtlf
jdenking leent, daar af zy de ' wijfe is, dat is feker Hae van den ^T'"'"-
ken Maar dat dit «denkbeelt defe of die «voorwernl,T^ Hof
ykheit eer, dan een ander, in fich begrijpt, he^n^let^df^e^^^^^^
w vormige dade ykheit is , als zy " voorwerpige dadelykheit i. M'"'""
beei&P'- ^^'"'»'l'^"^^yonderftellen<lruVn-inJ' dcnk^'^^^^^^^^^^^^
beelt iets gevonden wort , 't welk niet in des zelfs ^ ooi-r.n t
weeft heeft zo heefthetdat ^ van 't niets Ma r Zll^^^^V^T''
maakt ookdefe c wijfe van wefen is, doordcwell e h.? ?-^'''^»'«-
• voorwerpelyk dooi^ 't denkbeelt in « 't verftantt L is't w\^
S Ti S^^^^l kan dieshal ven 1 n e : ^'o").
fvkheir l' ^ ^^rmoeden dat . fchoin dr.Made
datzy in defelvenook » voorwerpe'lyTS wint |e7 rdelb^S
O voorwerpige wijfe van zijn aan de Pdenkbeelden van hun d '
ge natuur behoren, zo behoort ook de 'ivormiffe wiir^ Z '""'•f'""-
2.jn aan . d'oorfaken der denkbeelden van hun eig? natuur Jen
. rum.
C z
min-
20 R. Des-Cartes
minden d'eerde en voornaamfte oorfaken. En hoewel mif-
niha, _ fcliien 'c een ^dcnkbeelt uit het ander kan fpruicen,^ zo kan dit
Vm'"^''*' echter niet ^oneindelyk voortgaan, maar moet eindelyktot
c^'nhity cnio- eerde denkbeeh geraken, welks oorfaakisalseen «^op-
TKeaüt.^. perbeeldenaar, inde welke alle «^dadelykheit, diein'tdenk-
c uh\cn,vo. beek alleenly k ^ voorwerpelyk is , ^ vormelyk begrepen word :
g ur« «'J. in voegen dat het s naturelyk licht my klarelyk doet bekennen
ï«ra/r, ^.^j- k jenkbeeldcn in my zijn gelyk fekere ' beelden , die wel
\iL'iina. lichtelyk van de volmaakthek der dingen, van dc welken zv
afgenomen zijn , konnen afwijken , maar echter niets groter ot
volmaakter in (ich begrijpen.
Hoeikdefe dingen langer en naaukeuriglijker onderfoek,
hoe ik klarelijker en onderfcheidelijker beken dat zy waar zijn.
Maar wat fal ik eindely k hier uit belluiten ? te weten dit , dat ,
jc R^aum zo de ^ voorwerpige dadely kheit van enige uit mijn denkbeel-
T^llZ'tur cien zo groot is , dat ik zeker ben dat de fclve noch ' vormelyk,
usE^Zttn'lr. noch „1 uitdeekentlyk in my is, en dat ik zelf dieshalven » d'oor-
luT^"''"" faak van des felfs denkbeeh niet kan zijn , hier uit nootfakelyk
volgen moet dat ik niet alleen in de werreh ben , maar dat 'er
oExifitrt, j^qJj^ ^nig ander ding ° wefentlyk is , 'c welk oorfaak van dit
ï*'"^"'- dcnkbecitis. Maar indien geen zodanig iMenkbech in my ge-
vonden wierd , zo zou ik heel geen bewijs hebben , dat my van
qexijitntia, ^ wefcntlykhcit van enig ding , dat my verfcheiden is , ver-
zekerde : want ik heb hen alle naerftigly k nagevorfcht , en tot
noch tot geen ander konnen vinden.
r i.ita^ Maar uit defc mijn » denkbeelden ( behalven de geen , die
my aan my zelf vertoont , van de welk hier geen zwarigheit
kan zijn) is 'er een, die God, anderen, die lighamelijke en
onbezielde dingen, anderen, die engelen, anderen, diebee.
Itcn, en eindely kanderen, die andere menfchen , my gelyk,
j Jdt^, vertonen. Wat de s denkbeelden aangaat,die andere menfchen,
of beeltcn , of engelen vertonen , ik bevat lichtelyk dat dcfen
uit de mengeling en famenzetting der andere denkbeelden, die
ik van de lighamelijke dingen , cn van God heb, gemaakt kon-
nen wordeii, fchoon'er geen andere menfchen behalven ik,
gecnbccilcn, en geen engelen in de werreh waren. Maar wat
de denkbeelden der lighamelyke dingen aangaat , ik vind daar
in niets, 'twelk zo groot is, dat het niet van my fchijntte
konnen komen. Want indien ik het dieper mlic, enhcnbc-
londcrl) k , gelyk giller het « denkbeeh van 't was , onderfoek,
zo
Darde BeJenkmg. 21
20 bevind Ik dat 'er ^ccv weinig dingen zijn , die ik in hen kla-
relyk en ondeiTcheidclyk bevat ; te weten de agrootheit , of '
^ d'uitftrckking in langre , breette en diepte ; de'^ geftalte , die !' r^n^!"'
uit »Jd'eindiging van defe uitftrekking fpruit; de <^ gelegen- ^^^''^"^'''^^^^^^
heit , diezy naar hun veiTchcide gellalten onder malkanderen '
houden, en de ^'beweging, of de s verandering van defe gele- f.if.m^
genheit, daar men noch de '^zelfllandigheit , 'gcdurigheit en i^^^^V^^''- •
K 't getal by voegen kan. Maar d'andere dingen, als het licht , •
de verwen, klanken, reuken, fmaken, hitte en koude, en^'^''*''
d'andere ^ rakelyke hoedanigheden , komen niet , dan zeer ver-^
wardelyk en duifterlyk , in mijn m denking , ja zodanig , dat ik Ta:;,!'^
ook niet weet of zywaar of valfch zijn, dat is of"denkbecl.
den , die ik daar afheb , denkbeelden van enige dingen , of nicc
van dingen zijn. Want hoewel ik een weinig te voren aanrrc-
merkt heb dat de ware of" vormige valsheit niet, dan in Pd'oor- ^ ^^'•^'»'»^'.
delen , gevonden kan worden , zo is 'er echter warelyk enige
andere m lloffelyke valsheit in de denkbeelden , als zy het diner 'I f•''y^^'*
nietals het ding vertonen: tot een voorbeclt ; de denkbceU
den , die ik van de hitte en koude heb , zijn zo weinig klaar en
onderfcheiden, dat ik van hen niet kan leercn of dc koude al-
leenly k een ^ ontbeering van de hitte , dan oF dc hitte ccn ont- ' ^'nv.tth,
beenng van de koude is', dan of zy beide , dadely ke hoedani.r. s w.au,
heden, of geen van beide fulx zijn. En dcwijPcr frcen» denk '^'"'"''^''^
beelden , dan van dingen , konnen wefcn , cn indien het waar is '
dat de koude mets anders is , dan een" ontbecring van de hitte " ^rh^i,
zokanhetdenkbeelt, datditals ietsdadelyk en ilellig ver a'^'::,
toont, niet recht vals genocmt worden, en dus ook met d'an- ^f^i-'*»'"'
deren, 't Is met nodig dat ik hier toe enig ander vinder , als my
zelf, ophaal; want indien zy vals zijn, dat is geen dingen vcrto-
nen , zo verfta ik door het naturelyk licht , dat zy van ^ 't niets
voortkomen , dat is dat zy om geen andere oorfaak in myziin
dan om dat'erietsaan mijn natuur ontbreekt,en om dat zv niet
heel volmaakt is. Maar indien zy waar zijn , zo kan ik met fien
waarom ly met van myfclffouden konnen wefcn, vermits fv
zowemig vdadelykheit aanmy vertonen, dat ik dit ook niet y
van het mets zijn onderfcheiden kan. Doch wat de gene aan- z « - 0.
gaat , die in de «denkbeelden der lighamelijke dingen klaar on- a m« rclr.m
derfcheiden zijn, enige daar a( heb ik,fo fchijnt, van mijns fclfs
denkbeclt konnen lenen,namelykdc>M^^lfllandighcit,<=duriniT, \>SHb{iantu,
^ getal, en andere diergelijke dingen. Waiualsik denk dat üe'i^'"''""' *
C 5 Heen
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
R. D E S - C A R T E S
ofeendi
datbeq
uaami
een zelfftand
a SHbii^v>tu, ftecn een * zclfftandigheit
bKfi^ojj- • j beftaan» en uul hv . — ^ ,
khoon .k bevat dat ik een - denkend , en niet u'tgeitrekt ding
f ben . en dat de fteen een <= uitgeftrekt en geen denkend dingis,
;" cn dat'er dieshaWen een grote a verfche.denhe.t tuflchen defe
;i,^r:f,::. beide bevattingen is.xo fchijnen zy echter hier m . dat zy ' zc\l-
Lndigheden ^p, over een te komen en ook als ik begryp dat
f'"/";. • il nii hen en iïcdenk dat ik voor delen enigen tijt geweeft heb,
Ktr;-i",^3"?ir;eTrSef denkingen heb , welkers, getal ik verfta
Ti— zo verkrijg ik de " denkbeelden van de dunng . en van t getal
l , .volken ik daar na tot alle andere dingen , die ik begeer , kan
tiofits &
meru overvoeren. , \ ^ ti u j« i;«
Maar alle d'andere dingen , daar af de ^ denkbeelden dei lig-
hamelijke dinacn te zamen gefet worden, namelyk ^d uit-
trekking , ' g?ftake , - gelegenheit en " beweging , zijn met
O vormely k in my bcflotcn, dewijle ik met anders ben , dan een
i Jdea,
k Extcnfio.
1 Vntra.
m Sitm,
O PormaltUr,
O vormeiyK in my uuiiut^^u, .ji^ —
i> denkend ding. Doch om dat zy alleenlyk zekere i w.jfen van
zelfftandigheitzijn, maar ikzelf fclfftandighe.t, zo fchijnen
q 2vruitfteekentlyk in my begrepen te konnen zijn. .
^Daarisdieshalvennietsoverig. dan ^ Gods denkbeelt , in t
.■x.,.M«. ^ve]k aan te merken ftaat of'erietsis, dat met van my heeft
kennen voortkomen. By Godsnaam verfta , keen' oneindelij-
rtHfM Konnen voorLi^uiutu. ^^v. .
■ • • ke onafhaneeliike, ten hoogften verftandelijke , en ten hoog
en van dewelke zowel ikzelf,
. . V 5_ • j^f- U,.rtooi- «Tprrhüncn IS Alle wel-
r»«.'.é.«r.(. (te machtige zeititanaigiicit., va., v
f"'"- „1, .1 'r ander, zo'er iets is. dat bcftaat , gefchaperv is. Alle wel-
kcdincren feker fodanig zijn.dat hoe ik naerftigUjker aanmerk,
hoe zv^'roinder fchijnen van my alleen voorgebracht te konnen
wefcn Men moet dan uit defe voorvcrhaalde dingen befluiten
dat-Godnootfakelykwefentlykis: want hoewel het «'denk-
'f'"' •"• beek der zelfftandigheit om defe oorfaakinmy is , datikzelf-
"^"L. M-ftandighcit ben.zo fal't echter daarom geen denkbeclt van een
oneindige zclflhndigheit zijn , dewijl ik zelf eindig ben , zo
•'fn.,.,. 't niet vaii enige zelfftandigheit.die warelyk oneindig is.voort-
„„^«,.« '"'lirmoet ook niet achten dat ik^'t oneindig niet begrijp door
!:!t::,.cen»waardcnkbeelt,maaralleenlykdoor^d'ontke^^^^^
^-eindig; gelykikdcruft en duifternis door d ontkeni mg van
bcwel nlcnlichtbevat. Wantik beken klarelyk dat ermeer
,,daddyirhe,tind'oneindige, dan m d eindige zelf ftandigheit
s , en dicshalven dat m my ui eniger wijle is ' bevatting van 't
onem-
h V.talilM.
6 ^l'trttftta
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
Darde Bedenking. 23
oneindig", dan vnn't eindig , dat is van God , dan van my zelf.
Want door wat middel zou ik ver/laan dat ik twijffel , en dat ik
begeer, dat is dat iets aan my ontbreekt , en dat ik niet geheel
volmaakt ben , zo'cr geen» denkbeelt van een volmaakter we- *
zen in my was , uit welks ^ vergelijking ik mijn gebreken be- htm^'^.
ken ? tio.
Men kan ook niet zeggen dat miflchien dit denbkeeltvan
God c ftoffelyk valfch is,en dat het dieshalven van 't niets kan ^ J^uurUir»
wefen, gelykikccnweinigte voren van de ^denkbeelden der ÏX/;,/,, "
hitte en koude, en van diergelijke dingen aangemerkt heb. In c'^'-'
tegendeel , dewijl het zeer klaar en onderfcheiden is , en meer
voorwerpige dadely khèit, dan enige andere , begrijpt,is zo'er ^
niets , dat van zich meer waar is , en in't welk minder vermoc-
den van valsheit gevonden word. Ik feg dan dat dit denkbeelt
van een opperfte volmaakt en oneindig s wefen mccll waar is : -Snu
\vant hoewel men miflchien verdichten kan dat zodanig een"
' wefen niet wefentlyk is, zo kan men echter niet verdichten ^^""«'»
dat des zelfs denkbeelt i niets dadely k aan my vertoont , celyk
iK te voren van 't denkbeelt der koude gefegt heb.
Maar dit ^ denkbeelt is ook zeer klaar en onderfcheiden : k/'/^u
Want al't geen , dat ik klarelyk en onderfchcidcly k bcgi:ijp,(Jat
I dadely k en waar is , en dat enige volmaakthcit meebrengt , is '
geheel in dit denkbeelt befloten. Dit verhindert niet , dat ik
't oneindig niet verda , of dat 'er ontellijke andere dingen in
yodzijn, dieiknict verftaan, en miflchien ook met geen ge-
dachten in eniger wijfe bereiken kan: "wantd'aart van 't on- "^'/?'»/'"^*
emdig IS, dat het van my, die o eindig ben, niet begrepen word.
tlsmygenoechdatikdit verft:a, en dat ik oordeel dat alle de
dingen , die ik klarelyk begrijp , en die ik weet dat enige vol-
maakthcit aanbrengen, (en ook miflchien ontellijke andere
dingen , die ik niet weet ) of p vormelyk of q uitfl:cekcntlyk in pr.r,^
Oodzijn, zodat het' denkbeelt, 't welk ik van hem heb, h
waarfte , klaarfte en onderfcheidelykfte van allen is , die in m v '
Zijn. J
Maar ik ben miflchien iets groter , dan ik verfl:a, en alle dcfe
volmaaktheden, die ik aan God toeéigen,zijn miflchien in my ,
door enige macht, fchoon zy zich noch niet vertonen , en ^ tot $ .4d aanm
bedrijf gebracht worden: want ik bevind dat mijn kennis al-
lengs vermeerdert , en ik zie niets, 'twclk haar beletten kan
zonder einde meer en meer toe te nemen ; en ook niet waarom
ik,
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
-4 R. Des-Cartes
uo^niüo. Tk, alsmiin^ kennis dus vermeerden, door des zelfs middel
niet alle d'anderc volmaaktheden van God verkrijgen kan , en
cindelyk mee niet waarom de macht tot defe volmaaktheden ,
b z^"». zo zy in my is , niet genoech zou zijn om der zclver ^ denkbeelt
voort te brengen. * Niets hier af kan echter zijn: want voor
cagnim. ^^j.^ hoewel het waar is dat mijn c kennis «^by trappen toe-
e&r- neem't, en dat'cr^in macht veel dingen inmijnzijn dienoch
iMj.. niet fin bedriifzijn . zo behoort echter met hier of tot Gods
, ^.unu.u denkbeelt , ui 't welk geheels niets machtclyk is , om dat , zo
dit allen<Ts toeneemt, zulks een zeker bewijs van onvolmaakt-
h Cognitie, j^^Ij. \v ydcr , fchoon mijn kennis altijt meer en meer toe-
ïMiu. iiccmt, zo ver llaik nochtans dat zy daarom niet oneindig 'in
bedrijf flil worden, om dat men nooit zo verre koomt , datzy
niettotf^rotcraanwasbcquaamis. Maar ik acht God zodanig
]ii4n\m b oneind?«' in bedrijf, dat men niets aanzijn volmaaktheit zou
r,^J^,,,^,. konncnby voci^en. Eindelyk, ik verftadat het • voorwerpig
VuLu. van een denkbeelt niet van een machtelyk zijn alleen ,
nif 'twelk.omeigcntlyktefprcken, nietsis, maar alleenlyk van
l^Jtl^t^h , ^ctt " docncly k oï vormelyk zijn voortgebracht kan worden.
M.r>naie ^^^j^^r , iu ditullcsis uicts , 'twclk, uacrftiglyk aangc-
merkt , door 't naturely k licht niet baarblijkelyk is. Maar de-
Nvijlik, omdatiknictzonaerftiglyk opmerk, en om dat dc
O in;.^jres ^ beelden der zinnelijke dingen mijn ? geeft ftomp maken, met
X" zo vaerdiglyk gedenk waarom het q denkbeelt van een wefen ,
p-"'-. volmaakter dan 't mijne, nootfldvclyk vancnig ^ wefen moet
^E:r"' voortkomen , dat warelyk volmaakter is , zo luft'et my wyder
t'onderfoeken, of ik zelf , dit denkbeelt hebbende,zou konnen
'^P* s wefen, indicnzodanigeen'wefenniet" wefentlyk was. Van
wie zou ik dan zijn? van my zelf, of van mijn ouders, of van alle
andere dineren , min volmaakt dan God : want daar is niets vol-
maakter als hy j en men kan ook nietszo volmaakt bedenken
üfverdichten. Nu , indien ik van my zelf was , zozouikniet
twijffelen , niet wenfchcn ; en zo zon ook met aan my ontbree-
ken: v/ant ikzou alle volmaaktheden , van welken enig denk-
beek in my is, aan my gegeven hebben, en zelf dus God zijn. Ik
moet ook niet denken dat dc dingen , die my ontbreken , mif-
fchien zwarclijkcr te verkrijgen zijn , dan dc genen , die ik al-
rcêinmyheb. Integcndtci, 't is klaarblijkclyk dat ik , dat is
Ts.iii..nna ccu - dcukcnd ding, of ccu - dcukcndc zelfllandigheit , zware-
lijker uit mets te voorfchijn kon komen, dan dcv kcnnilkn vc-
Darde Bedenking. 2 f
Icr dingen , die ik niet ken, en die allcenlyk » toevallen van defe »
zcüftandigheit zijn, te verkrijgen. Zeker indien ik dit sroter'''""^"'^''"'"
van my had, zo zou ik ten minftende dingen, die men lichtelvk ""
kan kr.jgcn.niet aan ray geweigert hebben, gelyk ook niet eni-
ge anderen van de genen.die ik begrijp dat ni '> Gods denkbee Ic
begrepen z.jn ; om dat my dunkt dat'er niets zwaarder te doen
is: cn indien 'er iets zwaarder te doen was, zo zou 't zekerlvk
my ook ^^yaarder fchijnen, vermits ik't overige.dat ik heb van
my fou hebben;dcwijl ik bevind dat mijn macht daar in bepaalt
word Wydcrs.ik zou noch dekkracht defer redenen niet kon-
nen fchuwen fchoon ,k onderftelde dat ik miffchien a t j gë
weeft had , gelyk ik nu ben , als of daar uit volgde dat ik ce^e„
lede r1!7'" ^'P^yefcntlykheit behoefde te zoeken: waiK al- ^ W..
iedc tijt van mijn leven kan in ontcUijke delen gcde-lt wnr
den. daar afyder deel geenfins van't ander afhanlt. D eTha "
ven, van dat >k een weinig te voren geweeft heb, voigtSu
ik nu wefen moet , 't en zy dat enige ' oorlaak m v als wrl, r \
du ogenblik fchcpt. dat is'bewaarf. Want h t is\ tare'^b
telyk voor de geen,die,op de f natuur van de during neiïtd^
heel een zelve smacht en doening van node is tofa edm- è, .rrTr
vooryderogenblik.diezyduixn.t?Hbewaren,airva„nodëfoui^^^^^^^^^^^
zijn om de zclven van nieus ce * fcheppen.zo zy nog niet WTr^n-
m voegendac het naturelyk licht ok klarelykleroo;t
de bewaring en fchepping niet verfchiUcn, d?nallceZk
opficht van dc reden alleen. Ik heb d.eshal ven nu aan J v zel f
te vragen of ik enigc kracht heb , door de welke ik te wiel kan
brengen dat ik, die alreê ben.een wemig daar na ook v^efS za
Want dewijl ik mets anders ben, als een k denkend diL 7n r , ic 7. •
ten minften (dewijl iknu alleenlyk- beftiptelvk vTif du d^^^^
C^l^lt"^'^ ' ' '^'^"'^^"g '^•"S - ) -dien ot , J '
^1 acht inmy was, zonder twijlFel zulx mede weten • m in, ?i?
bevind geen zodanige kracht ; in hier uit befpeui k kh '
lyk dat Ik van enig «. wefen, van my verfchciden ziindc «ft . •
Maar du wefen is miflbhien cldmct- cTS^S";^-^::!^^'
bracht zijnofvan mijn ouders, of van enigeandeioorfS ■'""•
dlc min volmaakt zijndan God.Inte<Tcnded 'r ic „„1 , '
« dadelykheit in P d'oorfaak zijn moet, als'er in 4 't gewerkte "
en dicshal vcn.dewijl ik een ' denkend ding ben.die enig . denk m f^^v
beelt van God in my heb , zo moet men echter , hociLfg ëen^r^^^^
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
2^ R. Des-Cartes
oorfliakmen ook van my aanwijft, nootfakelyk belijden dat
die ook een denkend ding is, en 't denkbeelt van alle volmaakt-
heden heeft , die ik aan God toeéigen. Men kan daar na ook
a U'^a^fc , wcêr onderfoeken of dele * oorfaak van fich , of van een andere
vciaba,^ oorfaak, is: want indien zy van fich is , zo blijkt uit de byge-
brachteredenendatzy zelve God is, om dat, dewijl zy macht
b Exiftxrc, heeft van door fich zelf bwefently k te zijn,zo ook zonder twijf-
c^ciu. fel macht heeft van in bedrijf alle de volmaaktheden te befit-
tcn, welkers denkbeelt zy in fich heeft , dat is alle de volmaakt-
heden, die ik begrijp in God te zijn. Maar indien zy van een an-
dere oorfiak is, zo vraagt men vveêr op gelijke wijfe of defe an-
dere van fich, ofvan een andere is, tot dat men eiiKlelyk tot
d'iiitterfte oorfaak koomt, die God fal zijn. Want het is klaar-
órre?ren. bl ij U el y k genocch dat men hier geen ^ voortgang tot het on-
i7««r^' eindig (Icilen kan , voornamelyk dewijl ik hier niet alleenlyk
hanJel van d'oorfaak,die my eertijts voortgebracht heeft, maar
bcfonderlyk van d'oorfaak , die my in defe tegenwoordige tijt
bewaart. Men kan ook niet verdichten dat 'er miflchien veel
c f/tii/4 p4r. Cel cellij ke oorfaken te zamen gekomen zijn om my voor te
trwvi. brengen , en dat ik van d'cen het ^denkbeelt van een der vol-
maaluhedcn, die ik aan God toeeigen , en van een andere het
denkbeelt van een andere ontfangen heb,ja zo, dat alle defe vol-
maaktheden wel ergens in de werrelt gevonden worden , maar
niet alle te famengevoegt in een alleen, die God is. In tcgcn-
^vnitét- (iecl ,B d'eenheit, enkelheit , of 'd'onaffcheidelykhcit van alle
h stMpiiii- (Ie dingen , die in God zijn , in een der voornaamfte volmaakt-
Unfci'ara' hcdcnTdie ik verfta in God te wefen. En zeker , het denkbeelt
biinM y^,^ jefe eenheitvan alle Gods volmaaktheden heeft niet in
my gedelt konnen worden van enige andere oorfaak , dan van
k idtu cle gene , van de welke ik ook de ^ denkbeelden der andere vol-
maaktheden heb. Zy heeft ook niet konnen maken dat ik die
1 sim»i ■]««• i ^e zamen gevoegt en onfcheidcly k verdaan zou , zo zy ook
n*'infcpAr^' niet gemaakt had dat ik bekende welken die waren.
*"^"* EinJelyk, wat d'ouders aangaat, hoewel alle de dingen , die
TiConftrvA' ik ooit van hen geacht heb , waar waren, zo" bewaren zy my
echter niet, en hebben my ook geenfins voortgebracht voor zo
J*J"""'' veel als ik «een denkend ding ben : maar zy hebben alleenlyk
p Dth'ofiuu- enige v fchikkingen in defe q ItofFe geilek , in de welke ik oor-
^AUurta, deel dat ik , dat is mijn ' geeft , dic^k nu alleen voor my neem,
i J^tm, beflotcn bcn.Dicshalven kan hier van defe dingen geen fwarig-
heit
Darde Bedenking. 27
heit wefen; maar men moet volkomentlyk befluitcn dat uit dit
alleen dat ik » wcfent yk ben.en dat enigi denkbeelt van't vo
maaktrte wefen dat is van God , in my is , kkarbli lIcTvk be
toont word dat God ook «wefentlyk is ^ ^ r.^f^a.ipmi.
Nu is noch overig dat ik ondcrfoek hoe ik dit JdenkbeHrLTt'
troivken, en t is my nooit onverwacht toegekomen , eelvk 5e
menelyk met de denkbeelden der ^ finnel.fkedingen febeuf t f K'. f^^r^^^
als dcfe d.ngen aan sd'u.tterlijke werktuigen der finnen voöï l"!
komen, of Ich.jnen voor te komen. Dit is Sok niets, dat ik ver
neï .n'f ' T"/' '^' T'A' "i^^ -ifneemen , en ook niets by voe/"'""*
re?d:;l,tSf;:n^^J;':^:^.iSo^
1^ T 1 ' ' '"g'^J'-ukt. zou wefen. 't Is ook niet ï
Uit aic enige , dat God my gefchapen heeft , s zeer crelnofTplwlr
dat my emgfins naar zijnib^eelt en gelijkenis heel^^^^^^^^
dat ikdefcgebjkems . in de welke Gods denkbeek Ke^en '* ■"'''"■'••
Word.door de lel ve macht begrijp.daar door ,k zelf van Ke
groter cngiotei, of beter dingen tracht: maarik verfta nok
dat de geen van de welk ,k afhang.alle defe grote dm-^ennic "
[ k en O m macht, maar ook p dadif onbC °
paalde yk m fich heeft , en dieshalven God is. Alle d °lmcht Ir'*"''- "*
dcnkbe. ; f ?u "=""»'-z>Jnde,als ik ben.namelyk ,Gods '>
denkbeelt in my hebbende , ' wefentl vk ben 't en 7,, r-^\ i t,.,
warelykwefen^lykis; nam'elykdefe&d ^elS^^^^
my is, dat is . d.e alle defe vol maaktheden heeft . die ik niet Hn
bevatten , maar cnigfins met mijn » denkin- bercil-en . r ,
heel geen gebreken onderworpc^n is. Vic \^cl^^^^^^^^^^
genoech bhjkt dat hy geen bedrieger kan wefen ; want het ni
turelyk licht toont blijkelykdat alle bedrochen bedric-erv
van enig gebrek afhangt. ^ J
xVI.arecr ikdit nacrlliglijkcr ondcrfoek , cntotde nafpeu
nng der andere waarheden koom, dic daar uit konnen bclloten
^ ^ wor-
28 R. Des-Cartes
« Coufen:pu- wordcii , ZO luft Het my hier enige tijc op ' d'aanfchouwing van
ri;r>^«M. God te blijven ftaan,des felfs ^ toeëigeningen by my t o verwe-
'^"''^ Ven, endefchoonheitvandit onmetelyk licht , zoveelalsdc
kracht van mijn fchemerende geeft fal konnen verdragen , aan
te merken . te verwonderen , en t'aanbidden. Want gely k wy
door 't geloof vertrouwen dat d'opperfte gclukzaligheit van C
ander leven in defe enige befchouwingen befpiegeling van dc
Goddeliike Achtbaarheit beftaat , zo bevinden wy ook dat
hier uit, fchoon minder volmaakt, de grootfte vernoeging
enwclluft, die wy in dit leven konnen gevoelen, onttangen
kan worden.
VIERDE BEDENKING.
J/an V n^are en valfche.
IK heb my in defe dagen zodanig gewent tot mijn *^ geeft:
van de ^^zmnen af te leiden, en zo naaukeuriglyk aange-
merkt dat 'er zeer weinig is, 't welk van de lighamelijke
dingen zekerlykverftaan word, en dat men noch meer van de
tMenshH- cmenfchelijkc geeft, en noch veel meer van God kent , datik
f7;;;...-. nu ronder enige fwarighcit mijn « denking van d'inbeeldige
g imap.abi. h verftanclijkc dingen alleen , en van alle 1 Itotte tot de
hinuu^i.ii- ceheimeniflen keren zal. En zeker, ik heb een veel ondcrichei-
dcliiker ^ dcnkbeelt van de ^ menfchelijke gceft,voor fo veel hy
lueT'"* een denkend ding is , niet " in langte, breette,en diepte uitge-
j Aun^ hH. ^^gi^^.^ „Qch iets anders van't lighaam hebbende,als het « denk-
r-i.viW- beek van enig lighamelyk ding. Knals ik bemerk datiktwijf-
T/» lon^sim fel , of dat ik een onvolmaakt ding ben , dat van iets afhangt, zo
la-um ^ koomt my te voren een zeer klaar en onderfcheidc dcnkbeelt
Jv£/l?"' van een p onafhangelyk en volmaakt wefen , dat is van God, en
vJdca. uit dit alleen, dat zodanig een q dcnkbeelt in myis, ofdatik,
dit dcnkbeelt hebbende , ' wezcntlyk ben , beftuit ik zo zeker-
p rfy«*'u. lyi^^jat Godookwefentlykis, en dat van hem yder ogenblik
iRripcre, allcmijn » wcfentlykheit afhangt, datik vcrtrou dat'cr niets
klarelijker, cn niets zekcrlijker van 't nienfchelijk , vernuft
Mydunkt<iatikalrcêccn wegzic, door
welk men van defe" bcfchouwing des ware Gods,in dewelk
allefchatten der wetenfchappen cnwijshcit verborgen zijn,
w coimtit, w kennis der andere dingen koomt.
Voor
vierde Bedenking. 29
Voor ccrft beken ik dat het niet gefchieden en kan dat hy my
ooit bedriegt : wnnt in alle bcdroch en bedricgery word enige
onvolmaaktheit gevonden ; en hoewel te konnen bedriegen
een bewijs van fcherpfinnigheit, of van macht fchijnt , 2o1)c-
tuigt te willen bedriegen echter of boosheit, offwakheit. en
koomt dieshalven niet in God. VVyders, ik bevind in my zeke-
re « macht van t'oordeelen, die ik fekerly k, gelyk ook d'andere '
dingen, die in my zijn, van Godontfangen heb ; en dewijl hy''*'^"'*'"'''
my niet wil bedriegen, zo heeft hy my die niet zodanig gege-
ven,dat ik, terwijl ik die recht gebruik, oit kan dolen. Van defe
faak zou geen twijffeling overig zijn , zo hier uit niet fchcen tc
volgen dat ik dicshalven minder kon dolen : want indien ik al'c
geen, dat in my is, van God heb, en indien hy noit enige macht
van te dolen aan my gegeven heeft, fo fchijnt het dat ik nimmer
dolen kan. En feker ,zo langals ikalleenlyk op Goj denk , en
my geheel tot hem keer,zo bevat ik geen oorfaak van doling of
valsheit : maar als ik weer tot my gekcert ben, zo bevind ik dat
IK ontellijke dolingen onderworpen ben; en als ik der fel ver
oorHiakonderfoek, zo bemerk ik voor my niet allcenlykcen
^ dadelyk en ftellig denkbeclt van God , of van't oppcrf^c vol- '^^^
maakte wefen, maarook, om zo te fpreken , een ^ ontken nig
denkbeclt van 't niets , of van't geen , dat van alle vol maak helt '*7^"'''''V
op het veerfte af is , en my zo als iets in 't midden tuflchen God ''-u'^'
cn 'tniets, oftuflchcn '■"t opperlk wefcn en met wefcn gc- ''-'-'-^^^^^
ltelt,dat'cr, voor zo veel als ik van'c opperftc wcfcn gefchapcn
ben, niets in my is,daar door ik bedrogen, of tot doling gebnurt
Word : maar voor zo veel ik ook enigfins aan f't niets , of a-Ü^n ^^,hu
« t met wefen deelachtig ben,dat is voor fo veel ik hot opperde
wezen niet ben, en zeer veel dingen aan my gebreken, zois't
geen groot wonder dat ik bedrogen word. In dcfcr voegen be-
ken ik zekerlyk dat de doling , voor zo veel zy doling is, niet
Mets dadelyk is, datvan God 'afhangt, maar dat zy allcenlyk '^i^-Wr.4/<,
een gebrek is,en dat ik dieshal ven om te dolen niet eiiiac ^m lyt \- r-'r''"'-
behoef, die my hier toe van God gegeven is , maar da'^t het ue-
beurt dat ik hierom dool , dat de macht van 't ware t'oordclcn
die ik van God heb, niet 1 oneindig in my is. '\iufniu^
Maar dit voldoet my noch niet genoech : want de doling is
niet een zuivere loghening , maar een " beroving of » ontbec- '"'^w^f/^
ring van enige kennis , die in my enigfins behoorde tc welen- o ulT'^'''''
cn als ik op Gods natuur merk , zo dunkt my dat het niet ge- r <^Z''^ntu
1^ r-\. : ^
fchic-
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
30 R. D E S - C A R T E S.
fchieden kan dat hy enige macht in my geftelt heeft , dieniet
Ma haar geflacht volmaakt is, ofdie enige volmaaktheit, die
In. aan haar behoort, derft. Want indien een werkmeefter , hoe
hy meer ervaren is, volmaakter werken afleevert; wat kan van
defc opperde Schepper aller dingen gemaakt worden , dat met
in alle dinaen volmaakt is ? God kon fonder twijffel my zoda-
nig aefchapcn hebben , dat ik noit bedrogen wierd; hy wil
zonder twijffel ook altijt het geen , dat bellis: is't dan beter
dat ik bedrogen , dan dat ik niet bedrogen word ?
Terwijl ik dit naerftiglyk overweeg, zo koomt my voor
^erft in gedachten dat ik my niet moet verwonderen , als God
enifre dineren doet , daar at ik de redenen niet kan verftaan ; en
dicslralvcn niet van des zelfs ^'wefentlykheit hierom heb
te twiiffclen, dat ik miflchien enige anderedingen byerva-
renheitzie, zonder te konnen begrijpen waarom en hoe God
die doet. Want dewijl ik alreê weet dat mijn natuur zeer Iwak
cLïrHiuiU. bepaalt, en dat Gods natuur'^ onmetelyk, «-onbegrijpelyk
i'iZ^^Z enfoncindigis, zo verfta ik hier uitklaar genoechdat hy on-
he»jU'>iu. tellijke din^^en vermag , welkers oorfaak aan my onbekent is ;
^it'ri^/Krfen om dele"' reden alleen acht ik dat dit geheel sgellacht der
..^/.r«./>2.-QQj.^^l^^n, 'twelk men gemenelyk van 't einde of gemerk
r^efi... zoekt,in de inatuurkundigedingengeen gebruik heeft. Want
iKfb^ nj-^y. ^^^^ j^I^j. fonder roekeloosheit Gods einden of ge-
kf;»ij Dnmerkennafpeurenmag. ' , , i
Ik zie ook dat men, als men onderioeken wil of Gods werken
volmaakt zijn, niet een enig fchepfel in 't bclonder , maar de
lommvni- )„ehele alf^cmeenheit der dingen aanfchouwen moet. Want
rif**' het ^cen , dat, zo't alleen was , miflchien met recht feer onvol-
maakt zou fchijncn , is feer volmaakt , als men 'taanfchout ge-
lyk een deel in de werrelt hebbende. En hoewel ik,zedertdat
ik van alle dini2;en heb willen twijffelen, noch niet fekerlyk be-
.tasyi/fcrc. leent heb dat'er iets, behalven iken God , wefentlyk is , zo
nTounna kan ik nochtans, fcdertdatik Gods " onmetelijke macht be-
merkt heb , ook niet loghenen dat hy veel andere dingen ge-
daan heeft, of tenminllcn zou konnen doen invoegen dat ik
O 7?*f/«/«r. ^ci-^o^cd in d'algcmecnheit der dingen verkrijg.
Wyders , ais ik nader tot my ga , en nalpeur hoedanig mijn
r' doUngen zijn , die alleen enige onvolmaaktheit in my aanwij-
q 'D.p.w/n.il-n , zo bemerk ik dat zy van twee p oorfakcn , die te zamcn lo-
l'ZjIZ, pen , safliangcn > namely k van de ' macht van te kennen, die in
my
vierde Bedenking. 3 i
my is,cn van de ^ macht van te verkieren,of ^ van de vryhcit des «
^ils,dat is van't verllant, en ook van de wil. Want door't ver- b'^^T'^'V •
üant alleen bevat ik aUeenlyk de denkbeelden, van de welken''^^^'^^^^^^
ik oordelen kan, zonder dat men daar in , dus ^ beftiptel vk aan \ •
gefchout, enige doling, dus eigentlykgenoemt, vind Want'
hoewel'er millchien ontellijke dingen e wefently k zijn , daar af ^
geen ƒ denkbeelden in my gevonden worden, zo mag men ech-n^.*.
ter niet eigenclyk zeggen dat ik daar af berooft ben , maar wel
pontkennelyk dat ik hen niet heb; om dat ik geen reden kan ^'«""-^^^
by brengen, daar doorik bewijfen kan dat God fchuldicr was
groter macht van te kennen aan my te geven , dan hy aan m v
gegeven heeft:en ook hoe konftig en ervaren een werkmeefter
Jk my ook inbeeld , zo acht ik echter niet dat hy alle ziin wer-
Ken zo vol maakt behoeft te maken,als hy enigen daar af maakt
i^^l nf ) "''^ t §f " Senoeg grote en volmaakte
wi],ot V yhcit des wils van God oncfmgen heb;want ik bevind
En'rl ''^''''''if'' "^"^^y^" 'P^^^^^^ ^^^oten is.i^-.ir...
■i-ii tgecn , t welkmy aanmerkenswaerdig fchijnt is dat'cr
fJ^A''^^?'^'"^"^^ volmaakt en groot zijn, of ik verftadat
zy noch volmaakter en groter konncn wefen. Want indien ik
omecn voorbccltby te brengen, de ^ macht van te verfèaan kF.../,./,,
•tanmerk, zo beken ikterdont dat ik zeer kleinen ' eindiir in
"rote'r'i.'l ^'K- ''^"'^bcel: van een andere vccI
groter, jade grootftc en oneindige macht , en bevat uit dit zei "
ye, dat ik des zelfs denkbcelt kan maken, dat zy tot Gods na"
te Dee den. of iets anders.dat gy wilt.ondcrfock.zo vind ik heel
iyi< verfta. De wil allcen,otde vryheit van de wil is't alleen die
k zo groot in my bevind , dar ik i' 't denkbeclt van geen groter »
bevat: invoegen dat dit het voornaamlle is.'t welk ik vcrlt i
weltw,; r ^^^r Want hoe.'- ^
diedaaraan gevoegt zijn.en haarbcllandigercn krachti J „v
ken , als uit oorlaak van ' 't voorwerp . om dat zy zich tot mee
dingen ,v,i r;„7„sr."-wi^;jr^^^^^^^^^^^
aangelchout , echter met groter fchijnen , dewijl zy alleenlyk
hier in beftaat,dat wy een felve ding konnen doen of niet doen *
dat IS beveiligen of loghenen , volgen of vlieden, of eer hier iil
alleen
I
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninkh'jke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
R. Des-Cartes
alleenlyk.datwytotdit, 't welk ons van a'tverftantvoorgc-
' ' ftclt word, te beveftigen, of t'ontkennen , te volgen of te vlie-
den zodanig bewogen zijn , dat wy niet gevoelen van enig uit-
.teriykgeweltdaartoegedreventeworden 'tis ookn.et van
node dat ik , om vry te wefen , tot beide gedre ven kan worden^
in tegendeel.hoe ik'meer naar't een hcl,ot om dat ik het ware en
b eoede bliikely k daar in ken, o om dat God het ^ innerlijke van
„,..,j„„. f„i:„den^in Ao fchikt ; hoe ik het vryraoediglijker verkiefen
c-S.- ènomhelfen fal. Wantzeker,dccgodde hjkegenade.ende^ na-
turelijkc kennis verminderen nimmer de ' vry heit , maar ver-
meerderen en verfterken haar eer. Maar defe f onverfchiUent-
'f hcit.die ik bcmerk,als geen reden m y meer naar d een.dan naar
d'andere zijde driift , .s de laegfte trap van de vry^f' t . ^n be-
tuiot geen volmaaktheit m de vryheit , maaralleenlyk een ge-
brek , of zekere logheningc in de kennis Want mdien ik alt.jt
klare yk zag wat waar en goet is. zo zou ik nimmer overwegen
wat t'oordelen ofte verkiefen is; en dus zou ik , hoewel volko-
. ,nj,f.r„.. melyk vry , nochtans noit s onverichi lend konnen zijn.
h Uit de/e dingen dan begrijp ik dat de kracht van te willen ,
die ik van God heb, door zich aangefchout, niet d'oorlaak mij-
ner delingen is , want zy is zeer ruim . en volmaakt in haar ge-
flacht; noch ook de 'kracht van vcrftaan, want dewijik van
it,*..r. God heb dat ik "verfta, zoverfta.k zonder twijfFcl t geen
recht, dat ik verfta.zonder dat ik hier in bedix>gen kan worden.
Waar uit fpruitcn dan mijn dolingen ? Uit dit enige , dat , de-
, wijl de ' w.1 zich wyder uitftrekt dan "> 't verftarrt, ik de w.1 niet
in de zelve palen hou,maar ook tot de dingcn.die ik met ycrfta,
,„ „irih-ék- en dewijl hyonverfchiUend daar toe IS, zowijkthy
• 'cSyk va,?rware^en goede af, en dus word ik bedrogen en
zondig Tot een voorbeclt , toen ik in defe dingen ondcrfocht
.e..i„r.. of 'er icts in de werrelt " wcfentlyk was , en bemerkte dat hier
uit, datikditondci-Ibcht, klarelyk vo Igae dat ik wcfentlyk
was , zo moeit ik nootfukclyk oordelen dat het geen. 't welk ik
p7i,»"r. 20 klarelyk verftont , waar was, met dat ik van enige i'uit-
terliike macht daar toe gedreven wierd , maar om dat uit een
„root licht in mijn 'i vcrllant eengrote tocneig.ng in de wil ge-
f olgt isi en zo veel te mccrheb ik dit van zelf enonbelchroom-
r ..S.r.- dclijker gelooft , als ik hier toe minder ' ver chillentheid in my
1 , oevoeldc. Doch nu weet ik . voor zo veel als ik enig denkend
'X""- dmgben, met alleenlyk dat ik ' welcntlyk ben , maar my
,tx,,i,r,. ""fa ' koomt
Vierde Bedenking. ^ j
toomt ook te voren zeker «denkbeelt van een Imhamdiikc
natuur ; en dit doet ook dat ik twijfFel of de ^ denkende n^irn nr
d,e in my ,s. of eer die ik zelfben ƒ een andere is dsdelbclSaï.'
mehjkc natuur, en of zy beide een zei veding zijn : en dewijl ik '
een, dan tot het ander overreed, zo ben ik om defe zelve oor-
laaic e onvcrkhillend tot beide te beveftigen , ofte loahencn *
of ook tot mets van defc oorfaak t'oordelcn.
Defe fonverfchillcntheit rtrckt zich niet alleenlvk totdief
Z^rïn^'XT l''^''''' ^''^ ^''"^ '^^""'^ heeft , rZ-^^--.
wHk Z g/'^een tot a Ie de dingen , die in de zelve tijc, in dc
ftant bekent worden. Want hoewel "gelooffelijke giffinccn "
ailecnly k giffingen , en geen zekere en ontwijfFeliike redenen
dnjvenj't welk ik ,n dcfedagen genoech bevonden heb.tocn k
InrU , valichtezijn, en dit alleenlyk hierom .
datik bemerkte dat men daar afin en.ge wijfe kan twijfFcle;?^
Voorts, als ik met klarelyk en ondcrfcheidelyk aenoech be-
vat wat waar is en dieshalven my van mijn oordeel te «even
Zh)."^^ ' '^'i^'^i'^'S of ontken,zo misbruik ik dJ^yï^^
V geheelly k : maar indien ik d'andere zijde verkie , zo ccraTk
ikwel by geval aan de waarhcit, doch ik ben echte' „iet Jrv
van fchult. om dat het naturelyk licht aanwijd dat ' het begri J <
Jn?n /^"'k' ''['J' ^^""^'^ ^^«"i^ dc w.1 behoort te
5"de':;rm ;"a^;^ " --'j^ ird'ontbenng of berof ing! . ..w...
J !isL de PW J, 1 Sefte t heeft ; » d'ontbeering , zei? » f-^..
jK, IS in de P werking, voor zo vee zy van mv uitvaar mn^r „.- J? "
.werking , voor zo veel zy van God ^ afhangt Wan r i k L K '
geen oorlaak van te klagen datGod aan my gefn grote ^krad^ ' »
van te verilaan , of geen groter naturelyk l,?ht gegeven heeft
dan hy heeft gegeven, om datVt het eigen van^een ucnji'e' ;
bepaalt verllant is dat'ct veel dingen niet verftaat . en 't d.e
van een gelchape verftant dat 'et eindig en bepaalt is- Ik hr-N '"
dan hcm.die noou iets aan my fcluildig was.voor't geen te dan-
^ ken,
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
R. Des-Cartes
ken, dr.t hy meêgedcclt en gefchonken heefc, en niet te denken
dat hy my van die dingen, die hy my niet heeft gegeven , bc
rooft , of hen van my afgetrokken heeft. Ik heb ook geen oor-
laak van tc klagen dat hy aan my een wil , die zich wyder uit-
llrekt dan't verftant,gegevcn heefti want dewijl de wil alleen-
a jnindiv-.f- lyk in een ding, en als ^in't ondeelbare bellaar , zo fchijntdes
zelfs natuur niet te lijden dat men iets van haar ontnemen kan,
zonder haar geheel te vernietigen; en zeker, hoezy groter en
ruimer is , hoe ik groter dank aan des zelfs gever verplicht ben.
Eindelyk, ik heb ook niet te klagen van dat Godmybehulp-
H faam is in't uitvinden der i> daden van de wil,of in die*=oordelen,
inde welken ik mis : want alledcfe ddadenzijn heel waar en
t ViiJd^rc. „Qct ^ voor zo veel als zy van God « afhangen ; en in my is enig-
lins een groter volmaaktheit hier in , dat ik hen kan uitvinden,
\rr,vn-io. Jan ZO ik niet kan. Maar de ^derving of beroving, inde welke
f^%.u,jor. aiiecndesvormige reden van valsheit en fchult beftaac, be-
h 'c:ncurf^, hoeft niet Gods medewerking, dewijl het geen ding is,en, tot
i vuv.fio, hem ,als tot zijn oorfprong getrokken,gccn « beroving maar
k.\<i'rf//». leenlykecn »^ ontkenning behoort genoemt te worden. Want
zeker, in God is geen onvolmaakthcit , fchoon hy aan my vry-
heitcecft van fommige dingen toe tc ftemmen , en niet toe te
Hemmen , van de welken hy geen klarê en onderfcheidelijkc
kennis in mijn verftant geplaatll: heeft ; maar 't is zonder twijf-
felinmy een onvolmaaktheit datikdefe vryheitniet wel ge-
bruik , en dat ik mijn oordeel van de dingen geef , die ik niet
^^VkVie nochtans dat God lichtelyk had konnen maken,dat ik,
xcovnüof^ fchoon ik vry -bleef, cn een » eindige kennis had , cchternooit
zou dolen , te weten zo hy een klare en onderfchcidcli)kc-be.
' * vatting van allededingen, daar af ikmy ooit beraden zou, aan
» uu'usfiu. n Verllant gegeven had ; of alleenlyk indien hy zo vafl: in
mijn geheugcnis ingedrukt had van geen ding ooit t'oordelen,
't welk ik niet klarclyk cn ondcrfcheidelyk verllond , datik
dit nooit vergeten kon : en ik kan wel vcrlbian , dat ik , voor
zo veel 'ik geheel zeker ben , volmaakter zou worden dan ik nu
ben, indien God myzodanig gemaakt had. Maar ik kan dies-
o-y-mr/ï,^ halven met loghcnén of daar is in de hele oalgemeenheit der
dinaeneniofinseen groter volmaaktheit , om dat enige delen
daar af niet vnn dolingen vry , cn anderen vry daar at zijn , dan
of zy alle volkomentiy k gely k waren,cn ik heb geen recht van
vierde Bedenking. , .
te klagen datGod my tot zulk een ftaat in de wcrrcit heefr
Jen ftellcn, d.e niet de voornaamfte en volnnXöe Inn f i^^^^
en ook niet van dat , hoewel ik niet van do n Jln P
d:eerllc.niddd. d.evande blijkdi^L"ïc 4' f^^^^^^^^^^
dingen hangt , van de welken ons te beraatflagen ftaat 1,1
vennng door d'andere .niddel. die alleenly k ht Vl^^^aJ ^ da ' k
gedenk aatikmy van oordeel te geven onthouden nf^.,
^iikw ils,alszLilYcii(^n{l-ÜT,-« A.. ^} prcngcn, dat ik zo i> -f-Wi*
K«i 7 1 • ^i-i^xaiLnltigis,daar aan i>;cdenk, en dus e<-ncUrU
heb. En zeker, daar kun geen ander welen In t S'^'peurt
f c van 't verftant klarclyk en ondcrfeheidêlyk f, " haaï ve,
toont worden.zo kan't warelyk nietgefchieden da^l Hnnl '
dat alle klare en onderfcheidc^^ bevatf.ngÏÏiten tvv; ff 1 '
endieshalven «niet van 't niets kan wefrn 1 ^^""J^^' is, c T.„f„..
God tot haar ftichter heeft GoS^
maakt zijnde , aeen bedripari^ l o , c ' hoogften vol- «"'•'••
beiden fal. ^'^""^ ''^ voortaan naerftigjyk ar-
VYFDE BEDENKING
Van de ^ mzevtheit der ^^fofelijke dingen , en ^>eêr
van God i dathy'wezemlykis.
IK heb noch veel dingen van k Gods toevoealn^, , Tn'""
der-
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Innages reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
j5 R. Des-Cartes
deiToeken;doch ik fal dit miflchien tot op een ander tijt fparen.
Maar dewijl ik aangemerkt heb wat men doen of laten moet,
om de waarheit te verkrijgen , zo dunkt my dat my mets meer
drukt, dan te pogen my uit de twijfFelingen, in de welken ik m
defe voorgaande dagen gevallen ben, te redden, en te befien of
^-Pnmnu- men iets zeker van de « ftoffelijke dingen kan hebben.
riaicu Maar eer ik onderlbek of enige zodanige dmgen buiten my
h6x,p,u. b^efentlykzijnjzo behoor ik der felver«denkbeelden,voor zo
Vcnltatio veel zy in mijn Jdenkingzijn,t'aanmerken.en te befien welken
e -Duiv.al. yan hen ^ onderfcheiden, en welken ^ verwart zijn.
^/iti/X Onderfcheidelijk beeld ik my indefes hoegrootheit , van de
'h(^/M«m.« Wijsbegerigen gemenelyk ^ verknochte hoegrootheit ge-
t'w:. noemt, oPcruitrtrckkingder hoegrootheit, of eer>^van't hoe-
j"-'"-"". orote ding in langte, brcettc en diepte. Ik tel hier in verfchei-
k^/^u <ï«..n- ^^^^^^ ^ geef aan defe delen alle grootheden, gertalten,ge-
Yu^mhc. legenheden, en» plaatfelijkc bewegingen,enaan defe bewegm-
r/5««'.t»f gen '"alderhande duringen.
d«r-»w ^ heb niet allcenlyk volkome kennis en begrip van defe din-
gen, dus in 't algemeen aangcfien , maar ik , naeriliglyk daarop
u F'f»ra. merkende, bevat ook ontellijke befonderhedcn van de " geftal-
„ Nlr^er^. tctt, vatt « 't gctal, vau de p beweging, en van andere diergelijke
P wviw-c. ^ij^gcn ^ (jj^ar of de waarheit zo klaar en openbaar is , en zo wel
met mijn natuur overecnkoomt,dat,als ik die eeril ontdek, my
niet dunkt dat ik iets nieu leer, maar dat ik weer aan de dingen,
die ikte voren wift, gedenk, of dat ik my nueerft tot die din-
gen keer,die alreê in my waren,fchoon ik mijn gedachten noch
niet derwaarts gewent had. , • j -i
't Geen dat ik hier meefl: aanmerkenswaardig acht , is dat ik
^i^ra. ontellijke ^ denkbeelden van enige dingen by my bevind , die,
r hoewel zy miflchien geen fwefcntlykheit buiten my hebben,
t7{thd. echternict voor 'niets uitgefproken mogenworden; endie,
hoewel ik in mijn vryheit heb van hen te denken of niet te den-
ken , echter niet van my worden verdicht ; maar die hun ware
tTrimruiu^. en OU verandcrlijkc naturen hebben. Tot een voorbeelt , als ik
w^**,";,.. myccn «driehoek inbeeld, fchoon'er miflchien zodanig een
^1l,LrnLx^ peflaltc nergens buiten mijn^Menkingis , noch ooit gcweefl:
y7:;/;::;.a. heeft,zo is echter daar in een ^ bepaalde natuur, of y welcntlyk-
z F.,rn,.. j^^i^ ^ X vorm , die onveranderly k een ecuwig is , niet van my
li?:::.... verdicht, noch die van mijn» geeft afhangt, gelyk hieruit
c Tropncu- ^y-^^^ ^ ^^^^ j^^^n vcrfcheide ceigenfchappcn van dcic driehoek
kan
V^fdc Bedenking. 37
kantonen; namelyk dat des zelfs drie hoeken evengroot zijn
als twee rechte hoeken , dat dc grootftc zijde de grootfte hoek
gndertogenis, en diergelijke dingen ; die ik, 't zy met wil of
onwil ,nu klarelyk beken, fchoon ik te voren , toen ik my een
driehoek inbeeldde , noit daar op gedacht heb y en dieshalvcn
kan men niet zeggen dat hy van my verdicht is.
Dit doet niet ter faak , dat ik my tegenwerp dat ik miflchien
dit Menkbcelt van de driehoek door de ''werktuigen der zin- ^
nen van « d'uitterlijke dingen ontfangen heb , namely k om dat u oXn*
ik fomtijts lighamen, een drichoekigegelhdte hebbende, ge-
fien heb : want ik kan veel ontellijke andere ^ geftalten beden- 1^"
ken , van de welken men niet vermoeden kan dat zy ooit ^ door ^'
dc zinnen ingevallen zijn, en nochtans niet min verfcheide i;ei- IT^hJ^!'''
genfchappen.als van de driehoek, vertonen, die zeker aUe waar
zijn. dewijl ik hen klarelyk ken; endieshalven zijn zy ^ iets , en 'tri^^r.u.
geenfins ' niets. Want het is openbaar dat het geen , 't welk ï ,
waaris,ietsis: en ik hebalreê bredelyk getoont , dat alle dedin-
gen, die ik klarelyk beken, waar zijn. En hoewel ik dit niet be-
toogt had , zo is echter de natuur van mijn ^ geelt zodanig, dat
ikniet laten kan hen toete ftemmen, ten minlten tervvijl ik
die klarelyk bevat. My heugt altijt dat ik , ook voor dcfe tijt ,
toen ik noch meeil aaadc * voorwerpen der zinnen vaft was, de^of>hSf^
dingen, die ik klarelyk bekende, teweten van de geftulten ^'
getallen, of van d'andere zaken , die tot dc- Rekenkonft , of- ^^rfe-.-
„Mectkonrt, ofin't algemeen tot de zuivere en afgctrokkeng;^.,,.,,
«Wiskunde behoorden, voor de zekerften van allen gehouden «^^^^^/'-K
Maar nu, zo uit dit alleen, dat ik uit mijn ndcnking het p^^'''^'^'**
5 denkbeelt van enig ding uittrekken kan , volgt dat aPt geen ^
tvvclkik klarelyk en onderfcheidely k bevat tot dat dinc te
behoren , warely k daar toe behoort , kan men hier uit dan ook
geen bewijs hebben, daar mee men Gods r wefcntlykheit be- r E.,fi..u..
wulf ? Ae cpr. ilr xrin.l ,^^c ^/^ITo s ^«.,M 1^ 1 •
t '
Wijlt ? Zeker, ik vind des zelfs « denkbeelt. namely k van * 't op- c '
perfte volmaakte wefen, niet min bymy, dan het denkbeelt >-™^
van enige " geftaltc of getal. En ik verlta niet min klarelyk en
onderfcheidely k tot zijn natuur te behoren dat hy altijt iv/c.^t\,M,.
fently k is, dan dat dit, 't welk ik van enige geftalte of getal kan
betonen, warelyk tot de natuur van des zelfs geftalte of getal
behoort : en dieshalvcn, fchoon al't geen,'t welk ik in de voor-
gaande dagen overgewogen heb, niet waar was, zo behoort
^ 3 ten
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
a -Dei '^>'
maihem'tt'-
38 R. Des-Cartes.
ten minften ^ Gods wefentlykheit in gelijke trap van zekerheit
by m V c^eacht te zijn, als tot noch toe de ^ Wiskundige waarhe-
n.an...... dcn gcWeeft hcbbcn ; hoewel warclykdit in'tecrll met zeer
klaaris, maarenige-fchijn van bedroch vertoont. Wantde-
fiuf..,!.. vviil ik Pcwent ben in alle andere dingende^ wefentlykheit van
t f;:fr'''* de' wclcnthcit af te fcheiden,fo kan ik my ook lichtelyk vroed-
maken datdc wefentlykheit van Gods wcfenthcit afgcfchei-
ie>:>Pnu den.cn God dus als niet ^ wcfcntly k bedacht kan worden. Maar
deeeen, die dcfe dingen naerftiglijker aanmerkt , fal klarelyk
aeyifi^ntia, i^c^Yindendatde^wcfentlykheitnietmcervan Gods ^^welent-
hffcZ: heit afgcfcheiden kan worden , als van ^ de wefentheit des drie-
hoeks, dat des zcUs drie hoeken even groot als twee rechte
k /rf... hoeken zijn, of als van het ^ denkbeelt des bergs, het denkbeelt
van 't dal : in voegen dat het ünjdig is een God te bedenken ,
isumf»* /' dat is
het 'oppcrlle volmaakte wefen) aan de welke de "^we-
fentlykhcit gcbrcckt , dat is aan de welk enige volmaaktheit
m ontbreekt , ds een berg te bedenken , daar geen dal by is.
Tèx,pnti., Maar ik kan geen God zonder " wefentlykheit bedenken , ja
niet meer dan een berg zonder dal ; en nochtans, gelykhier
uit , dat ik een berg met een dal bcdenk,niet volgt dat'er enige
oé-v/y?,,.. ber^T in de werrclt is,zo fchijnt hier uit,dat ik God als ° wefent-
P f-A-* lyk bedenk , niet te volgen dat God p wefentlyk is : want mijn
q c^it.t.r, ,j denking legt geen nootdwang op de dingen. En gclyk ik een
oevlcup-clt paertkan bedenken, fchoon geen paert vleugels
r Ev,/7.n,M. f^g^^j^t . kan ik miflchicn aan God 'wefentlykheit opdichten,
fdioon'er geen God ^ wefentlyk is. Hier fchuilt ^ bedroch :
want hier uit, dat ik geen berg zonder dal bedenken kan, volgt
niet dat'er ergens een bergen dalis, maar alleenlyk dat een
bera en dal , 't zy dat zy zijn , of niet zijn , met van malkander
aefdieidenkonnen worden; maar hier uit, dat ik geen God,
urwA.«i als "wefentlyk, kan bedenken, volgt dat de welcntlykheit
:f;£r onafrchcidelyk van God is , en dicshalven dat hy warclykMve-
yOittutio, fently k is,nict om dat mijnv denking dat te weegbrengt,of eni-
fre nootdwang aan enig ding toefchikt ; maar in tegendeel, om
a Dric.i. dat de nootfakely kheit van het dingzelve, namely k van Gods
jt,n:,u. ^vcfcntlYkheit, my prangt tot dit te denken : want het Itaat
a.«w aan my niet vry God zonder wefentlykheit (dat is^ topperftc
rr*- volmruiktewelenzonderd'opperile volmaaktheit) te beden-
ken, gelyk het wel vry Haat een paert met of zonder vleugels
te verdichten. . ,
Men
'turn f7-
yijfde Bedenking. jj>
Men moet hier ook niet zeggen dat liet nootHikelyk is dat ik •
een "wcfentlyk God ftel , nadatik gefleit hcbdathyalle vol-'"^""""-
. maakthcdcn heeft , dewijl dc " wcfentlyklicit een van zijn vol- '"V-..
maaktiieden is ; maar wel dat mijn = cerftc (leliine niet nootfa
kclyk heeft gewced : gclyk hec niet nodig is te denken dat allc"°*
a vierzijdige geftaltcn in een ' kring ingefchrevcn konnen wor
den , want indien ik ftelde dat men dit doen kon, zo zou ik ook TJ"^"'"'-
moeten bekennen dat een f fcheve ruite in een kring ingefchre "^^*-«'"'.
ven kan worden, vermits die ook een vierzijdige "eltalte is
t welk echter opentlyk valfch is. Want hoewel het'^niet nootl
wendig IS dat ik ooit tot enige s denking van God verval , zo ^"f"""..
IS t echter, zo dikwijls als ik aan "'tcerftecn opperfte wefen"
wil denken, en des zelfs ■denkbcelt alsuit de Ithat vaS^-'
verllant uittrekken nootftkelyk dat ik daar aan alle voimaTkt ' ' '
heden toeeigen, fchoon.k hen dan niet alle optel, ofopyder
in't befonder let : en defe nootfakely kheit is wnrel vk^cSoech
01,, my daar na , als ik bemerk dat de ^ wefcntly khéit^ee voM ^-y,-"^
maaktheit IS , met recht te doen bcfluiten dat het cerftc en on
perftewefen ' wefentiyk is : gelykhetniet nootfakelykldat..
Ik my ooit een driehoek inbeeld, maarals ik een "-rcch^l.mgc"<l:::
geitalte, met mecrdan dnc hoeken hebbende, wil aanmei-kcn '""A"'-.
zois tnootlakelykdatikdaaraandiedingen toeëieen , uitde
welken met recht vcrftaan word dat des z^\h drie hoeken ni.-r
groter zijn dan twee rechte hoeken , Ichoon ,k dat dan niet be
fonderly k aanmerk. Maar als ik onderfoek welke g (h ten in " ^^i^.^
denken dat alle P vierzijdige gcftalten van dit getal zijn : ja ik»
kan dit ook niet verdichten zolangalsik nietswil ontfa Jen r'""'"
dan tgeendatikklardykenonderfcheidelykverfta En dies
hal ven is er een groot verfchil tuflchendufdanige valfcheVftcr<)T.;7,,w.;
lingen en de ware denkbeelden , die my ingeboren zijn d nr
af teerrteen voornaamfte ' Gods denkbeck.s. Wan '
Ik beken op veelderhandc wijfen dat dit geen verdkhtfel is'
't welk van mijn 'denk ng -afhansc m nr h^-r ui,J-,
warcenonveranderl.jkemuuur:fï.;r"S-tom'^^^^
ander ding kan bedenken aan welks - wefentheit de» welint- ^^m::...
lykheit behoort, dan God alleen ; daar na.om dat ik c^ccn twee"
of meer dusdanige Goden verftaan kan ; en genomen dat'cr nu
eenywefcntlykis. zozie ik klarelykdat hytc voren van eeu-yf.«;?.«.
wighcitgcweeft moet hebben, cn ineeuwigheit blijven zal;
einde.
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
R. Des-Cartes
cindely k om dat ik in God veel andere dingen begrijp , daar ik
nictsafu-ekken.ofhenverandcrenkan. ,j„^i,,,
Maarwatbewijsrcdenikeindelykgebru.k, jyxaldo^^^^^^^^^ .
tijcliierop uitkomen, dat defe dingen alleen die »kkk'elyl.
en onderfcheidelyk bevat, myvolkomentlyk overreden En
hötwcl vande dingen, die ik dus bevat, veel aan yder klaar
cn kennelyk zijn , en anderen niet ontdekt worden, dan van dc
oenen , d e hen van nader by aanfcliouwen , cn naerttiglyk na-
geuren, worden zy echter alle, na dat zy ontdekt zi3n,d een
zo zeker als d'ander gehouden. Tot een yoorbeelt.hoewel niet
. ...... z^ St in een ^ rechthoekige ^-f^"^^;^^^^;^^'^:^
Ur.X. van dcb sront met de vierkanten der zijden gelyk is , als dat de-
fe gront des zelfs grootfte hoek ondertogen word, zo word het
cch er niet min gdooft na dat het eens waar bevonden is. Wat
. r,.,»*./GÏÏ aan5aat,zct r,indien üc niet in; vooroordelen ge^
hg, en ufüicn de beelden der zinnelijke duigen m,j„ e denk. g
?=f nfe; geheel befet hadden , zo zou ik mets eer . of nie^^^^ hch U, -
e c.|.M,„. bekennen : want wat is'er van zich zelf klaai der , dan dat
, ,er een opperlle wefen is . of dat'er een God f wefcntlyk is , aan
. welx% we entheit hier alleen de " wefently khcit behoort ? En
Lewerik, om dit te bevatten, een nacrll.ge opmerking bc-
Eo de ; ben ik echter nu niet alleenly k hier at zo .eker , a s
van't gcen,'t welk het zekerde fchijnt; maar ik bevind ook dat
de zclferhcit der andere dingen hier aan zodanig vaft .s , dat
inenzondcr dit nooit iets volmaaktclyk kan weten
W °nt hoewel ik van natuur zodanig ben, dat, zo haaft als ik
ictszcer klarelyken onderfcheidelyk bevat, ikmy nietont-
ho Skanvandatvoorfekert'achten,zokanmenechter om
i.:--.. dat kook zodanig vannatuur ben, dat >k de 'geeft met altijt
aan een felve d.n|geveft kan houdcn.om dit klarelyk te bevat-
V w.vi.». " 'en d-'" ik d'kwijls aan een'' oordeel denk , dat ik te voren
ocdaan heb, zonder meer op de redenen te merken, om de wel-
kcS iets zodanig gcoordeelt heb) andere redenen by bren-
gen die my!zo il< geen kennis van God had , lichtely k van ge-
focien zo Jden doen veranderen en dat ''^^d-
10,;»;.,.. in" een ware en zekere wctcnfchap, maai alkenljfc zwtr-
— -il-^^irj^veranderlijkewaanz^^^^^^^^^^
deszelffdne hoeken met tweerechte hoeken gclyk zijn; ik
Vtjfde Bedenking. a ,
Icanaandewaarheit hierafniettwijfFelen, lolan^rals ikoodes
^elfs betoging merk. maarzo ^M.llrn^ni'ZtnilZ^^-u^rr.,.
a gekeert heb, zo kan echter, fchoon my noch^ heug ïat ik te
klarelyk begrepen heb, lichtelyk gebeuren dat ik rwiiff- c
het waar >s, mdien ik geen kennis van God Lb WaS U aï
my vroed maken , dat ik zodanig van natuur eemailcrbe a \
.k fomtuts u. die dingen dool , dl ik mecnYlf, eTy' Ueïe'vaï
ten voornamelyk als ik gedenk dat ik veel dingen voor waa;
»-iiiiy geen oedncoer is , en daar uit heh Npflnr/^n ^? \
Jngcn. die H< klareTy k en onderfchë ly k bevu^
waar z.jn zo kan men fchoon ik niet meer on de'redcn n e l
om de welken ik dit waar heb ocoordcelt als il .uï^ i , '
denk dat ik 't klarelyk en onde^rfche.delyk d urfie,' *
] .Vr ff ware en zekere wetenfchap: en niet a lecnl vk
Jiieraf, maar ook vanalled'anderedin«en die ik ^ 'i i ^
heugt eens c betoogt heb, gelyk van dë?Mcet1rund',gr n^'di^r! c
geli)ke dingen. Want wat zal men my nu voorwerpen ? 7n,l 'f '"-
nig gemaakt te zijn, dat ik dikwijls faal? Maar ik weet al."'--'" ^"
Ik in't geen . 'c welk Ik klarelyk verfta . niet nS lL^^^^
hangt,jazodat,cenk hem kende, ik niets van enig ander din^
volma..ktc]yk weten kon. Maarnu konnen ont U J j"
gen, zo van God zelf. cn van d'anjere c verlhndelijke Z^^^i^,..
b gen,''"'"""-
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
d
e l\<s
i DifltrtRia
42 R. Des-Cartes
t%aiHra geti , uls oolc vaii de gehele * lighamelijke natuur , de welke een
holncium, voorwerp vnn de zuivere ^ Wiskundeis,aan my volkoment-
c A/4./jr/«. * ]y k bekent en zeker zijn.
ZESTE BEDENKING.
Van de ^ wezentlijhheit der ^Jioffelijke dingen , en ^dade^
lijkje onderfcheiding desgeefts van V lighaam.
. ^ "^g overig dat ik onderfoek of 'er ^ ftofFelijke dih-
I^J genzijn. Zeker , ik weet ten minften dat zy , voorzo
loh.esfum -L ^ veel fy^'t voorwerp vandefuivereWiskundezijn,kon-
purn Ma- welen , vermits ik hen klarelyk en onderfcheidelyk bevat.
thcfm. ^^^^ zonder twijffel machtig alle de dingen, die ik dus mach-
tig ben te bevatten , te maken. Ik heb nooit geoordeelt dat 'er
ie^s was , 't welk hy niet doen kon , dan allecnly k hierom , dat
ik (Irijdigheit bevond om dat onderfcheidelyk te bevatten.
vFuchIim Wyders, uit de ^ macht van inbeelden , die ik bevind dat ilc
]'usman- gebruik , als ik my in defe ' ftofFelijke dingen oefFen , fchijn te
nu/r/!"*'*" volgen dat zy zijn : want ik,naerftiglyk aanmerkende wat'" in-
r^jmagma. beeljingisjbevind haar niet anders,dan" zekere toepafïïng van
n'i?/*^*/^"» de kennelijke macht aan't lighaam, dat aan haar innerlykte-
genwoordig is , en dieshalven ook « weiently k is.
gno(nt,va. jjt klarclyk te doen verftaan , zo f'al ik cerfl: onderzoe-
pfj£l;/o ken watonderfcheit tufichen Pd'inbeeldingcn zuivere verfta-
&f>aratn- nittgis. Tot ccu voorbcclt i als ik my een driehoek inbeeld ,
^Tnan\u. ZO vcrfla ik uict alleenlykdat dit een geftalteis, in drie lijnen
/«'. bef^repen;maarikaanrchou ook,door de kracht van mijn geeft,
,/wd?*«4r,-. defe drie lijnen als tegenwoordig; en dit is 'tgeen, datiknn.
tCh'tioio^ beelden noem. Maar indien ik op een 'Duifcnthoek wildcn-
' ken, zo verfta ik ook zo wel dat dit een geftalte van duifent zij-
'J.'"*"^"* denis, alsik verftadat een « driehoekeen geftalte vandriezij-
denis: maar ik kan my niet op een zelve wijfe defe duifent zij-
den inbeelden , of hen als tegenwoordig aanfchouwen; en hoe-
wel ik dan, volgens de gewoonte van altijt iets in te beelden ,
zo dikwijls als ik op een lighamelyk ding denk , miflchicn eni-
VJiZ^'o. ge "geftalteverwardelyk voor my vertoon, zo blijkt echter
' dat die geen ^^duilenthoek is, vermits hy nergens in van de geen
nZ'r"'"' verfchilt,die ik ook voor my vertonen zou,zo ik op een xTien-
jF»iHr4. duifcnthoek , of op een andere v geftalte van veel zijden dacht ,
cn
ZeFie Bedenkim.
cn met dienftigJs om defeeigenfchappen te bekennen V
welken een » Duifenthoek %an d4ndere b VeHh i' °' ''''
fchilc. Maarindien dit een' Vijfhoek betrof ,Vff'''°?''^" ver-a«,.c..
des zelfs a geftal te verftaan / gelyk de g^^^^^^^ \Z '-"^'r'-
s laïsieteir: '*^'^-'f ^^^^^
verftaangebruik^ welken efwT '''M'^','^:" ''^ "i^t to
fddczelvebHjven.dic.knuben. Ta tk 5 nrS^Z/^^'J "^j^^^^^^
Kfssreifiï^si,^^^^
iLVeT;^r:^ej:^-4^^^^^
frh,v!J^!! 1 ^^^P^^' om dat als t'aanfchouwen , het nnl/^t
m van de zuivere i verftanin^ verlchilc Hnr «"eenly k h,er n „.
hy verftaat. zich enigfins toVz ht ke t f et ' ^^1^'
becit van de senen , die in hem yiih oo-fr k * ^"'8 'denk-
^ich inbeeld fzich naa ' fghaam L'eT tX;'" ' '''''^ '
vormigmethetudenkbeelf Sh™ fichTeir"'''r8^
door de . zin begrepen heeft . aanfcC ïk ^e ftT^",'
zeg ik , dat «d'inbeeldinedus volm-iaTn;.» , a '''^'"'^'yk ,
r--v,;;V,^i 1 ^^"^ die te vcrk aren. zo ai, ,1/7 ^"yf'*r,.
Ichijnelykhieru tdathetliphaim ,v^(i .1 i ■ ^ ''^ waar- i t,.w.
lyk waarfchijnel vk en ' ^'^ " ' """^i- alleen-
zie ik echter nocrnlet dït maf Ü ril" "^r'^r^^^?^ "^'^P^"-". "o
vandelighamel.jken tuiiTdiëi^ 'n^r^^
,enigbc^^,js kan\rekkcn?'\t;k noo"
enig lighaatn wefcntlyk is. ^ """^ ^at 'er
vendf^T'^'"^•'^'''''"^^';^'^'"S'=" '""beelden behal
ven dcfe lighamehjke natuur, die een ' voorwero van ./r,t w
I'undeisi geiykdccverwcn, deHdankcnliT^nf ^^-ff
f ,
dier-
R. Des-Cartes
dicrfTelijkedingen,maar echter geen zo onderfcheidclyk. Dog
dewTil ik defe dingen beter door denzin bevat,van de welke zy,
door hulp van de bgeheugenis,tot<^d'inbeeldingrchijnendeur-
...;a,...v;.. ^jj^^ ^ i'^i ^ om bequamelijker van defe dingen
,\ scnfu,, % handelen, ook van de zin fpreken,en befien of ik uit dingen,
b
c.M,dH6co' joordefe ^ wijfe van denken, de welk ik ^zin noem , bevat
♦ worden, enigzeker bewijs van de g wezentlykheit der ligha-
" ExljUnttt!- - ' ■' Tl. m .J-,.-» ■^rmAr- XTr^r^.,- ■Mt
''" meliike dingen kan krijgen.Ik fal dan voor eerft weer voor my
vertonen welken de dingen zijn , die ik te voren , als met de zin
bevat, voor waar geacht heb , en \yaarom ik dit geloofde. Daar
na nu ik d'oorfaken overwegen, om de welken ik de fel ven ze-
dert in twijfFel heb getrokken. Eindelykfalik aanmerken wat
ik nu daar afte geloven heb. ^ ,
Voor cerfl heb ik gevoelt dat ik hooft, handen, voeten en de
andere leden had , uit de welken dit lighaam beftaat , dat ik als
een deel van my, of miflchienals my geheel, aanfchoude. Ik
gevoelde ook dat dit lighaam onder veel andere lighamen ver-
keerde,van de welken het verfcheide nuttigheden of » hinder-
'-'"n'o-nmodi- niflcn ontfangen kon ; en ik mat defe nuttigheden naar zeker
' gevoel van ^vreucht, en de hindernillen naar 't gevoel van de
f ü or"*' hiiin. Ik gevoelde , behal ven de pijn en vrcucht , ook in my
m ">^r^''-. honger,dorft,en andere diergelijke begccrlykhedcnjook eni-
oT>oi.e,fiu. „eijghamelijke" neigingen tot vrcucht, droefheit, gramfchap,
en tot diergelijke andere hartstochten: maar van buiten, behal-
cet.r>fioj. ^fc\^ od'uiiftrekking, gellalten en bewegingen der lighamen ,
^..ru<,r,<utu* ^^gyoelde ik ook in hen p hardigheit, hitte, en d'andere rakelijke
p-CX/, hoedanigheden ; endaar boven licht, verwen, reuken, fmaken
cah', & alu i^i^nken, uit welke verfcheidenheit ik de hemel, aarde,zeen,
en d'andere lighamen van malkanderen fcheiddc. En zeker, ik,
de 4 denkbeelden van alle defe hoedanigheden aanmerkende,
'sTró^'^c^^ die fich voor mijn Menking vert^
tmr,udr..iii, pentlyk en onmiddelyk gevoelde, achtte niet zonder reden dat
\ ujM,o. ^^^.^^ dingen gevoelde , die geheel van mijn t denking vcr-
fcheiden waren , namelyk lighamen , van de welke defe denk-
beelden voortkomen : want ik bevond dat zy my fonder mijn
toeüemmingtoequamen,jazo,datik, fchoon ik wilde , geen
« oijtann,, u voorwerp kon gevoelen , zo het niet by werktuig van mijn
yltr"' zin tegenwoordig was; en ik moeft het ''gevoelen , als het te.
^sen„rc, p-enwoordig was. Maar dewijl de y denkbeelden , door de z zin
»it%/. bevat, levendiger en uitgedrukter waren , ca ook op hun wijfe
meer
4f
mecr^onderfcheiden, dan enigen van de genen, dieik, met
voordacht en wetende te bedenken, verdichtte, of in mijn i> ge- b aw/*.
heugenis ingedrukt bevond , zodochtmy datzy niet van my
ZeU konden voortkomen, Zy mocftcndan van enige andere
dingen komen ; en dewijl ik van defc dingen geen andere ken-
nis had , dan uit dcfe denkbeelden zeiven , zo kon my niet an-
ders in de geeft komen, dan dat dcfe dingen met der zeiver
denkbeelden gelyk waren.
Wyders , dewijl ik gedacht dat ik eer 't gebruik van de fin- ^ '^-^/w.
nenïdan Van de reden had gehad, en zach dat de ^ denkbeelden, ^» '^^'^^
die ik zelf verdichtte , niet zo uitgedrukt waren , als de genen,
die ik met de ^ zin bevatte, en ten meeftcndeel uit der fel ver de- «
len te zamen gcfet wierden, zo kon ik my lichtelyk overreden
dat ik geen denkbeelt in f 't verftant had , dat ik niet eerft in de r rnteiun^.
^zin had gehad. Ik achtte ookniet zonder reden dat drc lig- ^ W***.
haam , 't welk ik door enig befonder recht het mijne noemde ,
meer, dan enig ander ding, aan my behoorde : want ik kan daar
met afgefcheiden worden, gelyk van d'andere dinacn^ ik ^^s..un,ere.
gevoeldein en voor 't lighaam alle • begecrlykheden , en alle i^^r--.
hartstochten, eindelyk, ik bemerkte pijnen kitteling van ^ -^^c?..>,
vermaak in des zelfs delen, en niet in anderen, die buiccn'c 1 i<^-
haam geftclt zijn. Maar als ik onderfocht waarom, ik weet niet
uit wat gevoel van» pijn, enige treurigheit des gemoeds en '
uit het "gevoel van kitteling enige blylchap volgt, of waar- Sr*
omik weetniet wat o trekking van de maag, die ik honger o k,.u.,..
noem , my vermaant fpijs , of droogte van de keel drank te ne-
men, en dus ook met d'andere dingen, zo kon ik geen andere
reden daar af vinden, dan om dat ik dus van natuur geleert ben-
want daar is (ten minftcn dat ik weet)geen maagfchap tuflchen
defe trekking van de maag, en de begeerte van t'eten , of tuf-
lchen dei' zin van het ding , 't welk pijn inbrengt , en de q den- p
King van de treurigheit,uit defe zin gefproten, ^Maar alle d'an-
dere dingen , die ik van de r voorwerpen der zinnen oordeelde '^'^'^'^f'»-
fcheen ik van de natuur geleert te hebben : want ik had mv eer'""'
overreed dat defe dingen dus waren, dan ik enige redenen
daar door dit bewclcn zou worden , overwogen had. *
Maar fcdert hebben veel » ervarentheden allengs alle 't ge- ' Pv/vr,v,,,.
loof, dat ik aan mijn «finnen gaf, omgeworpen : 'want de to-l'*^,^/-^
rens, die van verre ront fchijnen , worden fomtijts van naby *
vierkant bevonden \ en zeer grote beelden , op de toppen defer
^' 5 torens
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
4^ R. Des-Cartes
torens ftaande, fchijnen niet groot in d'ogen der gcner, die hen
vand'aardeaanfchouwen. Ik bevond dan dat inontellijkean-
^luiidaftr. (]ere zodanige dingen ^ d'oordelen der uitterlijke zinnen dool-
nZT'' den, en nietalleenlyk der uitterlijke , maar ook der innerlijke
b ó\;»/;» in- i^inneo. Want wat kan'er innerlijker zijn, als de pijn ? en noch-
tans heb ik wel van de genen verltaan, diens armen of'benen af-
gefneden waren, dat hen dacht dat zy noch fomtijts pijn in dat
deel des lighaams gevoclden,daar zy defc leden miften: en dies-
hal ven fcheen dit ook niet heel zeker in my , dat enig lid pijn in
my had, fchoon ik pijn daar in gevoelde.
By defc dingen heb ik noch onlangs twee zeer algemene oor-
faken van te twijffclen by gevocgt : d'ecrlle was dat ik noit ge-
looft heb, tcrvvijlikwaak, enig ding te gevoelen, 't welk ik
ook niet kan achten in 't flapen fomtijts gevoelt te hebben ; en
dewijl ik niet geloof dat het geen,'t welk my dunkt dat ik in de
flaap gevoel, my van dingen, die buiten my zijn, toekoomt, zo
zie ik niet waarom ik dit eer van 't geen zou geloven, 'twelk
• my dunkt dat ik in 't waken gevoel. D'andere oorfaak is dat,
dewijl ikde Stichter van mijn oorfprong noch niet kende , of
ten minden verdichtte dat ik hem niet kende, ik niets zag, het
welk beletten kon dat ik van natuur zodanig geilelt was, dat ik
my bedroog, ook in die dingen , die my de waarlykfte fchenen.
Wat de redenen aangaat, door dc welken ik my te voren de
cT^tfi - waarheit der «^zinnelijke dingen vroedgemaakt had, ik kan hier
op lichtclyk antwoorden. Want dewijl het fcheen dat ik van
^jmi>eUtTe. natuur tot veel dingen gedreven wierd,die de reden afried,
zo achtte ik dat men fich niet veel op 't geen, dat van de natuur
e Tercepüo. aoXeQYi word , bctrouwcn moct. En hoewel de ^ bevattingen
i z?*//<«^m.cicr zinnen met van mijn wil* ai:nangen,zo achtte ik echter met
dat men bcHuiten moed dat zy van de dingen , die van my ver-
scheiden waren,voortquamen, om dat'er milFchien enige magt
in my kan wefen, die , fchoon noch niet aan my bekent , d'uit-
werkfter daaraf is.
Doch nu, na dat ik begin my zelf, en de Stichter van rnijn
5 Temtri, oorfproug bctcr te kennen , zo acht ik dat ik niets roekeloollc-
lyk alle de dingen moet toclaten,die ik van de ''zinnen fchijn tc
hebben, maar hen ook niet alle in twijffel moet trekken.
icurió- Eerftelyk, dewijl ik weet dat alle de dingen, die ik Udarelyk
cnonderfcheidclyk vcrlla, van God zodanig gemaakt konnea
worden, als ik hen verila, zo is't genocch dat ik 't een ding fon-
Zelie Bedenkmg, 37
der 't ander klarelyk cn onderfcheidely k kan » verftaan , om fe- a muu^^^u
Ker te welen dat het een van 't ander •> verfchciHf-n r^.^ A^t
het ten m:„ftcn v.n God cafgefcheiden geftclt llln wU-d^^^ X^:^'
daar IS mets aangelegen welke macht teweegbrengt dat 'het'""'"*
verfche.den geacht word. Dieshal ven, uit dit zelve.dat ik weet
dat ikd wefentlyk ben , en dat ik ondcrtuflchen bemerk dat'er j e.,n.r,
heel mets anders tot mijn natuur of < wezentheic behoort , be- e f^„„..'
halven dit allen, dat ik een 'denkend ding ben , befluit ik met '"'^''"S'-
recht dat mijns wezentheit in dit enige bellaat.dat ik een den-i f>«..v,.
kend ding ben. En hoewel ik miflchien (of eer voorzeker pc- "
lyk ik hier na zeggen fal; een lighaam heb , dat feer eng a.n m v
verknocht is, zo is 't nochtans zeker dat ik warelyk °an rni^n
ighaam i onderfcheiden ben. en londer dat ^ wezentlyk zi 7>,/,v,^«.
«n om dat ,k van djecn zijde een klaar en ondcrfcheiJe ■denk \fr""-'
beelt van my felf heb voor zo veel ik alleenly k een - denkend - -W-
cn geen uitgeftrekt ding ben , en van d'ande/e zijde een onder T; V
fcheide denkbeelt van't 1 ighaam-, voor zo veel het een " u , e
Itickt , en geen denkend ding is. ""è.^- „.„ ,<,,,^,
^..Vr Ji'^ r°'' '"^ " ''"'■'"«ëens van op enige bezonjere w ij- o p....,,.,...
gevoelen, zonderde welken ik my geheel klarelyk cn onder ■""■""-■<"-
fchcidelyk kan verdaan , maar hen niet fonder my.dat is fonH^r '^Zir'''
, verftandel.jkc zelftkndighe.t, daar zy in zijn: J n zy £ i - -'^■^-^
ten enige 'verftaning.n hun ^ vormelijke bcvattinc dairn ir il , „
begrijp dat zy van my , gelyk de middelen of ""j^z'^ van L ^ '
ding, onderfcheiden worden. Ik ken ook enige andere ve "nïo i "r.
gens,als die van plaats te veranderen, verfchefte ■ geïalten ■ im
tedoen, endiergelyke dingen, die niet. janietmecrdan ïe
voorgaanden , zonder enige « zelfftandighcit . daar zy in z"in -s.^f-'i^
verftaan konnen worden . en dieshalven ook niet Ibndè • hia^
« wezently k zijn. Maar 't is blijkely k dat , indien defe vèrmo
genswezentlyk zijn, zy ineen lighamelijke of uit 'eft^^,^^^^^
zelfftandigheit.en niet mi een verftandeliikc moeren ,"7 r
Hir'errni(Tf-z i,,r(T-r^i,ir;.,.. ■'•••"ui.iijiic moeten wcfen.om ««"«A,»..
dat er cnigc uitltrekk ng cn geen volkome verftant in der
zelve klare en onderfcheide jke bevirrin^ k„ " '""^ inuer,,„,.
Wyders . m my is een zeker » /udelyl^" Sgen^v^ïtë.ro " '
len, of vande .-denkbeeldenderg'evoelijke-^Uingent'o^^^^^^^
gen, entc kennen, maarikkangeengcbruikdaarafhebhen '""r""""
'tenzy'erook in my ofineenander, enigcdoenig vermogen
vandefe ^denkbeelden voort te brengen, of uit te werken is.*w«:
Maar
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
4$ R. Des-Cartes
Maar zekcr,dit vermogen kan in my niet zijn,om dat het te vo-
a xoM,o. ren geen ' verltaning onderftelt , en dcfe denkbeelden worden
dikwijls niet alleenlyk zonder mijne medewerkuig , maar ook
tegen mijn wil, voortgebracht. Daar is dan overig dat dit ver-
b SHf>j{^n,u. inoaen in enige ^ zelfftandigheit is , die van my verfcheiden is;
^^:^l.r cn dewijl alle ^ dadely kheit of vormely k , of uitfteekently k
e e'm.i'^icr. j^^Qct; xvefcn , die ^ voorwerpely k is in de denkbeelden ,
{oüjaisvè. ^^^^ ^.^ vermogen voortgebracht, gcly k ik hier voor aangewe-
.s.tfianua. fcn hcb , ZO isdcfc ? zclfllandighcit lighaam , of cenMighame-
1) -^^'"r^ ijjke natuur,in de welke alle dingen ' vormelyk begrepen wor-
iFoZuuur. Óen , diein de 1^ denkbeelden i voorwerpclyk zijn , ofzyiszc-
\o>!wi,vr kerlyk God , of enig ander fchcpfcl , edeldcr dan 't lighaam , in
n,i'^r.,«: 'x welk zy'"uit{lcekentlyk begrepen word.
M:iar dewijl God geen bedrieger is,zo is't klaarblijkelyk dat
t./ W;.i^liy nict"onmiddelyk door hem zelf defc "denkbeelden my in-
P M:Znu zen d, noch ook door bemiddeling van enig rchepfel,in't welk
A.ciH.cna. cle voorwcrpige dadely klieit de(cr denkbeelden met ""vor-
'ii2.ia^ melyk, maar alleenlyk HiitlUckentlyk begrepen word. Want
•fjuiiva ca. vermits'hy heel geen macht om dit te kennen aan my gegeven
7Zn,nhür, heeft , maar in tegendeel een grote neiging om te geloven dat
f ^•//'jWr* Jefed enkbeelden uit de lighainelijke dingen voortkomen , zo
zie ik niet hoe men verdaan kan dat hygeen bedrieger is, als
zy van elders , dan van lighamelijkc , dingen voortquamen; en
dieshalven moet men bekennen dat de lighamelyke dingen
wefentlyk zijn. Zy ^ij»'^ echter rniflchien met alle zodanig we-
fcntlyk, alsikhenmetdcuzinbevat, om dat defe bevatting
der zi^nnen in veel dingen zeer duifieren verwart IS : maar ten
minden moet men belijden dat 'er alle degenen in zijn , dieik
klarelykenonderfcheidelykverila, datis, in 't algemeen ge-
^oy^aum fproken, alle de genen , die in'' 't voorwerp van de Wiskunde
begrepen worden.
Maar wat d'andere dingen aangaat, die of alleenlyk belon-
vFr.M. der zijn , als dat de zon zo groot is , of zulk eenv geftalte heeft,
enzovoort, of die niet zo klarclyk verltaan worden, als het
zs^nu^. licht. dcMclank, pijn en diergelijke dingen , hoewel zy^^ei*
twijdelachrigcn oniekcrzijn, zo toont echter dit, dai God
Geen bedrieger is , en dat het dieshalven met mogelyk kan wc-
ao;.w, dat 'er enige valshekm mijn ^gevoelens gevonden word,
'I en zy hy ook de macht van die te verbeteren aan my gegeven
heeft , dit, zeg ik, aan my een zekere hoop van de waarhcit daar
in ook tc verkrijgen.
tl Stnfii*.
Zeik Bedenking. 49
En feker, dlede dingen, die de natuur aan my leert hebben
zonder tw.jftcl cn.ge waarheit. Ik verfta nu by de natuur in 'r
algemeen aangeCen n.ets anders , dan of God z^elf . 0^5" c "l-
kmgdergefchapedmgen, van God ingeUelt, en by ntiin . a'
tuurn.etsanders.dande.behelfingcnveraadcrin™'^!^ "^^^ r ,
dingen , die God aan my gegeven heeft ^
Maar daar IS niets, 'twelkdefe natuur uitdrukkcliikcrian
my leert, dan dat ,k een lighaam heb, 't welk niet vvelS dT
doft Wl ' v-f^ 'P!'^ ^'"'^••''"'^ ^^hoeft als ik I,lnger öf
dorlt lijd , en diergelijke andere dinacn • en HirOml.,^., 11
Ik geenfins te twijffcin dat'er niet e^n^^ :naï t s
quetfii;r^,;iao^
Ivk vf.d P'J' °^ ''^^"^^^ • ^° ik Iblks uitdrukkc
Xjkverftaan, en geen verwarde sjrevoelintren vs,n h^,,
dorft hebben. \Vant feker, defe geyoéKn vni^T^
dorft,pyn en zo voort, zijn niets andSaSere "venïfH' '
wijfen van denken.die uit de ' vereeniaina I„ ik ^ '
van de > geeft met het liglmm f^JuiS"^' vermcngingM".'^-
derl iLif'"'' """"■•J^*^" ookaan my dat 'er verfcheidc an ^
derehghamen omtrent mijnlighaam wezcntlvl ,iin ""V
welken ik enigen moet volgen? endVndeSn vlu.-d^n ' p'"
fcheide."bevSi„„en jeVzu n^r^^ '^^^''^ ver-
heden zijn . dieSr op paffen ' '"'i?," ^-^rfcheiJen- "> t,.,,,,.-
I I .7 v'^^^'^^.^PP'iiicn 5 'Ichoon zy milici en .-lo.,,. ^A«.rW««^.
met gely k z,jn : en dewijl enigen van defe bevat n"e„^^„ ' " '
aangenaam , en anderen niet aangenaam zijn 70 ' ■
zekerlyk dat mijn lighaam , ofclrinTX'er TÖS'r"^
als Ik van lighaam cn^ecft te fam en gefet1,en, de ligh:;:.f
ont?an^S^'^"'^"-^^-'^^'^'^
G
Maar
da.
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninkh'jke Bibh'otheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
yo R. Des-Cartes
Maar daar zijn veel andere dingen,die,rchoon het fchljnt dat
ik hen van dc natuur heb geleerc , ik echter met warelykvan
haar , maar van zekere gewoonte van onbedachtely k t oorde-
len , ontfangenheb-, en dieshalven kan 'tlichtelyk gebeuren
dat zvvalfch zijn: gelyk dit, dat alle M-uimte, inde welke my
aeheel niets voorkoonit, dat mijn ^ zmnen beweegt, leeg is.dat
fom een veerbeek by te brengen) ni een heet lighaam iets vol-
c /./M ca!, komenlyk gelyk is met het ^ denkbeelt van de hitte , dat in my
is ; dat in 't wit of groen de zelve witheit of groenheit is , die ik
bemerk , in't bitter of zoet de fel ve fmaak, en dus met d'an Jerc
dingen- dat de ftarren, torens, en alle andere afgelege lighameii
even zo groot,en fodanig van geltalte zijn,als zy fich voor mijn
zinnen vertonen , en andere diergelijke dingen.
Maar op dat ik in defe faak alles onderfcheidelyk genoeg be-
vatten zou, zo behoor ik naaukeuriglyk te bepalen wat ikei-
acntly k vcrfta, als ik zeg dat ik iets van de natuur leer: want ik
j :.^r;..:.. neem hier de natuur ftriktelijker, dan voorde famenvatting
van alle de dingen , die God aan my gegeven heeft : vermits in
dcfe famen vatting veel dingen begrepen worden, die tot de
ecreeH: alleen behoren, gelyk dit, dat ik begrijp dat het geen ,
't^velkoedaan is, niet ongedaan kan worden, en alle d andere
dinoen Tdie door 't naturcly k licht bekent zijn , van de welken
ik hier niet fpreek : ook veel dingen, die het lighaam alleen bc-
trefFen, gelyk dit, dat het nederwaarts (Irekt, en diergelijke
dinoen , van de welken ik ook niet handel , maar alleenlyk van
de aenen, die van God aan my:als uit geelt en lighaam begaan-
de ^aeeeven zijn. Dieshalven, defe natuur leert wel aan my die
dingen te vlieden, de welken gevoel van pijn aanbrengen, en
dietevoloen, de welken gevoel van vermaak en diergelijke
dinccn v?roorlI\ken; maar ik fic niet dat zy aan ons leert dat wy
:ic»/; uit defe * bevattingen der finnen,fonder voorgaande onderloek
des vcrltants van de dingen, die buiten ons zijn, iets konnen be-
fluiten, om dat de waarheit hier af te weten alleenlyk aandc
• ecell, en niet aan &'tzamengezettefchijnt te behoren. Dies-
hal ven,fchoon een ftar geen groter indruk in mijnogcn maakt,
h n^.'n r.ve dan de vlam van een kleine fakkel,zo is echter daar in geen da-
Ün:" deliikeot flcUige neiging tot tegeloven dat zy niet groter is :
doch ik heb d,t al fonder reden, en van mijn eerfle jaren af ge-
oordeek. En hoewel ik . het vuur naderende , hittegevoel , ja
datik, te dicht daar aan komende, pijn gevoel, zo IS er echter
geen
Zelie Bedenking. ^ ,
geen redcn.die my vroedmaakt dat'er in 't vuur iets is dat me-
defe h.ttc gelyk is , gclyk ook n,ec in defc pijn mai ik hJh .)
Icenlyk reden om tegelovcn dat 'er iets in 'V ^ l ,
iyk van de natuur alleen gegeven zijn om aan de Weft f.n rZ
teg^nTaanSe cï? 7'''" ^'''T^ onderfocht hoe l,et , niet
Xifn DocÏh.S^^^^^^^ ' gebeurt dat m,j„ „ oordelen v ds " --w.
din-eSen ,V ii T ^^^.'-'gl^e.t voor omtrent de
^Ta?^ Sftoont worden , en ook omtrcnti d'inncrl ij ke zinnen i W« ,v
ii^ucweiKenik, zo my dunkt, dolineen bevmirlpn i,',,!,. i .
temt,
als lemant, door d'aangename fmaak vm enicil r • . \ 'y'^'
ver-gift, daar zn verborgen.innSr M^dfn I P'" '
lyk van dc natuur aaniedreven tot di e bc "cTe^^^^ ÏJv n"
va,^de"aTu'^Sretn ^^^^^ '^TY^ -7
lyk aan hin fal zijn Me^z^u h'.er mf<r .'^"'ï'^'^ '"^haJ-'-
.ylueromdolenVtfwetenV mSi'n.^^^^^^^^
Maar d,t neemt de zwarigheit niet wëch "'"^ S2 eaW'H
menfch met mm.dan een gcfont mcnfch wïreMc r . r . '"'^
^lis: en dieshal ven Ibhijfu het n.et mm l'ft, ^^Silv v'"
God een m.llende en dolende natuur zou hc^bC R^^^^^^^
een uurwerk . van raden en gevv.chtcn gcmaalr/ ni^t nSnJa-
. naau-
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninkh'jke Bibliotheek, Den Haag.
j2 R. Des-Cartes
naaukcuriglyk alle de wetten van de natuur onderhoud , als
het qualyk gemaakt is,end'urcn niet recht aanvvijft, dan als de
werk inceftcr dat wel cn recht naar zijn wenfch getroffen heeft:
zoüük, als ik 't lighaam van de menfch aanmerk gelyk feker
gebou y van benen, zenuwen, fpieren , aderen, bloet en vel, zo
a J^ierL', gemaakt en te zamcngezet, dat , fchoon 'cr geen =• geeft in was ,
het echter de felve bewegingen zou hebben, dienudaar in,
niet uit het gebied van de wi'l , en dieshal ven niet van de geeft-,
voortkomen, zo fou ik lichtelyk bekennen dat dit daar aan zo
naturcly k zou zijn , dat het , zo 't de waterfucht had , ( om een
voorbeelt byte brengen) droogheit in de keel zou lijden, de
wel kc 't gevoel van dorft- aan de geeft te kennen geeft , en door
defe droogte zijn zenuwen, en d'andere delen zo lchikt,dat het
drank zou nemen , uit de welk zijn fiekte toeneemt , als het na-
tuurlykis, zo daar in geen gebrek was , door gelijke droogte
van de keel bewogen te worden tot drank te nemen, die nut en
h vn» /^r--. dien ft ig daar voor is. En hoewel ik, ziende op ^ 't voorbegrepe
gebruik van't uurwerk , dit mag feggen, dat het , als't d'uren
niet recht aanwijft, van zijn natuur afwijkt, en op gelijke wijfe
het f^ebou van 't menfchelyk lighaam aanmerkende als bereid
tot de bewegingen , die men gemenelyk daar in vind, ook mag
achten dat d?t mcê van zijn natuur afdwaalt, zo des zelfs keel
droog is, als de drank tot des felfs onderhouding niet vorder-
cAa'^tto. lykfchijnt; zo bemerk rk echter genoech dat dcfe lefte ^aan-
neemint? van de natuur veel van d'andere vcrfchilt : want defe
,^Dfia/^i'"». leftc is niets anders, dan een^Ufnoeming , die van mijn eden-
tu'it'itio. kin^T afhangtjde welke een ftek menfch en een qualyk gemaakt
r/^r uurwerk met het ^ denkbeelt van een gefont menfch en weigc-
maakt uurwerk gelykt, en die ook uit de dingen fpruit, buiten
de welken zy geiegt word : maardoor 't eerfte verfta ik iets,
dat warelyk in de dingen gevonden word , en dieshalven enige
waarheit in (ich heeft.
Ma;ir zeker, hoewel dit, ten opficht van 't lighaam , dat de
g T)e«,yn!r.a' watcrfucht hccft, allcculy k een j» uitwendige afnoeming is , als
tio.xinnfii^'. ^^^j^ |-^.g^ jj^j. jj^s Iclfs natuur hier om bedorven is , dat het ccn
drogen keel heeft > zonder dat het echter drank behoeft, zo is't
hr.«P«/r. ej^i^ter, alsmenop^'tzamengezettefiet, ofopdegceft, met
T^cu,m,r,^. zodanig een lighaam verenigt, geen zuivere» afnoemmg, maar
een ware doling van de natuur, om dat zy dorft heeft terwijl de
draak ielf aan haar hinderlyk is. Dieshalven blijft hier noch
t'on-
Ze'sie Beicnh'mg.
t'ondcrfockcn hoe Gods goctheit niet belet dat dc natuur, dus
genomen , bediiegelyk is.
Ik befpcur dan voor eerft hier , dat'cr groot onderfcheit tuf
fchen de ^ geeft en t 1 ighanm .s,namel y k h\-r in,dat het Saaoi '
lyk. Wantzeker, als ikdegeeftaanmerk.ofmy felf, voor zo
veel als .kalleenlyk een 'de^nkend dingbe'n, zo\an .Tdn rnW"
geen delen onderfcheiden; maar ik verftadat ik een enig en 26-^"
heel dmg ben En hoewel degehele geeft aan't gehele Hehaani
vereen.gt fch.jnt.zo bevind ik, fchoon ik een been, een ann, of
en,g ander dee van't hghaam mis.cchter dat my niets van m Si
fc e\.S^^^^^^^^ Defmachtenvantewilleli.tegevoS^K......
tc vei itaan.en zo voort.mogen ook geen delen daar af acnoemt ■ ""■
Tdt ^,7 ? Se^^ -'^'«^ wil.dieïevoeTt '^t'""*'-
nir In. f ' • "g^"deel, ik kan geen s lighanielyk of .
UI geftrekt d.ng denken , dat ik met mijn gedachten niet 1 ch
yk is : 'c welk alleen gcnoech is om my t'ondcrwiifen f zo ik
van de harftenen of mülth.en van niet meer , c ^vln een f'ï
1 km deel daar af. namcly k van dat, in't welk ge yk men £t
Je gemene zu. >s d>e zo dikwijls als zy op g^eUjl 0^1^
h? ï .1!: ^"Y"'' ï P''^ "^^^'^^^'^ ' d'and- re leden ^e ~
.ghaam ondertuflchen vcricheidelyk geftelt konncn zi'm ge
]yk ontelhjke ervarenülen bewijfen; dfe ik hier niet beiSp
Ik bemerk ook dat dc natuur des lighaams zodanig is
geen deel daar af van een ander deel , e?n we"nig da " ff zii'nde •
bewogen kan worden , of het kan ook op eenllTve S v
yder der delen, d.etudchen beiden zijn ,bewo4,ï worden
uitterftedeelDtrekt.d'c.nfteAnrnt^,;S:;^^^^^^^^
dan fy bewogen lou worden als men aan B of C tuflthcn beiden
trok , en de lefte D onbewogen bleef Op gelijke wiifc heeft iU
ik pijn aan de voeten gevoel, de ' Natuurkunde aan mv celeerc ito... •
dat du gevoel gcfchied door middel der zenuwen ,^die in
3 'de
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
j.4- R. D E S • C A R T E S
de voeten verfpreid zijn . de welken , van daar tot in de harfle-
nen, eelyk touwen , uitgefpannen , als zy aan de voeten ge-
trokken worden, ook d'innerlijke delen van de harflenen, daar
zy aan raken , trekken , en daar in enige beweging ontlteeken,
die van de natuur ingellelt is , om de pijn, als in de voeten zijn-
de, aan de fTceft te doen gevoelen. Maardevvij defe zenuwen
deur de fchenen . kniejen, lendenen , rug en hals moeten deur-
rrann, om dus van de voeten tot de harflenen te geraken , zo kan
lebeuren, dat, fchoon het deel daar af , dat in de voeten is , met
aanf^eroert word, maar alleenlyk enig deel tuflchen beiden,de-
lezelvebewcrringinde harflenen gcichicd , als door de pijn in
de voeten daar in gc^^^^^^^^^" ^^^^ ' '''^^^^ nootflikely k dc
..lirnu ageelldezelvepijnmoetgevocleni en desgelyks is i^vanallc
^^Z^^^''cl'andercgcvoebngcnt'achten.
cirLLti, Eindelyk bemerk ik ook dat,dewijl van alle de bewegingen,
die in dat deel van de harflenen gefchieden , 't welk ^ onmidde-
A Mens. ly 1^ (ie »i geeft treft , yder daar af niet dan een zeker gevoel in dc
f^eeft veroorfaakt , men in dcfc zaak niets beter kan bedenken,
dan dat defe beweging, onder alle de gcvoclingcn , diezyver-
oorfaken kan, aan dc geeft de gene doet gevoelen, die be-
quaamft en acmeenft is tot de bewaring van 't menfchc yk lig-
e^^?-- haam, als h?t in volle gefontheit is. Nu , ^d'ervarenthcit be-
tuigt dat alle de fgevoelingen , die de natuur aan ons gegeven
heeft, dusdanigzijn en dieshalven kan men daar in geheel
niet vinden, '\wclk niet Gods macht en gocthcit betuigt.
Gelyk dus , ( om een voorbeelt by te brengen) als de zenuwen
^ die in de voeten zijn, geweldiglyk, en boven de gewoonte
bcwoaen worden, zo geeft defe beweging der zenuwen, die
deur 't merg van dc ruggraat tot aan d'innerlykc delen van de
harflenen deurgaat, daaraan de geeft eentekcnvan letstege-
• voelen , namelyk de pijn , als in de voeten zijnde , daar door hy
aangeprikkelt word om des zelfs oorfaak , als laftig aan de voe-
ten , zo veel hem mogely k is , te verdrijven, 't is wel waar dat
God de natuur vanMemenfch zodanig had konnen Ichikken,
dat defe zelve beweging in de harflenen iets anders aan dc geeft
kon verconen,namcly k of zich fel ve, voor zo veel zy m de hart-
ienen, of voor zo veel zy in de voeten, of in enige andere plaats
tuflchen beiden is, of eindelyk ietsanders : maar daar is niets,
dat fo dicnft ig tot de bewaring van't lighaam gewceft zou heb-
ben. Op gel^ke wijfe, als wy urank behoeven , njft daar uit de
ktcl
Zesie Bedenking. J5
keel enige droogte, die des zelfs zenuwen, en daar door ook
d mnei-lijkc delen van de harllenen beweegt; en dele bewe-
ging veroorfaakt aan de =geeftde bgcvoeling vandorft, om
dat crindeiegclcgentheit niets nutter voor ons is, te weten
dan dat wy drank tot onderhouding dergelbntheit behoeven'
en dus met d'andere dingen.
Uit alle 't welk zeer klarelyk blijkt dat, niet tegenftaande
Ijods onmetelijke goetheit , de natuur van de menfch , als van
geeft en lighaam te famengezet, fomtijts dooltcn bedro"cii
word. Want indien 'er enige oorfaak is, die niet in de voet1;n
maar in enig ander van de leden , deur de welken de zenuwen
vnnae voeten tot, ja ook in de harllenen reiken , dezelve be-
weging ontlleekt , diegemenelyk ontlleken word als de voe-
tcn qualykgefteltzijn. zo Tal men de pijn als in de voeten ae-
dewyl een Iclvc beweging inJe harllenen geen andere, dan
wonH if *^""°"^'"g' g^^ft veroodaken . en zy ge-
^^="^«^1^^ ^^o'-'i "it d'oorfaak . die de voeun
qi et ft , dan van en.ge oorfiiak', die elders is , zo is het een (lem-
migu- met de redenen dat zy eer de pijn van de voeten, dan van
enigandcr deel aandegeeft vertoont. En hoewel de droogte
van dekeeln.et (gelyk gewonclyk gebeurt) hier uit fpruit, dat
ne-lT '^'i^'^''"' r^'f des lighaams dicnllig is.maar uit en
ge n. ere ftnj Jige oorftak.gely k m de waterftrchtige geb. u? .
zo s t veel beter dat zy dan m.ft , als dat ik in tegendeel zy -i-
tijt mifte, alshethglmmwclgcfteltis, en dus met d'andere
allf 1- B'%'^.e"I^'."g is zeer dicnftig . niet alleenlyk om
alle de dolmgen , die m,,n natuur onderworpen is . te bemer-
nf mii? °P '^"^ '■^h^^'y'^ konnen verbeteren
of mijden. Want gewillelyk , dewijl ik weet dat alle cle'zn .. . ■
nen omtrent de dmgcn, d.e "dedienftdes lighaanï ïanor n' u
veel gemenehjker het ware dan 't vallbhe uan^.jf eSi
^^^^^^^^^^^^^^
daialree alle oorfaken van te dolen deurgcfien heeft zobc "
hoorik voortaan niet te vrefcndat dedingen, die dagel'yks van '-T'"'
nj'jn". zinnen aan wy vertoont worden , valfch zijn : maardefe
DovengcloofFelijke iwijftelingen der voorgaande dagen zijn
tc
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibh'otheek, Den Haag.
199D 14
j(j R. Des-Cartes
te verwerpen, als belachcnswaerdig, en voornamelyk defe
grootfte twijffeling van de flaap,die ik van't waken niet onder-
icheide.Maar nu bemerk ik een feer groot onderlchcit tuflchen
a afiworM. beide hier in, dat onfe ^ gcheugenis nimmer de dromen met alle
h^a>9ue, (^'^ndere doeningen des levens kan te zamcnknopen,gely k zy
'"^'* de doeninoen van de geen doet,die wakker is. Want zeker,in-
dicn iemant, terwijl ik wakker ben, gcfwindely k voor my vcr-
fcheen , en tcrftont daar na verdween , gclyk m de dromen ge-
beurt,te weten zodanig,dat ik niet zag van waar hy quam noch
waar hy heen ging , zo zou ik dic eer met recht een Ipook , of
verfchiining , m mijn harflencn verdicht, dan een waar mcnlch
achtcue Maar als ik defe dingen bemerk , van de welken ikon-
dcrfcheidelyk weet van waar zy komen, waar zy zijn , en wan-
néér zy by my verfchijnen , en der zei ver kennis , zonder enige
afbreeking, met het gehele overige leven te zamenknoop, zo
ben ik volkomcnly k verzekert dat ik het met en droom , maar
wakker zie. Ik behoet ook geenfins aan der zeiver waarheit te
twijffelen, zo ik,alle mijn zinnen,geheugenis en verftant te za-
mcn^TCroepen hebbende om hen t'onderfoeken , vanniemant
van lien iets verfta,dat tegen d'andere dingen ftrijd. Want hier
uit, dat God geen bedrieger is,volgt nootfakelyk dat ik in eni-
ae dingen niet bedrogen ben. Maar dewijl de nootfakelykheit
der dingen , die gehandelt worden , niet altijt tijd van zo naau-
keuriff onderfoek gecft,zo moet men belijden dat het menfche-
lyk leven in de beiondere dingen dikwijls dolingen onderwor-
pen is, en dat men hier uit de zwakheitvan onfe natuur kan
kennen.
TEGEN-
tegenwerpingen'
VAN
Enige geleerde mannen op de vooreaande be-
Ucnkmgen , met de beantwoordingen van
deScHRYVER.
I. T E G E N W E R P I N G.
deelde ik dat ik in defe ^cSX.V
aan my zo lief en waardf gehoorde t X"'^? '
20 om dat gy zien zoud hoe hoog ,k u acht a ' L o
pcnbaar zou worden hcp • 1 ,' ^lat o-
breekt : op dat "ooïSnft^^^ ^'^"-""f^ gc-
beminnenLS ks bewf om^^ "^"'"'S
20 laftig zijn ' °' ' ^° " ^wak val , niet
n,a?trkfoi?;eTn^^^^^^^^^
20 hy by hem was, hem bemi^en zón T 'i""" f ° '
dan , ja ik ben de » deSe fel l '^'"^ '^y» ''^ ^en
ik heb in'tdenken nn?v S c ; "f-J^ g<=eft. 'tiszo. Nu,a«.
voornamei;t S;o 3tt et^^^^ l-''^^^" ' ^»
maar ik ben nietdes ze fs nnrAX ? V ''^^ wefcn.RechtM f,„.
werpelyke daSfyth t n'ttt k£^^^ ''''' !
^aak, volmaakrc;Hnn;l ^j-^^ , * dan iets fd oor-^^^''^"»
en vol^aakteTd,;^^^^^^^^^^ Temat'' h'" " -7 » ^
>. wefen is . maar * enkel vk ên zond'er ' °P '"'^^ ^^'J''^"^ ^"-^ -
'tgehele.wefeninfichymS^^^^^^
faak , gelyk DionyGus in 't achtfte honf^^^, 'pronkely kc oor- s.^pim,„.
namen zegt. ^^'''''''^^"''^Soddclyke^!!;:,.,,..
Ik wordgedrongen hiereen weinig ftil te ft.an om •
te zeer te vcrmoejen : want mijn m ^^rnuft is IKT.
gen als de golven van d'Eunpus; Ik beken ik nnH """X"-.
bc V, s , ,k weerleg. Ik wil in gevoelen niet ïan defr ' '
fc.ulie„,enacl.nhemn.tto^efl^mn.n"'^ïï;\t'ÏÏ^^^^^^^^^
oor-
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
a Ïdta4
b Titnopta-
t,i.
C Ohjenivt
intllffhis.
«) ^éhu tn.
itUccfuf.
C T)cnoTntni'
tio extrinje'
</»»
n'u.
171 --ïffw.
Ti alt* .'> <t-
O .^flH*
acJit tln tal*
j8 R. Des-Cartes
oorfaak vcreifcht een «denkbeelt? of zeg wat denkbeelt is, 't Is
het b-edaclucdin^ zelf, voorzo veel het « voorwerpelykin t
verftantis. Maar\vat is voorwerpelyk in 't verftant wefen ?
Ik hcb't eertii ts selcert : 't is de d daat fel ve van't verftant naai-
de wiife van't voorwerp bepalenj't welk zeker een' uitterlykc
benoeming is, die niets ter zaak dient. Want ge yk gefien te
worden mets anders is, dan de f daat van't geffcht naar ray te
ftrekken; zo is ook s gedacht te worden, of voorwerpelyk in
't verftant te wefen , de " denking van de geeft op zich te hou-
den en te bepalen ; 't welk ook zonder beweging en verande-
ring, van het ding , jaook fchoon het niet was, gefchieden kan.
Waarom k\ ik dan d'oorfiiak van een dingonderfoeken, t welk
i in der daat niet is.'t welk een " blote bcnaming,cn een mets is?
En nochtans zegt dit groot vernuft , dat du denkbeelt wanlyi
var, er.i'^e oorUak. moet hebben , dM het eer defe ofée voorwerpelyk^ d*-
dMheu , dan em^e andere , begrijpt . In tegendeel, van geen : want
dc > voorwcrpelykc dadely kheit is een enkele nocming, en niet
in der daat. Nu.d'oorfaak geeft een » wcfcntlyke en dadelyke
invloeiintr. 'cGeen, 'twelknietoinderdaatis, kandefein-
vloejing niet ontfangen , en lijd dieshal ven met de p dadel yke
uitv oding van d'oorfaak, avcrc.fcht die ook met. Ik heb
. dan .. denkbeelden , maar niet der fel ver oorfaak ; zo verre is t
'er afdat'er iets groter als ik, cnoneindelyk Zou zijn.
Maar indien gy d'oorfaak der denkbeelden met ftelt. zo gcet
ten minften reden waarom ditdenkbeelt eer defe dan die voor-
werpelykedadelykhcit begrijpt. Zeer wel gezcgt. Ik ben niet
ocwent karigly k.maar feer mildclyk met roijn vnenden te han-
delen Ik zeS in'algemecn 't geen van de denkbeelden, 't welk
de Heer Des-Cart'es van de driehoek gefegt hccif Hoewel,
zeai hy , r^M,ennergemz.odamgeer, ' geflaltebmtenmm tdenktngu,
offmmermjenz^tl, z.otsernochtammreljk Mkere hepaMe natuur ,
cf n>ez.enthe,t, of" vorm daar af, d,e onveranderlyk m eeumg is. Name-
lyk , daar is defe eeuwige waarheit , die geen oor&ak verciicht.
Een fchuit is een fchuit , en niet anders. Davus is Davus , en
nietOedipus. Maarindiengy echter hardnekkiglyk naar re-
den vraasit, 't is d-onvolmaaktheit van onz verftant, d.ii niet
oneindelyk en onbepaalt is. Want dew.jl't het «heelal, dat
btegelyk en geheel, met eenomhelfing met kan bevatten
zo fcheildendeeldhetallegoet; en m defer voegen ontfangt
en begrijpt het allengs, ofgclykmcn zegt, inadicquate, dat
:Eerfle TegenwerpiKge?}. , ^
hrc^Snk^^'^^'^^' ^"S""' het in't geheel niet voort-
Voorts, defe man gaat al voort, en^par- t
oorf'nk ^" l-f'^lven van nieVrrd'at-i^'nTe; Tan ë^' "eL--
7ctt^uf:ir^^^^^ ''=«J'^rd-ht zegt. daarmcê n ?n
d u" ónH f f 'l'^«-;»'f ='=>nw'J ft ' zo IS 't niet i> niets , maar • iets "
aLnSÏrenr'^''^'',^'""""'"''- Ennochtans, ^n, dat ïc
bc"epenTn"^ ;>nderdaatis. zo kan het wel ■ ^r-''-
M^f ' T"""' g^'^^fins uitgefproken worden. K
namclyk van 't welk het '"denld^eclc vaneen wp(>n /^
volmaakter i\ Am ;ir "<-hb.iji.cu v an een weien , dat mi.u., ,„:„,
middelvl zeot ' ^""q"^''" ' g^lyk hy tevoren " on-., w.,,.;
7ndu7u 'f'"""'»'!» ouders, ofvan anderen , en zo voort. ökJr
itVoiTJrti '''''' ^o^ou.inie,r>,,,feUn, n,a„enfX„,en
vel oegïïri,:^L'^'","?'^'g; Want waarom 11.1 ik S
deodenkilTeive Ma^- 'defe 'eeJ^^ " S«ft • en p m.,.
of van een .mder , zo van een aS -'"f T^" ^''^ ^^'f»
fichzelf, zoishy\knGod w mVel^r 'r","^"'^^'^
lichtelyk alles aan fich zelf gegJïen hf bbë,; '"'^ * '-^^
Ik bui en fmeek defe man dat hy fich niet voor een lecraio,-;™
efer , en d.e miflchien kleine kennis heeft , verberl^t ^wa f '
ZZv'fr'^ op een dnbbclde wijfc genomen: v'oor
ftelbgly k. te weten van fich zd f, als van een oorfuak • en dS l t!-,..
" - halvcn '■'
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
60 R. D E S - C A R T E S
hal ven ZOU 't geen, dat van fich was , enaanfich zelfzijnwc-
fcngaf, zondcrtwijffelallesaanfich geven, en dus God zijn ,
20 het door een voorbedachte verkiefing aan fich het geen gaf,
a?<.j4fm. dat het begeerde. Ten tweeden word vanzJch «ontkennelyk
genomen, cn ïs het zc\vg^i\s van fich z.elve, omniet van een ander;
en in defer voegen word het, zo ik't recht onthouden heb , van
alle menfchen genomen.
Maarnu, zo iets van zich is, dat is niet van een ander , hoe
zult gy echter bewijfen dat dit alles bcgrijpt,en oneindelyk is?
want ik flemu niet toe, alsgy zegt dat het, zo't van fich was,
lichtelyk alles aan fich gegeven zou hebben, vermits hecniec
van fich is,als van d'oorraak,cn niet te voren konbedenken wat
het , eer 't verkoos , daar na zou wefen. My gedenkt dat ik
hUn>itat,o. fomtijts Suarcs dusgehoort heb: Alle ^'bepaling is van een
oorlaaki want een ding is bepaalt en eindig ot om dat d'oorfaak
niers groter cn volmaakter geven kon , of met heeft willen ge-
ven : indien dan iets van fich is , en niet van d'oorfaak , zo is 't
c iiii'mu' warelyk conbepaalt en*' oneindig.
d 7»fin,tum. Maar ik kan dit niet in't geheel tocftemmen. Want wat dan,
e.^b tnmn'. dc bcDal Ing ^ van d'inncrly kc mcdeftcl Hgc bcginfelen is, te
weten van de • vorm en de wefentheit zei ve , de welke gy ech-
iH^nnL, ternochniet bewefiL;n hebt oneindelyk te zijn, hoe zeer het
ook van fich zy , dat is niet van een ander ? zeker , het heette
f^inmuftts ^^1^ zogy onderllek dat het heet is, uitzijn sinnerlyke me-
JX'f/Mr"deftellige beginfclen heet, en niet kout wefen , fchoon men
fich inbeeld dat*et het geen, 'twelk het is, niet van iets is.
Ik vermoed niet dat aan mijn Heer Des-Cartes redenen ont-
hSuifiitm- breeken, door de welken hy't geen'» onderzeilen fal, *twelk
anderen millchien niet klaar genoech hebben konnen doen.
Ik koom noch eindelyk hier in met defc man overeen , dat
by vooreen algemene regel Helt, dat het geen, 't welk wy
i£M/v*r«r;. l<^iarely ken onderfcheidelyk kennen, warelykhet 'ware we-
icn is , ja dat het geen , 't welk ik denk , waar is. Want ik heb
al van mijn jongcnfchap af alderhande Chymeren cn verdicht-
ïïSi^odvU felen, en alle ''wefcns van reden verworpen, om dat geen
IXt?;* » macht van haar »"cige voorwerp afdwalen kan. Indien de wil
mobj,a.m, bewogen word, het ftrekt ten goede; jade finnenzclvendo-
len niet : want het geficht fiet het geen , dat het fiet , t oor
hoort het geen , dat het hoort , cn indien gy koper fiet , zo fiet
gywel; maar gy doolt, als gy naar uw oordcel meent dat het
geen
Eerjle Bedenkingen.
gcen.'t welk gy fiet.gout is:in voegen dat mijn Heer Dcs-Car-
tcs zeer wel alle dohng aan 't oordeel, en aan de wil toefchriift.
Breng nu uit deferegel't geen by, dat gy begeerde Maar ik
kenk arelyk en onderfcheiddykhet »o^e'indflyk wefe.rio'^'-.-J^-
is t dan een waar wefen, en "iets. Iderfal hier vraeen ken^r*,
gy't oneindelyk wefen klarely k en onderfcheidelyk ? Wat w^' '
dan defe gemene fpreuk, die aan yder bekent is/ ÜOnSl
cnbtkfm voor ^ veel het oneindig is. Want indien ik , op een c Dui- «
fcnthoek denkende , enige -^geftalte vcrwardclyk voor mv\T
vertoon . en niet onderfcheidelyk een duifenthoek bem"J
kan om dat , k des zelfs duifent zijden niet ondcrfcheidel vk
oneïn r ' '^'^ onderfeheidely k , en zonder verwarring het
LsvooX nietklare?yk7cn
ais voor t oog kan zien ? j ^ .
En dit is rniflthien het geen , 't welk S. Thomas wilde zet?
SóVfid: "^,'fl'.^'='°S'''r "^^bbcndedat dit* voorftcl God 1: « ^"f^">.
aoor licli zelf bekent is , doet uit Damafccnus aan fich zelf dit
voorwerp : de kennis van dat God wefently k is , n tureTvkIn
alle menfchen ingeplant ; cn dieshal ven is door iich Sbcken"
eeme^n ^" D='=ii'hyopaatwoort, te kennen dat God in 'tal-
f,<.iuct,n, cn onder zekere f verwarring . zeot hv rt. ... r ^
voor zo veel God de zalighcit der menrcl;nl^;d'^i's onsTv u"
SSaTS'"" rr hy . niet .nkS^ ^S^^s..,,,.
nendacG»^;;, gelyk te kennen dat 'er yemant koomt, niet is""
wi eVel^^^^^^^^^^ P'^^- 1^--^'-^ - voort. k'lsTfh
wue zeggen dat God onder een gemene reden, of onder een
reden van 't u.tterfte einde , of ook van 'c cerfte cn volmaaK
fn '^,1^' °f ^'"'^«^'y k onder de reden van alles verj dctk
beft SeTir •"''•'^"'^ ^'"'^ ' ^'^^ "iet öïd/r ;
|e,oote^^^
gn.door fich felven allee'nly'k by wijfe:b"L"n%'^" n'^ofg^d c
Hetgeen wonder is dat de genen.diewijferwillen wordin veel
ondervragen, en dus langer op defe dingen blijven ftaan', die
2y weten dat , als d'ecrfte gront vcUc van't gehele werk . ingè!
^ i fcherpt
a C!dr<t &
Cl R. Des-Cartes
rdierpt moeten wefcn , en die zy echter niet zonder grote na-
fpeiiringkonnen verftaan. .
Laat ons dieshalven dit toeflaan , en onderftellen dat lemanc
een Mdaar en onderfcheidelyk denkbeelt van't opperfte en
^,w././.. vol maaktfte wefcn heeft \ wat wik gy daar meê teweeg bren-
cTcn^ te weten dat dit oneindelyk welen wcfcntlyk is , en dit zo
IT /? zekerlyk, dat un m'm^tn^ Godsmfcmljklmibj my op eenz^elvurap
ua"'"'^''" vanz^cierheitmott flaan , op de xvelktot noch toe de <^ WtskoniHgex^aar^
heden aeftaan hebben m voegen dat 'et met minM^ig n een God [ dat n
het opper {Ie volmaakje) te bedenken , aan de mlk'^ mfentljkhett ge^
breekt, (datisemoevolmaaktheit) dan een berg te bedenken , die geen
dal heeft. Daar fia £^,y de knoop van \ gehele vcrfchil : de geen,
die met een machtiger rcgenlh-ever te doen heb, een wemig
tefchermen, op dat ik, dic noch verwonnen fal worden, noch-
tans het geen, dat ik niet kan fchuwcn, voor een tijt ophou.
Doch dewijl wy nu niet door achtbaarheit, maar alleenlylc
naar reden handelen , zo hoor liever S. Thomas felf fpreken,op
dat het niet zou fchijnen dat ik uit baldadigheit tegen dit
«groot vernuft wor ft el. Dit voorwerp doet hy aan fichzelf:
Alsmcn vcrftaat wat defe naam Godbetekent, zohoudmen
lerftont dat'er een God is; want door defe naam word het geen
betekent, boven 't welk men niets groter betekenen kun:
iinre&in maar 't geen, 'twelk findedaatcn in't verftant is , is groter
xnuüdu. ^jjj,-^5|-geen,'twclkalleenlykin'tvcrftantis: dieshalven, de-
ninmuiie. wijl, ZO haaft als mcn dcfc naam vcfftaat , God terftoncein't
verftnntis, zo volgt ook dathy in dedaat is ; welk bewijs ik
dus'inordeningbreng: Godisdegeen, hovende welk men
niets groter betekenen kan ; maar 't geen , boven 'twelk niets
k Ex,iïtnüa, „roter betekent kan worden , fluit k wefentlykheit in , zo fluit
In'it'cr'* danGod ' door zijn naam ot ^ door fijn bevatting wefentlykheit
in, en dieshalven kan hy niet zonder wefentlykheit bevat wor-
den, noch wefcn. Maar , zeg my , ik bid u , is dit niet het zelve
bewijs van Des-Cartes? S. Thomas bepaalt God dus 5 boven
de welke niets groter betekent kan worden: en Des-Cartes
txen$rHmn.i j^oemt hem " 't opper ft e volmaakte wefen. Men kan niets gro-
ï>lv::;:r.. ter boven dit betekenen. S. Thomas onderneemt ; 'tgecn,
boven 't welk niets groter betekent kan worden, fluit welent-
Ivkheitin. Want anders zou men iets groter konnen beteke-
nen , te weten het geen , dat ook betekent word wefentlykheit
• in te fluiten. Maar fchijnt mijn Heer Dcs-Cartcs ook het zelve
maximtiT/Jt
\\ In re.
ilfiferma.
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
Eer [Ie Tegenwrpingcn. 6j
nict t'oiidernemen ? Godis'topperfte volmaakte wcfen;maar
topperite volmaakte wefcn fluit wcfentlykhcit in - want an-
ders zou hy niet opperft volmaakt zijn. S. Thomas bcfluit, de-
wijl dan , zo haaft als dele naam verllaan is , God in 't verftant
felf IS , zo volgt ook dat hy ain dc daat is ; dat is . dat hy felf we- ^ i" ".
fenis volgt hier uit, datdewefentlykheitinbedraaitwordin
t welentlyk begrijp van 't wefen , boven 't welk niets eroter
bedacht kan worden. Maar Des-Cartes zegt : dmijUkdan .een
\joclkan bedenken , dan die •> veez.entlyk^is , z.o vokt hier uit dat de ^\e-
Vlllf'" ^f" '""/^'^"^''A'^ . hy drcshalven w.reljk we- a /'^fir'
u Dat nu S. Thomas aan fich zelf, en aan Des-Cartes'"".
antwoord, genomen , zegt hy , datydervnli.Mt door defe naam God
, dat men z.egt , betekent te worden , te voeten 't groot Re , dat men be-
'/nJ» l""'^^"""''^/ ^'""0"' «'« dat men ■ver [laat dat het oeen ,
^ bevatting van t verftant. Men kan ook met bewijfen dat het Un de daat ^ ■-n-^^-
" . ten y men eerft onderflelt dat 'er iets dadehiis , boven 't welh nien fT""'"'"'
hoewd IT-^/^T^'":;'^- P<'''"-opikookkortclvk antwoord:
noewel men tocftaat dat het Sopperfte volm.iaktc wezen in s^-Aw
IppnK/i^Tk^ly'''''-'''"'^'' 'nidcdaatis, maar al-
Jeenly k dat de bevatting van de wefcntly khcit met de 1 bcv-it S'T""
S;'"^ ^JPPr'^^^^'=^^" onfcheiddyfc aan mnlLndcr W^^^
Sdaatïiïl " "J'' ''SScn dat ,n Gods wclently kheit irZ.r
m üei daat dadelyk iets is,'t en zy men onderftelt dat dit opper-
^^volmaaktheden, cnook defe vande Pdadelijke wefcntlyk.gj^
mr.Yr^'^^"°"^'"y' vermaarde mannen; ik ben afgemat cn 'i"""'''''^-
ZZnZir'^r^'Fr'^ verquikken.'Dit <, fflunf ngeze'ttc"
mz.enthke teeu , ttmt defe beiden in.en noch ' wcfcntl vit nnm^/'""'
men een van be.de wechnecmt, zo fal dit Ibl ve te fam^nVc™ ' 1'^
met wcfcn.Maar heeft God niet van eeuwighcit ^^^^^^ "^l::;:.^
gezette klardyk en onderfchciddyk gekemPen fluit he denk.'
beelt van dit te famengezette , als te famengczct , de beide de" /i-";'"'"
len daar af met wefenily k in ? dat is , is de « wefentlykhcit nic
vandexwefenthcit vanditt'f^imenge2ettcyivY^f«//v^,/«« ? cnvL^.n
nochtans parft ,Gods onderfcheidclykc kennis van eeuw ie ^ ^'-""J:
heit
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
6^ R. Des-Cartes
heit niet nootfakelyk dat een van beide van dit tTamengezettc
is, 't enzy gy onderfteltdathet te famengezettelelf is: want
*tZn\ms''s^^^^ fluit het alle «zijn wefentlijke volmaaktheden, en dieshal-
"ven ook de dadelijke wefentlykhcit in. Dus ook, fchoonik
h^jiitjü cnderfcheidelyk « 't opperftc wcfen beken , en hoewel 't op-
cfn jnn." perlte volmaakte weien m zijn ^ welentlijkc bevattmgde we-
7'c7''cmt44 ^^"^^yl^hcit befluit , zo volgt echter niet dat de wezentlykheit
ejftntuUm, ïxï dcr daat iets is , 't en zy men onderftclt dat dit opperde we-
zen is : want dan fluit het ook defc wefcntly kheit in, gelyk alle
haar volmaaktheden. En dieshalven moet men van elders be-
\ïjr^nZ' ^^}^^^'^ ^^^^ opperflc volmaakte wefen wcfentlyk is.
a,.tm1'* ik fal weinig leggen van de ^ wefenthcit van de ziel , en van
g -Difiinmo. derfelver iionderlcheiding van lighaam. Want ik beken dan
dit groot vernuft my alrcc zo afgemat heeft , dat ik byna niets
meerknn. Indicn'er een onderfcheiding der ziel van 't lighaam
is, zofchijntdichieruit bewefen te worden, dat zy van mal-
kander cnafgcfcheiden konnen begrepen worden. Ik zet defe
geleerde man met Scotus hier te zamen , die hier op fegt dat >
om een ding van een ander onderfcheidelyk en afgefcheiden te
bevatten, het genoech is dat'er een onderfcheiding is, diehy
h ïjymaiu, vormel)k cn ' voorw^rpcljk noemt , en in't midden tuflchen ^ de
k^S^a'o ^^^^^yh onderfcheiding , en d'onderfcheidingdes redens Helt ;
naü&ra. cndus onderfchcid hy de goddelijke gerechtigheit en barm-
hertigheit ; wantzy hebben, fegt hy, vooralle werking van 'c
'i^wX? verüant , vcrfchcidc i vormelijke redenen , in voegen dat d'een
d'ander niet is. En nochtans volgt niet ; de gerechtigheit kan
afgefondert van de barmhertigheit begrepen worden, en dies-
halven ook befonderlyk wcfentlyk zijn. Maar ik zie dat ik de
maat vaneen briefte buiten ga. Dit is 't geen, dat ik van de
voorgefteldefaak te zeggen had. Gy, mijn Heeren , befletnu
welk gy belt fult oordelen. Indien gy u aan mijn zijde begeeft,
zofullen wy Des-Carres overreden dat hy my niet hatigfal
zijn , fchoon ik hem een weinig tegenfpreck. Maar indien gy
hem toevalt, zo Iteek ik tcrflont de hant uit, en beken verwon-
nen te zijn, en dit gewilliger, om niet weer verwonnen te
worden. Vaartwel.
A N T.
ANTWOORT
Van de Schrijver
O T
D'EERSTE TEGENWERPINGEN.
Mij» Heeren,
GYhebtwarelyk tegen my een machtige tegenftrever
verwekt, welks vernuft en lering veel raofite en ar-
beit aan my hadden konnen beroktcenen , zo defe eod
t^^V^A^^^r ^y ""y" voornaamfte reden , ftrekkendc
Prenfn '^5^"f'^'^'^^i"«bewijfen, in weinis woorden h7 ^.
grepen, opdatdelezcrsdiezoveelteherrr.v, u ^^^^.'^^^ be-cD,i„..
zouden kriigen , en met'er hT.n- ,^1 " geheugenis^""'^<
oordeelde klare vkT/n^f J u '^'"g^" toegedaan , dte hy
g.r^ vSaS;7„?,fg,-'i'„"^ «='5" -2r *•
voorwerp te bepalen-. 'twM ^//..^/ l ^^J^^^^ ^"^^"^^ ^e wyje ^^^^as i^^
ken dat d.t zijn opficht heeft op het dinS a L buf" nl'"''"
ftantgellelt, ten'welke mfie^het geel?da\ ^ voor^;^^^^^^
in 't verftantis . warelyk een' uitterlyk^ noembJT en f
^kvan't denkbcelt fpreek . 't well/nimm« b^ue^^vS:^^^^^
^ ftant'"-
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
R. D E S - C A R T E S
a FjTc ohjem- ftant is , en van de reden , welks « voomerpeljriti mfen niets an-
ders betekent, als in'tverftant tewefen opeen lelvewijfe,
b ob]c£ia, als de ^ voorwerpen daar genaenelyk in zijn. Gelijk dus , tot
een voorbcelt, zo iemant vraagde wat hier door aan de zon toe-
valt , dat zy voorwerpelyk in mijn verftant is , zo zal men aan
hem met recht antwoorden , dat aan haar niets toevalt , dan een
coptratio, uitterlyke benaming, namelyk datzy de ^werking van mijn
d obj^aHm. yej.^.^nt naar de wijfe van een<* voorwerp bepaalt. Maar indien
men van't denkbeelt der zon vraagt wat het is , en daar op ant*
e7^« cofiM- woort dat het de ^bedachte zaak is, voor zo veel hetWoor-
Toh- Eiiv^ werpelyk in 't verftant is , zo zal niemant verftaan dat het
in inuiUu. g denkbeelt de zon fclve is , voor zo veel defe uitterlyke afnoe-
^ ming daar in is. En voorweYpdykjn 't verftam te z.ijn betekent niet
hoi>,rutio., des zelfs 'Uverking naar de wijfe van 't voorwerp te bepalen,
maar op een zelve wijfe in 't verftant te wefen , als gemenelyk
udf^/^ii^; 2;elfs voorwerpen zijn : ja zodanig , dat het » denkbeelt van
k Formahur, fdye is , hl 't veiftant zijnde , niet ^ vormely k , gely k
1 oi'i^fiivi. in de hemel , maar * voorwerpelyk , dat is op zodanig een wijfe,
Ti,^uiwodM als de voorwerpen gemenelyk in 't verftant zijn , «welke wy-
wefen zekerlyk veel volmaakter is , dan de gene , door
de welke de dingen buiten 't verftant wefcntlyk zijn : maar dit
is echter niet geheel) yk niets , gelyk ik alreê te voren gefchre-
n venhcb. Als'defe geleerde Godgeleerde zegt dateer "gelyk-
namigheit of diibbèlfinnigheit in defe woorden een z^mver mets ,
is, zofchijnt'etdathymy van 't geen, dat ik terftont aange.
merkt heb, heeft willen vermanen , op dat ikmiflchien daar
in niet onkundig zou zijn. Want voor eerft zegt hy dat het
O ƒJ^». ding , dus door " 't denkbeelt in 't verftant wefentlyk zijnde ,
^EniéiSiH. geen P wefen inderdaat is, dat is niet iets wefen , buiten'tver-
Hant geftelt \ 'twelk waar is: daar na fegt hy het felveniet
qE«; r^f». iets vei'dicht , of'iredenswefen te zijn , maarkets dadelyk,
%V4/.*r welkonderfcheidclyk begrepen word; door welke woorden
ï-S'**^ hy al't geen, dat ik voortgebracht heb, toelaat : maar hy
voegt'er nochtans by, om dat het alleenlyk begrepen vvord ,
en niet in der daat is , ( dat is om dat'et alleenlyk een denk-
beelt, eni-eendingis, buiten 't verftant geftelt, zo kan het
wel ben-repen, maar geenfins uitgefproken worden , dat is dat
het cre^n oorfaak behoeft om buiten 't verftant te zijn j t welk
ik beken : maar het behoeft echter oorlaak om begrepen tc
worden, en hier af alleen is vcrfchil. Dicshalven, indien ie-
mant
Antmort op d'Eeerfte Tegemverpmgen. 67
tóantin'tverftanthet'denkbeelt vanenig gebouhad , dat zeerjw«;
icpnfti^lyk gemaakt was . zo mag men met recht vragen wat
d oorfaak vanditdenkbeelt is ; en't is niet eenoech 70 ,Vmon^
zegt dat dit denkbeclt buiten 't verftant nils is en dkshaTven
met uitgefproken , maar alleenlyk begrepen kan worden
want men vraagt hier niets anders dan wat d'oorfaak is , diar*
Taa 'l'g'*^P^" word. Hy zou ook niet genoech doen. diê
je.de dat het verftant zelf des zelfs oorfaakl^as, namelyk aS
van zijn b werking; vermits men hier af niet twiifFelt, maari'^f'"*'-
alleenlyk van«dWaak der voorwerpelyke konft, die^aa^^-^-
mis: want dat dit denkbeelt zodanige voorwerpelvkekonf^''^'''''^'^'-
'uitfteetcntlïk moet ?;in „Jï, * f ?f "oratlyk oI if,..,,.
wcicnnyic is. i->elc deurfichtise man heeft dir oll^^ ^ i'^^^"'"'»'
gefien;endieshalveiihekpnrK,^^.t ^'^^^ \vcl«;/ff«..
cifcht. Hy heeft echter wel Sn ^ ^orlaak ver- "
want hoeJel d^ntSr^an" e^dSotk rvS"'/ T^^-'
eeuwig is, zo ftaat echter niet minder gcoXofcnv'r '"i::""^"'
waarom des zelfs denkbeelt inonsis. Hy voeSd '.hnl^'''
daarnaby,,„^.«,,,,,«,,,,,^^^,^/^^„J^^^^^^^^
R. D E S - C A R T E S
volmaaktheit van onz verflant , en zo voort : door welke antwoort
hy, zo'tfcliijnt, niets anders heeft willen aanwijfen , dan dat
degenen, die van my willen verfchillen , op defe zaak niets,
dat waarfchijnelyk is , konnen antwoorden. Want zeker,
^tisnietmeertebewijfcn, datd'oorfaak daarom Gods denk-
beelt in ons is, d'onvolmaaktheit van onz verftant is, dan
^^^'^/''^^['^^^ dat «d'ongeleertheit van de hantwerkskonfl d'oorfaak is ,
T,ll '''"''"daarom wy ons enig feer konftig^gebou eer inbeelden, dan
b een ander , dat niet zo volmaakt is. In tegendeel, indien ie-
, inant het denkbeelt van een gebou heeft, in't welke alle konfi:,
die men bedenken kan, begrepen is, zo word daar uit ook
zeer wel befloten dat dit denkbeelt van enige oorfaak voort-
gekomen is, inde welk alle konft, die men bedenken kan,
Sot^[?>k 'warelykcndadelykwas, fchoon zy daar in alleenlyk^ voor-
werpelykis: met gelijke reden kan men ook, dewijl wy Gods
t^erfcstio denkbeelt , in't welk alle c bedenkelijke volmaaktheit begrc-
..:,uM.,. pen is , in ons hebben , klarelyk hier uit bcfluiten dat dit denk-
beelt van enige oorfiiak afhangt, in de welke alle defe vol-
maaktheit is, teweteninCodjdiewarelykwefentlykis. En
zeker in't een fal de fwarigheit niet groter fchijnen, dan in
't ander , zo wy , gclyk wy niet alle ervare werkmeeflers zijn,
Vhwlrum' dieshalven de (denkbeelden der zeer konlligc gebouwen.
Vlie "Trufi. niet konnen hebben , ook dus niet alle de fel ve macht hebben
uoj^Hm. van God tc begrijpen : maar dewijl dit op een felve wijfe in
yders geeft ingedrukt is , en dewijl wy niet bemerken datdit
g s^mmrc, ons van ergens anders , als van ons fel ven , toekoomt , zo s on-
derftellen wy dat het tot de natuur van onz verftant behoort.
En zeker niet t'onrecht. Maar wy laten iets anders achter',
'twelk voornamclyk t'aanmerkcn ftaat, en van 't welk alle
kracht en licht van dit bewijs afhangt , namelyk dat defe macht
van Gods denkbeelt in ficb te hebben, nietinonzverftantkan *
'llm!'^'*' '^^^^^"^ 2:0 dit verftantalleenlyk een h eindig wcfen was, ge-
lykhet warelyk is, en geen oorfaak van lich had, die God
was. Dieshalven heb ik verder onderfocht of ikzou konnen
^.«Ar.. »wefentlyk zijn, zo God niet wefcntlyk was , niet zo zeer
om een reden , die van de voorgaande verfchilde , by te bren-
gen, als wel omdezelvevolkomentlijker te verklaren.
Maar de bcleeftheit van defe man brengt my nu in een
plaats, daarikyders nijt te verwachten heb : want hyverge-
lykt mijn bewijs met een ander uit S. Thomas en Ariftote-
les
Antivmt op d"Eerfte Tcgmverpingcn. (,<j
les genomen; om dus als reden t'eiffchcn waarom ik , dewijl
ik een zelve weg ingegaan ben als zy, echter niet in alles de
zelve gcvolgt heb. Maar ik bid hem dathy my toelaat van
d'anderen te zwijgen, en alleenlyk van't geen, dat' ik se-
fchreven heb, reden te geven. Voor eerft dan heb ik mijn
bewijs hier uit niet genomen , dat ik in » finnelijke dingen een \ s.miu-
ordening of gevolg van uitwerkende oorfaken zagj zoom
dat ik achtte dat het veel blijkelijker was, dan eenioe «fin-""""*
nelijke dingen, dat God "^wefentlyk is, als ookom'datmv'"^"^'"''*'''
dacht dat men door dit «gevolg der oorfaken nergens anders f '''';-'*
kon komen , als tot de kennis van d'onvolmaaktheit miins '^to»!
namelyk dat met kon begrijpen hoe zodanige on-
eindelyke oorfaken van eeuwigheit malkander onderlinrr zo
gevolgt zouden wefen , zo'er geen eerfte oorfaak geweeft
had. Wantzeker, hier, datikdit, niet kanbcgrijpcn , volcrr
niet dat 'er een eerfte moet wefen , gely k ook hier uit du
de holJ^nSf 1^''%'^'^"'^ eens bepaalde of eindige^- f
l.A.^^ ^'^'^ begrijpen, met volgt dat men tot een
lefte deling kan komen, en dit zo verre, dat men haarniec
Rijders delen kun; maar dit volgt alleenlyk, dat mijn vcr-
«ant, 'twelk bepaalt is, het onbepaalde en oneindige nier
bcvattenkan Ik heb dieshal ven voorde grontveft v?n miin
reden', m.jns felfs wefentlykheit willen gebruiken. d?e 'Jn ■> e.:,,.
geen gevolg van oorfaken afhangt, en zo welaan mV beken
IS, dat niets aan my meer bekent kan wefen : en ik hebv.n
my onderfocht niet zo feer van welke oorfaak ik eertijts vooi
gebracht ben, als wel van welke oorfaak ik heden bcwinrr
word, om my dus van alle gevolg der ooriaken te vcrlofli ,
Wijders ik heb met onderfocht wat d'oarfaak van m v is vor r
20 veehk uit geeft en lighaam befta, maar alleenlyk ï bcÏHo- ,7.««
telykvoorzo veel ik een •'denkend ding ben; 'twdk ikX C '
weinig acht ter zaak te behoren. Want dus heb ik „,7 ^'^ ' '
be er van ' vooroordelen konnen ontflaan , naar 't lich va i ' ,
natuur luifteren , my zelf ondervragen , en- voor zekS bc":
veftigen dat 'er mets m my kan wefen, daar af ,k niet mS
Wuftigben; 't welk m der daat wat anders is, dan of ik hier
uit, dat ikmy van een vader geteelt zie, aanmcrktedat mijn
vader ook van mijn grootvader was. En dewijl ik, ractd'ou
ders mijner ouders t'onderfoeken , dus niet tot het oneindi-
ge voortgaan kon , zo- heb ik , om een einde van aocken
' 3 tc
70 R. D E S - C A R T E S
temaken, vaftgefteltdat'ereeiieerfteoorfaakis. Wyders,ik
Vies mi' oi^^^r^ochc niet alleenlyk wat d'oorfaak van my is , voor zo
IJ. ' . veel ik een ^ denkend ding ben , maar meeft en voornamelyk
hcogttatto- YQQj. ^g^i bemerkte dat 'er onder d'andere denkingen
c ideaentü 't c denkbcelt van een opperfte volmaakte wefen in my is ; van
jicmm i^erfc, ?j. ^^||^ aUgen allc de kracht van mijn <^ betoging afhangt : voor
d T)emon' ecrft om dat in dit denkbeelt begrepen word wat God is , ten
minften voor zo veel als ik hem verftaan kannen naar de wetten
e Logica, van de ware ^ Redenkonft behoort men noit naar enig ding te
vragen, oftis^ 'tenzy men eerft verflaatw^ir^^^?; : Tentwe-
den, om dat'et het felve^^denkbeelt is, 't welk aan my gelegen-
heit geeft van t'onderfoeken of ik van my felf, of van een an-
der ben, en van mijn gebreken te kennen: Ten darden, dit on-
dcrwijfc my dat'er niet alleenlyk enige oorfaak van my is, maar
daar by noch dat in defeoorfaak alle volmaaktheden begrepen
zijn, cn dieshal ven God is. Voorts, ik heb niet gefegt dat hei
f;f»'^*'^' onmogelyk is dat iets de g werkende ooriaak van fich felf is:
want hoewel dit baarblijkelyk waar is, als men de betekenis
van 't uitwerkende tot dcfe oorfaken prangt , die in tijt voor
de werkingen gaan, ofdie van hen verfcheiden zijn, zofchijnt
het echter niet dat zy in dit gcfchil dus geprangt moet worden;
zo om dat het een beufelachtig gefchil is , (want wie weet niet
dat een felvedin^ niet eer dan fich felf, noch ook van fich ver-^
fcheiden kan welen? ) als ook om dat het naturelyk licht niet
i lutio catif* fcgt dat tot de ' reden van de werkende oorfaak vereifcht word
feftai^. dat zy in tijt eer is dan ^ 't gewerkte. Want in tegendeel , zy
^^^^^ eigentlyk geen ^ reden van oorfaak , dan als zy haar wer-
ïiïEpcm, king voortbrengt, en dieshalven is zy niet eer, dan o^'tge-
werkte. Maarfeker, 't licht van de natuur fpelt ons te voren
S ^c%7cjf' S^^^^ ^^"g " wefentlyk is , van 't welk men niet mag vra-
citm. gen waarom het wefenlyk is, of des felfs o werkende oorfaak
ondcrfocken, of, indieii het geen heeft , onderdaan waarom
het geen behoeft : in voegen dat , fchoon ik achtte dat geen
ding enigfins het felvc tegen fich felf kan wefen, dat de wer-
kende oorfiak tegen de werking is, het zo verre van daar is, dat
ik daar uit bciluiten zou dat'er enige oorfaak is, dat is in tegen-
deel weer des felfs oorfaak, die d'eerfte genoemt wierd, onder-
foekcn zou ; cn indefer voegen zou ik noit tot enige eerfte
oorfaak van allen komen. Maar ik (la geheel toe dat'er iets kan
wefen, in 'tv/ elk zo groote cn zo onuitputtelijke macht is,
K^ntmort op d'Eeriie Tegeniverfmge. 71
dat het noiciemantsonderftant heeft behoeft, » om wefentlvk „ ■« ,
te wefen, gelyk het die nu noch n.et behoeft, ZbewTaS? '
■worden , en dus verre enigfins d'oorfliak van fich felf k • ;t
verfta dat God zodamg is. W gelyk Ik , fcïïn ï ï^n ee^^
w.gheit was , en dieshalven niets voor niy geweefl had n\e\
zoufchromen. (om dat ik aanmerk dat de delen deftiks van
ma kanderen gefcheiden kennen worden, en dat dieshak^S
'ten^vH^V "" r^^'olg^' datiknamaalsfal wefen,
tenzy dat enige oorfaak my yder ogenblik weêr baart, om
zotefpreken) defe oorfaak, die mybiwaart, d.^mZ^nhZ ^ c r r
Uittdled^^^^^^
»jit welke dingen ikhchtelyk fa antwoorden or.H'on^„.
verftaan , alszy fe^S et^ï « ^ 2''"'"'^^^^ niets anders
oorftak heeft? zoSn zt ech te! 'n T^'" ' r'l'^'' S^^"
&dt„rk"e^^T'^"-^^^^^^^^^
en geen grontveft in fiS L'eft fln^i-
kcre andere flclliEennnf-em in,;,'. ^" '^''f'y' '^f er noch k zc-XA"*''*.
getrokken , de 4ïe^",?e" o%eri:,rS r^^^^
Want indien, om een voorbeelt by te bïënar ^l^'^"^'''''-
dat het lighaam iets van fich is, zo fa[ ^ y ^^hlEkn d.??'"
anders verftaan , dan dat het geen oorfaik heeft h a"'
dit ook niet met enige > ftellig! reden mL^aï én y^rol^-fn . ^ , . - ■
ontkennende wijze, om dat hy geen oorfaak daar aSent &aa
dit is m hem enige onvolmaaktheit, die hy daar na lirhtH r [
v..den,alshyaanmerktdutdedelendest^j;rniSÏÏ
der
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
jZ R. D E S - C A R T E S
der afhangen. En dieshalven, fchoon men onderftelt datdk
lighaamtot aan defetijt uitfich geweeft heeft, dat is fonder
oorfaak , zq volgt echter niet hier uit , dat het hier na ook we-
ien fal,, 't en zy daar enige macht in is, die het geduriglyk als
wc.cr voortbrengt. Want als men geen zodanige macht in't
dcnkbeelt des lighaams befpeurt , zo maakt men terftont daar
uit dit befluit , dat het niet van fich is, en men neemt dit woort
az/^«z,jcy^bitellidyk. Opgelykewijfe konnen wy ook, alswy
cA^t feggendatGodvanfichis, dit contkennelyk verflaan, te we-
ten dus, dat de zin alleenlyk is dat hy geen oorfaak heeft. Maar
indien wy te voren d'oorfaak waarom hy is, of waarom hy vol-
hard te wezen , onderfocht hebben, en, op zijn onmetelijke en
onbegrijpelijke macht , die in zijn denkbeelt begrepen is, mer-
kende, haar zo welen overvloediglyk bekennen, dat dit wa-
i:ely k d'oorfaak is , daarom hy is en blijft wefen, en dat'er geen
ander buiten dit kan zijn, zo fuUen wy feggen dat God van fich
.^\iiel.'^ivK is, niet meer ^'ontkemielyk, maar ^ Itelhglyk. Want hoewel
j^^^ ^^.^ nodig is te feggen dat hy de werkende oorfaak van fich
felf is, om miÜchien niet over de woorden te krakkeelen,
nochtans, omdatwy:£iendat hy dit, dat hy van fich is , of dat
hy geen oorfaak van fich verfcheiden heeft, met van mets,
iXc^i^im. uiaar van ^ de dadelijke onmetelykheit van des felfs macht
Z^T heeft, zo Haat het ons volkomcnlyk vry te denken dat hy in
4ca«/4rj?ï- enie-erwijfc hctfclve doet, ten opficht van fich felf , 'twelk
hlU^. de fwerkcnde oorfaak doet ten opficht van haar ^ werking , en
i r^i^yit dat hy dieshalven i ftelliglyk van fich is. Ook ftaat aan yder vry
fich felf t'ondervragen of hy in defe felve zin van fich is ; en als
hy in fich geen macht vind, die genoech is om hem ook een
ogenblik tijts te bewaren , zo befluit hy met recht dat hy van
een ander is , en noch van een ander, die uit fich felf is, om dat,
dewijl 'tvcrfchil van de tegenwoordige, en met vandeverle-
de of toekomende tijt is, men hier met tot in 't oneindige
voortgaan kan : ja ik fal hier noch by voegen , ft welk ik ech-
ter te voren niet gefchrevcn heb) dat men ook met tot een
twede oorfiak kan komen ; maar dat d'oorfaak, in de welke zo
veel macht is, dat zy een ding, buiten haar geftclt, bewaart, zo
veel te beter fich fclve door haar eige macht kan bewaren , en
dat zv dus van fich is. , r t •
I. l;.;..;. ^ Voorts , als men fegt dat alle ^ bepaling van een oorf lak is ,
2^ -cht ik wel dat'er een waar ding mee vcrltaan word , maar
dat
K^ntmort op d' Eer He Tegemverfingm, 75
dat men echter met geen eige woorden uitdrukken , en daaf af
mende fwangheit niet oploflenkan: want, omeigentlykte
fpreken, bepaling is alleenlyk een > ontkenning van ten eroter ^-
volmaakthe,t;wdke ontkenning niet vanud^oorfjakf^^^^^^^
van "t bepaalt ding zeifis. En hoewel het waar is, dat alle din ' ^"
gen door een oorfaak bepaalt zijn , ^o bly kt het echtei'niet u"t
ncnieit, maar men moet het met iets anders bewijfen. Want
gelyk defe fcherpfinnige Godgeleerde wel antwoord , vder
ding kan geacht worden op twee wijfen bepaalt te zijn ; oFom
dat de geen, die 't voorgebracht heeft, net meer Jolmaak?
Sn"i.1r' h"^'^.8«^g^ven of om dat des zeïfs nauii*
An„ ^1 ' ^^^^^^ ^^^"^ dan een zeker getal daaraf ont
fangen kan ; gelyk de natuur van de driel'^.ek is che nlr
meer dan i„ drie lijnen beftaat. My dunkt da't het een
feno'orf.nl ' ofvan een oorfaak is . of van zich, als van
liet Jpf. li , ^^^^ S<=yen waarom het eer wefently k , dan
n et wefentlyk is, datisdatwydit -vanxjch niet moeten ver
' h Oh]t[li;
den. Ikfaldicshalvenhï;VTo;;ee'^^^^^^^^^^^^^
voorzo veel het oneindig is. opgenedS",^;^'^^^^^^^^^^^^^
maar echter verdaan kan worden,te weten voor zo '
yken onderfcheidelyk te verfhan enig dini;ï:i:Sig^^^^
tfvV l ^""V" geen x fcheidpalcn kan vmden , idarel yk tê""
te vcrftaanis dat het oneindig is. Ik maak hier ondciïcheit
^ tuf.
74 R. D È S - C A R T E S
■^udtfini' tudchcn^t * onhpaaUe en^ oneindige en neem alleenlyk dit ei-
'^7nfi»^tum, gentlyk oneindig , in 't welk men nergens ^ fcheidpalen vind :
^'^So in welke zin God alleen oneindig is. Maar ik neemdefe din-
%^atit"magi-gGVi, in dc welken ik , alleenlyk onder enig opficht geenein-
'^Hdonumr' > g^^Y^ ^ uitftrekking van d'inbeeldelijke ruimte , de
Z^^Ti^jihi'- menigte der getallen , de deelly khcit der delen , der hoegroot-
^'Ta^rltat'r' ^^^^ 9 diergelijke dingen , ^ onhepaaU , maar niet ^oneindig , om
Vi2fji^ datzy niet geheel zonder einde zijn. Wijders, ik maak on-
Tinfinita derfcheit tuflchen des vormelijke reden van't onenidig,d' ' on.
g Katio /.r. eindelykheit , en het geen, 'twelk oneindigis. Want wat
n^iutnjim. j^^neindelykheit aangaat, hoewel wy verftaan dat zy ten
hjnfminu. hoogften ftellig is , zo verftaan wy 't echter niet , dan op ^ ze-
iSl^r' kere ontkennende vvijfe, te weten hieruit , dat wy geen bepa-
ling daar in bemerken : wy verftaan wel » ftelliglyk het geen ,
dat"» oneindig is, maar niet «evenmatiglyk ; dat is, wybe-
j'»- . grijpen niet geheel het geen , dat daar in « verftanely k is. Maar
mi>fptl%. gelyk wy , onfeogen zeewaarts inkeerende, zeggen dat wy
»' de zee zien , hoewel wy haar niet geheel met het geficht kon-
o inii t' i^ereiken , noch der zeiver onmeetelyke grootheit me-
ten. En zeker , indien wy haar van verre aanfchouwen , als of
wy haar met d'ogen geheel wilden bevatten , zo fien wy haar
niet, dan verwardelyk: gelyk wy ons ook verwardelyk de
p (hiitogo- pduifenthoek inbeelden , als wy gelijkelyk alle des zelfs zijden
nnm. bevattCH. Maar indien wy van naby onfe ogen op enig deel
vandezee veftcn, zo kan zulk ficn zeer klaar en onderfchei-
q;w:n4M>delyk wefcn j gelyk ook^d'inbeelding van de duifenthock ,
ouhol^m. ^j^^ alleenlyk tot een of twee zijden uitftrekt. Op gelij-
r ihc'Hi' kewyfeftaiktoe met alle ' Godgeleerden dat God niet' van
IfLuZ'^ de menfchelyke geeft begrepen kan worden , ja ook dat hy niet
f»* onderfcheidely k van de genen bekent kan worden,die met hun
gemoed gelijkelyk in't geheel hem pogen te begrijpen , en die
hem als van verre aanfchouwen: en in defe fm zegt S.Tho-
mas ter verhaalde plaats., dat de kennis van God alleenlyk on-
iCj^f^Ji». der zekere 'verwarring in ons is. Maar de genen, dicopyder
van zijn volmaaktheden merken, en niet zo zeer pogen die te
begrijpen, als daar af begrepen te worden, en alle de krach-
ten van hun verftant in die t'aanmerkcn befich te houden de-
ien , zcjT ik , vinden warelyk veel ruimer en gemakkelijker
llofïe vati klare en onderfcheidelyke kennis in hem , dan in e-
jiige gefchape dingen. S. Thomas loghent dit hier ook mct,ge-
lyk
Antwoort op dEeerfte Tegenwerpingen. 7 5
lyk hier uit klarclyk blykt, dat hy in't volgende lid bcveftigt
dat « Gods wefentlykheu betoogt kan worden. Wat my aan- a z)«m,
gaat, overal, daarik gefegt hel. dat Godklarelyk en onder--''"""-
fcheidelyk bekent kan worden , heb ikdit niet anders . dan van
defeb eindige kennis, dienaar de maat van onzc vernuft ee-t^'s".'/.
fchikt IS , verftaan. Men behoefde het ook niet anders te ver.-^r'
ftaan tot de waarheit der dingen, die ik verfekert heb, gelyk"
Jichtcly k zal blijken , zo men aanmerkt dat ik dit in niet meer
dan in twee plaatfen, gefegt heb : namelyk daar verfchil was of
in t denkbeelt.'t welk wy van God «vormen, fiets dadel vk
dan ot er alleenly k een s ontkenning van het ding in beereocn f ^ T'";''
word , gelyk'er miflchien in 't" denicbeelt van d^e koufe nS
SeSifFÏ'l"'''°r"'^'""TS van de hitte; van welk ding
E Tu-' • ^"^"^ '• verfekert heb dat de " we- " 'W/i-
lent ykheit niet minder ^ tot de natuur van 't ouoerfte vol
maakt Wefen behoort als dne zijden tot de natuur^vïi 1e dnel ^
vSa;nÏÏnw:rdeir"'''^""''''''"'"^''S<= ^^'^ ^oé^^^^t
cenanderTan^s'^r'"'''" "rf^'J" ^ewijsreedenen met^i^T'""
ccn armer van b. Thomas, opdathy my dwingen zou te tonen
dunif 1?!"^ ' '^'^"der , gevonden word! My X^""^"'^
" d»t zonder grote nyt kan doen ; om dat S Thomas
ditbew:jsnietalsz.jneigegebruikt, ookn ietzulk ecnbeZk
■ vraaSfe ? r ^ant daar word .e-
vraagt cl- by ons door fich bekent s dat God is d iri? of^iit- oo„
w js, dat hy fichzelf tegenwerpt, kan dus voorgeftelt worden-
mcZ?. T^^''' ^V^^^ ""'^"^ God betekeiK zo
men daar by tgeen, boven 't welk niets «roter betel-l-nl l?
wat d^fe n..Ta\%f,S:.^^^^^^^^^ Si:
cnin'tvcrftantis. Men ziet hier kUreUV^A^^^
-vormis; want men behooTe all^ S e b^^^^^^^
hal ven . als men verftaat wat defe nS & Aeïken '"J^^^ ' '
ftaatmendat'erbctekcnt word dat God^ndaL' ininrv?;
ftant ,s : maar 't geen , 't welk met een woort betekent word
bhjkt daarom met waar te zijn. Doch mijn bewijs w is dusdn
n.g:'tgeen,'twelkwyklarclykenondcifcheidelvrver^^^^^^^^
R. Des-Cartes
■^eircntt>i. totdc ware en onveranderlijke natuur, of ^wefcntheit , of
\,t»rma, >' vorm van enig ding te behoren , kan van defc zaak met waar-
heit beveiligt worden ; maar na dat wy naaukeurigly k onder-
zocht hebben wat God is, zoverftaan wyklarelyken onder-
fcheidely k tot zijn ware en onveranderlijke natuur te behoren
zSxifieu, dathy^wefentlykis, zokonnen wy dan van God met waar-
heit beveiligen dat hy wefentlyk is. Hier is ten minflenhet
befluit wettig. Het meerder voorftel kan ook niet ontkent
worden, om dat alreê te voren toegeftaan is dat al't geen,
't welk wy klarelyk en onderfcheidelyk verilaan, waar is. Het
minder is dan alleen noch overig , in 't welk , gelyk ik beken ,
geen kleine zwarigheit is : voor eerfl om dat wy in alle d'ande-
re dingen zo gewent zijn de<* wefentlykheit van^de «wefent-
t untia. j^^-^ ^ fcheiden, dat wy niet genoech bemerken hoe dit
meer tot Gods wefentheit behoort , dan tot de wefentheit der
andere dingen, en ook om dat wy , 'tGeen, dat tot de ware
cn onveranderlijke wefentheit van enig ding behoort, niet van
"^'"^^^ onderfcheidcnde , die niet , dan by f verdichting van
tverllant , daar aan toegeëigent worden, fchoonwy genoech
crv7/7,.rM. bemcrkcn dat de Swefentlykheit aan ^Gods wefentheit be-
y^Dn '/'"'hoort, nochtans daar uit niet befluiten dat God» wefentlyk
i'ixipre. is, om dat wy niet weten of des zelfs wefentheit onveran-
derlyk en waar, ofalleenlyk van ons verdicht is. Maarom't
'tcer/ledecl van dcfe zwarigheit wech te nemen, men moet
»f /^^''^'^['''onderfcheit tufichcn de"* mogelijke en nootfakclijke wefent-
Kl^-^r^r lykhcit maken , en aanmerken dat de mogelijke wefentiyk-
^[7jdcT/ ^^cï^^^t^ci bevatting, ofin't denkbeelt van alle de dingen die
klarelyk en onderfcheidelyk verdaan worden, begrepen is •
maar de nootfiikelijke wefentlykheit nergens, dan in'tenig
denkbeelt van God. Want de genen, die naerfliglyk op dcfe
verfcheidenheit merken, die tufichen Gods denkbeelt en alle
d'anderen is , zullen zonder twijffel wel begrijpen dat , fchoon
jn Sxiflenta. \vy d'anderc dingen nooit verflaan , dan als wefentlyk , ech-
uExiprc. ter daar uit niet volgt dat zy " wefentlyk zijn , maaralleenlyk
dat zy wefentlyk konnen v/efen , vermits Vv^y niet vcrflaan
^^^*'y?'''''''nootfakelyktewefen dat de O dadelijke wefentlykheit met der
P ^ro^rieu' ^cl vcr audcrc p eigenfchappen vervoegt is ; maar dat hier uit ,
dat wy verflaan dat de dadelijke wefentlykheit nootfakelyk en
<j o« altijt met d'andere^ toevoegingen van God vervoegt is, wa-
relyk volgt dat God wefentlyk is. Wijders, om 't ander deel
van
Antivoort op d'Eerfie Tegemverpingen.
vandc zwarigheic wech te nemen, ftaat t'aanmerkcn dat de
'denkbeelden , die geen ware en onveranderlijke, maar al-'""'
leenlyk verdichte naturen , en die van 't verftnnt te zamen ae
fet zijn , begrijpen , van 't zelve verilant , niet allecniyk door
b aftrekking, maar door een klare cn onverfcheidelykec wer-'- -^V'^siri
King, verdeelt kennen worden, ja zodanig, dat de dino-en
nlfirff"i V^'^^j'''^"' niet gcdeeltkonnen worden, rondcU i„uu.n..
twijttei ook niet door 'tverftant te zamen gefet zijn. Tot een
voorbeelt, als ik my een gevleugclt paert, oflceu, ^in dere^a«.
daat wefentlyk zijnde, of een driehoek, ineen vierkant be
trokken, inbeeld, zo begrijp ik lichtelyk dat ik ook integen-
deel een ongevleugelt paert , enleeu, niet wefentlyk zijnde
een driehoek zonder vierkant, en diergelijke dingen myin-'
beeldenkan, en dieshalven dat zy geen ware en onverander-
iijke naturen hebben. Maar als ik op een driehoek of f vierkant (Su^r. ■
denk . ( ik fpreek hier niet van de leeu , of van 't paert , om da
der zeiver naturen noch niet volkomcntlyk aan ons bekent
2.jn) zo fal ,k al't geen , 't welk ik verlla in 't denkb^è t van de
driehoek begrepen te wefen, ( als dat des zelfs drie hoeken met
twee rechteTioeken gelyk zijn , en zo voort ) van de driehoek
metwaarheitbeveftigen.envan't vierkant'teeen, 't welk ik
in tdenkbeelt van 'c vierkant fal vinden. Want hoewel ik de
driehoek kan verftaan , met daar van af te trekken dat des zelft
drie hoeken met twee rechte hoeken gely k ziin zo kan ik
ter dit van defe driehoek niet door kfare^n 2n eiSei 1
8 werking loghenen, dat IS met het ceen ditik 7pc. i,-^ o
verftaan:- w'ijders, indien ik een §n?h;c1f,'be1;;i S
getrokken , aanmerk , niet om de dingen , die tot de driehoek
alleen behoren , aan't vierkant . of 't |een , dat aan 't v?erk.nr
behoort, aan de driehoek toe t'eigencn , maar alkali vkon,
die dingen t'onderfoeken, dieuit^de za.^envoeg n-^X^'J?^
beide rijfen, zo fal de natuur van dcfei'L'ciHlte J-r , , ,
ineendriehoeken vierkant beftaaiS;''^;;:;' :.V^Ï;-^^^^^
veranderlykzijn, dan van dedriehock, of van't vicrV? . "
leen : en dieshalven fal'tgcoorloftz.jnte vcrlckerea £1," t
vierkant met minder is , dan het dubbelt van de drichoel
die daar in getrokken is, en diergelijke dingen, die tot de'
natuur van defe • famengcfctte geftalte behoren. Maar indien
Ik aanmerk dat de ^ wefentlykheit in 't i dcnkbeelt van een op ^''^«m
perlle volmaakt hghaam begrepen is , lumclyk om dat het'«&°"
Kg
groter
i'"Mi,
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninkh'jke Bibh'otheek, Den Haag.
199D 14
7» R. Des-Cartes
^ jnre, & i« groter volmaaktheit is « in daat en in 't verftant te zijn , dan al-
*b£jS"re. ^^cf^ly^^ 't verltant te wefen , zo kan ik daar uit noch niet be-
fluiten dat dit opperde volmaakt lighaam ^' wefentlyk is, maar
alleenlyk kan wefen: want ik bemerk genoech dat dit denk-
beelt door mijn verftant felif, alle lighamelijke volmaakthe-
den te famen voegende , gefmeed is , en dat de wefentlykheit
niet uit andere lighamelijke volmaaktheden te voorfchijn
koomt , om dat men de felven zo wel ontkennen , als bcvefti-
gen kan. Dat meer is, dewijl ik, 't dcnkbeelt van 't lighaam on-
derfoekende, in 't lighaam fclf geen kracht befpeur, doordc
welke het fich felf voortbrengt, of bewaart, zo befluit ikhier
c exijientu uit met recht dat de ^ nootfakelijke wefentlykheit, van de wel-
MtijfauAf alleen hier 't verfchil is , niet meer tot de natuur van 't lig-
. haam, hoe volmaakt het ook mach wefen, behoort, als geen dal
te hebben tot de natuur van de berg eigen is , of tot de natuur
van de driehoek paft dat hy groter hoeken heeft dan twerech*
te hoeken. Maar nu ftaat t'ondervragen , niet van 't lighaam ,
maar van het ding, hoedanig het ook mag wefen, dat alle defc
volmaaktheden heeft, die te zamen konnen wefen, of men
^Exifienüa. d wefentlykheit daar onder rekenen mag. Wy fuUen in 't ecrft
wel twijffelenjomdat onz vernuft, dat bepaalt is,enongewent
tSeixirats. dicandcrs, alseafgefcheident'aanmerken, miffchien niet ter-
ftont bemerkt hoe nootfikelyk zy aan malkander gevoegt zijn.
^fum**"^' Maar indien wy naerftiglykonderfoeken, of aan een f wefen ,
^^Exificntia, ten hoogfte machtig , s wefentlykheit , en hoedanige wefent-
lykheit behoort, zo fullen wy klarelyk en onderfcheidelyk
konnen bemerken, voor eerft dat daar aan ten minftcncen
^oftlÊT'' h mogelijke wefentlykheit behoort, gelyk aan alle d'anderc
dingen, welkersonderfcheidelykdenkbeelt in ons is, ja ook
'*mZT'" genen , die door i verdichting van 't verftant te zamen
tntc c M. gefet worden. Voorts, dewijl wy niet konnen denken dat de
wefentlykheit van dit opperfte machtig wefen mogelyk is , of
wy moeten ook, des felfs onmetelijke macht aanmerkende, be-
kennen diU dit door zijn eige kracht wefentlyk kan zijn, zo ful-
len wy hier uit bcftuiten dat het warelyk wefentlyk is , en van
ceuwighcit geweeft heeft ; wantdoor^'t naturclyk licht is fccr
klaarbiijkelyk dat het geen, 't welk door zijn eigen kracht we-
kExjpentu fentlykis, altijt wefentlyk is : en in defervoegen zullen wy
r^'f^r^'^^^^^ dat de '^nootfakelijke wefentlykheit in't denkbeelt
fafcifum^' van 't ^ opperfte machtig wefen begrepen is, niet door verdich-
Antivoort op d'EerBe Tegenwerpingen. 79
ting van 't verftant , maar om dat dit, dat het wefentlvk is tot
de ware en onveranderlijke natuur van zodan^; eï'Teftn be af.r.
hoort. Wy fullen ook lichtelyk begriipen dat Tui- r^L» A i
maakt wefen nootfakelyk alLand^crSik hX^l^t
Gods denkbeelt begrepen worden, in fich heeft . ia zo d.r V^
ronder emg verd chtfeï van 't verftant, te zam njevoet?
nietvfn '^'^."^^.'•ft'glyk daar op merkt, en verfchfl en
niet van de genen, die ik alrêe te voren gefchreven heb dan al
deïg" t -"kl«"ng>die lï met voordacht tr^t
fchScken' TU '^erfcheidenheitder verftanden te
dat de ae;en d . 7,'^^^""^" dat dit bewijs zodanS is!
felfs bei';:3.;n dit li'Xn ) ^'"^ fu'^^"^^^" ' ^^'^ tot^dS
mistrouwen Maiïr h<-«t;;i>^ • van ook d andere dingen te
^ *A modnlit.
naaukeung yk V n de vZaTlf.' r""' T'^''^'' ^ie ikT^-^.»-
endat'et genoech is dat fcl T'rü' pndcrfcheidcn heb ; "^f""-
den van 't ander begrep n word doo ^ r"' •^''2^^'^^'^*-
ftant. dat het ding ron^venmattl vk h'. ^■^^'"'^'^'^'"8 van 't ver-
20 onderfcheidel vk cn7Jl?rl'^P ^^g"JPt: maar echter niet
zen door fich , cn^'^aïf Jd'^^^^^^^^^^^ ^/..g- f "S '^Is we- L'-^i'/^t
maar dat hier toe een 'dadehike onHprf '^'^^idcn verftaan ,
Tot een voorbeelt , ruird èn de bevveïS"^ ve,cifcht wort. i«
^cen felve lighaam is een » vormelÏRn^,,TV' f
Jcan zeer wel de beweging fonder d^elk i VÏ H"'''"^^^ en ik .„T^i^.^;,
der beweging verftafn f en dTt bd5eSct'?o^^^^^^^^^
haam. Maar ,k kan echter niet voLaafte vl7 l '
-der..dingverüa«..in'twclkd:Sg1nti:^^^^^^^^^^^
^ geen., 7^.;.
geltalte
go R. Des-Cartes
aeftaltefondcrding, in'twdkdegeftalteis. Wijders, ik kaa
. leen beweging in een ding verdichten , in 't welk de geftaltc
liet kan wtfen , of de geftalte in een ding , dat onbequaam tot
bevvesina is. Ik verftaook op gelijke wijfe geen gerechtigheit
zonder een gerechtige , en geen barrahert.ghe.t zonder barm-
hertige; en men kan ook met verdichten dat de geen , die ge-
rechte is, ook niet barmhertig kan wcfcn. Maar ik verfta vol-
niaaktdvk wat lighaam is, alleenlyk met t'achten dat dit lï
ruTtS'-èkrUfrbceldelyk, cbcwegelyk, enzovoort, cn
""rr"" met dat van alle de dingen te beroven, en die tot de natuur van
5^- ?e.S^^^^^^^^ Weerom verftaikde^gee leen volmaakt
dinïtewcfen.dat twijffclt,datvcrftaat,datwil , enzovoort ;
hoewel dat ik ontken dat daar in iets van de dingen is, diem't
dcnkbcclt van 't lighaam begrepen worden : t welk geenfins
, V 1 -"i»,, -O 'er niet een «dadelijke onderfchei-
tKftinm» zou konncn gelchiedcn , zo eimci.ti.ii u j
rl";», dinetuirchcndefgceften'thghaamwas. , . r i, -j»
' • Daar fiet gy , mfjn Heren, 't geen, 't welk ik op de befcheide
cn fcherpfinnige Tegenwerpingen van uw vrientt antwoor-
den had : maar indien ik aan hem noch met voldaan heb, zo bid
ik hem dat hvmyvan die dingen bericht, die met volkomen
genoeg zi . , of dlar aan gebree\t ; en indien ik door u dit van
lemkfnierwerven,zolllik'tvoorcengro:eweldaatachten.
TWEEDE
TEGENWERPINGEN.
M^>i Heer.
HOewcl gy aangevangen hebt de Stichter aller dingen
teeen de nieuwe reuzen te verfekeren, en des lelfs
s^wefentlykheit te betogen, en dit zo gelukkiglyk,
dat de vromen konnen verhopen dat'er voortaan nie-
mant fal zijn , of hy , uw " Bedenkingen met opm<^;;l*'"g|^^-
•■'T- zen hebbende , fal bekennen dat 'er een eeuwige GodI eit is ,
rndeweike;Uedingen^aflvangen;zohe^^^^^^^^
---•radengevondenutevern^^^^^^^^^^
iL^'^^ë^sr^w^:^^^^^^^^^^^^
(indien het we^n kan) betoogt kan worden. Want dew^l gy
Tweede Tegenwerpingen,
federt veel jaren uw «gemoed zo in gedurige ^ bcdenkinjren se- ^Mmu>:
oettenthebt, dat dedingen, die aan anderen twiiffelachtie en ^ -^f^^'
feer duifter fchijnen, feer feker aan u zijn, en de felve miflchien
mereen klare ^mfiening van de geeft als d'cerfte en voornaam, c
Ite lichten der natuur bevat, zofullen wy u hieralleenlykdcfc
dingen aanwijfen , aan de welken vereifcht word dat gy breder
verklaring en betogin^ doet; en als gy dit volbragt hebt, zo fal
er nauwely ks een welen, die loghenen fal dat uw reden, die gy
tot Gods eer,en tot grote nuttigheit van alle menfchen beeon-
""^^ïl! l!,^. i';^':^^ betogingen hebben. ^ d vu rf..,,.
maar
lchiji....gcn van aiic iignamen, naar uw vermogen, verworpen
hebt om te beflu.ten dat gy alleen een » denkend ding ziit? o" r/u..,/,
dat gyniet zoud geloven dat men namaals bell uiten kan d-ith »
gy warelyk niets anders zijt, dan een * geeft /of ^cfkm''-^
of een i denkend ding. En dit is alleen He^ «rVn 'r,, mi^' '
faTtS^kfn? "'^^"h^^? ™ tw::trftf ""bedeSg^n^ ^^^^^^
m nftenï^tr-* '"fJ^^^lk^ngy kbrelyk betoont dat 'et ?en n;~V,.„..
minften zeker IS, dat gy, die denkt, z.jt. Maar laat ons hier
O de.ïlt'rA^^^''*" bly ven. Gy bekent tot noch toe dat gy een
w,?^ ^"^ u-^' ' maar gy weet niet Wat dit denkend dint^ ^
' ^° T ''-S^''"" « door verfcheiSe o b^^
wegingen en p voorkomingen 't geen doet , 't welk w v q den "
verworpen , zo kond gy echter hier in bedrogen worden d^f
Kof ƒ ^yt, geenfins verwo?penTebt \van
[IOC lult Pv tonen Hqi- lirvUo^^ 1 i ^, w aut
Kingen noemen. Ikben, zest ^v , ^ een denkpn.l r ^
hoe weet gy of gy geen v bgh^aiSelijke beweg^g^ '^^^ ""L. .
Wogelighaam zijt? ° t. > ccn » De- ^-i,.
lenmeidtn, uithctMcnkbeeltvaneenopperftewefen her'"""-
welk gy volgens uw eigc bewering, niet kont voortbreiVn "
dart gy de H nootfakely kheit der wefentlykheit van 't ODo^rftr'
wezen befluiten, van 't welk alleen het denkbeelt kan^oo/t
l^omen, dat in uvv «geeft is Maarwy fullen in ons zclvcn';:;^«'::,..
een
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
j2 R. Des-Cartes
»Tmd>0>--cen eenocchfame'grontveft vinden, en, daar op alleenlyk
'«■S fteunende , 't voorverhaalde ^ denkbeelt konnen = vormen ,
ï fTmar,. fchoon'cr geen <i opperfte wezen wefentlyk was , of fchoon wy
i!:/'""- niet wiften dat dit wefentlyk was , en niet op dit ^ wefenthj-
c ve » «/- dachten Want zie ik niet dat ik , die denk , enige trap van
volmaakthcit heb ? en dat dieshal ven anderen buiten my op
geliike trap van volmaakthcit ftaan ? Dit verftrekt my tot
{F,.nd.. „rontveft van alle getallen te denken , en dus d'een trap
~ van volmaakthcit op d'ander , ja tot het oneindige toe, te
« bouwen : sclyk ook , als'er een enige i trap van licht of hit-
t: "" "'• te was , ik daar altijt nieuwe trappen , tot het oneindelyk toe,
kan verdichten, en by voegen. Waarom zou ik dan met ge-
hgradm,„.y-^^ zckcrc trap van wefen, dieik inmy bevat,
met zodanig een andere trap, als 't my luft , mogen by voegen,
CU uit alle trappen, die mogelyk zijn om bygevoegt tcwor-
i;^...-".» den, niet het 'denkbeelt vaneen volmaakt wefen" voi men?
'k fC±., Ma-'T , zegt gy, ' 't uitgewerkte kan geen trap van volmaakt-
1 ■ heit of™ dadcly kheit hebben , die niet in d'oorfaak voorgegaan
mk^ui.m, „^jai- (bchalvcn dat wy zien dat de vliegen, en veel andere
dieren, gclyk ook de planten, van de zon,_ regen en aarde
voortgebracht worden, inde welken geen leven is, 't welk
echtenn alle trappen, die warelyk hghamelyk zijn, edclder
r^mau.. is . daar uit dan volgt dat hef uitgewerkte enige «dadelyk.
O R,^-.*. , '■ j f een oorlaak , die echter met in d'oorfaak is ) dlE
lUlr;..«- "denkbeelt is niets anders, dan'iredenswefen , 'twelk met
rJ««.«ii edclder is dan uw 'denkende geeft. Wijders , indien gy niet
onder de geleerden opgevoed waert, en uw geheel leven alleen
in enige wildernis overgebracht had, hoe zoud gy weten dat
■ dit'dcnkbceltooitinu gekomcnzou hebben? twelkgyuit
;.fr-:"r de . voorontfange bedenkingen des gemoeds, uit de boeken.uit
,cf„ «««.. d^onderlinwe redenen der vrienden, en zo voort.cn met uit uw
".IT;»». » reeft alleen , of uit het ^'oppcrfte wefentlyk wefen getrok-
ken hebt. Men moet dicshalvcn klarclyker bcwijicn dat dit
X"". X denkbeelt niet in u kan zijn , zo'er geen opperfte w«;fcn was i
en als gy du bcwcfcn hebt, zo zullen wy alle u toevallen. Maar
y dat dit denkbeelt uicv voorgaande kundigheden vo^^^^^^^^^
fchiint hier uit te blijken, dat de Canad.ers, Huioneiscn d an-
dere wilde raenfchen zodanig een denkbeelt voor fich hebben,
,P,..M YweTk men ook u.tde^. voo^^J-^ be ichouwmg der hcha-
•f"- mei ykc dingen kan» vormen: in voegen dat uw denkbeelt mets
.1 Linia ivfi^
unita*
7weed^ Tegemverpingen.
vertoont, dan defe lighamelyke werrelt, die alle volmaakthe- ^ ^^'""^"^
den,dc welken gy bedenken kont,omhelft. Gy befluit dan nog "lüZ]o.
met iets, behalven»''tvolmaaktfte lighamelyke Wezen v en
2y gy iets anders daar by voegt , 't welk ons tot onliphamel vk
of geeftelyk opvoert. Wy zullen, zo gy't begeert , daar noch
byvoegen datgy c'tdenkbeelt vaneen engel (gelykvan eenc/^..
zeer volmaakt wefen ) vormen kont : maar dit denkbeelt^'*
Koomt met in u door een engel, voor de welk gy echter in
volmaaktheit wykt. Gy hebt mee niet het denkbeek van God
gely k ook met van een oneindig getal , of van een ^ oncindiae Unu
lijn: en Ichoongy dit konde hebben, zo is echter dit eetalon "''l*
niogelyk Voeg hier noch by dat het e denkbeelt van d'eenhek - ^ /
cnenltelheitvaneen enige volmaakcheit , die alle d'anderrn rT'^* •
omhelft alleenlyk gemaakt kan worden door de ^vSii'ï -^^^^^^^
van t redenerend verftant, op gelijke wijfe als sd'aleemen^ "TIT^*
eenheden gemaakt worden, d^eniei in dait, maar alfeen vk— ^^^^^^
m t verftant zijn , gelyk bly kt uit de ^ geüachti-e ovS^ '
mehjke of voorgaande eenheden, enzovoort ""^'^^'^^^-Sr
n.vf? 1 ' ^^"^'A ''''''^ ^^^^ ' wefentlykhcit van God \^r""^""
niet zeKer ZIJ t, en datgy echter zegt van geen ding zeker te'"?""'^
wefen of iets ^ klarel^l^ en onderfcheidefyk te ko^nneïken! ^S^^^^^^
iicn, voor dat gy eerftzekerlyk en klarelvk weet H-it I r ' ^'"«-Ev,-
wefentlyk is.zo volgt dat gy noch niet klarelvVJ,fl^ •'^^'''•
delyk weet dat gy eeli deSend dinS'^^^^
SifhSf/daïryl^S^ftïa^^^^^^
iT-^o^ u- II 9^ "cuuiLuargy Kiaielyk weet wat sv z r p ^>'e""i'ru
Voeg hier noch by dat een s Godverloghencr klarelvk /n r^i
derfcheidelyk weet datdedne hoeken vnn een d, iehl t '
Sr^'^'^'^^^^^g^ïy^^y"^ hoewel Te ecït2 ïer ve"?re
van daar .s dat hy'Gods wefentlykhcit 'onderdek ^0 », '
voll omentlyk ontkent, omdat, zegt hy, ind en Co ^"^V-^r.
SSdei^yiL'r^r:^^^^^^^^^^^^
lens en quaden zijn. Wy oordelen dan dat gy op dit « teaenwem '^««■"«■''«
vcng blijft , 't welk aan hen tot een dekmantel kan dienen. 'è oT T""'
l-* * Ten '' ^''"'•')">i
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuestLLC.
Images reproduced by courtesy of Koninkh'jke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
84 R. D E S - C A R T B s
Ten vierden ontkent gy dat God liegen en bedriegen kan>
a^c/w^yï/n. fchoon'cr verfcheide* Schoolgeleerden zijn, die dit bevefti-
gen, gelyk Giibriel , Arminenfisen anderen, die achten dat
bJ^iens, Qod met volkome magt liegt, dat is, tegen zijn ^ geeft en tegen
't geen dat hybefloten heeft, den menfchen iets openbaart,
cC<>ndnio, geiyi^ dit, als hy fonder «^bevoorwaarding, door de Profeet
tot de Niniviten zegt: Noch veertig dagen ^ enNtmve zal omge»
keert worden ; en als hy veel andere dingen gezegt heeft , die
echter geenfins gebeurt zijn , om dat hy niet wilde dat zodani-
AMensAfit ge woorden met zijn geeft of befluit overeen zouden ko-
<ietret»m, ^^^^ Indicn hy Pharao verhard en verblind , en in de Profe-
c spirtttu ten de e geeft des leugens ingefonden heeft , hoe kont gy dan
nicndaau zeggcn dat wy niet van hem bedrogen konnen worden ? Kan
God fich niet by de menfchen dragen, gelykeen geneesmee-
fter zich by de zieken, enecn vader by zijn kinderen., die bei-
de hen echter dikwijls bedriegen, en dit altijtvoorfichtelyk, en
metnuttighcit ? Want zo God altijt de zuivere waarheit aan
toonde, wat oog, cn wat geeft zou krachtig genoech zijn om.
haar te verdragen ? hoewel het niet nootfakelyk is een God ,
die bedriegt, te verdichten, om in die dingen, die gy meent
klarelykcnonderfcheidelyk te weten, bedrogen te worden,
vermits d^oorfaak van dit.bedroch in u kan wefen , fchoon
gy'er ook niet op denkt. Want wat dan , indien uw natuur zo-
anig was, dat gy altijt, of ten.minften zeer dikwijls, be-
drogen wierd ? En hoe weet gy zekerlyk dat gy in de din-
gen, die gy meent klarelyk en onderfcheidelyk. te kennen,
niet bedrogen word , en niet bedrogen kont worden ? Hoe
dikwijls hebben wy bevonden dat iemantin't geen bedrogen
was, 't welk hy geloofde klarelijker dan de zon te wefen ? Dies-
fTrinci- hal ven jdit ^beginfel van een B klare en onderfcheidclijke ken-
ocZra & nis moet zo klarelyk cn onderfcheidelyk verklaart worden,dat
2.^«/f-«r niemant, dieoprecht van ^geeft is, ooit indedingen, die hy
Z^'i'^f' klarelykcnonderfcheidelyk gelooft te. weten, bedrogen kun
v/orden : anderfins zien wy noch geen trap van zekerheit by
de menfchen , of die by u mogelyk is.
X voiw.ta. Ten vijfden : indien de i wil nooit afdwaalt of zondigt , als zy
khvQ en onderfcheidclijke k kennis.van haar geeft volgt , en
•«r tegendeel, fich in gevaar begeeft als zy een ' bevatting van't
intc tttui, y^^^.^^^^ ^ j geenfins klaar en onderfcheidelyk is , volgt , zo
bezie wat daar uit volgen fal, namentlykdutcen Turk, of
icmant
Tweede Tegenwerpingen. 8J
iemant anders , niet alleenlyk niet zondigt om dat hy de Chri-
ftelyke Godsdienft niet omhelll: , maar ook zondigt zo hy haar
omhelfl, vermits hy der zei ver waarheit niet klarelyk en on-
derfcheidelyk kent. Ja indien defe uw regel waar is , zofalaan
dc ^ wil byna niets geoorloft zijn t'omhelien , dewijl wy byna ^
niets met dcfe klaarheit en onderfcheiding kennen , die gy tot
de zekerheit , i'geen twijffeling onderworpen zijnde, ver.bAWrf«-
eifcht. Zie dan wel toe dat gy , de waarheit voorfpreeken wil-
lende, niette veel bewijft, en, in plaats van op te bouwen
haar omwerpt, *
^ Ten z^eHen : ter plaats , daar gy de Godgeleerde beantwoort,
fchijntgym'tbeüuitafte dwalen, 'twelk gy dus voorftelt-
tgeen tmll^ v^y kjarelyken onderfcheidelyk, verft aan tot de ware en on^
veranderlijke natmr , of^ mjmthen , of<^ vorm van emg dmg te beho- c sifintU^
ren , k.an van defe z.aakjn€t waarheit hevefttgt worden : mnar na dat ^"""^^
naauienriglyi onderfocht hebben wat God ts , z.o verftaan kMrelyi
w.^^^ ^areen onver ander Ujke natuur te behoren ^vt ..iji.,,
^dathywefentlykts. Daar op dan dit befluit moet voli^en : nadat
Wy dan naaukcuriglykgenoech onderfocht hebben wat God
^ol^onncnwy met waarheit verfekercn tot Gods natuur
te behoren^dat hy wefentlyk is. Hieruit volgt nie^t dat Godi^vtcxinat
Warelykswefentlykis, maar alleenlyk behoort te wefGn, ^o^e.^(i.re
Zijn natuur mogelyk is, of geen tegenftrijdigheit heeft /dat
IS dat Gods natuur of hwefentheit met zonder iwefcntlvkheit'^^^-'-i
bevat kan worden: m voegen dat, indien hy is, hv warelvk*
wefentlyk is ; 't welk wcêr'tot dit bewijs gcbncht vïorS , da
anderen dus voorftellen : ^ Indien 't geen ftrijdigheit heeft da .«c.;».
tjod IS , zo IS 't ook zeker dat hy i wefentlyk is : maar het heefr '^'«'^
nimder voorftel , 't welk is , maar het heeft geen flnjdiaheit •
felen oSr^'' ""W- waarhdtfwJV:
telen, of ontkennen ha-ar m't geheel. Wijders air m ^/,,/^,
fluit van uw reden na dat wy K^lyl^en ondeffcleUely^^^^^^
ondir^ocht hebben wat God. word als waar n onde^eftel t , f ^^1]? " ^^^r.,
nochtansmetvanallemen^^^^^^^
behjd dat gy't oneindely k wefen alleenlyk « on.evenmatiglyk o
bereikt. Dit zelve flaat ook van alle zijn Ptoevoeginaen te''*
zeggen : want dewijl 't geen , dat in God is , gehcelly k Sneia ^
delykis, wie kan dan met zijn ^ geeft iets van God anders be' aar
reiken , dan ? oneevenmatiglykft , om zo te fprcken ? Hoe hebt '
^ gy
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuestLLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
8(J R. Des-Cartes
gy danklarelyk en onderfcheidelyk genocch nagefpeurt wat
God is ?
Ten z^evenden : Gy rept niet eeneenig woort van d'onfterfFe-
I Jiuns^ lykheit der inenfchelyke « ziel , 't welk gy echter meeft tegen
defe menfchen, die d'onfterfFelykheit niet waardig zijn, be-
hoort te bewijfenente betonen, vermits zy die ontkennen,
en miflchien haten. Daar by, gy hebt noch niet genoech bewe-
fen wat onderfcheit dat'er tuflchen de ziel en 't lighaam is, ge-
Infior'^ lyk wy alrêe in onfe eerftch waarfchuwing gefegt hebbenrdaar
wy nu by voegen dat niet uit defe onderfchciding der ziel van
't lighaam fchijnt te volgen dat zy onverderfFelyk of onfterfFe-
lyk is. Want wat dan , zo des felfs natuur naar de gedurigheit
van 'tlighamelyk leven bepaalt is, en God alleenlyk daar a^in
QSxtjicntjA, 2,0 veel krachten en ^^wefentlykheit gegeven heeft, dat zy ook
met het lighamelyk leven eindigt en ophoud.
Dit zijn, waarde Heer, dedingen, inde welken wy verkla-
ring van u begeren, op dat het lezen van uw fcherpfinnige, en,
gely k wy achten, ware bedenkingen aan yder nut zy . Het zou
{[SoUithnes, dieshalvcn feer dienftig zijn dat gy aan 't einde uwer ^ oploflin-
c'DefiniM- ggf^^ i-ja 't voortbrengen van enige ^ bepalingen , ^ eiflchingen,
iTojinuta, CU s gcmcnc kundigheden, de gehele faak naar de ^ wijfe van de
l M^liTgT' Meetkonft, daar in gy zo geoeffent zij t, befloot, op dat, als met
mtrfif, een oogwenk, gy de geeft van de lezer zoud y ernoegen,en hem
met de Goddelijke geeft felf overftorten.
ANTWOORT
O T 'D S
TWEEDE TEGENWERPINGEN.
Mijn Heercn,
» ^^fj^f ' 'W K heb met fmaak de ' Berigten gelezen, die gy in mijn klem
ktVTw^ • I gefchrift van ^ d'ecrfte \Vijsbegeerte gemaakt hebt ; en ik
fhii0jo^h;a, ■ belden daar uit uw goede jonft tot my , gclyk ook uw god-
vruchtigheit , en uw vlijt om Gods eer te verbreiden Ik
moet my verblijden, niet allcenlyk om dat gy mijn redenen tot
uwonderfoek waardig geacht hebt, maar om dat gy daarin
niets voorftelt, op ^t welk ik, zo my dunkt, niet bequamelyk
fal konnen antwoorden. roor
Antwoort op de Tweede Tegemverpnge». % J
r,or eerjl vermaant gy my te gedenken dat .kmet'dadelyken m- ' ^
rdyk , maar Mecr,ljk door un ^'veM.ng van't gemoed d^ c ^er-ZZlu.^
r h„nder Ughamen verworpen heb , cm %e heflmtn dat ,^«« d den. ,
kend dsng hen op dat .{ '»,J[ch,en met ^oh denken dat hnr uit voL 'ZT''
dat .k v^areMmets anders dan '^eefl hen. Maar >k heb a Jeê hi^T-^-li-
myn tvvcedcffiedenking bctutgt dat ik h.er aan gedenk f cn d,, '
dit in defe woorden: ^aar het z^l m.ffchungebrmen dltZ^^"^^^^
r>2 o»bjkent z.xjn , „ochtant Un waarheit van de z.aai nkt k van defe ?
hSwüle'nvi ^.^^I ^^^^^"^ Uitdrukkelyk"-^'
cïfTvan 'H T'"'" dat Ik daar noch niet onderfocht, of de
EnfchanS';'" ^''^'-^«^'l-iden was . maar alleenly'k Jefe
ke - kenniFCÏ^ I?".^^ welken ik zekere cnblnkelii-" 'Tr.pru.^
-g^reStKÊn ü^^^^ eigenfchippe^n
toelafpn A^*. r j i zonaer " onderlcheidinp't "-een »-0'/^^»<f?>»;
niet wift of dSenfe ^'''^T^ ^^^^"^ '^«^ ik noch o R«
verfcheidenw^as Sr-^^^^ en'thghaam een zelve, of iets"""
Want wi ƒ hZl ' ^ ^'^^^'^'^ «^^^ ik het niet kende.
SyTl-ft'„i°°'L'de gekent , dat hy volkol
kende^P ut^v^lZ^Ztr^^n^^^^^ dathy
zeggen dat wy't bct^Sne; Ï.Sf"^ begrijpen, hocwy
dat wy defe menfchen be eï kennen ntt
geleeft en verkeert hebben Jan dé senef '^"S
hchtwyalleenlvk nefipn Ir welkers aange-
ven nie^t voEeStfc^^ gchoort hebben, fcho1.n
dandatncindezTnEetS'Sebda^^^ "^'^^
.kalleenlyk ^ Bede-^^n gln^T^^^^^^^^^^^^^^^ dewijl
fchrevenheb, de lezers ficK veroJd: en Sfvfn'=7'^§'^-«
mets, dan dit, 'twelkiknuterllont cei-Sr Ik , "^"^ 'cr,.,™.^,,^
cerlle Bedenkingen beHoten word , V£e h S^en "l'' "
flaau enonwae?digom in'tlicht te kome" '^J^en f
Ik fal hier op alleenlyk antwoorden dat ik niet ,1 "i ."'
genen, d.e d'ander cf.ngcn, dc wclkeï ik gTfcb^^vxn
met
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuestLLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
9 Copith
R. D « S - C A R T E S
met. oordeel lezen, oorfaak fuUen hebbeavan te vermoeden
dac my ftoffc ontbroken heeft ; maar dat het feer wel fchijnt
met de reden overeen te ftemmen dat men de dingen , die een
befondere aandacht vereiffchen , en van d'anderen afgefchei.
den aangemerkt moeten worden , m befondere Bedenkmgen
""^DS'er dan niets dienftigeris, om een .vafte en zekere
kemiisder dingen te verkrijgen , dan dat wy ons eerft gewen-
nen van alle dingen, envoornamclyk vandehghamelyke, te
twiiffelen, zo heb ik echter, fchoonik voor defen veel boe-
ken, van d'Akademifchenen Skeptifchen hier af gefchreven ,
aefiên, en defezo gemene fpijs met fonderwalgmgingewrot
heb, een cchele Bedenking daar aan moeten geven : en ik wil-
ie wei d" f deLezers niet alleenlyk defe korte tijt,die men heb-
ben moetom haardeur te lezen, maar enige maanden , of ten
«iTnften enige weken hefteden in de dingen.die daar ,n verban-
delt worden , t'overwcgen. eer.zy tot het ander voortgingeni
want dus zouden zy fonder twijffel groter vrucht daar uit kon-
Wiid?rs!"dewiil wy te voren geen andere denkbeelden der
dingen, die tot de t geeft behoren, gehad hebben, dan heel ver-
c».,„,..wartle. , en die me'lde ' denkbeelden der zinnelijke dingen
^:^L. vermengt zijn, en dewijl dit d'eerfte en voornaamfte oorzaak
was waarom wy geen van de dingen, die van de ziel en van
God eezegt wierden , .klarelyk genoech konden verftaan , zo
heb il gclcht dat ik een grote dienft zou doen, alsikonder-
i rutruu. wees hoe men J d'eigenfchappen of c hoedanigheden des fgeefts
van de hoedanigheden des lighaams^ onderkennen zou. Want
f hoewel veel ali^êc voor defen gezegt hebben dat men,om"d'o.
g^r^r vernatuurkundige diligen te verftaan,de.ieeeft van dek zinnen
f wU , afwenden moetfzo heeft echter niemant, by mijn weten, aan-
gewcfen hoe dit gefchieden kan. Nu , de ware , en, naarjnijn
i^mU. oordeel, d'enise middel om dit te doen, is m mijn tweede-» Be-
j^,^,., begrepen : maar hy is zodanig . dat het met genoeg is
hem eens dcurgefien te hebben; mcnmoer 'er lang op merken
, • , , AovkU n Of) dat de irewoonte dos hele levens van de - ver-
l^t ft°SeHu'"din1en nït^^^^ te verwarren , door
ïnftSgegeioom
weinig dielverkregen.uitgewift mag worden. Dele oorHiak
O Tcheeif my feer gereclifg te wclcj om in defe tweede o Beden-
kirsgvan geen andere zaak te handelen. Oy
hMens
Ant'ivoort op de 7'iveede 7egemverpmg€n. S 9
Gy vraagt hier ook hoe ik* betoog, dat het lighaaiii niet^D^'»»»-
^' denken kan. Maar vergeef my , zo ik antwoord dat ik tot de- iTr'Lru
Te vraag noch een plaats gegeven heb , vermits ik de zelve cerft '
in mijn zeile Bedenking verhandel , daar ik dus fpreek : 't Isae-
noech dat ik' t een ding zonder *t ander klarelyk^en onderfchetdelyk ver^
ft aan kan , om zieker te wefen dat het een van 't ander verfcheiden w , cn
20 voort. En een weinig daar na : Hoewel ik^een lighaam heb \ dat
z^eercengeljk^ aan my gevoegt is, niettemin^ dewijl tkyan d*ecn z^ijde"^^^^^'
ten klaar en onder fcheide denkheelt van my z^elf heb , voor z.o veel tk^
eensdenkend, en ntet^ mtgejirekt ding ben, en van d' ander z.ijde f^«aR«c..,.
onderfchetdi denkpeelt van*t lighaam , voor zo veel het een m^e-T^l:,„,cx^
ftrekt , en niet een denkend dmg is , zo ts '/ zeker d.it tk^ ( te weten ^4-^""''"
mijn geeft of ziel) warely^van mijn Ughaam onderfchetden ben . en
^nderdatyefentlyk^ztjn kan. Daar men Hchtelyk by voecen ^^^-P^^,
Kan; u^Ttgeen, dat denken kan, is^geeft, of word aeeft nenoemt
maar dewijl de geeft en U hghanm dadelyk onderjchaden woerden , zo h k..'...
*5geen Ughaam geeft ; dieshalven kan geen lighaam denken.
. ^^^^ei'j ik zie hier niets, datgy kont ontkennen. Ofis't
metgenocch datwy't een ding zonder 't ander klaarlyk ver-
«aan , om te kennen dat zyidadclyk^onderfcheiden worden ?
^eeft dan enig zekerder teken van idadelijkc ondcrfchcidincr, i ^dX>^^^''
want ik vertrou dat men geen geven kan. En wat zult py ze^?'
gen ? worden zy dadelyk ondcrfcheiden , van dc welk^^ï
l^lZtl "f" rf""'"'^ ' Maar g\....
weer van waar gy kent dat het een ding zonder 't ander wefefi
kan ? wa^t het moet gekent zijn , indien 't een teken van on
dcrfcheidmg lal wefen. Gy zult millchien zecracn, dat cv d r
van de n zmnen hebt , om dat gy, terwijl 't een dinir afweelïl i
t ander ziet , of aanraakt , en zo voort. Maar 't vertrouwen
vlSli:^^^^^^^^ danopo.verftant; enS";i^>w...
Tr. rf-^^^^y^^^^ gebeuren dat ecncndczclve zaïkondrr
verfcheide p vormen ,^of in veel plaatfen, of. wijfcn vc f^^^^^^^^ n p
cndusvoor twee genomen word. Eu/dclvk indien Sv^^^^^^^^^^
dingen gedenkt , die in 't einde der tweede r .1 r u r •
'twas gefegt zijn, gy zultbevinden dat de l/g W^^^^^^^^
'^leteigentlyk metde^zinnen, maar alleenlyk\.et l^et" veT 'S^^^
itant bevat worden;in voegen dat het niets anders is 'tcendin "'»"""''"'.
zonder't ander - gewaar te worden , dan - 't dcnkbe'elt vm een " ^'t""
emgdingtchebbcn , cnte verftaan dat dit dcnkbcelt niet het
zelve is,als het denkbcclt van een ander ding.Maar men kan dit
ner-
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuestLLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
^3 R. Des-Cartes
nergens anders, dan hier uit, verdaan, dat het een zonder
't ander begrepen word; en men kan dit ook niet zekerlyk
verftaan,zo't denkbeelt defer twee dingen niet klaar en onder-
^Sigmm fcheidclykis: en dus behoort dit nckcn van dadelijke onder-
'atl ''^'"^ fcheidincT,om feker te wefen,i'tot het mijne gebragt te worden.
h^dm^-Hvr, Indien enigen loghenen dat zy ^ onderfcheidelijke denkbeel-
chu^iiiUn. ^^^^ ^^^i^ y^j^'t lighaam hebben, zo kan ik niet meer
AMm, doen , dan van hen verfoeken dat zy op de dingen , die in defe
e jif.^,M//a. tweede e Bedenking begrepen zijn, genoeg merken, cn daar by
i op^nto. ^^c^en dat het f gevoelen , 't welk zy hebben , zo zy 't miflchien
hebben ^ namelykdatde delen van de harflenensbehulpfaam
r;;;.... zijnin deMcnkingen te' vormen, niet uit enige »^ ftellige re-
kiur;. f*/r-denis sefproten, maar alleenlyk hier uit, dat zy nooit be-
proeft hebben zonder lighaam te wefen, en dat zy dikwijls
}0!..ui.. daardoor inhun» werkingen belet zijn ; op gelijke wij fe als of
iemanc , om dat hy van zijn kintsheit af altijt met boejen ge-
bonden had geweeft , daarom achtte dat defe boejen een deel
van zijn lighaam waren,en dat hy die behoefde om te wandelen.
m Tnnda. TcH twccdcn , als gy zegt dat m ons z^elven een ^ genoechfame gront*
r>n,ty.m Cnf- q^j^^ denkhcclt te vorwcn , gevonden word, zo brengt gy
ï!Zti niets by ,dat van mijn " gevoelen vcrfchilt: want ik heb zelf wel
uitdmkkelykop't einde van de darde Bedenking gefegt, dat
O idca.' dn O denkbeelt my i' ingeboren is , of met van elders , dan van my zelfy
IforTare. wyaankoomt. Ik fta ook toe .i^^ dn denkbeelt in ons^ gevorm kan
t Ens y/orden fchoon wy niet mflen dat er een opper jte wejen s vcejentlyk. was ,
7'^:jicrc. maar niet indien 't niet warclykwcfcntlyk was: want ik heb
in tegendeel bericht , dat alle de kracht van 't bewijs hier tn beftaat ,
dat het met gefchieden kan , dat de macht van dit denkbeelt te vormen in
my is , Z.0 ik^ntet van Godgefchapen ben.
't G een, 't welk gy van dc vliegen , en planten , cn zo voort,
zegt , is niet dienftig om te bewijien dat'er enige trap van vol-
maaktheit in »'t uitgewerkte kan wefen, die niet te voren in
" d'oorfaak geweeft heeft. Want het is zeker , ofdat'crgccn
volmaaktheitindedierenis, die reden derven , dewelke ook
niet in d'onbezielde lighamen is-, of dat zy , indien'cr iets is, hen
van elders aankoomt; en dat de zon, regen en d aarde nicc
tva«r... vvd^evenmatigeQorfakenvandefcdierenzijn. Enzeker, het
.u.j.u,^. ^Q^^ ^^^^^ van de reden af\vijken,zo lemant hier om alleen,
dat hy -een oorfaak kent, die tot de voortbrenging van een
vlieg diau, cn die zo veel X trappen van volmaakthcit , als de
t j ' ^ vlieg
AnimoYtof de7medeTegenmrftn^en. 91
ylieg heeft , zonder ondertufTchen verfckerc te wefen van
dat er geen ander is , dan de genen , die hy kent , oorfaak zou
nemen om van een ding te twijffelen, 'twelk door 't nature-
Daar ik noch byvoeg dat dit , 'twelk gy van de vHcecn
voorwerpt, dcw.jlhctvan d'aantncrkingder»ftoiFelijkedm-,R_,,
gen genomen is, met inde gedachten dtr gcner kan Lmcn ,
dic, my n bedenkuiRen volgende, hun ^ denking van de ' zinne k r v
bSXeS"'"'"' °™ -^^-'i^-"g-üe W>jsbegeerte^,?'S«..
Dit dient ook niet meer tot bewijs, dnteyGodsdenkWlf
twelkmonsis, -iredenswefennoin t: wfLdÏis nie
ïïleenwï^o Seen verllaat , dat n^' 1' ^ tt"""
tl\ttr^n J''^^^^'^'^''"S van 'tverftant door.. J.„;,,T^;
f^rvJJi C 1 '"^'"^"'""i'hmcn, genomen word. In del^"'""'"
ler voegen kan de gehele werrelt' we?en vm ,1^ ) -i i •/
den. dat k «r,.r„,? a „■> \ ^'^'^'J^ goddelijke re- ft»!---.,,»*
Eel v.ri^ "^'P^'"^ aangewcfcn, dat ik alleenlyk
wdnaei van de ^ voorwerDclnke volma:ikf]-,^,v r.c A..A^^,.^,^A^^ . ... ^
alree befchreven heb n-iprfVmi;;V/ , dmgen , die ik „ ex,j,.„.
"vooroordelen bcvrii'l "f''*'S''jker t'overwegen , zich van
lyk licht verduiireTt w^;d en "'J"
d'igheden , boven dereitaa nL^fw^^ '^''^^'"'^^ "
.ijn tegeloven, danded^Xe itSe;^,:;ir'!i'";'-"
eenlangegewoonteinonfe.geellingew^^^^^^^^^^^ '^"^
Want dat'cr niets m r 't uitcrewcrkrp n • q^f*M,
gcHjkc of ukfteekender w^c S i'en n d'o"? he 7 '
vveeil, isd'ecrftc^kundighdt, boven de weSt^nT^ f "
. En defe.gemene ku.fdigheit,
met daar af,om dat. nadien men toeflaat dat'er iets ii/u 't
^ * werkte
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
pa R. Des-Cartes
a Uff', werkte is , 't welk niet in ^ d'oorfaak geweeft heeft , men ook
tocllaan moet dat dit iets van niets gemaakt moet wefen. Het
^^^i^^^ öok niet waarom niets geen «^oorfaak van enig ding kan
' '** zijn , dan hier uit, dat in zodanig een oorfaak niet het felve is ,
a e^c^M. dat in ^ 't uitgewerkte gevonden word.
^Nouo. 'tis ook een eerde ckundigheit, dat alle fdadelykheit of
s volmaaktheit , diealleenlyk»^ voorwerpelykin dc denkbeel-
h 0hjn7,ve\ den is , ' vormelyk of* uitftekentlyk in der felver oorfaken be-
r^^ltr.': l^oort te wezen : en op dit enige fteunt al ^'t gevoelen , dat wy
i Ultimo, ' van de ^ wezentlijkheit der dingen , die buiten onfe " geeft
« iW^r'"*' zijn, gehad hebben j Want van waar is onz vermoeden van dat
zy welcntlyk zijn, gekomen, behalven hier uit alleen, dat der
O id,^, fel ver ^' denkbeelden door de p zinnen tot onze q geeft deurge-
c[Ai^nK drongen Zijn?
r ide^ cnth dat'er enio; r denkbeelt van 't opperfte machtig en vol-
&iur. maakt welen mons is, en ookdat des voorwerpelijkedadelyK-
ic/ui
tRea'itM ^^^^ denkbeelt niet ' vormelyk noch " uitftekentlyk in
c'ichv.i. ons gevonden word , fiil klarelyk kenbaar aan de genen wor-
Ix^Kmnl'nul* ^^^^ ^ dic gcnocch opmerken, en met my lang overwegenen
bedenken. Doch ik kan dit, 't welk alleenlyk van eens anders
wr^^/Mf;*. w denking afhangt, dengeen, die traag is, niet inftampen. Nu,
X exipre, ^^.^ ^^^^ duigen word klarelyk bcfloten dat God ^ wefently k is.
Doch ik heb den genen , welkers naturelyk licht zo fwak is ,
y'Kntioi dat zy niet fien dat d'eerfte y kundighcit is , dat alUvolmaaktheit,
xohjcffivi. {iie in' t denkbeelt "^voonverpelyk^ts , in enige van haar ooYz^ak,en^dadelyk^
]^iTi^MHs.moet wcz.en, noch b taftelijker het felve hier uit vertoont, dat
de geeft, de welk dit denkbeelt heeft, niet vanfich felf kan we-
feni en dieshalven kan ik niet fien wat'er meer vcrcifcht word,
om my toe te ftcmmcn.
c j^ca, Dit drukt my ook niet , dat ik miflchien ^ het denkbeelt ,
l^!nl""tx 't welk God aan my vertoont, mt de ^ vooromfange kmdtgheden des
garaoeds, mt de hoeken, mt d' onderlinge famenfpraken der vrienden^ cn zo
voort, en niet mt mijfigeefi alleen, ontfangen heb. Want als ik aan an-
deren vraag , van dcwclken men zegt dat ik dit denkbeelt ont-
fangen heb, of zy dit van fich felven , of van een ander hebben,
zo lal mijn bewijs een gelijke uitgang hebben , als of ik dit aan
tvjcfluri', my felf vraag; cn ik lal altijt beftuiten dat'ct God is , van de
ir%ihZ'* welk'teerft^ voortgekomen is.
Tcrum^,o,fo, Qy vermcugt hieronder dat het ^uit voorgaande bcfchou-
glï.7«*n. wing der lighamclijke dingen sgevormt kauworden. Maar dit
fchijnt
Antmort op de T-weede Tegemverpïngtn, j
rdiijntmy 2.0 oiiwAarfchijnelyk , als of gyzeidc dat wy geen
macht om te horen hadden , en dat wy alleenlyk door het fien
der verwen kennis van de ^ klanken kregen : Want men kan
veel meer evenredcnheit of evenhcit tuiVchen de <^ verwen enji^"aff^
klanken, dan tulTchen de lighamelijke dingen en God verdich- ^ ^'^'^'^ ^
ten. Endewijlgy verfoekt dat ik iets hier by zou voegen, dat''^*""*
tothet^onlighamelykof geeftelyk wefen opvoert , zo km ik £r,s ineor^
niet beter doen, dan u weer tot niijn tweede Bedenking fcn-J^'f^'^J^;/'''
den , om u aan te wijfen dat'er ten minflen enig gebruik in is.
Want wat fal ik hier met een of twee ^zuireedenen te wce^- eTmorf'^
brengen, zo ik daar met een lange reden , die tot defe zaak ge-
fchikt is, en in dewelke ik geen minder naerftigheit gedaan
heb, zo my dunkt, dan in enig ander werk , dat ik oit gefchre-
ven heb, niets heb konnen doen ?
Het hindert niet dat ik daar in alleenly k van de f menfchelij- £Mcns feu-
ke geeft: handel. Want ik wil gewilliglyk en gaernc bekennen
dathetsdenkbeelt, 't welk wy (om een voorbcelt by te bren
gen ) van ^ 't goddelyk verftant hebben , niet van 't geen ver- h mr.iiea^
Ichiit , dat wy van onz verftant hebben , 't en zy alleenlyk dat
het ' denkbeelt van een oneindelyk getal van 'c denkheelt van )if>üt"r'''
een k viertal of tweetal verfchilt: en dus is 'c ook met Gods be-
zondere i toevoegingen , van de welken wy enige Ipcur ïnnl^Hm^''
ons bekennen. Maar, dat meer is, wy verftaan in God een «» on H
bepaalde onmeetelykheit , cnkclhcit encenheit, alle andere
*^toevoegmgenomhelfcnde, die geen voorbcclt heeft , maar ^f"";."^^'"'
gely k ik te voren gczcgt heb , als een i> merkvan de mrkrneejier , m '^^i^nitZ'
sitjfj mrkjngedmkt, ts j door welks middel wy bekennen dat {rttn^'^Z'^'*^**
van de dingen,dewelken wy zo wel in ons begrijpen, als in God ^
aanmerken, om 't gebrek van onz verftant, s cennamiglyk met q
liem en ons ^ overeenkomen.En ook bekennen wy,dat van veel ^convcmu.
beiondere onbepaalde dingcn,vande welken wy s denkbeelden «
hebben , gely k van . onbepaalde of oneindige kennis , ook van ^JZ!^
oneindige macht, getal , lankhcit , enzovoort, fommicrcn in'"^"''"
Gods denkbeelt « vormelyk begrepen worden, gely k - ifennis ufw...,
en macht , en anderen alleenlyk ^ uitftekentlyk gelyk ^qv\\ en ^ '-"'^'^5
lankheit : 't welk feker met gefchieden zou, :io dit y denkbeelt
niets anders, dan een % verdichtfel, in ons was. y /Zir"'"'*
Het zou ook niet zo volftandclyk van alle menfchen op een
felvewijfc begrepen worden. Want het is zeeraanmerkens-
v/aardig,dat alle^Overnatuurkundigen inGodsbtoevoegingcn lAw;.,/?,/
M 3
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
94- R. Des-Cartes
a Humana
(te weten de genen, die door de ^menfchelijke reden alleen
1%'sThyf:. S^^^^"^ konnen worden) te befchrijvcn, eendrachtiglyk over-
ccnftemmen; in voegen dat'er geen b Natuurkundig , geen
tide.tcrajru'^^^'^^^}y^^^ j'^ook geen ander din^ is, van 't welk wy een zeer
é-p.^///..M^. cgrof en taftelyk denkbeelt hebben, van welks natuur o-een
ii^Z^T gi'oter Jverfcheidenheit, der gevoelens by de Wijsbcgcngen
gevonden word.
En zeker, geen menfchen konnen in dit denkbeelt, van God
rechtte begrijpen, dwalen , zo zy alleenlyk op de natuur van
e Eni/'«7»»>ï« 't opperde volmaakte wefen willen merken. Maar degenen,
fpi:f!^a. ^"ige i^nderc dingen daar onder vermengen , fpreken daar'
ga,mcuca om Ulrijdighedcn,en, een ^gedrochtelyk denkbeelt van God
idcaij,,, verdichtende , ontkennen ( 't welk dan geen wonder is ; dat
defe God, die door dusdanig een denkbeelt vertoont word,
hExifie-e, I, wcfentlyk is. In dcfcr voegen ook, als wy van een • volmaakt-
r.t!^!/"?^- ^clighamclyk wcfcn fpreken, zo fijn wy Itrijdig in ons fpre-
ken, indien men de naam van volmaakt onbepaaldelyk zodanig
J^^"s. neemt, dat dc zin is, dat het k wefen eenlighamelyk din<T is, in
•twelk alle volmaaktheden gevonden worden; om dat de na-
tuur des lighaamsveel onvolmaaktheden inOuit, gelykdit,
dat het lighaam in delen gcdeelt kan worden, dat ydcr deel daar
afniet een ander deel is, en diergelijke dingen. Want het is van
zich felf kenbaar dat niet gedeelt te worden groter volmaakt-
heit is, dan gedeelt te worden, en zo voort. Maar indien gy al-
ïinratione kcnlyk 't gccn verllaat, dat haaar mate van 't liehaam vol-
"'P"''"' maakil; is, zo is dit niet God.
in i.Ua anrc. Q y yocgt hier iets van °» 't denkbeelt des engels by , voor de
welk wy in volmaaktheit wijken , te weten dat het niet nodig
isdat een engel dit denkbeelt in ons gewerkt heeft : ikftadit
gaerne toe , om dat ik in de darde Bedenking alrée gefegt heb,
dat dit denkbeelt mt de denkbeelden , dte wy van god , en van de menfch
i, Dciidc^, ^^^^^"^ tez.amengez.et l^an worden: 't welk geenfins tegen my is.
O j^;i7* Maar dc genen, die ontkennen dat zy " Gods denkbeelt heb-
limZ'""' ^^"» ^^'"^^"^^^^^^^'il^'^ plaats een O afgod fmedcn, enzovoort, lo-
wSr''" g^^^'"^^"\^*^^'lde naam, maar ftaan echter de faak toe. Wantik
sPhaniafia, achc nict dat dit p denkbeelt van een felve natuur is , als de
'^^i' ' (loffelijke dingen , in» de verbeelding afgefchil-
diut.fivtju.dcYt , maar alleenlyk 't gccn, 't welk wy of door « 't bevattend
tluTcillTs, of ooi'dcclend, of redenerend verftant begrypen. Enikube-
u conundo, weer uit dit enige, dat ik met mijn gedachten of vcrftant enige
vol.
K^mwoort op de Tweede Tegemverpmgen.
I1?hÏ'^1'','^'''''/'' boven my is, (gclyk uit dit alleen .
dat ik bemerk d-.it ik m 't tellen met tot het srootfte vm alle dê
ketallcn geraken kan, en daar door beken da't'er n ™len icÏ
xs 't welk boven mijn krachten gaat ) dat'cr nootllkd vk b?
K!f f'f T"^'" ^'^'^ "^^^ " oneindely k getal wefen?'
lykis; ordathet£reen.'rK;<>lI'rT-„r«„, a - a\«m,ruia
defe micht i^ollfk •• 7 Sy ftgt, {h-ijdig IS , maar dat ik '"A»». '
heHpT I begrijpen dat'er groter getalis, dan ik ooit
bedenken kan, met van my felf , maar van fnis ander , wefen , ,
dat volmaakter is, dan ik ben, ontfangcn heb ' '
beSt èetanT f t"gf ^^g^" defe cbcvatting van een on- ^ '-f-
E op^dat men v"S °'"V^' e^"^^'^" word. ^r"'"^-
maakter i. rlon m u ^" *wefen is , 't welk vol-
inenTt vtde dulnf^'r?^^
maarnietvandefJon Imnatiïe'^denirT'^'^^^ '''^^^
si^:;=£f^----^jg^Wi;vaS
gemeen gevormt worden • hnpw^iT.! ' i , P'^Y ■"'"s ° Al-
'T--^ I- 1 , t Nihil renlel
jentlyk is, heb Smet uit^ffite woof " '^'^ 9"'^ ' ' '
fprak, dan van de " wete,V?ctp1 }dva ^ è^u"^^^^^^^^^^ ''^
gehettgems « weérkeeren htn ah ^vv öciiuitingcn , welkers dufonum. -
der xbegmfclcn word van de ' Rcdcnl-n, kennis y^«i,i..
tenfchap^genocmt. Maar als wy eeri t meSdaf^^
kende dmgen 7.j„, zo . dit een e'erfte ^ ku" dTgl^e^^d e7it "^"^i-
' fluitreden bellotcn word : gelyk ook, als icmint 7r„/ / § , T'
St". f y.«>v.«.H, itrJkt hy 'zi n^vXt S ^tS r^t?,„„
">tz.jn .denkmgdoor een „fluitredcni maar bel4t dat uit «'fc
'9^ R. Des-Cartes
a sir»i>u^ » enkele opmerking van zijn geeft als een ding , dat van fich felf
ZZT bekent is ; gcly k hier uit bly kt, dat indien hy 't uit een '> fluit-
b sjii'cg^r- reden trok , hy eerft dit « meerder voorftel gekent moeft heb-
7Tro^op,h bcn,teweten, M*tgeen,*tmlkdcnkt> ts,of^tsrvez.eml)k, M^^r
"""^''^ . zeker , hy leert dit eer hier uit , dat hy by fich bevind dat het
i ^Hurc. niet scfchieden kan dat hy denkt,ten zy hy e wefently k is: want
f Tr^^ywio- natuur van onfe geeft is zodanig,dat hy algemenef voorftel-
lingen uit de kennis der befondcren maakt
g ^ihci^^. Ik ontken niet dat een z godverloghener klarelyk. Kan kennen dat de
drie hoeken van een driéhoekmet wee rechte hoeken gely^z^ijn : maarik
h cnmm. beweer ullecnlyk dat defe zijn kennis geen ware » wetenfchap
i sucuua. . ^^^^^ ichijnt, een kennis,die men twijffelachtig ma-
ken kan, geen wetenfchap genoemt mag worden. En dewijl
i^^ihcift. nienondcrllcltdathyeen'^godverloghcneris, zo kan hyniet
zeker wefcn dat hy met in die dingen bedrogen wort , die hem
1 F.vid.n. i blijkclykil fchijnen, gelyk genoech getoont is ; en hoewel de-
ze twijfeling miflchien hem niet voorkoomt, zo kan zy echter
hem voorkomen , indien hy die onderioekt , of indien zy hem
van een ander voorgeftelt word : en hy fal nooit zeker daar in
wefen, zo hyniet eerft God kent. . , ^
Dcmon^ Hct baat uict dat hy miflchien acht dat hy betogingen heeft,
fimmcs. bcwyfen dat 'er geen God is : want dewijl zy geenfins
waar zijn,zo kan men altijt aan hem der fel ver gebreken tonenj
D ofinio. en dan llil men hem van » gevoelen doen veranderen.
O D.nron. Dit fal zcker niet fwaar te doen zijn, zo hy tot zijn « betogin-
p.uoncs. ^.^ ^j^^^^^ bybrengt, dat gy hier bygevoegt hebt, te weten
O ,n dat hetoeen, *t welk tn alderhande volmaaktheden onetndely^ts , P alle an^
r,5 " der weien trnjluit, en zo voort. Want voor eerft, indien men hem
q £-x-c/«>. vraagt hoe hy weet dat defc ^ uitfluiting van alle andere t we-
r €utu. 2;cns tot de natuur van 't oneindelyk behoort , zo fal hy niets
hebben, dat hy hier op bequamelyk antwoorden kan ; vermits
.ufmtum.mci'ï nietmet denaam van 'öwf;^^/;^ iets verftaat, 'twelkdc
xEx.itentu jwefentlykheit der eindelijke dingen uitfluit. Hy kan ook
rlT^"''" niets van de natuur van 't geen weten, 'twclkhy u niets acht
te wefen, en dat dieshal ven geen natuur heeft , dandatind e-
niö-e betekenis van de naam, van d'anderen aangenomen , be-
grepen is. Wijders, waar toe zou d'oneindelijke macht van dit
wz«ir.>«.Sinbceldelykoneindigdienen,zohetnooitie^
';r;r" Eindelyk, dewijlwy in ons enige ^ macht van te denken be-
X ^-«.0.,^;. merken, zo bevatten wy lichtely k dat in iets anders ook macht
Unüi^ *»A * > j ^^^^
i^/immrt op de Tweede Tegenwerpingen. 97
van te denken kan wefcn , en defe macht groter , dan in ons.
Maar fch-oon wy achten dat defe macht tot hetoneindic; toe
vermeerdert, zo zullen wy echter niet vrefen dat d'onfe daar-
om te minder lal worden. Zo i3't ook met alle d'andere dino-en^
die aan God toegeëigcnt worden , ja ook met de macht , Z(?wy
geen andere in ons aonderftellen, dan de gene, die Gods wil s
onderworpenis. Endieshalvenkan God geheel oneindelyk/
zonder enige uitfluitinge der gefchape dingen , verftaan wor-
den.
Tenvierden^ alsikzeg, dat God niet liegt , cn geen bedrieger is y zo
meen ik hier in ^ eenftemmig te zijn met alle O vernatuurkun- ^ confentir..
digenen Godgeleerden, die 'er ooit zullen zijn, of geweeft /-^'l't-''
hebben : en 't geen , dat gy daar tegen bygebracht hebt , heeft &
ZQwemig kracht, alsofgy, indien ik ontkende dat Godver-
gramt wierd , en d'andere bewegingen van't gemoed onder- , comm.üi.
woroen was,my de plaatfen voorwierp,m de welken hem men-
nSt^'E^^^^'"'''!'^'^^'' toegefchreven worden. Want alle e^.^>.7«.
menfcben weten wel, wat onderfcheit dat'er is tulfchen de f wii -
lenvanlpreken, die God aangaan, en van de heilip;c Schrift
gebruikt worden, naar't begrijp van 't gemeen gevofgt, en die '
Vrcl enige waarheit begrijpen , maar voor zo veel als die men-
iGhen betreft ^ cn d'andere s wijfen , die een ^ naakter waarheir - j!r«^-
de menfchen niet betreffende ' uitdrukken , de welkSle S '^^^^^^^^
genen, die ind'oeffening der Wijsbegeerte befich zijn ,beho-
Wf^^^^^^^ endieüczelfvoornamelyknmijn' ^ Beden- .......
Kingen behoor gebruikt te hebben, dewijlik daar ^' ondcrftel"^''
dat er noch geen menfchen zijn , die ik ken, en my zelf daar '^"^^""^ •
K A"^'^ niet als uit geeilen lighaam, maar uit de ^eeft
alleen beftaat. Hier uit blykt dan klarelyk dat ik daar niet van
ae leugen , die met woorden uitgedrukt word , gcfproken hph-
den, gcenfmseen ' woord.gc leugen , maar alleenl^k een dTé -
ging was , welks uitgang aan een "> voorwaarde hing . en hoe
wel gefegt word,^/« öodTharaot hart verhard heeft,onQts dier^e-
lyk , zo moet men niet verftaan dat hy dit " ftelliglyk , maar^^I „ b r •
leenlyk o onkenniglyk gedaan heef t , te weten met aan Pharao o ^^.tL
genade met mee te delen , die krachtig geweeft zou hebben '
N
oni
R, D E S - C A R T E S
om hem tc bckeeren. Ik wil echter de genen met beflraffen.die
, t^ftaan dat God door lijn Profeten enige » vvoordehjke ku-
- gen (eelykdefenvan degeneesmeefters zi)n, daar door zy de
Sef bldrkgen, om h\te genefen , dat is , m de^^^^^^^^^
geen boosheit van 'tbedroch gevonden word ) VQortbiengen
bV'"'- kan Datmeeris. wyzienfomtijtsdatwy '>dadelyk,dooi de-
c fe „«UI eim^e c ingeeving, die God aan ons gegeven heeft , be-
..... :^nTvaLTn\itrg^^^^^^^^
Sg ver^^^^^^^^ Godsgoetheitenwaarheii;
^ïLr in de dingen , die dus niet verklaart kennen worden ;
; ,e weten in onfe meeft klare en naaukeunge «oordelen, die ,
XT^yvaUwarcn. doorgeen ldaarder,nochdoordehulp
van cniee andere naturelijke macht verbetert konnen worden,
beweer ik ftantvaftiglyk dat wy niet bedrogen konnen wor-
SCTtfSnrerd:rf ''cv^
. , T?el vk ten minften hier uit bly kt , dat de -denkbeelden van'c
' ^ i^.vc4n valfche in ons zijn ) zo xou, indien defe mach met naar
^wareftrekte, ten minfte als wy haar recht gebruiken, (dac
is als WY geen dingen toeftemmen , dan de genen , die wy kja-
Antwoart t)p de T weede T^gmwrpingen, 9 9
fteekt , die ik in d'eerfle Bedenking voorgeftelt , en in de vol-
genden , zoikmeen, zorgVLildiglyk genoech wechgenomen
heb, zofalikhier weêr een ^grontveib tonen, op de welke , a F«;.i/4wo:
20 my dunkt , alle menfchelijke zekerheit (leunen kan.
Voor cerll; , zo haaft als wy menen dat wy iets recht ^ begrij- ^ '^^^'/'"''^
pen , zo overreden wy ons gaarne dat het waar is. Indien dan
defe <^ overreding zo vall is , dat wy nooit enige oarfaak konnen ^
hebben om van 't geen te twijffelen , 't welk wy ons dus over-
reden, zo is'cr voortaan niets wijder t'onderlbeken ; en wy
hebben al 't geen , dat wy met reden konnen wenfchen. Maar
wat raakt het ons of het geen , welks zekerheit wy ons zo va-
ftelyk overreed hebben, ind'ogen van God, of van enic^ en-
gel valfch fchijnt, en dieshalven, om recht uit te fprel<:en ,
valfch is? Wat^^ bemoejen wy ons met defe ^ onbepaalde vals- ^"ff'"'' ^
heit, dewijl wy zulx geenfins geloven, ja geen vermoeden 'fS'*'''''
daar afhebben? Want wy *"onderllellen zo vall ecnsoverre- *'^*/'/""'''''..
ding , datzy geenfins wechgenomen kan worden ; en dieshal- ^
ven is defe overreding een en'tfelve, als de volmaaktlle ze-
kerheit. Maar men kan twijffelen oPer enige zodanige zeker-
kerheit, of vafle en onveranderlijke overrcdinge is.
. 't Is zeker en blijkclyk dat zy'er niet is van zodan igc dingen,
diewy, ook met dc minfte duiflerheit of verwarrn^o-, ^^ht- ^'^'H"re^
grijpen: want defe^duifterheit » hoedanig zy ook fchijnt, is* ö^^-»-''^"-
oorfaaksgenoechom van defe dingen te twijffelen. Men kan
ookgeen zekerheit ofvafte'' overreding van defe dineren heb-
ben , die , hoewel klarelyk , echter van de » zin alleen ifegrepen
Worden 5 omdatwy dikwijls hebben aangemerkt dat men in
denzin doling kan vinden, gelykhier, als een waterfuchtice "''^'"^^
dorft heeft, of als aan een geelfuchtig menfch de fneeu acel
khijnt : want hy ziet haar dus niet min klarelyk en onderfchei-
delyk,danwy haar wit zien. Daar is dieshalven alleen overig
dat, mdien men zekerheit vind , zy allecnlyk van die dinnen is
die van ^ 't verllant klarelyk begrepen worden. ^ .1 intcüeau,.
Maar van defen zijn fommigen zo « klaar , en daar by zo p en- « '?'-//':*«^.
kei, datwy nooit daar aan konnen gedenken , ofwy moeten
hen geloven waar te wefen: gelykdit ,datik^i wefentlykben, qÊ-x.7;.r,,
terwijl ik denk dat het geen , 't welk eens gedaan is , niet onae-
daan kan wefen , en diergelijke andere dingen , van de w eiken
gelyk blijkt, men zekerheit heeft. Want wy konnen niet daar-
aan rvvijfïelen , ofwy moetender op denken i enwy konneii
N
nooit
1
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
loo I^- Des-Cartes
nooit daar opdenken , of wy moeten gelovendatzy waar zijn ,
• gclyk aangenomen is; dieshalven konnen wy niet daar aan
twijffclca, datwy hen niet geloven waar te zijn, datis, wy
konnen daar aan niet twijffelen.
't Hindert niet,dat wy dikwijls bevonden hebben dat anderen
in die dino-en bedrogen zijn,die zy klarelijker dan de zon meen-
den te we?en : want w)<1iebben nooit bemerkt , en konnen dat
nooit van iemantbemerlcen dat dit den genen gebeurt is , die
,c/.w/-r«.*dcMdaarheit van hun bevatting uit het ^ yerfbnt alleen heb-
fcr.^pnoms. ^^^^ actrokken , maar wel den genen , die dele klaarheit ot van
c de c zinnen , of van enig^^ valfch vooroordeel genomen hadden,
d T..;W/. j^Ij. i^^^^ert ook niet , dat iemant verdicht dat dele dingen
TflnelT' aan God , of aan enig engel valfch fchijnen , om dat de f klaar -
1 T;;tp.blijkclykheit van onfe s bevatting niet toelaat dat wynaarde
pcen,. die zodanige dingen verdicht , luifteren.
lunteüca'M Daar zijn andere dingen, die onz^ verftant zeer klarelyk
bevatten kan, als wy genoech op de redenen, van de welken
der zeiver kennis afhangt , merken ; en dieshalven konnen wy
dan niet daar aan twijffelen : maar dewijl wy dan^ defe redenen
2 ccncUifiO' konnen vergeten , en echter aan de ' befluitingen , daar uit ge-
trokken,gcdcnken,xo vraagt men,of men van defe befluitingen
KP.r>^. ookecn vafteen onveranderlijke ^ overreding kan hebben zo
iTrinctpid lans als zy van i klaarblijkelijke beginfclen getrokken zijn;
'"""^'"ordu want defe gedenking behoort " onderftelt te worden , dat
myor a- ^^^^^ ^-^ i^gfluj^-ingen mag noemen. Ik antwoord hierop dat
uSfi^pmU genen haarwcl konnen hebben, die God zodanig kennen,
« F.ictiiui dat zy verftaan dat de macht van te verftaan, van God aan hen
.nfciu^cndu ^^^^^^^^^ nootfakelyk naar 't ware moet ftrekken: maar dat
d' anderen haar niet konnen hebben y 't welk in 't einde van de
vijfde Bedenking zo klarelyk verklaart is, dat, zo'tfchijnt,
hier niets bygevoegt behoeft te worden.
Tm Vijfden , ik ben verv/ondert van dat gy ontkent dat de wil
f Concept zich in gevaar fielt , zo zy een p bevatting van 't verftant volgt,
.nuiua^^ jjic geenfins klaar en onderfcheiden is. Want wat zal haar ze-
kermaken, zozy'tgeen, 't welk zy volgt , niet klarelyk he-
<iP/.7»/a- vat ? En wat ^ Wijsbegerige , of ^ Godgeleerde , of alleenJyk ■
\tI ^..u. menfch , die reden gebruikt , heeft niet altijt beleden, dat, hoe
' ' 'v^viets klarelijker Verdaan eer wy 't toeftemmen , hoe wy in
minder gevaar van tedolen zijn ; en dat degenen dolen, die
hun oordeel vellen , fchoon fy onkundig in de zaak zijn ? Maar
Antmort op de Tweede Tegemv er pingen, i o i
men nocnit geen bevatting duiller en verwart , dan om dat'cr
iets in begrepen word , 't welk onbekent is.
Dieshalven , 't geen, 't welk gy my tegenwerpt , van » 't o-e- a"^' ^'^"«"»'
looft'omhclicn, heeft geen meerder macht tegens my , cün
tegen alle d'andcrenjdie ooit de menfchelijke reden geoefFent i^Jt^^'^fc»-
hebben , tegen de welken het zekerlyk geen kracht heeft.
Want hoewel ^ het geloof van duiftere dingen geiegt wort te cvida aua^
wefen, zo is echter dit, om 't welk \vy 't geloof omhelfen ^i^y^"^"
nietduifter, maar klaarder dan alle naturelyk licht: vermits
men onderfcheit moet maken tullchende ^ ftofFe , of de e zaak \
zelve, die wy toeftemmen, en de ^vormelijke reden, diede ^^^"''^Ar-
wil tottoe te llemmenbeweegt j want wyvereiflchens klaar- r^'/x- -
bhjkelykheit in defe reden alleen. Wat de ^ ftoffc aangaat, nie- '
mant heeft oit geloghent dat zy diiifter , ja de duifterheit zelve
Ican wefen. Want als ik oordeel dat de duifterheit uit onfe ^ be- " ^«««f^'h
vattingen behoort wechgenomente worden , om zonder ge-
vaar van te dolende zeiven te konncn toeftemmen , zo maak ik
van defe duifterheit fclve een klaar en onderfcheidelyk oor-
deeL
Wijders ftaat aan te merken dat de^ klaarhcit of i klaarblij- fTlri^«L
■kelykheit ,die onfe wiL tot toeftemmen kan bewegen , twee- t^^y
voudig is, te weten d'cenvan't naturelyk licht , en d 'ander
van de goddelijke genade. En hoewel men gemencly k zegt dat
het geloof van duiftere dingen is , zo word dit alleealyk van de
zaak , of van de ftoffe gefegt , die haar betreft , en niet om dat
de n vormelijke reden, om de welken wy dedingen van 't^e-
loof toeftemmen, duifter is, In tegendeel, defe vormelifke
reden beftaatin zeker «inwendig licht , door 't welk wy van «
God Povernaturelyk verlicht zijn ; en dieshalven vertrouwen ^^„4,
wy dat de dingen , die voorgeftelt worden om te geloven '^^^^^^^r^
van God zelf geopenbaart 2;ijn, en dat het geheellyk niet ce-
fchieden kan dat hy liegti't welk zekerder is dan alle naturel vk
licht , en ook dikwijls klaarblijkelyk om 't licht der eenade
En zeker , de Turken , of d'andere ongelovigen zondio-'ea
daarom niet, dat zy , de Chriftelijke godsdienft niet oraheUcrr-
de , de duiftere dingen , als duiftcr zijnde , niet willen toeftem-
men, maar hierom, of dat zy de goddelijke genade , die m in-^^'''«<'/«';
neriijker hen beweegt, tcgenftreven, of dat zy in andere
dingen zich met zondigen tot de genade onwaardig maken.
Ja ik dar onbefchroomdelyk zeggen, dat een ongelovige ^r7„y?tó|
102 R. Des-Cartes
^nnauirlZ ^'^^^ allc a ovematurelijkc genade ontbloot , en heel onkun-
iitrnawra . ^.^ (llngcn \vas, die wy Chrillenen geloven van God geo-
i, %atiociuin penbaart te welen , en die echter , door enige ^ valfche redene-
ƒ'•//'». ringen bewogen , haar aannam , hoewel zy duifter was , niet
daarom gelovig zou wefen , maar eer daar in zou zondigen , om
cx^thfaa. dat hyc zijn reden niet recht gebruikte. Ik meen ook niet dat
'cThfo!Ógus enig e rechtgelovig Godgeleerde ooit anders van defedingen
orthodoxe, gevoelt heeft : en de genen , die mijn fchriften lefen , konnen
iLumcnfH. mcc nict achten dat ik dit f overnaturelyk licht niet gekent
7a^^'3,m!'^. beb , vermits ik in mijn vierde s Bedenking , daar in ik d'oor-
h Esprcjfti faak van de valsheit nagefpeurt heb , met uitgedrukte woor-
Tinuma. dcn gcfcgt hcb , dat dit bn 'itïvpendige van onje ^denkjng hot vpiUcn
iS/i'oteT ^ ' echter de vrjheit niet vermindert.
dum.y Voorts , ik bid u dat gy hier gedenkt dat ik in de dingen , die
de wil omhelfcn kan , naaukeuriglyk onderfcheit gemaakt
xn yf,u vit.u heb tuüchcn m 't gebruik des levens , en de " b efchouwinj]: der
.*xa v^m.fm. waarheit: want, wat het gebruik des levens aangaat , 'tis'er
zoverreaf van te denken dat men geen andere dingen, dan dc
genen, die men klarelykkent , moet toeftemmen, dat ik in
tegendeel acht dat men nietaltijt de waarfchijnlykftcn moet
verwachten, maar ook fomtijts uit veel, die heel onbekent
zijn , een verkiefen , en , na des zelfs verkiefing , niet minder
vaft daar aan houden, zo lang als men geen redenen kan vinden,
Sf ' ^^^^ tegen ftrijden , dan of *t ^om baarblijkelijke redenen
PyfffMl* verkofen was , gelyk ik in de Redenering van't Beleed , op de
p lu'tneu- ^^^sentwintigfte zijde, verklaart heb. Maar als menalleenlyk
lants 19 zij- yan dc bcfchouwing der waarheit handelt , wie heeft ooit ont-
"^qlipt.jio. kent datmende^toeftemmingvandeduifteredingen, en van
de genen, die niet genoech onderfcheidelyk bekent zijnjafhou-
denmoec? Voorts, de zaak zelve wij ft aan dat ik van dit alleen
fioi^wf in mijn c Bedenkingen heb gehandelt , gelyk ik ook in 't einde
vand'eerfte Bedenking met uitgedrukte woorden verklaart
heb, daar ik dus (preek. Dat tk^ hier niet meer ^ danhilijkjs, aan
s 'Liffldtntia. ffjjjfj s vcantromven han toeoeven , dewiil tkjiH niet ^met doen , manr alleen-
geudti ftd co- ly kornet bez^mnen en kennen bejtch ben,
i"cZijio. Tenz^eften, hen fptmy'm " 't befluit van een fiuitrecdcn ,
Syiiogijmu die ik gemaakt heb : maarmy dunkt dat gy zelf daar in dwaalt.
Want om tot het befluit , dat gy begeert, te komen , moeft het
J^' ^'''"^Z'"''* meerder **'voorftel dus uitgefproken worden: hGeen , hwelk
wj k^mlykverfiaan toi de natHHYvanmg ding te khoren^ k^nmei waar-
hen
Antwoort op de Tweede Tegen-werfmgen. i o 3
heit ver feken worden tot des z.elfs natuur te behoren. En in defer voe-
gen zal zy niets , dan een onnutte herhaling der woorden in
lich begrijpen. Maar mijn meerder voorftel was dusdanig :.
t geert , t mlKy k'arelykverjiaan tot de natuur vm enia dint teheho^
re» , km van defe ZAakjitet marheit bevejligt xt orden. Dat is indien-
M.erte wefen tot de natuur van de menfch behoort,' zo kaab^w;
men verfekeren dat de menfch een dier is : indien drie hoekea
met twee rechte hoeken gelyk te hebben tot de natuur van de
driehoek behoort » zo kan men verfekeren dat een driehoek
dne hoeken heeft met twee rechte hoeken gelyk : indien ' we- cfv,«,„ '
fentlykte wefentot Gods natuur behoort" zo kan men ver-
tóKeren dat God wefentlyk is , en zo voort, 't Minder voor- . „
we r'lVM'Tf" VIT'"'"'"' ^"'''y «'^A»'^'^". Uithet^r""
welk, gelyk klarelyk blykt, men beOuiten moet , gelyk ik
befloten heb ; zo kan dan van God met waarhe.t verfekerc
worden dat hy wefentlyk is: en niet gelyk gy wilt; £)w/!,^^
'ZhyTefftJk!^'!'''''''''"^^^^^ ^" ^"^^ ^'^""^
Dieshalven , om « d'uitfondering te gebruiken , die ey daar ' ^«'W*
neftensaanvoegt, zo moeft gy 't meerder voorftcl geloghent
«cbben.en Zeggenj 'tGeen.'t welk wy klarelyk vcrftaan?ot de
natuur van enig ding tc behoren , kan echter daarom niet van
dit dnig verfekert worden , 't en zy dat de natuurTi d n d W
mogelyk. of met f ftrijd.g is. Maar L hier, ik bid u, hoe weinif . „ . .
defcuitzondermggeld. Want of gy verltaat ( gelyk ge menS ''*''^
LnÏLTT^Ïr^ bys«.^./,^al'tgeen, 'tiflkLefmet de,^.,»,
mer^fchehjke '-bevattmg ftnjd j in welke zin blykelyk is dat u r T •
Gods natuur , gelyk ik haar bifchreven heb . mogdyï s ve? '
mits Ik daar m n.ets onderllelt heb , dan 't eeên dat vvv k'lnr^"
SheVnff '"'^'^^'^'^ begrepen tot haaSe b'elt'c:! j zo;
dat het met met de bevattmg kan ftrijden : of verdicht eni
ge andere mogelykheit . van wegen 't voorwerjSf 1. , ^
welke, mdien zy niet met de vor>,-„oo.,L , ' ' P"/"»-'"*:
nooit van't men4elyl "vertint bef e^^^ '
dieshalven heeft zy nL mee^a^chtar^^^^'^orSu^r ^f""'""'^
'"wefentlykhe.t t'ontkennen, dan om alled'anderedin^cn -E-^-
dievandemenfchenbekentworden, omtewerpen Metae'"'
]yk recht, als geloghent word Gods natuur mogelyk te znn
hoewel men geen onmogelykheit van wegen de - bevatting,.
vmd, maarin tegendeel dat alle de dingen, die wy in defe be- '
vatting.
n
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninkh jke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
Ï04 R. D E S - C A R T E S
•vatting van de goddelijke natuur omhelfen, zodanig aan mal-
kander verknocht zijn , dat het aan ons ftrijdig fchijnt dat iets
daar af niet aan haar zou behoren j met gely k recht, zeg ik , kan
menookloghenen dat mogelyk is dat de drie hoeken vaneen
driehoek met twee rechte hoeken gclyk zijn, of dat de geen,
die^dadelykdcnkt , ^ wefentlykis : en met noch beter recht
b sx.jhre. j^ej^ lorbenen dat enigen vandc dingen, die \vy met de ^ fin-
c senjm. ^^^^^^^^^^^^^^ ^ .^vaar zijn ; en in defer voegen fal , doch zonder
^c.,rnüo. jenige reden, alle menfchelijke ^^^ennis wechgcnomen wor-
Wat defc bewijsreeden aangaat , dié gy met de mijne verge-
cS-i-ne» m-lykt , te weten dde: ^ Indien' t metflnjddat God wez.€ntl)\ts , z.o
^^rT"" is^tz^ekerdat mfcntlyk^s', maar hetftrtjdmet; dicshahen, en zo
£ Mauriaii^^QQj.^ lodicn iiicn ^'tftofFelyk neemt, zo is't waar, maar
rFoW. s vormclyk is't bedroch : maar in 't meerder voorftel heeft
,. het woord ^'het flnjd zijnopficht op de * bevatting van d'oor-
il^mt!: faak, vandewelkeGodkanwefen ^ maar in't minder voordel
'"^^'/fl.* allecnlyk op de bevatting van zijn ^'goddelyke wefentlykheit
^^^tiuil. cn natuur , gelyk hier uit blijkt , dat , indien men 't meerder
voorflel lo^^hent , het dus bewefcn moet worden : Indien God
\Exipt, noch niet 'wefentlykis, zo'^Hrijd het dat hy wefentlyk is,
w imi>ucat. ^^^^ ^^^^ genoechfame oorfaak tot hem voort te brcn-
P-en kan geven; maar het ftrijd niet dat hy wefentlykis, gelyk
aangenomen is ; dieshalven , en zo voort. Maar indien men 't
« ^rovofuio. minder" voorftel loghent,zo zou men dus moeten zeggen : Dit
0 imt>i,c^rc. -j^ggf-j. p-cen " ftrijdigheit in fich , in welks p vormelijke bevat-
?.rSr tineniets is, datHtegenfeggiiiginfluit; maar in de vormelijke
\ contradi' ^gvatting vau de goddelijke « wefentlykheit of natuur is mets ,
fÊxificnm, 'twelk tcgenfegging influit; dieshalven, enzo voort: wel-
ke twee dingen zeer verfcheiden zijn. Want het kan gebeuren
sT^jW. dat bys niets in enig ding het geen verflaan word , 'twelkbe-
1 EKi^^crc. let dat het » wefentlyk kan wefen , en ondertuflchen word van
wegen dWfaak iets verflaan, 't welk belet dat het voortgc-
bracht word.
KMn^duciuA' Nu, hoewel wy alloenlyk" oneevenmatiglyk,of,indicn gy t
u-W.- dus begeert, ^^'oncevenmatiglykfl God begrijpen , zo belet dit
9«an/.w. echter niet dat het zeker is dat des .zelfs natuur mogelyk, of
9^ /«'i'/.r.r..niet '^ilnidiiTis: ook niet dat wy warelyk konnen vcrickeren
dat wy des zelfs natuur klarelyk genoech nagefpeurt hebben,
/ te weten voor zo veel als genocchis om dit tc kennen, en
^" ook
Antvjooft op de Tweede Tegemerpin^et}. i o y
ook om tc weten dat de» nootfakelijke wefentlykheit aan deaswff^r.;,
zelve natuur van God behoort ) want alle ftriidieheit of ^- on- "'"^r"-
mogelykheit beftaat alleenlyk in onfc bevittfng die Je ""^^^^^^^
«denkbeelden , de welken met malkander ftrijden aualvk te ' ""f-"'''"'
zamen voegt, en kan in geen ding buiten't verftant eeftelt i'^-f'-'i
weic» om dat hier door zelf, dat 'er iets buiten't verftant is
bhjktdatergeenftrijdighcit, maar mogelykheit is. Doch in
onle bevattingen rijft echter s ftrijdigheit , alleenlyk hier uit, f f-^r»
aat zy duifter en verwart zijn ; maar in de klare en ondcrfchci- «
dehjke dingen kan geen ftrijdigheit wefen. 't Is dieshalven ^e.
kkTelvk^7 rr'l','*i"S^"A ^•'^^^y^^^'i God bevatten,
«lareiyk en onderfcheidelyk verftaan, hoewel gcenrins'>eeli>'^'"f<"«-'.
TeX'n"! '"^ ' •'^"^^^"^ ^'^«J^re 'l'^gen , ook be.
ait onle K begrip van hem , hoe ' oneevenmatig het ook is , om T/''"'-
fpeuïShh"'''' ^y'l"^^»^ natuur klarelyk genoech rage- i.e::':?
ipcurt hebben, cn dat zy met'" ftnidie is
eeSt wITrt" '• -f "'^'^^ "^'^"^«""^ '"ij Bedenkingen
f^n f^iT '^'"'"^ d'onfterfFelykheit der Ziel gefpro-
«rj. 11 ^^^^ getoont dat ik der felver onderfcheidinff
lighaam gcnoech bewcfen heb. Maar wat het eeen
MtL ''&'''^!""'"'^''^'^^(ronficrffclykh,üvoht, omdat men
dat der zeiver ^dHring met de durmg van't lighamehk leven emln-
Ikbeken dat ik't niet wederle|gen iJ. WantTdartflr
zoveel aanmynemen, dat ik a^i?vangen wil le LdeSin
&'-f ^ ^''^^ afhangen f door kracht van men
S'^WuSha^P'''"r I^.V "^^"^^''i»^^ kennisYe^r"? t o..„.-
rnoo7^ ï lighaam verfcheiden, en ook 'ïzelfftandicrhpiV
ons "overreed dat de doot, of de vernietiging van dè wTelf
ftandigheit, gelykdeMe ziel is, behoor! te^olgen, uit z^ " •
gering een oorfaak , als de verandering van ceft-ilre ie j; "'■^«V^-
mets anders is , daacenywijfe, en noch geen wWe van dc^-'-
F
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
t he R- D E S - C A R T E S
ziel, maarvan'tlighaamdat'dadelyk van^^^^^^^^^^^
b SM... overreeddit enige ^ zelfftandigheit vergaan kan ■, en dit is ge.
r/hefluiten dat de ziel onfterfFelyk is , voor Z(
; el i dat uS^Sre^^^ Wijsbegeerte iekcnt kan wor-
''^M^arindien men vraagtof God doorzijn^ opperfte en on-
f,,,^^ M^iaj " -fl- ° „iet beüoten heeft dat de menfche-
gebonde macht m.ffc^^^^^^^^ .^^^
xvelKen W^^^ ' ^^een toe daar op t'antwoorden :
rdt^ilhtrrarn^spopenbaarth^
fchiedenfal , zo is 'er geheel geen, of ten mintte zeer kleine
oorfaakvantwijfFelen. j., ;ir „ V,e,lankvan datev
Nu is'er niets meer overig, dandatiku bedanKvan aatgy
ro eedienttcly k en oprechteïy k u verwaardigt hebt my te ver-
^vitSn,nteLlleerdykvanded
« maarlok van de dingen , die van de clafteraars of « Godyerlo-
ee*iKff4»-niaarooi^_vAiiuv.u j, ^, ,u„o«,m ;ir^nriprHeHin.
|.i;;o>.(etopgeloft,o^^^^^^^^^^^^^
i::^cht£bt^ d 'kS gedachten der gener komen,
dif de wes volgende, de welk ik toon, allcdedmgen, die
, zv van dl " zinnen hebben ontfangen , voor enige tyt ter zij-
hW>«. zyvanut ^„.„^taeen 't welk de 'zuivere en onbedor-
U'u,^& den ftellen, om op tgeen, '■^^ Wn- ^« Hipihal ven acht-
.»"""f'- vereden hen "voorfpelt, te merken i en dieshalven acht-
iX.... Ie ik dat ik defe dingen genoech buiten gefloten had ) hoe-
, .w, we zeg ik , dit dus is , zo acht ik echter dat defe uw ' tc-
• Ien;erpingen zeer vorderlyk tot mijn «< voornemen z.jn.
I^ntikve'ïwacht naauwelyks emge lezers d.e xo "aerft g-
Ivk op alle 'tgeen , 't welk ik gefchrevcn heb , zullen mer-
ken^datzy, aan 't einde gekomen, aan ^jje de voo'^gaa".
ll dingen lullen gedenken^ e^ degnen^^^^
zullen hchtelyk menige ^^^^ J^';,"f^^/^p vo daan heb, ot
per t'onderfoeken. redenen op de » mcetkon-
e Mm Wat aangaat uw raat van mijn rcatu t
Antwcorf op de ^-iveede TéifHwrpingen. I o 5f
öige wljfe voor te ftellcn , op dat de lezer die als met een oog-
wenk zou konnen vatten , ik fal hier verklaren hoe verre ik
die gevolgt heb , en hoe verre ik die voortaan meen te volgen
Ik onderfcheid twee dingen in de ^Meetkonftige wijfe van
fchrijven, te weten ^'ordening , en reden van betogen. VQ7dJ^&'
D'ordening beftaat alleenlyk hier in, dat de dinge
d'eerften voorgeftelt worden , zonder hulp der volgenden be.
horen gckent te worden, eh dat men daarna alle d'anderen
:£odanig fchikt , dat zy uit de voorgaanden alleen betoogt wor-
den. En zeker, ik heb in mijn Bedenkingen zeer naaukeurig-
lyk gepoogt defe ordening te volgen; en de ^ waarneeming =
fueratwasd'oorfaak waarom ik van d'onderfcheiding der ziel
van t lighaam niet in de tweede , maar eindely k in de zefte Be-
denkmggehandelt, en veel andere dingen met wil en weten
nagelaten heb , om dat zy de verklaring van meer dingen ver-
cjichten. °
Dcd reden van betogen is tweevoudig, d'een door ^ d'Ont- ^ 7?.^w..
Knopmg , en d'ander door f Samenfettinji m.^itruuH,^
• f "h-ti. 1 I ^'"^ '^^^'^ > door de welke het ding f •^r-"'/--
^Ichikkelyk, en als vand'eerfte gevonden is: in voegen dat , sM"*»-/"».
indien de lezer defe weg wil volgen, enopallesgenoechfaam
merken, hydezaakniet minvolmaaktelyk verftaan . enliair
de zijne maken fal , als of hy zelf haar gevonden had. Maar hier
in IS mets ^ door 't welk men dc lezer, die niet zeer vverir
of die tegenftrevend is, tot geloven aandrijft. Want indifn
men ook't minfte van de dingen , die men dus voorftelt , oncre
^.^^ ■ V^^':''yg=i='n » 20 fal de» nootwendigheit der beOui-
tingen met blijken; en zy raakt dikwijls veel dinsennaauwe
lyks aan ( om dat zy klaar by de genen zij n , dic'er wel op me?:
Ken ) daar men echter voornamelyk op behoort te letten
eeftelKcf^' ' '^V S^nienfetting toont wel , door een t^gen- i
geltelde weg en als van de navolgende gefocht ( hoewel dik
y.jlshetbewns indit meer dan i^t anL van^vriaandc
IS) klarelykhetgeen. dat befloten is , en gebruikt eeSS
reeks van " bepalingen , e.flchingen , » gemene kundigheden k 7>,g„,-
«vertogen en » vraagftukken , opdat, zomen voor haar iets'"
van de volgende dingen loghende, zyterftont zou tonen dat m''::;:;r;
dit m 't voorgaande begrepen is , en dus den lezer , hoe tecen '"•
ftrevig en hardnekkig hy ook kon wefen , toefiemmin^ af' l'..""""""
Wringen. Maar zy voldoet met, gelyk d'ander , en vernoeV" •
^ ^ niet
^ getmttr*.
,ö8 R. D E S - C A R T B S
nietdegecftendergener, die leten willen, om dat zydc mid-
del, door de welk hci ding gevonden IS, met leert.
Dit was d'enige, died'oude«Meetkonftenaars m hunge-
fchriften gebruikten , niet om dat zy d'andere geheel niet ken-
den , maar , naar mijn oordcel , om dat zy die zo hoog achtten,
dat zy haar, als enige geheimenis, voor fich alleen bewaar-
hMi,.,iJ^''^ ik heb in mijn <> Bedenkingen 'd'Ontknopmg alleen
7:j,„a,f,i ge^lgt , die de ware en befte middel om t Wrwijfen is
a s,«H:. Doch wat de'iSamenfetting aangaat , dewelke zonder twijffel
de gene is , die gy hier van my eifcht , [choon zy m de ' meet-
. konftiee dingen zeer bequamelyk na f d'Ontknomng geftelt
^CS^:;..-wo"ïfzoi«^^
e"}f'"- tiiurkundice zaken gebruikt worden. , ,
hT„»../ Wantdilverfdnfis'erin, datM'eerftekundighe^^^^^^^
ra'„,r: voorondergeftdt worden, om de dingen van de' Meetkonft
k?~ te betonen; met het "gebruik der finnen overeenkomende,
j.""». ]ici,telyk van yder aangenomen worden ; en dieshalven is daar
1 Cnrci-'- rreen zwarigheit , dan in de ' gevolgen behorelyk af te leiden ;
n... i«« » , van alle menfchen , fchoon zy met naerftiglyk opmcr-
" ken , gedaan kan worden , zo zy alleenlykaan de voorgaande
dingen gedenken ; en de naauwe onderfcheidingder voor-
^'""'""'-ftellcnishiertoe vaardig, dat zy lichtelyk voortgehaalt, en
"^Integendeel, in » d'overnatuurkundige dingen beftaat de
„, mceftezwarigheitiaM'eerfte kundigheden klarelyk en on-
derfcheidelyk te begrijpen. Want hoewel zy üit hun natuur
niet min bekent, jaook bekender zijn dan defen, dievande
p G,«rtr^. p Meetkonftenaars aangemerkt zijn , zo worden zy , om dat'er
.,7 r«,w;- veel 4 vooroordelen der zinnen tegenftrijden , tot de welken
ons van onfe kintsheit af gewent hebben , echter met vol-
maaktelyk eekent ,dan van de genen , die hen zeer naerftiglyk
overweeen, en bedenken, en, zo veel als mogelyk is, hun
T-u,„. t aeeft van de lighamelijke dingen aftrekken. Maar nid.cn zy
alleen geftelt wferden, zozouden de genen, diebcgengzijn
r/W..^,-. om tegcntefpreken, hen lichtelyk konncn ontkennen.
" ntt was d'Lrfaak, daarom ik bever ' Bedenkingen, dan ge-
[inftenïarSvertogeA, en ï Vraasftukkengefchreven hebj
Antwoort op de Tweede Tegenwerpingen, 109
om hier door te betuigen dat ik allcenly k met de genen te doen
Jieb, dieniet weigeren zullen met my naarftiglyk de zaak t'ö-
verwegen ,. en te bedenken. Want hier door zelf, dat iemant
fich bereid om de waarheit tebeftrijden, maakt hy fich min-
der bequaam om haar te begrijpen, vermits hy fich zelf af-
weert van de redenen, diehaar zouden aanwijfen, t'aanmer-
ken, om andere redenen, die haar afwijfea, te vinden»
lemant zal hier miflchien tegpnwerpen dat men wel geen
redenen om tegen te fpreken behoort tezoeken , als men weet
dat aan fich waarheit voorgeftelt word; maarzo lang als men^
hieraftwijffclt, zo worden met recht alle redenen aan weer-
zijden overwogen , op dat men de genen , die zekerft zijn , zou
Icennen , en dat mijn verfoek niet billyk zou wefcn , zo ik mija
redenen,, eerzy deurgefienzijn, voor waren wilde doen aan-
neemcn, en zo ik verbood anderen, die met de mijnen ftre/-
den, t'o verwegen.
Dit zou met recht gezegt worden , zo enigen van de dingeri,
m welken ik verfoek dat de lezer naerftig en niet tegenftrevig
fal wezen, zodanig waren , dat zy hem konden afvveerenvan
enige andere dingen t'aanmerken , in de welken ook enigfins
nieer.hoop wasvanwaarheitte vinden, dan in de mijnen. Maar
dewijl onder de dingen, die ik voorftel , de grootfie twijfFc-
ling van alles begrepen is , en niets meer beveel , dan yder ding
zeer naarftiglyk te deurfien , en niets toelaat , dan 't geen , di^
zoklarelyken onderfcheidelyk deurgefienis, dat wy't moe-
ten toeftemmen ; en in tegendeel , dewijPer geen andere din-
gen zijn , van de welken ik de gqeften des lezers aftrekken wil,
dan van de genen, die zy nooitgenoech onderfochc, en niet
uit enige beftandige reden, maar alleenly kuit de ^ zinnen pe-aW«*J
trokken hebben ; zoachtikniet dat iemant kan geloven dat
hyüchin groter gevaar van te dolen fal begeven, als hy de
dingen, die ik aan hem voorgeftelt heb, alleen overweeat
dan als hy zijn ^ geeft van defe dingen aftrekt, en tot andere b ^f.«/;
dingen keert, die enigfins daar tegen ftrijden, envcrduifte-
ren , dat is , tot de ^ vooroordelender zinnen. c Tr.«/«j/c
Ikvereifch dieshalven niet alleenlyk met recht een befon-^'"^'"*"'*
dere opmerking in mijn lezers, en heb , boven d'anderen , defe
wijfe vanfchrijvenverkofen, door de welke ik geacht heb de-
opmerking beft te konnen verkrijgen, en uit dewelke, ge-
lyk ik my inbeeld, de lezers meer nuttigheit zullen ontfail-
O 5 gen:.
iio R. Des'-Cartes
gen, dan zyzelven bemerken zullen, daarzy, integendeel,
y^JjfZu, uit de " famengezette wijfe van fchrijven , aan fich zeiven meer
f/nlcndt. dan 'tinderdaatis, fchijnen geleert te hebben : maar ik acht
hetookredelyk tewcfendut ikhen, die niet met my willen
opmerken , en aan hun voorgaande gevoelen vaft blijven han-
gen, ind'oordeelcn, die zy van mijn fchriften zullen geven,
geheellyk afzeg , en , als van geen belang , verwerp.
Doch dewijl ik weet hoelaftig het wefenfal, zelf ook den
genen, die opmerken, en met ernfl naar de waarheit zoeken,
5i"r«r"'t gehele büghaam mijner Bedenkingen te deurfien , cnyder
mearnm, befondcr lid daar af t'onderkennen , ( welke beide dingen , ge-
lyk ik acht , gedaan moeten worden , om volkome vrucht daar
.fStiium af te krijgen ) zo fal ik hier enige weinige dingen naar de *=fa-
CjutmuHw, fj^ei-jgeCe^j-e ^^ijj aanvoegen , van de welken zy , gelyk ik hoop,
enigfins geholpen zullen worden , indien 't hen alleenlyk lufl:
aan te merken dat ik hier niet zo veel, als in mijn Bedenkin-
gen, heb willen bevatten, om dat ik hierin breder, danbe-
horelykis, zou worden, en ookdatik't geen , 'twelkikom-
helfenfal, niet keuriglyk zal verklaren, ten deel om dat ik
poog kort te wefen , en ten deel op dat niemant , achtende de-
fe dingen genoech te zijn , de Bedenkingen zeiven , uit de
welken, gelyk ikmy inbeeld, veel meer nuttigheit ontfan-
gen kan worden , onachtfamelijker onderfoeken fou-
REDE-
111
REDENEN,
Die * Gods wezentlyhheit y en ^ d'mderfcheiding der ziel'fiZ'L""''
vant Itghaam bewijzen, "naar de meetkonjii^e wüzeiP''^^
gefchih. •"
animtt «
*orpore,
C mMore get»
vetrico^
EPALINGEN.
dDefinitfiT
O
X
Ndcr de naam van begrijp ik allc»t seen ,
t welk zo m ons is , dat wy fonmidcfel yk daar af f meê-
wuttigzijn In defer voegen zijn alle de hwerkinaen
A Z'^^ '"^/^ ^'"^ verftant , van ' d'inbeeldine , en
voe« n.i.T!^ '^^"''"'!^":. Maarikheb'cr -onmidcUl^k^llJ.
Ivkdus deof'"S?r' diedaaruit volgen, uit te fluiten ffe-
Er "bem-ïel^ '^'"'^'''r^'S'ng heeft wel de Pdenkingfot
I T ' IS echter niet de denking zelve.
'a °^ van "Denkbeelt verfta ik defe » vorm van
yorden kan uitdrukken, L'tgeen^dafïzlttevSar
ofdaarmt moet ook zeker zijn.dathet-denkbee^van'^^
datmetdefewoordenbetekentword, inmyis. lndefe?5oe'
gen noem ik met de beelden alleen , in de « verbeddin J.r^."
ïee ^'^i^?}''''' ' ^'^^ '° 'Wendeel " noem ïfn Se"
geenfins denkbeelden, voor %o veel 7v in vK..i! i
dStS" ^r^' enigïeewtl h"art;eiïg"^eS r
eert, maar alleenlyk voor zo veel zv de »eecft7elf H^^r u
dK deel van de harilenen beweegt , l o^dfrw^ fen!'
deïweVem^^vr^rS -rfta ik
zoveelhet m'tdenl bel'is Q^^ v-or
^"^^.Tu'- ,}^'u '"'.^'^^"Sen, diewyalsin 5^'cvoorwS
der denkbeelden begrijpen , zijn ia de denkbeelden zclvcn
cvoorwerpelyk. "
in
f Immediatii
h OptrattQ'
nes,
i Voluut Af^.
k JnteUtiJufi
1 ImagtnA*
tio4
m Senfuéi
n Immtdia^
tè.
O MoTtn va*
ianuriut.
q 'ï'nnci»
r
$ Forma^
t i'erctptio
irnmtdtatal
W Imagmesi.
y Phantali4
torporea,
a Informare^.
tdex.
c Sntttaa reit
idearnm.
IV. De
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
j jj R. Des-Cartes
,f.r^M„r. IV. De zelve dingen worden gefegt 'wrw^Hinde'' voor-
Lvbt^a-: ■vvcrpen der denkbeelden tcwefen, als zy zodanig infich zijn ,
'wlT;S eclyl wy diebevatten;en <= uitfteekentlyk,als zy wel met zoda-
It::«P:. nig zijn , maar echter zo groot , dat zy de plaats van zodanigen
sE"!''"- konnen vervullen. -.j i , i , • ,
';s3'r' ^V. Yderding, in'twelk-'onniiddelyk, gelykin't' voor-
yT^uru.,:. ^^erp, ofdoor'twelkiets, datwyfbevauen.swefentlykis,
TZ dat is enige " eigenfchap , of' hoedan.gheit , of ^ toev^ ,
n, i^j^dclylc dcnkbeelt in onsis, woTd ''z.elf(iaM,tge-
noemt. Want wy hebben geen ander denkbeelt van de zelf-
r Percip,
S CLjeili
%Lu?>Jcn
inrn!e.
r^rnu. onfe denkbeelden is : om dat het « nature yk licht ons aanwijft
dat 'erheen dadelijke toevoeging van t mets kan wefen
VI. De-zclfftandigheit, m de welke yontniddelyk- den-
yf:^riking is, ^wor^.-geeft genoemt. Ik zeg hier hever geeft, dan
zcoiiuttu. bj^icl, om dat de naam van ziel gelyknamigis , en diKWijls
blr.. vooreen iighamelyk ding gebruikt word.
c ^.riHrvo. VII De zelfflandi2;heit , die « ' t onmiddely k onderwerp
r^Wderfpla^tfelijkeuitrtrekking, der c toevallen is die huk.
e..^«.;>^^«..^trelddn2 gelyk van kgeltalte,i gelegent.
r^:;';;r heit, -plaatfelijke beweging, enzovoort , word hghaam ge^
noemt Maar hier na ftaatt'onderfoekenoPt geen, dat «geelt
%1:,^.;;:r enlighaam genoemt word, een en de zelve o zelfftandigheit
i siwxjHH^o- j^g^ ^^ee verfcheidezelfftandigheden zijn.
k Ki«r.. V i 1 1. De P zelfftandigheit , die wy verftaan qd'opperfte
\^Z.uio. volmaakte te wefen, en in de welke wy geheel niets bevatten,
'twelk enio; eebrek, of ^ bepaling van volmaaktheit Mnfluit,
tl Mens & 1^1^*.
corvH,, word (jö^/ genoemt.
ost^ftantia. Als wy zeggcn dat t iets lu denatuur of" bevatting van
i;tSf*eiiigding begrepen word, dat is even 't zelve, als of wy zei-
^r^^'** . den dat dit het ware van dit ding is, ofvan dit ding zei vC'Verfe-
s /.iw/vtre. ken mag worden. , , , , j
t.Si"d. X Twee "zelfftandigheden worden gefegt 'dadelyk onder-
w^wS-fcheiden tczijn, als yder van hen zonder d'ander Vwefentljk
'!:^:iur. bellaankan.
E I s-
Redenen nmr de Mettkonftige Wijot. 1 1 j
» E I S S C H I N G 'E -N. aT»/W»«,
V-ooT eerft verfoek ik van de lezers dat zy overwegen hoe zwalc
deredenen zijn, om de welken zy tot noch toe hun bfinnen i'^"/'"-
hebben gelooft, en hoe onfeker alle 'd'oordelen zijn, die zv ^-
daar op gebout hebben ; en dat zy dit Zo lang , en zo dikwijls bv
lich lel ven bedenken enherdenken.totdat zy eindelyk gewen
nen hch met meer op hen te betrouwen : want ik acht dit nootl
wendig om tot de zekerheit der '^overnatuurkundigedinffen J"-"
te komen. ^
Ten t)vef dm, d^t Zy hu«« eige geeft , en alle des zelfs ? toevoe-
ièSfff^r de welken zy bevinden dat zy niet kon- n,r.^»,.
nen twjjttelcn , fchoon zy e onderftellcn dat alle die dineren die ^"''f'"'"-
Z Zl IT T " ont£.n^cn hebben , valfch zijnt en dat »
ey met eer aflaten van op hun geeft te denken, dani.lszvde
gcvvoonte , van hem klarelyk te begrijpen , verkregen heblien
beSnttifn'''.'^'V^y de 'voorftellingen, die van fich zeiven i t.w.>-v-
oïïvlc Hp^. ' j ^'^^ ' n=i"ftiglyk aanmerken^ l^rf. „.
ft,^'^y K aeien : dat een z.ehe ding niet gelijkclyk. wejen en met wefen k.in ■ '"■
dTo&mLTde? S'Seven maardif zygemenel^kt^^^
ae bevattingen der finnen meeft verwarren en verduifteren «
Want/''' .'"r'^^ïf voorkombgen ontflagen o
£h i°J'^'^^"\!'^'^^\^"^'^"™^^''^'lervolsende p gemend {.T , -
icundigheden aan hen klaar en blijkelyk zijn L^mene p
foekenTni" ' yf^^ 7 "denkbeelden der naturen onder-
l^k Sepen wo'rd ''L 1^^'" ^^^^ '^«^-^'"Seateg .r.„..„.
natuur va^ l vf/^ c Mriehoek , de ^^'-j-
de'rurvardet"eeft°'d™L^^^^^^^^^^^^
ven alledmgen, deSurtnGod Xa^^^^^^^^
maakt wefen: endat zy ben^erken dat aïlTdea^^ rdt^-A^-
wy bevatten dat daarm begrepen zijn , warelykvanhen'ver F'"^'-- '
zekert mogen worden. Tot een voorbed, om datin dc na
tuur van de driehoek begrepen is dat des zelfs drie hoeken met
twee rechte hoeken gelijk zijn , en in deiiatuur van 't liehaam v
of van een y uitgeftrckt ding, de « deelbaarheit be|i-cpcn """"
word, (wantwy «bevatten geen uitgcftrekt ding zo klein,
JI4 R. Des-Cartes
of wy konnen't delen , ten minften met de gedachten ) 20 mo-
gen wy warelyk zeggen dat de drie hoeken van yder drie-
hoek met twee rechte hoeken gelykzijn , en dat alle lighaam
deelbaar is.
Ten vijfden , dat zy lang en dikwijls toeven in de natuur van
'topperlle volmaakt wefen t'aanfchouwen , en dat zy onder
d'andere dingen aanmerken dat in de denkbeelden van alle
^-S""'' d'andere naturen wel een » mogelijke wefentlykheit , en in
^ Godsdenkbeelt niet alleenlyk een mogelijke, maar ook een
heel i'nootfakelijke wefentlykheit, begrepen is: vermits zy
Tltfatrf^, uit dit alleen , zonder enige ^ redenering , bekennen zullen dat
è.ex,jicrs. a wefentlyk is : en hy fal aan hen niet min uit fich bekent
zijn , dan men weet dat tv/ee een even getal , en drie een on-
even getal is , en diergelijke dingen. Want enige dingen zijn
door fich zeiven aan fommigcn bekent, die van anderen niet,
dan door redenering, verftaan worden,
e Es-emcia, j-^^ z^eften, dat zy , alle « voorbeelden van klare en onderfchei-
^rercepiio, delijkc , en ook van duillere en verwarde ^bevatting, die ik in
mijn Bedenkingen bygebracht heb, overwegende, fich ge»
wennen de genen , die men klarely k kent , van de duifteren af
te fcheiden: want dit word lichtelijker door voorbeelden,
s '^vi''''*- dan door " regelen geleert ^ en ik acht dat ik daar alle voorbeel-
den van defe zaak ofverklaart , of ten minften enigfins aange-
roert heb,
T m fevenden , cindclyk dat zy , bemerkende dat zy nooit vals-
hcitin de dingen bevonden hebben, die zy klarelyk hebben
begrepen, en integendeel geen waarhcit, dan by geval , in de
genen hebben gevonden , die zy duifterly k begrepen hadden ,
overwegen dat het tegen de reden ftrijd, dat men alleenlyk
h vrty^iicia h vQoroordelen der zinnen , of om enige "^onderftellin-
flï^jijis. gen, inde welken iets onbekent begrepen word , defe din-
gen, die van't verftant klarelyk en onderfcheidelyk begrepen
worden, in tv/ij ffel trekt. Want in defcr voegen zullen zy
i ^.xioma. lichtelyk de volgende •'gemene kundigheden voor waar en on-
twijffelyk aanneemen. Doch ik beken dat veel van defe dingen
beter hadden konnen verklaart worden , en dat men hen eer
\ Theorema, lyertogcn , dau als "'gemene kundigheden had behoren
ro voor tc ftcllcn , zo ik naaukcuriger had willen wefen.
AXIO-
Redemn mar de Meethnfiige Wi/zó. 1 1 i
A X I O M A T A
OF
GEMENE KUNDIGHEDEN.
I. "TN Aar is geen ding wezentlyk, van 't welk men niet kan
Xy vragen wat oorfaak het heeft , daarom het , wefentlyk > f*«.r,,
IS. Want men mag dit van God felf vragen , niet om dat hv .
om wefentlyk te zijn, enige b oorfaak b?hoeft , maar om da?, r r
d'onmeetelykhcit felve v"an zijn natuur d'oorfaak of ?eden , ,
IS. om de welke hy , a om wefentlyk te wefen, geen oorfoak be- ^"'^
de";n^^ tegenwoordige tijt hangt niet van de naafl voorgaan-
t: '^'"^''Iven word 'er geen minder oorfaak vercifcht tot
een ding te bewaren, als om dat eerft voort te brengen
f in bedriif wefrn.t volmaakthejt van het ding, die .
m oearijt wetentlyk is, kanSwVw, of een niet wefentlvkdinp- "'■
tot oorfaak van zijn i wefentlykheit hebbend ^ ^ ^}.^,f"
, . dadelykheit of volmaaktheit in em'e ding is ' vor- T,
ao& °f " ""fteekentlyk in des fclfs » eerfte cl evenmatige 'Xr
V. lJaaruitookdanvolgtdatdeovon™TP,.«M-i j j , , itRM/n».
heitonferPdenkbeeldenooffSvereSm
n.oettoïlfa?vrd V^afe ^^Sdaten
Minnelijken alsnietzinielS^^
zentT/k s^ on^'i ''T''' \^ '•'•^"g^" ) dat dermeM : Ltr-
l^e Ja^L A ''^ zien?Maar dit geficht raakt de "
wgeelt met, dan voor zo vcci het een x dcnkbeef? J 7 > "/f""-
bee t,zeg d.,dat in de geeft felf vaft blijfSVeen
▼crbeeldmg gefchildert. Wy konnen óm H;^ ".'-f 't, ni de ^iw^/r,,
oordelen d|§ehemelwefentlyte;"ral,^^^
denkbeelt d'oorfaak van z.jn » voorwerpelijke^dade ykl
" dadelyk wefentlyk zijnde , moet hebben : 4elke oorWk 4v J.'';'"'"
oordelen de hemel felf te wefen , en dus ook Lt d'andSe dh/ ^^^^
VI. Daar zijn verfcheide trappen van ^ dadelykheit of ^ we- \f '''''''
',,(? R. D E S - G A R T E S
fiahcit. Want de « zelfftaiidigheit heeft meer dadelykheit.dan
t het toeval,of dec w.jfe; en ^ d'oneind.ge zelfllandigheit meer,
'^'T ■ dand'eindige: en dieshalven is 'er ook meer voorwerpehjke
t/:r dadelykheitin''tdenkbeeltvandezelM
f toeval-; en meer in 't denkbeelt van-d'onemdige zelfftandig-
heit, danindatvand'eindige.
v'ii. De swilvan'tdenkenddingbeweegtfich, welhge-
^iiii 1 ken ionbedwongen, (want dat behoort tot de "we-
Fcn heit van devvil ) maar echter ' onfaa baarlyk tot het goede,
dat klareW ^^nh^^^^^ dieshalven , mdien zy eni-
l'i^U ge vïS k-"' zy derft, zo zal zy d^eterllont
ij„fM.ii. h j-gjj in haar macht zijn.
V 1 1 1 Een ding, dat het geen, 't welk meerof zwaarder is,
E9!.r,. n, uitwerken kan, kan ook 't geen, dat minder is, uitwerken.
I X . Dc zclfftandigheit te fcheppcn , of te bewaren is meer
„^„..«,.. dan de "toevoegingen, of » eigenfchappen van de zelfaand.g-
"'''"f"'"-fe?r re fcheooeilol^te bewaren: maar een dingtefcheppen_is
X In 't P denkbeelt , ot ac H oevatting van yder ding word
.,t. wefcntlvkhcit begrepen; want wy konnen mets 'bevatten
de .reden van een wefentlyk ding: tewetendatde
l^Pr^^^oi gebeurelijke wefentlykheit m de " bevatting
van « 't bepaalde dingbegrepenis..
EERSTE "VOORSTE L.
fojpib'.lti fiue
IV Conceptie}.
Goij mzentJyhhat md mt d enige aanmerking van zijn.
mtmrgekent.
» B E T 0 G I N O.
r-BT^ E zectcen dat 'er iets in de natuur of ^ bevatting van cni-.
l nis dms begrepen is, iseven zoveel, als te zeggend*,
dit zelve van dit dingwaaris; gclykblijkt in denegende'be-
u.,,...^'Mfarde^nootfakeliikewefentlykheitisin = Go^
beereoen; gelykblykt n de tiende f^mcnekundigheit.
«...„..begrepen g y y^^ d^^menvan Godzegt datde nootfa-
ll^X^ keijkCwefentlykhcitiahemis, ofdathy zelf» wefentlyk ^..^^
Redenen mar de Meetkon[lige Wijze. ti j
Dit is de zelve ^ fluitreeden . die ik alreê hier voor op de ze- a Sjnogi^-i
fte Tegeitwcrping gebruikt heb; en der zeiver ^> befluit kan br/m/*?.;
uit fich zelf den genen bekent wefen , diie vry van vooroorde- c T^r^jHdi^.
lenzijn, gelyk in de vijfde ^eillching gefegt is. Maar dewijl
men niet gemakkelyk tot zo groot een ^deurfichtigheit kan^«'"«
komen,zo zullen wy door s andere middelen-naar' t zelve trach-L!'"'^"'*"*
ten, i^lü modi^
TWEEDE VOORSTEL,
Gods wezentlyliheit word uit dit enige y dat des zelfs denkS
heelt in ons is ^ van't navolgende het oogt.
B E T O G I N G-.
DEsvoorwerpelijke dadelykheit , van yder van onr«i.'7^M/»v^
denkbeelden vereifcht oorfaak, in de welke defe zelve f^^^/jj;^'*-
dadelykheit nier alleenlyk ' voorwerpelyk, maar ^ vormelyk iWSt/?, .
of ^uitfteekentlyk begrepen. is ; gelyk in de vijfde geraene,^^^"''""*''-''
kundigheic blijkt. 1
) Maar wy hebben Oodc .^^nkbeelt, gelyk blijkt in dc twee«ni Dciide^.
deenachtfte gemene kundigheit ; ende» voorwerpeliikeda- "
delykheit van dit denkbeeltis niet ° vormelyk ncTch Puitftee-ow^^^^
kentlyk in ons begrepen, gelyk indezefte gemene kundig. T^^w^r^
lieitblijkt; en kan m geen ander, dan in God zelf , becrepca
xijn , gelyk in-d'achtfte bepaling blijkt.
Dieshalven, dit denkbceltvanGod,'twelkinonsis,ver
cifcKtGod totq oorfliak, en by gevolg is God nvcfentlyklq.W.J
gelykm de darde 5 gemene kundighciteetoont word. 'r£^//.r<, ,
R. Des-CArtes
flenlia,
1) Dtmoii"
(til/^Mtitt,
fr-Tormali'
ter.
4i Eminen-
teu
i Pertel'tio,
i Tcrcelitio.
m Torm*U-
n Emintn-
ter.
DARDE VOORSTE L.
* Göif mzentlylheit word ooi hier uit^ het oogt , dat
zeheuj zijn denUeelt hebbende , 'wezentlykzijn.
Betoging.
INdien ik dc macht had van my zelf te bewaren , ik zou ook
zo veel te meer de macht hebben om de volmaaktheden , die
aanmy^rebreken, te geven; (gelyk blijkt in d'achtfte en ne-
gende semene kundigheit) want defen zijn alleenlyk ^ toe-
voegingen van de zelfftandigheit , en ik ben zelfftandigheit.
Maar ik heb niet de macht omdefe volmaaktheden aanmy
tegeven; want ik zou die anderfins alree hebben, gelykmde
zevende gemene kundigheit blijkt.
Dieshalven , ik heb niet de macht van my zelf te bewaren.
Wyders , ik kan niet ^ wefentlyk wefen , zonder , zo lang als
ik wefentlyk ben , bewaart te worden , of door my zelf , indien
ik defe macht heb , of door een ander , die defe macht heeft, ge-
ly k in d'eerfte en tweede gemene kundigheit betoogt word.
Maar ik ben wefentlyk , en heb echter niet dc macht van my
zelfs te bewaren , gely k alreê bewefen is.
Dieshalven word ik door een ander bewaart.
Dat meer is, de geen, door de welk ik bewaart word, heeft in
fichof svormelykof huitfteekentlyk al 't geen, dat in my is,
volgens de vierde gemene kundigheit.
Maar in my is de» bevatting van veel volmaaktheden, die
ïian my gebreken , en ook de bevatting van Godsdenkbeelt ,
volgens de tweede en achtfte ^ bepaling.
Dieshalven is ook in hem , van dcwelk ik bewaard word , de
^bevatting der zei ver volmaaktheden.
Eindely kjdefe zelve kan niet de bevatting eniger volmaakt-
heden hebben, die aan hem gebreken, ofdie hy nief" vorme-
lyk oF» uitlleekentlyk in fich heeft , volgens de zevende geme-
ne kundisheit: want dewijl hy de macht heeft van my te be-
waren, eelykalrcégefcgtis, zo veel te meer zal hy de macht
hebben om die aan fich zelf te geven , zo zy aan hem gebraken ,
eely k iu d'achtfte en negende " gemene kundigheit blijkt.
Redenen nmr de Meetkonflige Wijze. 'x 1 9
Maar hy heeft de " bevatting van alle de volmaaktheden , die a f <r«f^^
ik begrijp dat aan my gebreken , en in God alleen te konnen
Wefen, gelyk terftont betoogt is.
Dieshalvcn heeft hy die ^vormelyk of ^ uitfteekentlvk inbFar;»^//^
fich , en IS in defer voegen God. Tèmnenun
'GEVOLG.
d CtrolU»
A
God heeft de hemel en d' aarde gefchapen ^ en alles ^ dat
daar misken hy kan hoven dit aVt geefi maken y V mH(
klarelyk hevatten ^ naar datwy dit zelve ^hegrij-^^'''"^'^^'
pen.
f B E T O G I N O. fDemnPdr
Lle dcfe dingen volgen klarelyk uit het voorgaande
^vant daar in word bewefendat Godg\verent-s^^^:/f?r«s
iyKis, endithieruit, dat'er iemant wefentlyk moetwefen,
indewelk^ï vormelykof iuitfteekentlyk alle de volmaakthe- '^^"w^/;,;
den zijn , van dc w dk^n mie ^ denkbeelt in ons is. ■
Maar m ons is 't detikbeelt van een zo grote macht , dat van ^'Xr^^^^
hem alleen, inde welk het IS, de hemel, d'aarde, end'ande-
redmgengefchapenzijn, gelyk ook alle 'tander, dat ik ver--
üadat , als mogelijke dingen, van hem gemaakt konnen wor-
Dieshalven zijn, gezamentlyk met ^Godswefentlykheit ^J^''^^^-
yan hem ook alle defe dingen bewefen. ^Jicmt^-
VIERDE VOORSTEL.
T>e'' geejl en-'tlighaam^jnUadelykonderfcheiden. '^^S^
Betoging.
Een , 't welk wy klarelyk bevatten , kan van God ee.
Vjr daan worden naar dat wy 't bevatten , volgens het
voorgaande p gevolg. VZl^
Maar wy bevatten klarelyk de h geeft , dat is een ' denkende ?
,,20 R. D E S ■ C A R T E S
' c^ff.„„v.7.elfftaiidigheit, foiider 't lighaam , dat is fondcr enige »uitge-
'J,T ftrektezerfftandighcit. (volgens de tweede b e.flching) en, van
^ d'andere zijde , 'c lighaam zonder geeft , gely k alle mcnfchen
iichtélykfullentoeftaan.
Dieshalvenkan, ten mmften door de goddelijke macht, dc
geeft fondcr lighaam, en 't lighaam fonder geeft wcfen
^ Voorts, de' zelfftandigheden, die d'een fonder d'ander kon-
nen wefen.worden ^ dadcly k onderfcheiden, volgens de tiende
^'Öe geeft efl 'tlighaam zijn fctfftandigheden , (volgens
de vijfde, zefte en revende bepaling ) die d'een fonder d'ander
konnen\vefen,gelykterftontbewefenis.
Sll ven , dc'geeften f't lighaam worden sdadelykon-
.'^"iSen'ï.'etaanmerken datik hicrde goddelijke macht .tot
cci^'iddcl gebruik, niet.dat'er cn^gebovengewone macht van
node is om de geeft van 't lighaam af te fcheidcn . maar om dat
ik dewiil ik van God alleen in de voorgaande' voorftellen ge-
handelt heb , niets anders gehad heb, dat ik gebruiken kon: en
daar is ook niet aangelegen van welke macht twee dingen ge-
Seiden worden, om te bekennen dat zy " dadelyk onderfchei,
. den zijn.
tiji.
l\ Fre mdio*
i Propofitio
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Hoog.
199D 14
DARDE
TEGENWERPINGEN,
d' Antwoorden van de Schrijver.
EERSTE tegenwerping;
O p
D'EERSTE BEDENKING.
yan de dingen , Jie in twyffel getrokken kannen
worden.
Uit de dingen, die in defe 'Bedenking gefegtzijn , « -«"'''-"/'^
blijkt genoech dat 'er geen zeker en klaarb teken is , ';."""'">.
door 't welk wy onfe flaap van onz waken, en van de
vpn A^r 'styneling konnen-J onderkennen; cn dieshal- c s^r^:
ven dat de c vcrfcliijningen der dingen , die wy hebben terwi 1 ''■^■ "'r»'.;
ke voorwerpen hangen , en tot geen bewijs dienen van dat zo ^
danige mtterl.jke voorwerpen zeker welentlyk Jjn Dies"
ha ven, indien wy , fonder andere ' redenering , onze k z,Wn K^"''""
volgen, 20 fuUen wy met recht twijfFelen of 'l;. im weSlv
1^ T^--y^?^''''""^"*J'*'^''^^v=i^rheitvan defe Bedenk nV
Maar dewijl Plato . en anderen van d'oude WijsbeeerSn va^n
"t'ondirK^^^^^^
A N T W O O R T.
DE O redenen van tetwijfFelen , die van defe p Wiisbeeeri ,
ge hier <i als waar aangenomenworden , zijn van my niet"
•dan als ^ waarfchijnelyk^ voorgeftelt; en ik heb die voor' r''""*"
geltelt, met als om hen voor nieuwen te verkopen, maar ten ^'^'«"i
Q_ deel '
,j, R. Des-Cartes
. , deel om de gcmoeden der lezers tc bereiden tot de ■> verftande-
;&t'" Jike dingen t'aanmerkcn , en hen van de hghamelr|ke dmgen
a? te fcheuien, daar toe zy my geheel nootfakelyk fc&enen ten
. deel om in de volgende i Bedenkingen daar op t'antwoorden ,
^^"^ Stend elookomtetonenhoebeftand.genzekerdewaarhe.
' -^«'"T- den zUn , die ik daar na voorftel, vermits zy van dcfe « overna-
„,^«.f.,.den zyn j-ff^^ en niet verwaggelt kennen worden,
ï k heb oofeeen prijs uiïder felver bybrengmg gefocht : maar
ïachttTdaf ikdiezo weinig mogt nalaten , als een fchnjver
dergeneesmiddelen debefchrijvingvandefiekt^
middel van te genefen wil leren.
TWEEDE TEGENWERPING
O T D e
TWEEDE BEDENKING.
Van de natuur des ^ menfchelijke geejl,
rp,»/. de»kendding ; met recht : want hier uit, dat ik denk,
I /4erfchijnin<5heb,'tzydatikwaakofüaat>, wordbeao-
ttndatikdenkcncfeben; yUh..kdcnk, cn<^^^^^^^^^^^
w„„w«. S^" °e^en het felfde betekenen. Hier uit, dat ik denkende ben,
fJ^:^!..- tfgt o-d^^ hctwelkdcnkt fmetnietsis.
, , -O Maar als hy daar nefFens aan voegt , dat is ^geeft, gemoed , ver-
C "rJ», zo rijft 'crtwijfFehng. Want my dunkt met dat
, ; ooet is.als menfcgt , Ik.ben denkende , dieshal-
r.»;: fe?<(£»ÏÏf«f«| ; en ook niet, vergaande, cr. dieshal.
ven \benun "verjialu: want .k zou op gelijke w.jfc konncn
tu. feeeen, <^é« m<«»<i«/«if,cn dieshalven tf" ««« w-jw^/ftei- Mijn
/w/.7«. Heer Des-Cartes neemt dieshalven voor het fclve't p verftaan-
" JrS; de ding en de ^ vcrftaning . die een ' bedrijl van het ^ verftaande
,1- ^£::dingisi oftenminftenhet verftaande ding en .tverftant^dat
een - macht van't verftaande ding is, voor het felve. A Ie Wijs-
■'T regengen onderfcheiden edner^w onderwerp van z.jnx mag-
? ten en bedriiven , dat is van zijn ^ e.genfchappen en wcztnt.
ï i;^.u. w . Xant hit is een ander ding als des ielfs = r,e^mhc„.
éé,i,y.aum "eit. want net . . „ denkend ding een >i onder-
S^de^g^^^^^^^^^ end,?shalven^ets
ÏÏhLSÏi wclk's tegendeel genomen, maar met bewezen
Darde Tegemvcrfmgen , mt d! K^nimorden. 125
word: en nochtans is deze « invoering de grontvefl: van 'tbe-a/i^4/;»;
fluit, 'twelk, gelykfchijnt, de Heer Des-Cartes wil oprech-
ten.
Hy zegt ook ter felver plaats: Ik^ett dat ik} mz.entlykben ; /^i, £v,^r.,
z.o^kjvte tk beriy dte tkjen : V is z.eer zeker dat de ^ i^cnms hter af, z^o ^ be^ ^""'^^
ftiptelyk^genomen, met van de dmgen ^ afhangt , van de welden ikjioch niet c ^^n'JL:
weet of z^j f wez.entljk^7Ltjn, i Ex-ijierd
h Is zeker dat de g kennis van dit ^ voorftel, 1^ 'ben wezentljk^, l^r^^ti,,
van dit , ik denk, y afhangt, gelyk hy wel aan ons gelcert heeft. *
Miiar van waar hebben wydefek kennis, I^denk^? zeker, vanuv ■ •
geen ander dmg, danvandit, dat wy geen ^ bedrijf fonder zijn i-^Sl"
onderwerp,gelyk danflen fonder danirer,kennen fonder ken- m5«i/..7«.v,;
üer, denken londcr denken, konnen begrijpen.
En hier uit fchijnt te volgen dat een "denkend ding oiets"^'^"-"
lighamelyk is ; want d'onderwerpen van alle q bedrijven fchij- o%.d cor.
voüf ^^'^^y^'^'^'^^'' 'lighamelijke reden, of onder de ^ reden f;7:;7v.
vnnr wf/''^^'" ' ^^^^^^ ^^^^ ^^^^^^ na toon t in 't ^^t'
Saïte e^n' ^^^^ 'twelk, fchoon zijn verwe , hardighcit
gcitaice, en d andere werken verandert zijn, echter altijt \ooy ^^<-'^om^,:.
net zelve ding verllaan word, dat is de felve floffe, zo veel ver-
^nderingcn onderworpen. Maar men belluit niet door een an-
V^rrtA'^^^^?^ 11^ acxxk . wat^t hoewel iemant kan denken dat
hygedachtheeft, (welke Menking niet anders is, dan" geheu- .
SS'" r' ^'^'^'f heefonmogelyk t^ denl^^Sat i^^^
men denkt, gelyk te weten dat men weet ; en daar by zou , dit
een oneindehjke vraging zijn^ ^ van waar weet 2y dat 2v weet
dat gy weet, dat gy weet. Ijlirt'^
Dewijl dan de x kennis van dit v voorflel,^ ik ben mz^emlyLv^J'"^^^^^^^^^^
tle^l ^5l^^^"g nietvande denkende ftofFe konnen af
^ c Mttter'Aliti
J Immate'
ANTWOORT.
ALs\kz(^gdatisgeefi, gemoed.verfiant, reden , en zo voort, 20
verfta ikby deze namen met de e vermogens alleen, maareF.«,,,,
de dingen, met vermogen van te denken begaaft, gelyk ceme
nclyk van alle menfchen by de twee eerften verftaan word en
by de twee leften dikwijls. Doch ik heb dit zouitdrukkelyk
en
,34. R. D E 9 - C A R T E S
en in zo veel plaaifen verklaart , dat 'er geen plaats van te
twiiffelcn selaten fchijnt.
Hier IS ook geen » evengelykheit tuffchen wandeling en
dcnkins , om du wandeling alleenlyk in 't gemeen genomen
wordvSor de "doening zelve, en'denking fomtijts voor de
r,'5r °' d doening . fomtijts «.or de ' macht , en fomtijts voor het dmg,
,f«»/w. in 't welk de macht IS. n. ■ , ir
n.. Ik zegnietdathetfverftaandedingendes verftanmg't z^^^^^
deis, lelyk ook niet het verftaande dingen "'t verftant zo
êrS.verft;nfvLr''tvermogengenomen^ord,maarall^^^^^^^^
i f..»;,.. yj,^,, het ding zelfneemt, dat verftaat. Ik beken gaerne
kwj!.». dat ik tot de betekenis van het ding, of vao de * zelfftandig-
heit , die ik van alle dingen wilde ontüaan , de welken daar
iv.ri»ai. toe niet behoren, zo lafgetrokke woorden, als mymogelyK
was te vinden , gebruikt heb ; daar , in tegendeel , defe Wijs-
„, K,ri.,..- begerige heel - famengetrokke woorden gebruikt , gelyk de
!,u« genen van » onderwerp , " fiof en P lighaam, om dit 1 denkend ding
iMauZ lantcwijfen, op.dac hy, xo veet hem mogelyk is, beletten
f '"f": 20U dat dit denkend ding van't lighaam afgefcheurt wierd,
In""^" En ik vrees niet dat iemant defe zijn ' wijfe , van veel dingen
' te famen te voegen , bequamer zal achten om de waarhcit te
Sn. dan m.> wijfe, daar doorilc yderdmg zoveel , als
my mogelyk is, ondcrfcheid. Maar laat ons van de woorden
affcheiden, en tot de zaak komen
. Het htn wex-e» , zegt hy , ^at het denkend ^mg ''i^!','"''^^^' '
■ffetk! teiendeet genomen, maar niet iewefen werd. Neen, ikhebhöt
, tegendeel niet genomen, en dat geenfins voor een grontveft
rJ.X'. gebruikt , maar geheel « onbcpaalt gelaten tot aan de zelle Be-
u^«(j«if«'" denking, indewelkehetbewefenword.
"tX- ■ Voorts , hy zegt met recht dat vpygeen. « hsdrijf ronder zijn
dtrwerphnxen bemftn, gelyk de «denkmg zonder Menkend
l B^lï • ding ; om dat htt geen , 't welk denkt , » met niets is. Maar
m„mm ^onjgr cnisc reden , en tegen alle gebruik van fpreken , voegt
hy 'er daar na by ; Hier mtfchijm te volgen dat een denkend dingiets
f Itili^meht is • want * d' onderwerpen van alle bedrijven worden onder de
iilSl de^reden vanftoffe,namelykvan' Wiskonlhge ftofFc,) maar
4 luLlr. daarom echter niet onder de ^ reden van hghamsn.
riS'. Maar de « Redenkonflenaars , en m't gemeen alle menfchen
xeggen gewonelyk dat foraraigc « zclfftandigbeden geeftely k ,
Darde Tegenwrpmgsn met d'A^hmyde?^. i % J
cn anderen lighamelyk zijn. Ik heb met het voorbeelt van 't
was ook niets anders bcwefen , dan dat de verwe, hardigheit
cn geftalte niet tot de * vormelijke reden vaii't was zelve bcho- * ^"^^
ren. Maar ik heb daar niet van de ^ vormelijke reden des geefts, b lurio ftr^
iioch ook van de vormelijke reden des lighaams gehandelt. mniumtn.
Dit dient ook niet ter zaak , dat defe Wijsbegerige hier izegt
datd'een denking niet het onderwerp vaneen andere den- c<r»_?,>4r«.»:
king kan wefen^ want wie, alshy , heeft dat ooit verdicht f'^'^'*^-''^'''''
Maar ikfal de zaak hier met woorden verklaren, 't Is zeker
dat de «denking niet zonder ^denkend ding , noch geen sbe-
drijf, of geen ^ toeval zonder »zelffl:andigheit , daar't aanf^^^""^*-
▼aft is, kan wefen. Doch dewijl wy de zelfftandigheit niet
^onmiddelyk door haar zelve kennen, maar alleenlyk hicx^tniftu^a.
door , dat zy ^'t onderwerp van enige bedrijven is , zo ftemt k/'»'»**^»^.
het zeer wei met de reden overeen , ( gely k de gewoonte ook m%fT*
vereifcht ) dat wy de " zelfftandigheden , de welken wy » d'on- " '""W
dcrwerpen van verfcheide bedrijven , oif p toevallen kennen te p
wefèn , met verfcheide namen noemen , en dat wy daar na on-
derfoeken of defe verfcheide namen verfcheide dingen , of een ^^^^^
cn 't zelve ding betekenen, r Corporeü
Subfluntiid
Wnr- "
den j ende «zelfftandigheit, daar zy aan gehecht zijn, noc-J?'
menwy ^lighaam: en men kan niet verdichten dat de ^elfftan-^,,'^*^!'^^^
digheit , die 't w onderwerp van de gcftalte is , een ander is , als y -^^«ï
de gene, die't * onderwerp van de plaatfelijkc beweging is
enzovoort; omdat alle defe y bedrijven onder een ^ gemene Z*""^-'
fom"
iuut^iucu,gevoeien,en zo voort,aie alle onder de gemene reden d iieiZT
van dcnkmg of van b bevatting,of van « medewcting komen- en
de zelfftandigheit, daarzy in zijn, zeggen wy het denkend 5 t^U..
ding , ot de « geeft te wefen , of betekenen haar onder eni^e an- ""'f""^'
dere naam,zo wy flechs haar niet met de f lighamelijke zclfftan- l^ulZ!''
digheit vermengen , om dat de s denkelijke bedrijven geen ge-
meenfchap met de lighamelijke bedrijven hebben"^ en dci%)tr.iio>
Menking, diedc^gemene redender anderenis, in alle delen J^j^^^""^-
van * d'uitftrekking verfchilt. Maar na dat wy twee »"on-S;„/r,.
derfcheide bevattin^en dofer twee zelfftandigheden ° ge- ^y?,^*^"^^^^'
iz6 R- D E S - C A R T E S
vormt hebben, zo zullen wy uit het geen, 't welk in de zeflc
Bedenking gezegt is , bekennen of zy een en de zelfde , of ver-
fchci Jen zijn.
DARDE TEGENWERPING.
W;
^ ^ j,^^,.,. \\i -^^^^ » '^^^ ^^i^ ^ denkjng ^ onderfcheidert mrd ? wat
h-Dijiingm- W is*er^ datvanmyz.elf'^afgefcheidengez.egtk^mwoYden?
7separ^^Hm. Icmaiu Zal miflchicn op dcfe vraag dus antwoorden : Uk
d copto, 2ielf , <i die denk , word van « mijn denking ^onderfcheiden ; en
^^ogttau" hoewel mijn denking niet vanmy safgefcheiden is , zo is zy
iDifiingue- echter van my ^ verfcheiden : opgeli}l^e wijfe , als (gelyk te
gi^p^r-iM. voren gcfegt is) de danfing van den danlïer «onderlcheiden
-#r^''rc word. En indien de Heer Des-Cartes toont dat de geen , ^ die
k<(«Srverll:aat, eu^'t verflant de zelve is, zo zullen wy weer inde
f w/r/7^« Schoolfche wijfe van fpreken vallen j 'tverftant verftaat,
m Jlud,^4 * 't gcficht fiet , de wil wil , en , door een rechte " evenredenheit,
lo'^Hendi'"*"* ® wandeling , of ten minftenP 't vermogen van te wandelen
wandelt : alle welke dingen duifter , oneigen , en eer onwaar-
dig voor de gewone klaarheit van de Heer Des-Cartes zijn.
p Facultas
<ambHlaricli»
A N T W O O R T.
IK ontken niet dat ik,die denk,van mijn denking onderfchei-
den ben , gclyk het q ding van zijn wijfe: maar als ik vraag,
rvatts'er, dat van mijn denkjng af ge fc heiden mrdf zo verftaikdat
r Modivarii de f verfcheide wijfen van denken , die daar verhaalt worden ,
5 iÏJ/^ï'//4. en niet van mijn ^zelfftandigheit ,enals ik 'er by voeg ; mtis^eY^
dat van mj zelf afgefchetdengefegtk^H worden? zo wijs ik alleenlyk
t.M{ cDii' r^2.n dat alle defe * wijfen van denken in mijn zijn. En ik zie niet
dat hier enige twijffeling of duiftcrheit verdicht kan worden.
VIERDE TEGENWERPING.
ar is dies ha hen noch overig dat ik^t oef a , dat il^mj niet inbeeld
XV at dn was is , maar met de geeft alleen bev.it.
KMmAgtnaru j^aarisgroot onderfcheit tullchcn "inbeelden , dat is enig
Vfitn,, wdenkbec?t te hebben, en met dC^ geeft te y begrijpen , dat is
l x^Ücu' met ^ redenering te bcftuiten dat enig dmg is,of enig ding ' wc-
" zentlykis. Maar de Heer Dcs-Cartcs heeft aan ons niet vcr-
Darde T ^genwrpingen met d^Antmorden . iiy
klaart waar in zy verfchillen. D'oudePeripatetifehen hebben
ook klarely k genoech geleert dat de ^ zelfftandigheit niet met a SHiHmti^
de b finnen begrepen , maar met <^ redenen bclloten word. h Scnfus.
Wat zullen wy nu zeggen , zo de redenering miflchien .
niets anders is, dan een ^ famenkoppeling, en faanfchakelingil-'f
der namen of benamingen , door dit woort , is ? Daar uit dan ]
zou volgen dat wy door de reden geheel niets van de natuur
der dingen, maar van der zeiver benamingen^ befluiten, dat
is of wy de namen der dingen koppelen of niet, naar de ^hQ'?^^^^^2
dingingen, die wy^» naar onfefmnelykheit vand«r zei ver be-'»
tekenis gemaakt hebben. Indien dit dus is , gelyk het wefen "'^''^
kan , zo fal de redenering van de namen afhangen, de namen
van 'd inbeelding, en d'inbeelding millchien, gelyk ik ^t-umaziutr
voel, van dek beweging der lighamelijkc werktuigen • enintarL
defer voegen fal de geeft niets anders zijn, daneenbeweg
in enige delen van i 't werktuigelyk lighaam . iV^mri
ANTWOORT.
Ilhebhier'tonderfchcit tuflchen"' inbeelding, en de » be- „
vatting van de geeft verklaart , daar ik in 't voorbcelt optel
welke dingen in 't was zij.., aiewy inbeelden, en welken vvv" ''■"'"1""^
met de geeft bevatten. Ik heb ook elders verklaart op welke
wijfe wy een en 't zelve ding , tc weten een « vijfhoek , anders ^ -
pverftaan, en ons anders h inbeelden : want in de' rcdenerins
IS een 'koppeling, met der namen, maar der dingen , die met p',"""'?"'-
denamenaangewefcnzijn; en ikben verwondert d^taan iS'^'S
mant iets , dat hier meê ftrijdig is , in de geeft kan komen '"; , ■
Want wie twijfiFelt dat een Fra'ifchman ei^een DuitSm"n '
ecntei woorden , die heel verfcheiden zijn, "bevatten ? en
wat Wijsbegerige veroordeelt met zich zelf, als hy "an 2"
^beding.ngenfpreekt, diewy » naar onlcfuinclykhek van de «.t.^v
betekenis der woorden gemaakt hebben ? Want indien hv toe- ^ «
laat dat'er iets door de woorden betekent word, waarom wil
hy damnet d«t onfc v redeneringen eer iets vanditzijn,'t wclky.w,-
betekent word, dan van de woorden alleen? En zeker met'""'"- ""*
recht , daar door hy befluit dat de ^ geeft » bewegino is , zou, hy
ook konnen bcfluiten da: d'aarde hemel , of iets anders'is dat ^^»«'.
hem behaagt.
V Y F.
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
„iJ R. D E S - C A R T E S
VYFDE TEGENWERPING,
D A R D E «BEDE N K I N G.
Van God.
!) CopUiio.
tits bW7>Ana^
c Intageutf
SOmmiitnitmdtzAn (te weten ''menfchelijke duigen)
lyk^hildcnderdrngcn, amdewlhnaüunj.gmlyKf
d dtnkhedtpaft,gel)kdan, aU ik.op een menfch,of^ wanfchepfel, of hemel,
?Sr ^^'SiSSfmenfchdenk. .oerkenik'tdenkbeclt.,ofhet
f beelt, uit sgeftalte en " verwe te famen geftelt , van 't welk ik
ULm, twijfFelen k?n of 't de ' gelijkenis van een menfch , of met is.
na.-». De gely ks is^t, als ik op de hemel denk. Als ikop " 't wanfchep-
ftl dinll beke^ ik een ^enkbeelt, of beek, van 't welk ik tw.jf-
felen kan of 't de gelijkenis van enig dier is,dat met ' welcntlyk
is, maar echter wefentlyk kan zijn.of dat eertijts welentlyk ge.
weeft, of niet wefentlyk geweett heeft.
.Voorts, de geen, die op een engel denkt, vertoont in zijn ge.
inoed fomtiits het beelt van een vlam.en fomtijts van een fcho.
negevSde jongen; van 't welk ik , zo my dunkt , verze-
kert ben dat het nietde gelijkenis van een engel heeft , en dies-
halven niet het denkbeelt van een engel is : maar wy, geloven-
m f«,..«r. de dat 'er enige "> onfichtelijke en onltoffelijke fchepfelen zijn ,
invtCM-' j.p God dienen, geven de naam van engel aan een ding, dat wy
t~ geloven5fverdu:hten,fchooneehtern'tdenkb^
ö'ti«;#/- lelkik my een engelinbeeld , uitdedenlcbceldenderozichte-
liike dingen te zamengeiet 13.
Op "eliikcwijfe hebben wy, om Gods naam t'eeren, geen
P "»"S'. p beelt of '1 denkbeelt van God; en dieshalven verbied men ons,
^'/„'n^.ji- God' onder een beelt t'aanbidden , op dat'et niet zou fchijnen
. d-xtwv hem, die 'onbegnjpclykis, begrijpen.
. M„,«f». p g^g.^ denkbeelt van God in ons te wezen.
Maarcclvkdeeeen, die bhntgcboren is , dilcwijlsby 't vuur
komenderengevoelendedathyiiectword, beknot dat'er iets
is dat hem heet maakt.en horende dat dit vuur genocmt word,
bèfluit d™ het vuur .wefentlyk is , fonder echter te bekennen
It ZtMo^^^^^^^^ v-iur IS , en zonder emg deukbeek
ofbeekfan'tvuur, dat fich voor z.jn "gemoed vmoont, te
1 1 ' Dics-
Darde Te^emerpngea met d'Antmordta. 129
Dicshalven, dc mcnfch , bekennende dat 'er enige oorfaak
Zijner beelden ot denkbeelden , en dat een andere voorgaande
d'oorfaak van dcfe oorfaak moetwefen, en dus al vervolgens
word eindelyk tot een einde, oftotM'onderftellinp van e'ni-' 'f''PP»/'«i
ge "eeuwige oorfaak gebracht, die, om datzy notit begon-
nen heelt te wefcn , geen oorfaak , die voor haar is , kan Refa.
ben , en befluit daarom nootfakelyk dat 'er iets eeuwig wc-
lently kis, en heeft echter geen dcnkbeelt, 'twelk hy denk-
beelt van dit eeuwige kan noemen ; maar hy noemt God zeker
«ing, dat hygeloott en bekent.
Maar dewijl do Heer Des-Cartes door defe uitlegging, dat
wy Gods denkbeelt in onfe ziel hebben, alvoortgm tot het
«riilr^-'* ^""ru 'vertoog, dat God (te weten d'almachtige/
W'/"/ ,,PP^'"'^"'^^"^^^^ ''wefentlyk is, zo behoorde J^"^-.
hy Gods denkbeelt beter te verklaren, en nietdleenlyk des
vanaftckideï''^''' ookdcfcheppingdcs werreltsdaar
A N T W O O R T.
HY wil hier met de naam van «denkbeelt alleenlyk de
^beeldender Hoffelijke dingen, inde s lighameliike in
beelding afgelchildert , verftaan ïïcbbcn , en als dit onderftë
IS, 20 kan hy lichtelyk bewijfen dat'er geen eige
vaneen engel.noch van Godkan wefen. I§aar iSeb omS
SEfy'''^^^"'^^^Pl^^^^' S^^^"^ datikderaam van
?aeir'''°°'^^^'^See^ 'twelk-onmiddelykvande
i^la^F^^x'lT'^-^ mvoegendat, als ikwil en vrees, om
dat ik gelykelyk begrijp dat ik wil en vrees , ik defe wilHiU en
I vrees onder de denkbeelden teljen ik heb defe naam gebrmi r
vormen der begnjpmgen van de goddelijke geell aan te wi
fen , fchoon wy geen" verbeelding in God kennen clU^l'r
Ik geen bequamer had. Ik acht dan dat ik p Gods denkbcck ge
noech voor degenen verklaart heb, dieop mijn meningl.i:
len merken : maar voor de genen , die mijn woorden liever an
ders, danik, willen verdaan , kan ik nimmer genoech doen
Voorts, het geen 't welk hier eindelykvandefchepping der
werrelt bygevoegt word , treft defe zaak niet : f [ want ik heb
oewefcn dat God wefentlyk is,eer ik ondcrfocht of'er ccn vver-
e Idca,
f lm Ag wet
rertim raatf
r:aftim.
g ^'"ocntafin
corporea»
lï ImmedtA*
i Metit^
k VoliÜ9,
1 Timor,
O Thantafia^
rek
t TiifTchen
tieze tu'ce
haken uit dc
franfche
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
jjo R. Des-Cartes
relt , door hem gefchapen, was; en hier uit alleen, dat God,dat
is een oppermachtig wefen , wefentlyk is , volgt dat , indien'er
een wcrrelt is,defe door hem gefchapen moet welen. J
ZESTE TEGENWERPING.
aCoimtio' m w andere (Menkingen) hebhn mer enige andere ^vormen
VForn.., M^aelyk.alsikxvih vrees, beveftigen ontken , z^ovatikmlaltijt
c subjea.mtii.'^.t , als ^'t onderwerping van mtjn denktng, maar t^behels ook
rr'"" metrmjndcnkingmsmeery dande^^geltjkems van ditdmgi cnvandefe
,1 st^iiiwdo. denkinien mrdenfommiQe ^ rvillen , of ^ gene gemh eden , en adderen S oor-^
C Volunttites. 11^
'^HlÜ:: ' AliTemtnt wil , of vreeft , zo heeft hy wel het i> beelt van 't
JJr'^r dine: , dat hy vreeft , en van de • doening, die hy wil ^ maar hier
word niet verklaart wat hy, die iets meer vreeft, of wil, met
k Cogïtnüo. ^- k denking omhelft. En indien de vrees een denking is , za
zie ik niet hoe zy een ander kan wefen , dan de denking van 't
din^, 't welk iemant vreeft. Want wat is de vrees van een leeu,
die op ons aanfchiet, anders , dan^'t denkbeelt van een aan-
fchietende leeu , en van -d' uitwerking, (die j^odanig een
denkbeelt in onz hart veroorfaakt) daar door de geen, die
« ar., .ni. vreeft , tot defe - dierelijke beweging , die wy vlucht noemen,
bewogen word? Nu , de beweging van de vlucht is hier geen
denking : en dieshalven blijft'er dat'er in de vrees geen andere
c SimiiitHdc. denking is , dan de gene , die in de ° gelijkenis van het ding be-
ftaat Desgelyks kanmen ook van de wil zeggen,
p^^r;... Wyders , de p beveftiging , en 'i ontkenning zijn nkt zonder
' . » ftem en ' benamingen ; ja zo , dat de heeften met konnen ver-
'^'^T'"' fckeren, noch ontkennen , zelfook niet met de «denking, en
* dieshalven ook nieroordclen: en nochtans kan de denking in
7coiit^tio. een menfch en in een beeft gely k zijn. Want als wy beveftigen
dat een menfch loopt, zo hebben wy geen andere dcnkmg,
dan de geen, die een hont heeft , als hy zijn meefterfiet lopen,
» coütnüo. De beveftiging of ontkenning doet dieshalven mets tot " d'en-
kele denkingen , behalven dat miflchien de denking van dat dc
namen, uit de welkende beveftiging beftaat , inde bevefti-
eer namen van 't Z'cUde ding zijn : en dit is met de denking met
meer , dan de gelijkenis van't dmg , en de zelve gelijkenis
tweemaal > amhelfen.
ANT-
Darde Tegermcvpingen met d*Ammorden. fi t
A N T W O O R T,
Uit zich zelfs is kenbaar dat 'et iets anders is een leeu tc
zien, engelijkclykhemtevrefen, als alleenlykhem tc
fien : cn ook iets anders een lopent menfch te ficn , dan aan fich
zelf te verfekeren dat men hem fiet, 'twelk zonder ftemge-
iènied. Ik bemerk dan hier niets, 't welk antwoort behoeft.
ZEVENDE TEGENWERPING.
NV is noeh overig dat ik onderz^oekhoe ik dtt « denkbeelt van God om^ "
Jangen heb: wam tk^heb't niet uttde^^ zwinnen mrokken , en' t ts my^'^
noou onverwadn toegekomen, gelyk gemene lyl^Jit de denkbeelden der
zmneltjf^e dingen gebenn , aU defe dmgen aan ^ d'mtterlijke werktmaen ^ ^^sfcnfiu^
tvM^^^^^ ''T Dmsookmets , 2atTE.ur..
K^-ueraicht heb vfanttkkan ermets afneemen , en oohmets bvvoeaen - "'^^-'^f'^"-
. geheel onderfoek zal neêrftorten , zo ' Gods denkbeelt e w«.
met IS, gelykfchijntdathetnietis, of ten minften zulks niet f^"»'.
bewefen word. Wyders. 't denkbeelt van my zclf ontftaat mv
mt de czienxng uidien men op'tlighaam ziet, doch indkn «
wy yerftaan door de reden dat 'er iets inwendig in 't menfchc
r V ' "^'^^ ' beweginidaa, a^rJeeft" '
daar doorhet-cgevoeltenbewogenwort. ela dit , wat Eok ri„,,w
IS , noemen wy ' ziel , zonder enig denkbeelt. t
A N T W O O R T.
INdien 'er een »> denkbeelt van God is , ( gel yk klaar bink.
dat'ereen,s)zofaldefegeheletegemvcrp,n|„eêXm
en als men daar by voegt dat'er geen - dcnkbeelfvan de z Li ' "
maar dat men 't door de reden verftaat , zois't even 't zelve'"
als of men zeide dat men geen denkbeelt daar afin de " verbeell o
ding afgefchildert had , maar dat men echter 't geen , dat ik
denkbeelt genocmt heb, daar afhad.
^ * ACHT.
'otm anU
r>taltf.
m Dciideai
R. Des-Cartes
ACHTSTE TEGENWERPING.
a lutiones 11 JT Aar ander denkbedt van de z.on , uit de ^ redenen van de Starre-
hN?t"»nt^ iVl k^nde genomen y dat is uit enige^ knndigheden ^ my ingeboren, ge-
c id<a mUa trokj^n. Daar fchijnt niet meer , dan <^een enig denkbeelt van
de zon in een felve tijt te wezen , 't zy men haar met d'ogen
d'K.tiocin.. aanfchout, of door ^h-edenering verftaat veel groter te zijn ,
dan zy fchijnt : want dit ander is geen denkbeelt van de zon ,
.ruEiom maar een <=famenraping door bewijsredenen» daar uit wy ver-
Jilnmoi/a. ftaan dat het denkbeelt van de zon veel groter zou worden , zo
wy haar van naby aanfchouden.
Maar in verfcheide tijden konnen de denkbeelden van de
{ Div^^fs. f verfcheiden wefenj gely k, als zy op d'een tijt met het blo-
f^!"^ te oog, en op een andere tijt met eenS verrekijker aangefchout
t^afJnom^ word. Doch de redenen van de Starrekunde maken 't denk-
^^ronom^, ^^^^^ ^^^^ ^^^^ ^^.^^ grotcr, noch kleinder, maar leren eer dat
i idca fcnfii/i' hct ' zlnHclyk denkbeelt bedriegelyk is.
A N T W O O R T.
't Een, 't welk hier gefegt is geen denkbeelt van de zon
Cr te wefen , en echter befchrevcn word , is het felfde ,
• [Tuffcheu denkbeelt noemt * [en dewijl defe Wijsbegerige niet
juSn u"je in de betekenis der woorden met my overeenkomen wil , kan
tianfchc j^^^t andcrs , dan 't geen , dat beuzelachtig is, voorwer-
pen.J
NEGENDE TEGENWERPING.
^ 7.v-f. \T T -^n^ ^^^^ ^ denkbeelden , die ^ x^elfjïandigheit aan my vertonen^ zJjn
^^r^'Tm''' x^onder twijffel iets groter y en begrijpen^ omz^ote f preken ^ inz^tcb
"^IrCu meer voormrpeltjke dadelykheity dan degenen^ die alleenlijk de « vtijz^en
*» •!^*,ï;„^,^. ö/ ^ toevallen vertonen. Wijders, het denkbeelt, door *t welkjk ^^ftvpigy
^^^-^^g^jj^^ alypetendyalmachtigGod, en een Schepper aller dingen ^ die
P Rm/u^ buiten hem zjjn , verjla , heeft z.ekerlyk,in zjch meer P voormrpeltjkp da-
V^^!»^u. delykhett, dan de genen, door de welkende ^ bepaalde ^elfftandtgheden
vertoont worden. , ,
Ik heb hier voor meermaals aangemerkt dat wy geen denk-
beeli van Godlof van de ziel hcbben,cn ik fal 'er nu by voegen»
ook
Dar^le T ^^enwcrptngen met d'Antmordm. 133
ook niet van de felfflandighcit : want dc ^ felfftandigheit ( als f
een >> ftofFe, die toevallen en ^ veranderingen onderworpen is) c^S..
Word door de « redenering alleen ^ betoont , en echter niet be- 'i'^^'^^f"'*"*^
grepen 5 en vertoont geen denkbeelt aan ons. Indien dit waar fj^'*""'""**
IS, hoe kan men dan feggen dat de denkbeelden, die felfftandig-
heden aan my vertonen, iets groter zijn, en meer voorwerpe- h ^SiZ*
lijke dadelykheit hebben, dan de genen , die * toevallen aan my . ,
vertonen ? Wyders , dat de Heer Des-Cartes weer aanmerkt '
Wat meer dadelykheit wil feggen; en of de dadelykheit meer of
min ontfangt , dan of hy acht dat k een ding meer ding is , dan ^ '^nam rtm
een ander dmg: dat hy aanmerkt hoe dit met zo grote klaarheit Hpcrèm^'*
voor onfe 1 bevatting verklaart kan worden , als in alle m beto- ^ ^''i"''''
gmg vereifcht word , en als hy felf elders gedaan heeft. J?,^;^''
ANTWOORT.
IK heb meermaals aangemerkt dat ik dit fel ve, 't welk door
reden betoont word , gelykook d'andere dingen, die op
aldcrhande wijfen bevat worden, "denkbeelden noem : en ge- J^;*^,^
noech verklaart hoe de o dadelykheit meer of min ontfangt j IsibfiaZ'ra:
namel;yk zodanig, dat de P felfltandigheit meer het ding is , dan ^^<"^'*^.
de q wijfe. Maar indien 'er ' dadeUjke hoedanigheden , of ^ on- V^rf""'"
volmaakte felfftandigheden zijn , zo zijn zy ' meer dins dan ' •^«^^^'"''^
wijfen , maar minder dan de u volmaakte felfftandigheden : en 'SV^i
emdelyk, indien 'er een ^^oj^eindelijke en onaf hangende felf-^f
ftandigheitis, zo is zy meer ding, dan d'eindelijke, en af-^^/f^^*
hangende. Alle defe dingen zijn uitfich feivcn feer klaar tn^t^^V''*
blijkelyk. Zdcllcld^;
TIENDE TEGENWERPING.
I ^ar is Meshahen mets overig , dan ^ Gods denkbeelt, in V welh aan v l^ei Uea:
F te merken jtaat op er iets is , 'l welk^niet van my heeft konnen voort ^
WeiRe z.0 mt /^s-ertj , (Ui iiHQ * ««MCA , CT uts iSy aat "üejtaat, gefcha" /'o-
pen is. Alk welks dingen zieker zoodanig zjjn^ dat, hoe i^die naerfttgltjker TÈ^xtar,
aanmerk , hoe z.y minder f ^hijnen van my alleen voortgebracht te %nnen
vpCTLen, Men moet dan uit dcx,€ voorverhaalde dingen befimten dat (jod ^ ^^'P're^
nootTjikelykj^ mMntlyk, is^
R 3 Ik
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
134 R- D E s . C A R T E s
a wri. ^ 1 toevoegingen aanmerkende , op dat wy van daar
km. Gods denkbeclt louden hebben , en op dat wy fouden fien of
daar m iets is, 't welk niet van ons fel ven kon voortkomen, bc-
yind , zo ik my niet bedrieg , dat de dingen , die wy op Gods
naam bedenken, niet van ons voortkomen , en dat'et ook niet
h oij^^^a nootfakelyk is dat zy van elders, als van ^d'uitterlijke voor-
'csubjilniia» werpen, voortkomen : want by Gods naam verfta ik etn^zelf-
t fdS''''' » is ik verfta dat God wefentlyk is , ( niet door
f iiluoeina- * cienkbeclt,maar door ^ redenering) die 6 onemdelyki^ (dat is een
tlnfmtn, [^l^ftandigheit , welk eindpalen , of iiitterfte delen ik niet kan
bevatten, noch my inbeelden, of ik kan my die noch verder in-
beelden ) daar uit volgt dat de naam van oneinddyk^ ons niet het
V^"' van de h goddelijke oneindelykheit , maar van mijns
ifinaf^vc lelts'emden of eindpalen, verforgt: dic^ onafhanaelj k,is, dat is,
^^vat geen oorfaak, uit de welke God kan komen,
rfw. Uit het welk blijkt dat ik tot de naam van onafhanfjelyk^ eecn
ii^rr"' TX' '^^}''^'^.^^}\ ^^^t>, dan de i geheugenis mijner dentcbeelden,
X:.. ^iie liun bcginfelen m verfcheide rijden hebben , en dieshalven
tnDf^endent, m afhangelyk zijn.
Dieshalven, te feggen dat God onafhangelykis, is niets ander9s
dan te feggen dat God van 't getal defer dingen is, welkers oor-
fprong ik my niet inbeelden kan : gely k, te feggen dat God ö«-
emdelyk, is , even het felfde is , als of wy zeiden dat hy in 't getal
defcr dingen was,welkers einden wy niet kennen bevatten En
^us word alle» dcnkbeelt van God uitgeüoteni want hoedaniff
p Tcriuni, is dit dcnkbcclt fondcr « oorfprong en p palen ?
£7n,. „ ^ Ten hoogBen verjlaandc. Ik vraag hier door wat denkbeclt de
tDamuiU' Hccr Dcs-Cart£s r Gods verftaning verftaat? Ten hooiden mach^
Ik vraag hier ook door welk denkbeclt de macht verftaan
]T ^v^;;^' V'^n toekomende dingen is, dat is der gener, die ^ niet
wefentlyk zijn ?
*ir/n/r .^c^^c^^i^^ verfta de macht uit het tbeelt, of uitdegcheuge.
aio?>Mm pr^' nis der verlede doeningen , en redeneer in dezer voegen : D us
« ÏX* ^^^^^ gedaan, dieshalven heeft hy dus konnen doen, en dies-
x.jcDj, halvcnlalhy, "wezentlyk zijnde, weer dus konnen doen; dat
is hy heeft de macht van te doen. Nu, alledcfe dingen zijn
7furif* denkbeelden, die van ^ uitterlijke voorwerpen gcfproten kon-
nen zijn.
Schepper aller dingen , diebeflaan. Ik kan aan my fclf enig beek
van de Ichcpping, uit die dingen, die ik geficn heb, verdichten,
gelyk
Darde Tegemerpm^n, met d' Antwoorden. ïJJ
gely k een menfch, die eer ft geboren is, of als uit een ftip tot de
" gertalte en '•grootheic groeit, die hy nu heeft. Maar niemant . fhu,^
heeft een ander denkbeelt tot de naam van Schepper 't Is ook "-^«i»''"-
niet genoech om de fchepping te bewijfen, dat wy oAs konnen
«inbeelden dat de werreltgefchapen is. ^"uncn
Dieshalven, fchoon men •> betoogt had dat'cr iets onmdM, ]'Z"n
cmfhangdyk,,ten hoogüen macht.g , en zo voort , f wefentlyk was "
f™P '^^^ Schepper wefentlyk is : 't en waa^ i^Ü^t
lemant meende dat men met recht befloot , dat , dewiil iets '"*/"»''"";
wefentlykis, 't welk, gelyk wy geloven , alled'andere dingen ^.T"
f en i^^^^" daarom ook de werrelt eertijts daar af gefcha-
zieKwf ^'S' denkbeelt van God, en van onfe
2iei ons ingeboren is, zo wilde ik wel weten of de zielen der ge-
neen l^;;'J;^"fonder dromen inflaap leggen, denken: indien
neen, zo hebben zy m die tijt geen denkbeelden; en dieshalven
il bffrakirtfyr'''''"^''"''''''"'''"S«en. datingebor^
ANTWOORT.
Niets van dedingen, die wy aan God toefchrijven, kan van
d uitterl.jke voorwerpen , als van * 't voorbceldel vk " "''''7*
hct7ZV.^T^^^^ inGod metrm'e
hetgeen gelyk is , dat in d'uitterbjke, dat is liehameliike din
gems. Maar'tisklaarblijkelykdatal'tgeen: 'tSwybc
vatten ongely k met defe uitterlijke dingen te Nvef^, Svaa
ï?ngv™rtkomen:'°'^'"''^'" verfche.denheit in o'nfe ^i^..,^,.,^
^;ni\,?''^§ °,^.7"'^ "^'^^^ Wijsbegerige > Gods verfla > ^"
Ik by denkbeelt al 't geen verfta , 't welk dè „ vom Si^^^^
O bevatting IS. Want wie is 'cr. die niet bevat dat hv kts vèf
ftaat, en die dieshalven dit p denkbeelt van verftnn ! • I
heeft, 't welk hy, met dat <. onbepaaldelyl lm tè fti ekkën^ to
het denkbeelt van de goddelijke verllamng maakt? en dus'ir et""
zijn andere, toevoegingen. ' t^»r,4«,^
Dewijl wy Gods denkbeelt, dat in ons is, gebruikt heb- sc„„,«
ben , om des felfs < wcfcntlykhcit te tonen , en dewijl in dit
deak-'^"'^'""^
,35 R. Des-Cartes
dcnkbeclt zx) onmetelyk een macht begrepen is , datwy ver-
'AC^iprc. üaanftrijdigte wefen dat'er, indien God « wefentlykis, iets
anders , dan hy , wefentlyk zou wefen . behalven 't geen ,
'iwelkvanhemgefchapenis, zo volgt klarelyk hieruit dat,
vermits zijn wefently Inheit betoogt is, ook betoogt is dat de
gehele werrelt, of alle dingen, van God verfcheiden zijnde,
en die wefentlyk zijn , van hem gefchapenzijn.
Eindely k , als wy zeggen dat ons enig denkbedt mgeboren
is , zo verflaan wy niet dat het altijts voor ons is j want dus zou
he'tniet ingeboren wefen, maarwy zouden alleenlyk in ons
zclven de macht van dat voort te brengen hebben.
ELFDE TEGENWERPING.
EN alie de kjracht van^t bewijs bejlaat hier in , dat ikbeken dat h^t
metk^ngefchiedendatikwtfemljK zodanig van natmr x.oh z.ijn ,
hJde^rDti. als tk,ben, namelyk.^ Gods denkkeelt m m) hebbende y tlo Godool^met
yvarelykwefentlyk^as^ Gsd^TLegik^^vaelks denkb^cltinmyis,
c Dcrmn* Dcwi jl dau uict ^ betoogt is dat wy Gods denkbeelt hebben,
ftrarc[ dc Chriftelijkc Godsdienft ons verplicht te geloven dat
d/«.o»r./.i.Goddonbevattelykis, dat is, gelykik meen, welks denk-
^^ie.- ^^^^^ "^^^ ^^^^^ ' ^'^^^^ wefcntlykheit met
iTnü^""' betoogt is , veel min noch de fchepping.
ANTWOORT.
Ls men zegt dat God *onbevattclyk is, zo verftaat men
zulks van de bevatting, die hem s évenmatigly k begrijpt
Maar ik heb alreê ^ tot walgens toe gcfegt en herhaalt hoe men
f Ituoneepti*
^c'i^Jnf^l'e, Gods denkbeelt heeft; en hier word niets bygebracht, dat
i^imonjtra- mjjn ' bctogingcu omwerpt.
TWAALF.
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
Darde Tegenwerpingen met c^. Antwoorden.
TWAALFDE
VIERDE BEDENKING
TEGENWERPING,
Ï37
Van V waYe en valfche.
I'^dez.cr voegen verfia ik^ekcrlyk.dat de dolmg, voor z.0 veel Z.y dnllmi
'h met ' iets dadel/k.is , dat van God afhangt, maar alleenljik^een ^af. ,
bjr'k.: endatik^dieshalvenomtedolen, niet enige maeht behoef , die my
hier toe van God gegeven is. J > 1, orfci[«.
omo!üt^t{'\' d'onkunde alleenly k een gebrek is,en dat men. c H.,r.„u:
vvar hI h ? ^ 8"" ft^'l'S vermogen behoeft. Maar >' '
nèn Pn c u§ ^'^"g^at, die faak is niet zo blijkely k: want de fte-
van in r?Kf iT'l^Vl^ S^en f yerraogen van te rcdcncren.noch f f..-„.
van in te beelden hebbenj en dieshalven fchiint 'et dat men he
rcnrof t"n" Sflï "u'^'f."' r^"'^" van tc" den e". '3.'-^
Sle '^^^^^^ ''telden, behoeft , de welken twee
hen nlEI ^^^"^ ^'J" ' ^'"^ S'="<="' «^'e dolen , en ook aan s f...«/«„
Wyders, de Heer Des-Cartes zegt noch , Ik.l>emerkdat z.v (te
weten mijn dolingen) ^''ntwcc^oorz^k.en.diete MmenloDe» '.f hr r
d.e^Z,s!eV^^^^^^^^
gemeggelyk met het voorgaande. Hierftaatookamte n^Z "'""^""'^
&rS"^'^Sevoelderl3alviraftcn,dev^^^^^^^^^^
londer bewijs, » aangenomen en eeftelt word.
A N T W O O R T.
H-nTt";dèrn'^J.'^°^'i?^ macht van te redeneren (of eer " "^'""""'^
^t het een Se c H.'n /''''^'Sen en ontkennen) behoeft.om
1. • r\^'^ aaar af is.zo volgt echter n ct dat dit pehrp\c
dadelyk is, gclyk ook „iet dat de blintheit p dadeMc is fh „ , /•
men fegt dat de ftenen niet fien, alleenly k hïr oL' ' k'^y7.c^ '
bequaam z.jn tothetzien. Enikben vel-wondert vandatrtot
noch toe geen rechte ombrenging in defe Tegenwerpingen,
gevonden heb. Wat de vryheit aangaat, ik heb hfer niets daar if
geftelt, dan 't geen, dat wy alle in ons bevinden, en dat ook feer
ilaar door ' 't naturclyk licht is : en ik verfta niet om welke
c>ovfaak het voorgaande « tcgenzeggcly k gefcgt word. Tct'U.
Maar
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 00 n }A
R. Des-Cartes
pMer- Maar boe werermiflchien veel zijn , die , als Zy bp aGods
l'^rk voorfchikking zien , niet begrijpen konnen hoe onfe vryheit
met defe voorfchikking beftaan kan , zo is'er echter niemant ,
t^voiunta- ofhy , alleenlyk op fichfelf ziende, bevmd dat gewillig en
rinm & itbe- , i £ ^^t hct gcvoekn der anderen in dele
idcmeff-e, is, ftaat hier met t'onderlocken.
DARTIENDE TEGENWERPING.
TOteenvmbeelt, mnikjn deme dagen onderzocht of'er iets in de
xverelt^wez.eml)kyva5, en bemerkte dat hier mt^ dat ik, onder»
focht , kjarelvi volgde dattimz.eml)krvas , z.o moefi tk,nootfakelyk
fiordelendat hetgeen, 'tmlk^k^o kjarelj/kverftont , waar was, niet
dat ik^van enige uitterlijke macht daar toe gedreven vpierd^ maar om dat
uit een groot licht tn mijn verftant een grote ^ toeneiging in dc wil ge^
volgt is% en z.0 veel te meer heb ikdn ^van z.elf en onbefchroomdelyk
gelooft , als ik hier toe minder g onverfchillend was,
Defc reden, een groot itcht in't verftant , iseen '^leenfpreuk
en dieshalven ondienllig om te bewijfen. Want alle de genen,
die niet twijfFelen , menen zodanig een licht te hebben , en zijn
met de wil niet minder genegen om 't geen, 'twelk zy niet
twiifFelen, dan 't geen, 't welk warelyk is, te beveftigen.
Dit licht kan dieshalven oorfaakwefen, om dewelke lemant
enig gevoelen hardnekkiglyk voorfpreekt of vafthoud , maar
niet dat hy weet dat het waar is.
Wyders, niet alleenlyk te weten dat iets waar is , maar dat
ooktegeloven, of itoeftemmingdaar toetegeven, behoren
niet tot de wil. Want wy geloven , of met of tegen wil de din-
gen, die met krachtige bewijsredenen bewefen, ofalsgeloof-
.felyk verhaalt worden, 'tis wel waar dat »^ voortellingen te
beveftigen en ontkennen, voor te fpreeken en tegen te fpree-
ken bedrijven van de wil zijn; maar daar uit volgt echter niet
dat ^d'inncrlijketoeftemming van de wil afhangt.
Dieshalven word het befluit , dat volgt , niet klaar genoech
betoont, en in du misbrntk^van de vrye wUis^d'ontbeeïing^ die da
^vorm van dohnggefteh heeft.
»l Vit exter-
ita.
fSpente Ó"
liberè.
Indif trens,
frabtre.
jr. FrivAtio,
ANT-
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
Darde Tegenwrpmgen\ met d* Antwoorden. 133
ANTWOORT.
HEt doet niets ter faak of defe reden, een groot licht , dienflie
om te bewijfen is, of niet, 20 zy flechts verklaren kan, oe,
lyk zywarelykdoet. Want y der weet wel dat by '/ -^r.
flant een klaarheit van kennis verftaan word,dewelke miflchien
alle de genen niet hebben , die menen dat zy'er rijkelyk af ver-
ficn zijn. Maar dit belet niet dat zy echter van een * hardnekki-
ge waan , Tonder^ blijkelijke bevatting aangenomen, feer ver- TT/rW^r.
icheiden is. c^idcnsl
Als wy hier feggen dat wy, \ zy met of tegen wil,de dingen,
die wy klarelyk kennen, toeftemmen, dat is even zo veel, als of
men zeide dat wy 't goet, als men 't klarelykj^ent , 't zy metof
tegen wil, begeert. Want het woort tegen ml heeft in zodanige
dingen geen plaats , om dat het felve te willen en niet te willen
« tegeufeggely kheit heeft. , ;,,^/,V4r,
VEERTIENDE TEGENWERPING,
O P D E
VYFDE BEDENKING.
Van de wezentlyhheit der pfelyke dingen. .1 E^onu
rtrnm rnate*
TOt een voorteelt , als ik^my een c driehoeï^ inbeeld , fchoon *er mf^
fchicn z^odamgeen ^geftahe nergens bmten mijn s denktng mz.emlykjMi^.
L "'"A"'' '^'^Z^yM^'^''^ heeft , 7.0 echter daar tn een bepaalde nol
tmr. of mz^entlykhcit , of^ vorm , die onver ander ly ken eemw ts niet K^'^'f'""^^'^
datmen verfchejde - e.genfchap^en van dez^e dr.etockk^n tonen ' 'T''-''
Indien de driehoek nergens n wezentlyk is , zo verfta ik niet
hoe hy enige natuur heeft: wanthctgecn, datncrgcnsis 's'^^^'^^'-
niet , cn heett dieshalven ook geen « wefcn, of enige natuur De «
driehoek p in de geeft njft uit de driehoek,die men f^efien,of uit ^ ^"
degefiene dingen verdicht heeft. Maar als wy eens hetdinc
(daar af wy achten het denkbeelt van de.driehoek te fpruiten)
met de naam van driehoek genoemt hebben, zo blijft de naam
fchoon de driehoek zelf vergaar. Op gelijke wijze , indien wy
ment<é
S ^ met
R. D E s
C A R T E S
metonfe ^ denking eens begrepen hebben dat alle de hoeken
van een driehoek te zamen met twee rechte hoeken gelyk zijn,
endefe andere naam aan de driehoek gegeven hebben, dat^hy
drie hotken heeft , die met twee rechte hoeken gelj/k, ^ijn : fchoon'er
geen driehoek wefentlyk in^de werrelt was, zo zou de naam
echter blijven, en de waarheit van dit voorftel eeuwig, zijn,
dat de driehoek een ding is , 't welk.drie hoeken heeft , die met twee rechte
hoeken (relyk z^jn. Maar de natuur van de driehoek zou met
eeuwig wefen , zo millchien alle driehoeken verdwenen.
Dcs^clyks zal h dit voorftel voor eeuwig zijn, demenfchts
eendier%md'cc\^igQ namen : maar als het menfchelykgeflacht
vergaat , zo Qi\ de menfchelijkenatuur met meer wefen.
Hier uit blijkt dan dat «wefentheit , voor zo veel zy van
t^X^o' ^wefentlykheit onderfcheiden word, met anders is, dan een
vommnm. e koppcling vau uameu , door 't woort ^is ; en dieshalven is
i%nti.: s welentheit zonder wefently kheit een » verdichting van onfe
M't'^f** geeft:, en het fchijnt , gelyk het beelt van de m€nl<:h, datin't
u^Tfirnm. gemoed is , totdemenfchis, dat ookdewefentheitdus tot de
wefentlykheitisj ofgelyk dit»' voorftel , Sokrates is menfch , tot
' dit Sokratesis, of is wefentlyk: dus is Sokrateswefentheit
tot des zelfs wefentlykheit: Nh, Sokratesis menfch, als Sokra-
1 tes niet i wefentlyk is , zo betekent het mets anders , dan een
ra fi^jnenknopinge van namen, en^V, of iv^z-f» heeft onder fich
het beek der°eenheit vaneen ding , dat met twee namen ge-
noemt is.
h-Eropcfnio,
C Sfentia,
pn C6nne:<to
ntmtnum,
ü l'r.ilM».
A N T W O O R T.
(,i>\ft\nüio^ A LlcmenfchcnwetenwatoonderfcheidingtuflchenPwp-
p Effent'.^. J\ fentheit en n wefentlykheit is ; en 't geen , 't welk hier
"il'mT' van. ï d'eeuwige namen , in plaats der 'bevattingen , of der
• denkbeelden van u d'eeuwige waarheit , gezegt word , is aU
reê te voren genoech onderfocht.
AUrna.
tldcx*
O Vtr-.UH
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
Darde T '.genwrpingm met d* t^?}tmoritn. 1 4 x
VY F TIEN DE TEGENWERPING,
ZESTE BEDENKING,
a' Sx'tjiéiiUd*
Van de ^ fwezentlyhheit der ^Jlofelijhe dingen.
Wjint vermits God heel geen macht omdtt ( of de denkbeelden
van de lighamen voortkomen 5 of niet) te k^ennen aanmy
gegeven heeft , maar m tegendeel een grote neiging om te geloven dat dejle
^ denkbeelden van de ^ hghamehjks dmgen voortkpmen , z.o 7Se ikjiiet hoe c
men verfiaan k^n dat hy geen bedneger ts , als z.y van elders , als van lig-
hamelijke dingen , voonqnamen j en dieshalven moet men bekennen dat de
lighamelijke dingen wefentlyk ^^P*
't Gemeen gevoelen is dat de geneesmeefters niet zondigen,
die dc zieken , tot der zeiver gcfontworxiing , bedriegen , noch
de vaders, die hun kinderen, om der zelvcrgoet , misleiden;
en dat demisdaat van'tbedroch nietbeftaatinde valsheit der
woorden, maar in de boosheit van de geen , die bedriegt. Dat
dieshalven de Heer Des-Cartesbefieofdit « voorftel , in'tal-e
gemeen genomen. God kan ons in geen geval bedriegen y waar is^:
\vant indien 't in 't algemeen niet waar is, zo volgt dit ^befluitfAnc/
niet, dieshalven zijn de lighamelijke dmgen \ve[entljk% ^ t^^Ic^I] •
A N T W O O R T.
TOt mijn befluitword geenGns vereifchtdat wy in geen
geval bedrogen konnen zijn, wantik heb alrecgeftemc
dat wy dikwijls bedrogen worden : maar dat wy niet bedrogen
worden fchoon defe onfe doling in God enige wil van te be-
driegen fchijntaan te wijfen; 't welk in hem niet kan wefen v
endieshalven word dit hier ook qualykby gebracht. *
LESTE TEGENWERPING.
Wjint ik bemerk, nndat hrtujfchen beiden ( dat is tullchen wa-
ken enflapen) een z.eer groot verf chil is, hierin, dat onfe^ge- i^MemorU;
hennenis nimmer de dromen met alle d* andere ^ doeningen des levens te ^ ^^ioncs
TL
men kan k^open%
S 3 Ik
x42 R. Des-Cartes
Ik vraag of dit zeker is , dat iemant , dromende dat hy twijf-
felt, of hy droomt of niet, niet kan dromen dat zijn droom
iideA* metde ^denkbeelden der dingen, die opeen lange rijg voor-
gegaan zijn , te zamenhangt ? Indien ja , zo konnen de dingen,
jux" ^^i^ een dromend menfch de doeningen van zijn voorgaan-
anua^^^ leven fchijnen te wefen , niet min voor waar geacht worden,
dan of hy waakte. VVyders, dewijl (gelyk hy zelf verfekert)
alle zekerheit en waarheit der wetenfchap alleenlyk van dc
kennis van de ware God afhangt , zo kan eenGodverloghener
uit dc geheugenis van zijn voorgaande leven niet beiluiten dat
hy waakt , of niemant kan , zonder de kennis van de ware God,
weten dat hy waakt.
A N T W O O R
D
E geen, dic droomt, kan de dingen, die hy droomt,
^ warelyk met de ^ denkbeelden der voorbaande din-
Monnciicrfyo^Q^^Q zamcnknopcn , fchoon hy dromen kan dat hy hen te
zamcnknoopt : Want wie ontkent dat de geen , die flaapt,
miflenkan? Maarhy, federt wakker geworden, kent lichte-
lyk zijn doling.
-^MiHs: Maar een « Godverloghener kan uit de geheugenis van zijn
voorgaande leven befluiten dathy waakt. Doch hy kan niet
weten dat dit teken genoech is om hem te verfekeren dat hy
niet doolt, zo hy niet weet dat hy van God , die niet bedriegt,
gcfchapen is.
VIER-
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
«45
VIERDE
TEGENWERPINGEN.
herwaarde Heer,
GYhebt geen gewillige jonft aan my willen bewijfen.
Gy eifcht de vergelding van een zeergrote weldaat ,
en die noch zeer zwaar is , dewijl gy dit heerlyk en
deurluchtigwerkop geen andere voorwaarde aan my
hebt willen deelachtig maken , dan met verplichting van mijn
gevoelen daar af te zeggen. Zeker, een ftreng * beding, 't welk «(T^
"anditiol
de begeerte van heerlijke dingen te weten my ^ afgewrongen ^»
heeft, endaar tegen ik gaerne uitroepen zou, dat men, ge-''*
lyk eertij ts de Schout vry heit gaf, indiener iets doorgevpelt of vrees
gedaan was, ook aan my defe nieuwe vry heit toelaat, z^o'er
iets door aanradtng van de veelltifl gedaan is.
Want wat Wilt gy van myf Gy hebt mijn ^oordeel wandCciMm
öcnryver niette verwachten, vermits gy al over lang gcwe-
ten hebt hoe hoog ik zijn vernuft, en befondere gclccrtheit
^cht.Gy weet ook in hoe kommerlijke bcfighedcn it gehouden
word : en indien iets meer , dan behorelyk is , £van my toeei-
gent, zo maakt dit echter my van mijn ^'kleinheitniet onkun- ,t .v. ^
dig. 't Geen, 't welk gy echter t onderfoeken geeft, vereifcht ^ ^ '
een ongemeen e vernuft, en daar by een befadigde en M\o.in,cninm^
geeft, die , van't gedruis aller uitterlijke dingen ontüacxen , aU
leenlyk met fich zelf befich is , 't welk, gelyk gy wel fie?, niet,
dan met naerftige overweging, en deurfichtigheit , daar op
geveft^, gefchieden kan. Ik iiil echter gehoorfamen,dcwiil cv'c
gebied: maargy, die my dwingt te fchrijven, zult de fchiilt
van t geen, dat ik misdrijven fal , dragen. Maar hoewel de
eSr 1 ermft^i^ ditgehele werk mag^oeê•igenen , zo ritkfPW^j
achter » 7?"^'^' Schry ver zich zedig betoont , cn fich zelf
gewilhg yk voor de. rechtftoel der Godgeleerden ftelt , i^hier . r.w
twee rollen Ipelen, en eerftelyk de zwarigheden voorftellen ^'""'"s^run^
die , gelyk my dunkt , de Wijsbegerigen ; van wegen de voor! L'ï/i:;^
naamfte^verfchillen van de natuur onfes geefts, en van God C"'^'"""^*
konnen bybrengen ; en daar na fal ik de ^ befchroomtheden o! k1??rfj»^/V/,
penbaren , die een Godgeleerde in dit geheel werk zou kon-
nen ontmoeten.
Fa»
IJ 44
R. Des-Cartes
Van de natuur des menfchelykegeefls.
Een, welk hier eerft verwondering in my veroor-
a Printi- \J faakt , is dat defe vermaarde man het zelfde voor * 't be-
^Thiiofc ginfel van zijn gehele ^ Wijsbegeerte ftclt , dat de heilige Au-
f^^'*- guftinus 5 een man van dapper vernuft , en niet allcenlyk ver-
cThcciogu, wondercnswaerdig in de ^ Godgeleertheit , maar ook in de din-
gen van de Wijsbegeerte, geftelt heeft. Want in het darde
hooftdeel des tweede boeks van de Vrye Wil , daar Alipius te-
gen EnnodiusTwinrrecdent, enbewijfen wil dat 'er een God
is , zegt hy : ^oor eerft vraag ikji , orrj van de baarblijkjlyk^fle dingen
te beginnen , ofgy z^elfzSjt^ dan ofgy mijfchien vree ft dat gj m deje vraag
mtJfen'K.oud, hoewel gj, omdewaarheit te z.eggen , niet kpnt miffen ^ z,q
gy T^elfmet ztjt. Met de welken defe woorden van onfe Schry-
ver overeenkomen : ^J^aar daar is ik^weetmet wat bedrieger , z^eer
tfuichtig en liftig , dte door z.ijn naerftigheit my altist bedriegt : TLonder
twijfel ben ik dan , tlo hy my bedriegt, ^laar laat ons voortgaan, en ,
^Tvmi' 't welk ter zaak dienftigis , befien hoe uit dit'^beginfel volgen
f'^J'* kan dat onfe <^ geeft van 't lighaam gefcheiden is.
Ik kan twijfFelcn of ik een lighaam heb, ja ook of 'er enig
lighaam in de natuur der dingen is , en echter kan ik niet twijt-
i£xiji.m. kien of ik ben, of ^vefcntlyk ben., zo lang als ik twijfFel, of
denk.
Dieshalven, ik, die twijffel, en denk, ben geen lighaam, an-
ders zou ik , met van'c lighaam te twijffelen , ook van my zelf
rvvijffclen.
Jafchoon ik hardnekkiglyk beweer dat'er geheel geen lig-
Spt/p<(?, haam is, zo blijft echter de ftclling , ik ben iets , dieshalven
ben ik geen lighaam. Zeker , dit is zeer fcherpfinniglyk. Maar
iemant fal milTchien tegenwerpen , ( 't welk de Schryver ook
aan fich zelf voorwerpt ) hier uit , dat ik van ^t lighaam twijffel
of dat ik ontken dat'er enig lighaam is , volgt niet dat 'er geen
lighaam is.
li Stippontre, Kan 't 00^. «-'^^ gebcuYcn dat defe f üve dingen , die il^ onderflel ' niets
iTitbtU tewefeny omdat z^ybymy onbekent z^ijn^ nochtans in waarhen van de
k eo me. z.ankjjtet van ^ defemy , die tijken , verf :hillen ? Ik weet met , zegt hy .
Jl^twiftreeden m niet van defe aaakj Ikvpeetdattk^wefentlykben. Jl^
onderfoeJ^wie tk ben, die i^ken, 't Is zieker dat de kennis hieraf, z.o
mTr««f. ri^ beftiptelyk genomen y met van de dingen afhangt^ van de welken tkjnoch
a exijinu niet weet of z.y " wef mlyf^j^ijn.
Maar
vierde Tegemverpingen. 1 4 5
Maar dewijl hy felf. door't bewijs, in 2iijn * Redenering a Difcours
van 't Beleed voorgeftclt, bekent dat de faak alleenlvk daar
toe gebracht is, dat hy al 't geen , 't welk lighamelyk is, buiten ^''"'"^
de natuur van zijn geeft lluit , nin ten opficht van de waarheit der b ^^f'"'-
[ank^, maar alleenlj!^^ volgens z.ijn <^ bevatting, { invoegen dat de z.wc^'rce^ti,l
was dat hy geheel mets kende, 'txvelkhymfl totzijn ^^mi^entheit te be-^Ejrc.tU.
horen, dan dat hy een e denkend dmg w<ts ) zo blijkt uit defe ant- ^ ^"^^ "S'*
woort dat het ^verfchil noch in cenfelve ftant ftaat, en d-xuZf^uuü..
aieshalyen de g vraag noch in 't geheel overig is, die hy belooft ^
op te lullen loflcn, te weten hoe hier uit dat hy kent niets
anders tot zijn hwefentheit te behoren , volgt dat 'er ook Wi^- hf^^»^/'^i
relyk niets anders toe behoort. Ik heb echter in de gehele t we-
ue bedenking met konnen bevinden dat hydit gedaan heeft-
zo traag is mijn begrijp. Maar zo veel ik gillen kan bej^int hv
defe faf.k in zijn zefte Bedenking te bewijfen, omdat hy oor-
Zt^SZ^^^^^ Zie hier dan hoe hy
, ff^;'>VV^^^i' 2^egthy, dat alle de dingen. Me ikkl^relyk enon^
^srjcheidelykverfla, van God zoodanig gemaakt konnen voorden, als tk^
en verjla , 2,0 « genoech dat ik, V een ding Toonder ander ilarelyk
^'L?f"^'^''/L^^^^'' t'^r/?^^«, om ^ckcr te xvez^en dat het een van
t ander verfcheiden vermits het van God afgefcheiden aefl U kZ
het verfchesden geacht word. En nochtans , demjl li vat d'een\Jc
l denkend en met nitgeftrekt dmg ben, en van dW^^^.i^
dere z.ijde een onderfcheide denkbeelt van h hghaïm , voor z.o veel h.t
^^^relyK^^^^^^ ^^^^ ' -/-^-^^^ ^e(^lyb^
Men moet hier een weinig ftant houden ; want mv dunkt
iSelSt!'""^' '^^^^^P ^^^^ gehe k^Vang'
.JJI' '''^ ' "^'^ " "T-^"^'^ ^^'^ ^^^^ ^ fliiitreeden^^^^yr..
waar zou zijn, zo moet men dit met van alderhande klare p^^'^"^'^'»'''-
enonderfcheidelijke , maarallcenlyk vanqd'evenmatio-e ken
nis des dings verftaan. Want de Heer Des-Cartes bekent felf'
in zijn antwoort aan de Godgeleerde , dat men geen '•dadelijke ''^'^'■"^^
onderfcheidmg behoeft, maardatdc^ vormelijke genoech ïsTfL^u,
^ OIU
3oks, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
d by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, I
,46 Des-Cartes
iCcvcip^rr- om 't ccnondcrfchciddyken afgefcheiden van't andere te ^bc-
b ^V/^'*^''" vatten , door een aftrekking van 't verftant, dat het ding
fw<;'^«^-^onevcnmatiglyk bevat. En dieshalven voegt hy ter zelve
plaats daar by.
d cofnficii. ^yi^aar ikjverfla, ^ volmaak^telyk wat lighaam is, alleenlyhjmct t*ach»
fifurarlT dat dtt ^ mtgeflrekt , gefialteljk.y hervegelyk^is ^ en x.o voort y en met
&Z'tnh, dat van alle de dingen te beroven , die tot de natmr van de ^ geeft behoren,
f Mens. lyeerom verft a ik,de geeft een volmaakt ding te mfin , dat tmjfelt , dat
verft aat , dat wU , en z.o voort ; hoewel ik.ont ken dat daar in iets van dt
h ^^'""'mnaii ^^H^^ ' ^ denkbeelt van 't lighaam begrepen worden : DieshaU
IcFiL "ven , tufte hen 't lighaam en de geeft is een dadelijke onderfcheiding,
ï'SKmptio, Maar indien iemant defe 'byneeming in twijfFel trekt , eii
v concci>tio be^ye^j.,. k bevatting van u zelf allecnlyk » onevenmatig
uiidxqHa- is, terwijl gyu als een "^denkend ding, dat niet uitgeftrekt is ,
Z'-R^s cogi. bevat ; dcsgely ks , als gy u bevat gclyk een uitgeftrekt ding ,
lans, nm dat nict dciikt , zoftaatte befien hoe dit tevoren bewefenis: ■
txxcnU' \yant ik acht defe zaak niet zo klaar tewefen, dat zygelyk
]n2lr"oljira^ cen " beginfel,'t welk geen betoging behoeft, aangenomen be-
hoort te worden.
Wat het eer ft e deel daar af aangaat , teweten dat gy volmaak-
telyk,verftaat wat lighaam is, alleenlykjmett'^ achten dat het uitgeftrekt,
gcftaltelyk. > bewegeljk > ^« voorts , is y en met dat van alle de dingen
te beroven , dte tot de natuur van de geeft behoren; dit is van klein
belang , want de geen , die beweerde dat onfe geeft lighamelyk
vMtns, 'jj^ 2:ou echter daarom niet achten dat alle lighaam geeft is.
V Dieshalven zou het lighaam tot de geeft , gely k de P gedaante
q9v««*. j^gj. qgeflacht welen: maar 'tgeflacht kan zonder de ge-
daantezijn, fchoon men dat van al 't geen berooft, dat aan de
gedaante eigen en befonder is. En hier uit fpruit het , gelyk
i Lo^icu de f Redenkonftenaars zeggen , dat , fchoon men de gedaante
loghent, daar mee echtcr'tgeflacht niet ontkent word. Inde-
3 F'i"''». fei' voegen kan ik een ' geftalte bevatten , zonder een der ' aan-
doeningen te begrijpen , die aan de " kring eigen zijn. Dieshal-
M c,nt*iu4. ven ftaat noch te bewijfen dat de *^geeft ^ volmaaktclyk en e-
xcoJpt'té venmatiglyk , zonder lighaam verftaan kan worden.
er^daqHarè, Qj^^ bewijfen zie ik in dit gehele werk geen bewijs dat
daar toe bequaam is, als dit, 't weikin 't begin voorgeftelt is:
yRcs exun. ontkennen dat'^er enig lighaam, of enig v uitgeftrekt ding is , en noch--
tans ben tk verfekert dat il^ben , z.o lang als tk^dit ontken j of denk, ; ik ben
^•t^i[ dieshalven een denkend dm g ^ geenhghaam', €n^t lighaam behoort met
tot de kennis^ dteik^vanm) heb. Maar
vierde Tegermerpingen, 147
Maar ik zje dat hier door alleenlyk tc weeg gebract word,dat
ik zonder de kennis van mijn lighaam enige kennis van mvzclf
kan verkrijgen: doch ik kan noch niet klarelyk zien dit defe
kennis vo komen en » evenmatig is , ja zo , dat k zeker ben dat ^
ik niet bedrogen word , als ik 't lighaam van mijn b wefenthe it l'
H.tflmt. Ik lal defezaak met een voorbcelt verklaren '
lemant weet zekerlyk dat een Mioek in een -'halve krinac^,„.,«.
lectit, endicshalvendatde «driehoek uit defe hoek, en uit de ï"
middellijn van de kring gemaakt, Srechthoekis is : maarhv''^''''-«'>2«-
twijftek. en weet noch niet zekerlyk, ja hy, door valsheit r^.» , ,
bedrogen , ontkent dat het >• vierkant van de i Ji^nt eens rech
de icivc iedcn, die defc vermaarde Heer Des-Cartes voor-"?.
Ken. Want , zegt hy , hoewel ik klarclyk en ondcrfcheidelvk
bevat dat defe driehoek rechthoekig is, 'zo twijftcl ik echter
^nïcWkt-'dieTf" T'?^^™"^ ™'^^'^^ vie/-kantenderz- :
.^^ant van des zelfs » gront met de vierkanten der !"
zydengelykis
Wyders, fchoonik ontken dat het» vierkant van des ^plfc "•S""''-"-
P gront met de i vierkanten der zijden ael vk is 70 hén \l T '""i ~ '
rans zekerdathy ' rechthoekig ; Jin^^^n^^^^^-^^^..,.
lare en onderfcheidelijke ' kennis dat een vin d /zei vcf^ioè '
ken dat hy niet re7hthoë^^^^^^^^^^ ' ''''' "^'^ ^^'^
vve^hn^'^'ri:''''' ^^''''^'^ twijffel, ja fchoon men 't heel
dentem';£°;,^j;!^f ^« zelfs wefentheit , hoewdhel
den: maarikverftaklarelykenonderlciidelyTdi^^^^^^^^
hoek «rechthoekig is, zonder dat ik weet dat het w v^ertnr'
van des zelfs gront met de vierkanten der zijden gelyk is • dies i' '^"-"'-^
halven kan God tenminften een rechthoekige driehoek ma"'"^«''-
gelyk Is ™" '^^ vierkanten der zyden
T * Ik
34?? R. D E S - C A R T E S
Ik zie niet wat men hier op antwooorden kan , dan dat defe
, Tru»x^' menfch de rechthoekige driehoek niet ^'klarelyk cn onder-
i^^rcifuniH- {-^^i^cijclyk bevat. Maar van waar heb ik , dat ik klarelijkcr de
hcurè& natuur van mijn geeft bevat, dan hy de natuur van de drie-
^rfrf f j^^^j. begrijpt ? Want hy weet zo wel dat een driehoek in een
cNarura hal ve kriug cen Tcchte hoek hecft , ('t welk de kennis van de
r.euw mu. ^^YMhocYxgc driehock is ) als ik hier uit , dat ik denk , weet dat
i\Exiji,re, ikdwefentlykben. . i ,
Dieshalven, gelykde geen hier m doolt , dathy meent dat
het niet tot de natuur van defe driehoek (diehy klarelykeu
onderfcheidely k weet een driehoek te wefen ) behoort dat het
vierkant van degrontmetde vierkanten der zijden gelyk is,
waarom fal ik dan miflchien ook hier in met dolen, dat ik acht
dat tot mijn natuur, die ik zckerlyk en onderfcheidelyk weet
t'K^scou. een ^denkend ding te wefen, niets anders behoort , dan dat ik
een denkend ding ben, dewijl miffchien ook tot mijn natuur
iii^icxten. behoort dat ik een ^uitgeftrekt ding ben.
Zeker, fal icmant zeggen , 't is geen wonder dat, indien ik
q 5^vi^r^ hier uit, dat ik denk , beüuit dat iks wefcntlyk ben, het ^ denk-
beelt , 't welk ik van my , die ik dus ken , maak , niets anders
aan m'ijn gemoed vertoont, dan my zelf, als een Menkcnd
ï>^-""'" ding, vermits het uit mijn ^ denking alleen afgenomen is : dies-
kfa^/r^t/a. j^j^iyen fchijnthet dat uit dit denkbeelt geen ander bewijs ge-
nomen kan worden , van dat 'er niets meer tot mijn ^wefent-
1 sucntia. heit behoort , dan dat daar in begrepen is.
Hier koomt noch by dat dit bewijs, zohetfchijnt , teveel
bewijft, en ons tot Platoos gevoelen ('twelk de Schryver
ix^Kiiiicor- echter tegenfpreekt } voert, te weten hierin , dat 'er '"niets
[rEijcmiu lighamelyk tot onfen wcfentheit behoort, ja zo , dat de menfch
O Jnimw. alleenlyk een ° gemoed , en 't lighaam niets , dan een p wagen
pj,|;k«/«;^> van 't gemoed is ; 't welk veroorfaakt dat zy de menfch dus
c^^juimi^^ befchrijven: een q gemoed, gebruikende lighaam.
T?}cnur' Indien gy antwoort dat het lighaam niet volkomentlyk van
\%rxcï^h. mijn ïwefentheit uitgefloten word, maar alleenlyk voor zo
Ji!,"'"^" veel ik een ^beftiptelyk 'denkend ding ben , fo fchijnt 'et dat-
T^i^tiu* men vrefen moet dat iemant tot dit gevoelen fal komen, dat
ïf,,,. de "kennis van my zelf, voor zo veel ik een denkend ding ben
^ ^/^rjaa. Inliet kennis van enig wefen is , volmaaktelyk en ^ evcnma-
yV«./.^„a.iiglyk begrepen, maar alleenlyk vonevenmatiglyk, en met
*7'^f>f}r^a.a enige ^aftrekking van 't verftant.
ti^tcüi'aM, ' Dies-
Vurde Tcgmwrpmgen. 1 49
Dicslidven, gelykde a Mcetkonftennars een ^' lijn , als een J^^a^'''*
«langte zonder breette , en een ^'vlakte als een langte, ene Uni'itudo.
cbreette zonder ^ diepte , begrijpen , fchoon 'er geen langte ^ lX'Sv*
zonder breette , en geen breette zonder diepte is : zo kan n?if- f
fchien iemant ook twiiffelen of s yder denkend ding ook o-een
uitgeltrekt dingis , maar 't welk ook , bchalven > d'aandoe-
ningen, die het metd'andere k uitgeftrekte dingen gemeenjlf-'*
heeft, als^ geftaltelyk , bewegelyk, en zo voort , te wefen een' ^JT^^^onei,
befondcre " macht van te denken heeft: 't welk veroorfaakt dat
het , door een » aftrekking van *t verftant , met defe macht al- * ^k'^rébiu:
leen als een denkend ding begrepen kan worden, fchoon mT^vm!uc,^
der daat Pd'aandoeningen van't lighaam met het ^^^'^^^^^d^^'^^ufr .^ii,
ding overeenkomen ; gely k de ^ hoegrootheit met de s langte MushL
alleen bevat kan worden, hoewel de ^ breette en "diepte, ge- J,'^7^^"'^'"*
lyk ook de langte met alle ^ hoegrootheit overeenkomen. q'ilo co^i^
'tGeen, 'twelk defe zwarigheit vermeerdert, is dat dit\*%a„ttui^
vermogen van te denken aan de v lighamelijkc werktuigen f^e- ^ ut^iutdo^
hecht en verknocht fchijnt , vermits men kan oordelendat het VpVof^u'ui^
in de kinderen m flaap legt , en in d'onfinnigen geblufcht is 5
daar de goddelofe beulen der zielen meeft op dringen. x
Dus verre van de z dadelijke onderfcheiding onles geeffcs van v ^-g^n^k *
't lighaam. Maar dewijl defe waarde Heer aans;cvaneen heefr •f.'ï'^'ri
onlterftelykheit der zielen te tonen , zo mag men met recht ""'"'^
vragen of zy kkarblijkelyk uit defe ^fcheiding volgt : wantlt^7rt
dit volgt geenfins, naar de^^beginfelcn vandc gemene Wijs- ^ ^cparath:
begeerte, dewijl zy in't gemeen zeggen dat de zielen dcvcn^i^
becften van hun lighamen « onderfcheidcn zijn , en echter met
hen vergaan. _ tlt^.
Tot hier toe had ik mijn antwoort uitgeftrckt , cn voors'e-^^'^''^"'^''*-
nomen te tonen hoe, naar de ^bcginfelcn vanonfe Schryvcr ,
die ik uit zijn wijfe van g wijsheitsoefl^ening meen Q;enomen te s
'cwelk, behalvcn dat het een groot licht aan 't gehele werk'"'-
geeft, op defe ftofte de zelve redenen bybracht, die ikmeen^
de by te brengen , om dit voorgeftelt gefchil op te lollen.
Wat de zielen der heeften aangaat , hy heeft in andere plaat-
fen genoechfaam aange wefen dat zygeen ziel hebben, maar
alleenlyk een lighaam , op zekere wijfe ^ gcvornit, en door ver^
T j fcheide ^ ^'v^^'^rci
ifo R. Des-Cartes
^orj^n^ fchcidc 'werktuigen ZO te ^'zamen gezet , dat alle dcc xyerkin-
co^lrr S^"' wy fien, daar in en doorgedaan konncn worden.
ATnMio. n ^'^^^'^^vJ'eesdatdefe ^Wroedmaking geen geloof inde gee-
• ften der menfchen fal vinden, zo zy niet met krachtige redenen
beveftigt word. Want in 't cerlt flil ongcloofFelyk fchiinen
zonderde Mienft van enige ziel , gcfchiedcn kan dat het
Jicht, twclk van des wolfs lighaam in d'ogen van 't fchaap
£F,ia tcnnif f^raalt , de ^'tcdcrfle draden der p-efichtzcnuwen kan bewceen *
rnm ó^uco- cn lioc lilt dcle bcwcging, die tot in de harllenen reikt , de § Ic-
77pm,Hs yenJige geeft in de zenuwen zodanig verfprcid word, als nodig
wümuiiu om het Ichaap de vlucht te doen kiezen.
Ik nu hier noch een ding by voegen, 't welkdefeG;eleerdfte
Uma,,nauo. vau d'onderrcheiding'"leert , dic tullchen ^ d'inbeeldine; en
kS^^^^^^^^ ofkverftandelykheitis, en ook dat hy onderwijft
tia. dat er groter zekcrheit in de dingen is , die wy door de reden
iiW.«..r- begrijpen, dan inde genen , diedoorde ' lighamelijke zinnen '
voor ons vertoont worden ; 't welk ik ten hoogften ^voct ken.
Want ik hcbal overlangevan Auguftmus, in't
r^^nut.. hooftdeel der - hoegrootheit van de ziel, geleert dat men 't se-
nverfu'dere, voclcn dcr gcucr vcrrc inoct vcrwerpen, dic fich n vrocdmaken
lif^'-'"' ciat het geen, 't welk wy door de ^verftandelykheit zien, niet
zofcker is, als 't geen , 't welk wy met defe lighamelijke ogen,
diealtijt met finkingcngequelt zijn, aanfchouwen. Dieshal-
SSSm^* ycnfegt hy, in't vierde hooftdeel van't eerfte boek zijner P /il-
zLnittu * Icenrpraken, dat hy in flikcn van de q Meetkonft de ' zinnen ^e-
lyk een fchip beproeft heeft. Wam, zegthy, als z.y my ter pLms^
daar il^na^,r trachtte jgevom hebben, daar ikyan hen gefchetden ben , z^o
i cosiuitio. heb ti, aan lam gezoet , en met mip ' denktng defe d%gen overwegende
lang gaan fironielen, en geen rechte ftreeikpnnen honden : endmhalven
dfinktmjdat men eer de fcheepvaart te lam j.oh kpnnen vmden , dan de
Mectksmjt mei de z^mncn be7jattsn , fchoon hetfchiym dat z.y m 't eerfl aan
degenen, die begmnen te leren, bchalpfaam x,tjn.
Van God,
t^monpA- TP\ Aar zijn twe delen van d'eerfte ^ betoging van " Gods we,
^^'Daexificn. 1^ ft;ntly khcit, de wclkedeSchryver in zijn darde Bcden-
^w^^ud,tath ^^^"^ verklaart : 't ecrfte is dat God is, vermits zijn xdenkbeck
K/"r4'''*'"'in my is i en het twede is , dat ik, zodanig een deukbeclt heb-
bende , niet, dan van God, kan v/ezen.
Wat
vierde Tegetwerfmgeri. ï J i
Wat het eerde deel aangaat, daar is niets, dan dit een.'t welk
myn.et voldoet, te weten dat defe gelecrtfte man, beweert
hebbende dat dc valsheit cigentlyk met , dan in M'oordelen , , , • -
gevonden word echter een wey nig daar na toelaat en infchikt'
dat de b denkbeelden wel met ' vormely k. maar " llofFelyk va s b/.,..
konnen wezen; 't welk, gelyk my dunkt, niet met z.jn e bea.n- f
leien overcenkoomt. ° AM^rMiy
Doch dewijl ik vrees dat , in 20 duifter een faak , ik mün cc- '"W*
dachten met klarelykgenoechfal verklaren, zofalik, om die
klaarder te maken een voorbeelt hier toe gebruiken. Ind,er,,
Jj" 'i^'^'f ? '^^ alleenlyk een " ontbeerine is , zo kan 'er i
mitef :dTXeit'" ^^"-^^^^ ^-^1^^^ " -rdcel
zo ^eTzTo vo'' '^'"''^'t -^^^ '^«"'^^^ ^^-de fel vc. voor "
kouH?..^. " voorwerpely k m p 't verftant is : Maar indien de o o.,,^,-,,,
Koude een l ontbeermg is , zo kan zy niet ' voorwerpel yk in 't Pi;"**'"'
en daarom heef ge'en. d,e w vattï"'^'"^^
Dit word beveftist door 'r fpKrr- Ko,x,-v j , nidta^ofui^
DesCnrpbew,jft?,a?rel.1:lS
aamg een wefen met y wefentl vk is zo km m^r, ,.^1,/ • "'f-'"-
dichten dat des felfs dcnkbec c ' nfef, H.;^", , ^^^^ ""'^
Desgely ks kan men vaSeE a V r^-'^"'""
Want hoeiel men kan verdlliten d.rï '"^ dcnkbce t leggen, a;.,; f^,;.
dooreen ftelligdenkbeJu^l'^oo^uto'rd Te ?le1;^^^
men echter met verdichten <l-ir het fl.,.n- ? 1 , S'^>zo kan
delyk en Heilig aan mfver"oon verï'fo ^
üeliig genoem't word Lar 't wèfc;!",'^^ , 4 " t "
van denken zijnde , heeft want in defer vocgeTubu j Sf.tS.
ftelhg wcfen j maar het heeft de naam van 't d voorwcrnc Wk
wefen , 't welk het begrijpt, en aan onfe geeft vertoont : dies Jw?"
hal ven kan dit denkbeeh we met het denkbeeh van de koude
wefen, maar echternietvalfch zijn. "^'^ouae
Maar
R' Des-Cartes
Maar , fult gy fêggcn , is hierom zelf valfch, dat het geea
a ideafrigo. aaeiikbcclt vaii dc koude is. In tegendeel, uw oordeel is vallch,
zo gy dat het denkbeelt van de koude oordeelt te wefen : maar
hM.itcri.!ii- het is feerwaar in u. Gelyk Gods denkbeelt ^ ftofFelyk niet
ter.
-valfch (Tcfegt kan worden, fchoon iemant dat aan een ding,
h welkliiet God is, kan toeëigenen , gelyk d'afgodendienaars
eedaan hebben. , i % n ^ ^
Eindelyk, dit denkbeelt van de koude, t welk gy zegt <= flof-
Wyders ,
itS'- voorwcrpeïy k wefen, 't welk, naar uw gevoelen, maakt dat dit
denkbeelt ftofFclyk valfch is? /)^,fcgt gy^voor z.o veel t^van mets
^^«. Zo kan dan een h ftellig voorwerpelyk wcfcn van enig
^■umfoj^n- denkbeelt ^'an 't niets zijn , 'twclk d'eerfte grontveften van
i!I'm7;r/^. dcfc gclccrdc muH omfloot» enneêrrukt.
liDema^jira. Maar laat ons tot het tweede deel van dc ^ betoging voort-
u'dea^utii E^^^^^ door 't wclk gevrïiagt word oftkj, het ' denkbeelt^ van o«(?i«-
itjji'utC^" .di(T wezen hebbende, van een ander , als van oneindig wez^en, en voorna-
rfelyk of i^van mj z.elf k^an z.ijn ? Defe geleerde man beweert dat
ik niet van my zelf kan wefen 5 omdat, mdientiz.elf'( wezen aan
gegeven had, t}^ook_alle de volmaaktheden , welkers denkbeelt ik in
mytefpeur tewezen^aanmy gegevenzofthebben. Maar de Godgeleer-
m £P nfe. ek antwoort hier op fcherpfinniglyk m dat van zjch te wezen niet
*^ S^^"'/' ff behoort " fteütglyk genomen te worden , maar alleenly k o ont-
p^i^uvc. |^^^^.^jg|yj. ^ in voegen dat'et het felve is, als«/« van eenander ts
wezen. Maar , zegt hy , indien iets van ztch is , dat ts niet van een
ander, hoe fali^bewijzen dat dit alles omhelft y en onemdigts ? Wantik,
pm u nn met toe ah gj zegt dat het , tnditn'^tvan Jtchwasy lichtelyk
alles aan fich gegeven zon hebben , vermits het met van fich ts , als van
een oorfaak, enniet te voren kon bedenken wat hety eer 'r verkoos ^ daar na
zon wefen. -n j i.
p Titffoivcu. Defe vermaarde man, dit voorwerp P oplolTen willende, bc-
weert dat van fich te wef en n\cx, ontkenmgljk, maar be-
hoort genomen te worden,iaook voor zo veel als God aangaat;
in voegen dat God in eniger wijze ten opftcht van hem {elf het felve
^ja^fa eSi. ^^^^^ ^yelk^de s werkende oorfaak ten opftcht van haar « werk^ngi ' t w elk
mvfckcrlyk hard en valfch fchijnt.
Ik flem dieshalven ten deel met defe vermaarde man, cn yer-
fchil ook ten deel van hem. Want ik beken dat ik niet , dan
« ftel-
vierde Tegtmverpngen. i j j
aftelliglyk, vanmy zelf kan wefen , maar ik ontken dat men ^'^'!/^''^*-
dcsgclyksookvan God behoort te zeggen: ja ik acht dat 'er
openbare i' tegenfcggelykheit hier ui is , dat iets llelligl vk cn i' ^-'^r.i'-
als vaneenoorfaak, vanfichis. Ikdoedicshalven het zelve'als
onfe Schry ver, maar heel door een andere middel , te weten on
defe wijle. r
Om vanmyzelftc wefcn, zo moeft ik <=y?f//;^/^A^, en als van
een ooriaak, van my zelf zijn; dieshalven kan't niet gcfchieden
dat ik van my zelfben. ^ 't Voorftcl van defe nuitreedeii word ^^''^y^"•
öewefen door de redenen van defe Schry ver zelf, hier uit ee
nomen , dat dewijl de delen des tijts onderline G;efcheiden kon-
nen worden, hieruit, dat ik ben, mn vohtd.t tkyvejen
i en^y enige oorfaaJ^my yder ogenblik^aU weer e ma^it. ,s$cUt.
VV at de fbyneming aangaat, te weten dat ik niet ftelhV ^^^IJ'^mu.,
lyl^, en als vaneen oorfaak , vanmy zelf kan wefen, ik ichr
Wt fj'^'^^f^--^''' naturelyk licht, dat men'tn t b -
ijooit te bewijfen, 'ten waar vergeefs, en als her hplrr^,.^^
kennen T f ï'"' ^^^/'ibben, als hy d.'t n.et opendi k da rt onL
Kennen. Laat ons, ikbidu, zijn woorden in d'antwoort aan
aetjodgeleerdcondcrfoekcn.
mm de ^brnkfnis van \ mtmrkcndc tot defe oorfahJ^Z/ , ' flV /
voor de ^„erkingen gaan, oU^e van bL ZfchT£Z' t^ ^'--
om dat hct mtunlykUchtmet ^egfdatde redelL de ZlrZl Zr
faakvere.fcht mrd d.t ,n t% eer » dan ' ^..«,..1/^ m^us
DitiszeertrefFelyk.voorzoveel'teerftel.dainlnr
lietditteverfekeren? ^ ^ "^^^ ^oc-
En zeker, dewijl alle uitwerking van haar o oorfml- oH
cn daar af Phaar 4cfcn neemc, K dan "iet k^ifS
werking met van fich zelve kan i afhangen . en van fich zelve . tiT'
haar wefen niet kan nemen? »"cn zelve qï)<^»,/„,.
Wyders, alle 'oorfiiak is d'oorfaak van haar uitwerking 'f-"/^.
en > d uitwerkmg is d'uitwcrknig van d'oorfaak: en dieshalven ^
is'er
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
X54 R. Des-CaRTES
a Jw»/«'* is'er ccn ^ onderlinge hebbing en by woning tuflchen d'oorfaak
hAhit^'.do, ^^^^ werking; en defc hebbing beftaat alleenlyk in twee.
b ^bft^rdi' y ^ j^^^ j^^j^ fonder ^ wanfchikkelykheit niet bevatten
Ttp, dat enig ding « wefen ontfangt , en dat'et het felve wefen heeft
eer wy bevat hebben dat 'et dit wefen ontfangen heeft. Maar
,\'Hot;ones dit ZOU gebeuren zo wy de ^ kundigheden van d'oorfaak cn
c.»«/-4. vverking aan een felve ding, ten opficht van fich felf, toeeigen-
den. Want wat is de kundigheit van eenoorfaak? 't wefen te
cNcr,«./.- geven. Wat de ^ kundigheit van de werking ? 'twcfent'ont-
fangen. Maar van natuur gaat de kundigheit van d'oorfaak
voorde kundigheit van de werking.
Maar wy konnen niet onder de kundigheit van d'oorfaak enig
ïDam tft^ ding bevatten, als het * wefen gevende, zo wy niet bevatten dat
'et wefen heeft: want niemant geeft het geen,dat hy niet heeft j
dieshalven bevatten wy eer dat een ding wefen heeft , dan wy
bevatten dat'et wefen heeft ontfangen j en echter is in 't geen,
dat ontfangt, eer het ontfangen, dan 't hebben.
Men kan defc reden nach anders verklaren. Niemant geeft
het geen, dat hy niet heeft; dieshalven kan niemant aan fich het
wefen geven, dan de geen , die dit wefen alrée heeft. Maar in.
dien hy 't alrêe heeft, waarom zou hy 't dan aan fich geven?
Eindelyk fegt hy dat door 't naturelyk licht bekent is dat
^ crrith, door de reden alleen de s fchepping van ^ d'onderhouding on-
ixionicrva- derfcheidcu wordi maar door 't felve naturelyk licht is bekent
i i\,h,i. dat > niets fich felf kan fcheppen ; dieshalven ook niet fich felf
anderhouden.
nihf's* Maar indien wy van d'algemcne '^fi-elling tot debefondere
iif)t*thtj:s. londerftelling van God afklim menjZO fal,naar mijn oordeel, de
faak noch klaarblijkeiijker worden, te weten dat God van fich
m Tp.'if/vè. felf niet ^ftelligljk^ kan wefen» maar alleenlyk " mksnmgl^kj, dat is^
n 7i:.iMive. ^.^^ ^^^^ ander.
Vporeerft blijkt dit uit de reden, diedefe vermaarde man
by brengt , am» te bcwijfcn dat , indien het lighaam van fch is ,
^^^!iihc. het ^^/f^/;)^ van fich felf behoort te wefen. Want zcgihw ^ de
delen des rtjts hangen niet van malk^ander ; en dieshalven hier uit , dat
'^Sf.^pmrt. fffgn V onder fleh dat dit Itghaam tot aandez.e tijt van zich y dat is fan"
der oorfaa/^geweeft heeft, volgt niet dat het ook^ voortaan vpez^en fal^
daar in met emqe macht ts , die dat , om z^o tejpreken, g^dtinglyh^ ^^zr
ptrfttiH7n^ voortbrengt,
iv, infi^i. yix'xx 't is 'er zo verre af dat defe reden in n 't opperfl: vol-
maakte ;>
Fkrde Tegenmrfmge», jjj
maakte, of oneindig wefen plaats kan hebben, dat men eer, om
ftrijdige oorfaken, klaarblijkelyk het tegendeel kan befluiten •
wantin »'tdenkbeelt van 't oneindig wezen word ook begre'
pendatdesfelfsi'dunngonemdigis, te weten in eeen er?n? 'W
palen befloten, en dieshalvcn "= ondeelbaar , bcftandie, heel ec" " ?7"''--
lyk, en ui'twelk men geen voorgaande of toekomende lu,^'^f*X'
bevatten, dan door doUng, endoor oavolmaaktheit vanonz^"»
"verftant. amuu.cim.
Hieruit volgt dan klarelyk dat men niet bevatten kan dat
het « oneindig Wefen ook een ogenblik fwefentlyk kan zijn.of c
men bevat met enen dat het altijt wefentlyk gcwceft heeft, en
voor eeuwig swefentlykheit fal hebben, g?lykde Schryver
ffw f '"'h"''^ \ dieshal ven is 't vergeefs dat men onder-
loekt waarom het in " wefen blijft.
J.Vr".^?l'a'S"'y''^VS»ftinus, (die, na de heilige Schrijvers. "^"^^
^he ilP'f ''V"r'"*' ■y'^'^ ^f*^ gefchreven heeft) in vcrl
te zi n ^iTf ? te hebben , of toekomende
lyk blijkt dat men met, danmetwanlchikkelykhcit, kan vra-
gen waarom God in wefen ' volhard , dewijl defc vraag opent- ■
bvfl verlede en toekomende influ it, de wel-
den voorde" oneindige wefens uitgeilotcn moe- >c .v„„
1 Pofuivk,
hehhe/ii /'^^ '"■'^ voortgebragt had: Want hy zou .eweéft
veriuaait) om dat hyfichwarelyk onderhoud
.l.fn '°"'^"t°"'^'"S of bewaring heeft 'zo weinig plaats ■
als- d eerfte voortbrenging, in o 't oncnndig Wefen Wanr il.'
soinh^^^Zn^^^^^ een eerfte Li"
van P volharding^ gely k ook van onderhoudinp^eiS" nviS i
tigheitin fich. Maar 'toneindig wefen iseen iea i^ivcrsbé
drijf, zonder enige machtigheit. ^^unv-r dc-i^^
Laat ons dan befluiten dat wy niet konncn' bevatten dir Hr,,! J^If/?'
van fich fclf ^^fielUglyK is , dan door d'on volmaaktheit v m ont ^^'^
- verftant, dat God, gelyk de " gefchapc dingen, bevat: 't welk -
Goor aele volgende reden noch klarel ijker blijken fi\l ^ ^«cv^,^,
Dcy werkende oorfaak van enig ding word met gcVocht dan'-"^"^''
^ ^ door
Vn Con[ervAm
M Primii pro'-
daiho.
r Potchit^U»
1^6 R. Des-Cartes
E.:{flcntu. door clc rcdcn van de ^ wcfcntlykheit , maar niet door de reden
léf^"na- * van de^MvelcntbcicTot een voorbcelt,indienikeen« driehoek
cjnung.i^. aanfchoii , zo fock ik de werkende oorfaak , door de welke gc-
d e^ifirre, maakt is dat defe driehoek ^ wefentlyk is: maar ik foek met fon-
ft!f^T' der e wanfchikkely kheit de ^ werkende oorfaak , waarom een
driehoek drie hoeken heeft , die met twee rechte hoeken gelyk
zijn; en men zou de geen, die hier naar vraagde, met wei ant-
woorden door de werkende oorfaak, maar alleenlyk dit tot bc-
fcheit geven, om dat de natuur van de driehoek zodanig is. En
.Mhema. dit is d'oorfaakvandatde s Wiskonftenaars, die van dei, we.
, fentlykheit van hun i voorwerp met handelen,niets doorat uit-
?/^£T werkende, en door ^ 't einde i betogen. Nu, 't behoort niet min
tot de «"wefentheit van 't oneindig wefen, datzy "wefentlyk
re. is, ja ook, indien gy 't zo begeert, dat zy « in wefen volhard,dan
bet tot de Mvcfentheit van de driehoek behoort dat hy drie
i^E.>fLe, hoeken heeft, die met twee rechte hoeken gelyk zijn. Dieshal-
IvcSir' ven, gelyk men den geen, die vraagt waarom een driehoek drie
v K(i<Htia, hoeken heeft, die met twee rechte hoeken gelyk zijn, niet doör
de werkende oorfaak moet antwoorden, maar alleenlyk feggen
dat de natuur van de driehoek eeuwig en onveranderlyk is j zo
nióetmenook voor de geen, die vraagt waarom God is, of in
welen volhard, in God,of buiten God geen werkende oorfaak,
ofals werkende oorfuik (want ik twift om de faak, en niet om
de naam)foeken,maar alleenlyk dit enige tot reden bybrengen,
om dat de natuur van ^ 't opperfte volmaakt wefen zodanig is.
fJ/lÊT' Daarom , op 't geen, 't welk defe vermaarde man ze^t , dat
jE.x>!icu. het licht van de natuur ons aanwijft dat geen ding 'welentlyk
is, van 't welk men niet mach vragen waarom het wefentlyk
is, ofdcsfelfs 5 werkende oorfaak ondcrfoekcn, of, indien 't
geen oorfaak heeft, waarom het die niet behoeft , antwoord ik
dat men den geen, dievraagt waarom God wefentlyk is, niet
door de werkende oorfaak moet antwoorden, maar niets an-
ders, dan om dat hy God, of 't oneindig wefen is ; en dat men
den gecn^die des felfs werkende oorfiak onderfoekt,moet ant-
V/oorden dat hy geen werkende oorfaak behoeft , en den geen,
die onderfoekt waarom hy geen behoeft , antwoorden, om dat
tFv/^n/K. hy't oneindig wefen is, welks »wefentlykhcit zijn» wefentheit
'^^fT* is Want defe dingen alleen, in de welken dc werkelijke we-
^fi^. lemlykheit van de ^wefenthcit ondcrfcheiden mag worden,
^Li^fcutu. |jj.j^c»even v/erkende oorfvak.
Dies-
vierde Tegenwrpingen, 1 57'
Dieslvalven,'t geen,'c\vclk hy mi de verhaalde woorden daar
aanveegt , ftort van fclf neer. In voegen dat zegt hy- , indien iJ^
achtte dut geen dmg m eniger wijz.e het felve tegens fich felfs l^an wefen ,
dat de » werkende oorfaak^ tegens haar ^^fittmrk^ng ts , het z.o verre van ^.
daar ts dat tk^daar mt bejluiten [oh dat* er enige *^ eer ft e ovrfaak, is , dat ik, in hTffeaus.
tegendeely weèr des felfs oorfaak^die d'eerfte genoemt f nt worden^ onderfoe- ^
ken f m : en dm f m tkjioit tot enige eer ft e oorfaak^ van allen komen,
Maar ik, in tegendeel, indien ik achtte dat men de werken- a canfacffi.
de oorfaakjof als werkende oorli\ak van yder ding onderfocken fl%ll['j"'^''
moeft, zo zou ik van yder aangeweze ding d'oorfaak , die daar '
afyerfcheidenis, onderfoeken; vermits ik klarelyk weet dat
e niets in eniger wijle tegens fich felf het geen kan wefcn , het c ^aik
welk de werkende oorfi\ak tegen de werkmg is.
My dunkt dat men onfe Schry ver behoort te vermanen dat
hy defe dingen naerftiglyk en Ibrgvuldiglyk overweegt , om
dat ik fekerlyk weet dat men naauwelyks enig Godgeleerde fal
vinden, die üch niet aan dit ^ voorftel,dat God van fich lelf L'//e/- f Pr.K/,v;
Itgljky en als van een oorfiiak is, ftoten fal. g fojuivè^
Ik heb noch een enige bekommering , hoe hy hier fich ver-
antwoorden fiil van^^ geen kring te maken , als hy zegt , dat wy h siucmoda
utet zieker zjijn dat de dingen , dte wy klareljk. en onderfchetdelyk, bevat'
ten, waar z.tjn, dan am^dat God is, "uuiT"*'^'^
Maar wy konnen niet zeker zijn dat God is , dan om dat wy
dit klarelyk en blijkelyk bevatten i dieshalvcn, eer wy zeker
'zijn dat God is , zo moeten wy eerft zeker weten dat al 't f^een,
't welk wy klarelyk en blijkelyk bevatten, waaris. ^
Ik fal hier noch een ding by voegen , ^t welk ik byna vercre-
ten had, te weten dat het geen, 't welk defe vermaarde man
voor waar verzekert, my valfch fchijnt, namelyk daCcr , voor z.o
veelhy een ^ denkend dmg is, mets in hem kan mz.en, daar af hy niet ^ wee- i R« r.x-
WHftig ts. Want door m hem , voor zo veel hy een denkend ding Tr r ■
is, verftaathyniets anders, dan ^ zijn geeft, voor zo veel hy van i -^^-"^^^
'thghaam onderfcheiden is. Maar wicfiet niet dat'er veel din-
gen in de geeft konnen wcfen,van de welken de geeft niet m ce-
Wüftigis? De geeft vanecnkint, in fijns moeders lighaam ziin-
de,heeft ^ macht van te denken, maar is niet mcew uft ig daar at. '"i^-
IkgaontellijkGandere dingen voorby. ' ^"'"^'^
V3
Van
Doks, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
d by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, I
$5^ R. Des-Cartes
Van de dingen , die voor de Godgeleerden aan-
Jiotelyk kpnnen zijn.
OM eens een einde van zo laftig een reden te maken , 20 fal
ik hier pogen kort te wefcn , en eer de zaken aanwijfen ^
^.^^ <ian daar af naaukeuriglijker twiftrcedencn.
t.orphii^fj Voor cerft vrees ik datdefe «ruimer middel van fich inde
p/wi. wijsheit t'oefFenen , daar door alles in twijfFel getrokken word,
aan enigen aanftotelyk lal zijn. En zeker, onfe Schryverzelf
• bekent , in zijn ^ Beleed, dat dcfe weg voor c middelmatige ver-
^focrtn. nuften gcvarely kis: doch ik beken echter dat defe aanltoot in
mJimU- d'Inhout zijner Bedenkingen verfacht word.
.mm. Maar ik weet niet of het niet dienftigwas dat 'ervoor defe
Bedenking een voorrcedcn ging, daar door men aanwees dat
men van defe dingen niet in ernft twijfFelde , maar op dat wy ,
e n^PMi- f r^'"" ^'"" J f ter zijden ftellendc , die ook Ie mmfteL
^JhCM legemhett van twijfelen , de welke van onfe Schry ver elders « won-
deYl)\ genoemt word , geven , iets zo vaft en beftandig zouden
vinden, dat ook de hardnekkigfte zelf geenfins de minfte twijf-
feling daar af zou hebben: en ook dat men, in plaats van defe
woorden, devptjltl^de ftichtervmmijnoorfprongmet ks^ ^ behoorde
te ftellen , verdicht dat ih^hem niet ken.
Ik wcnfch wel ernftelyk, en ditom veel oorfaken, diete
lang zouden zijn hier te verhalen, dat de Schryver, in zijn
vierde Bedenking, van't WareenValfche, of in d'Inhout
twee dingen aangcwefen had. *
'tEerfleis,dat,tervvijlhyd'oorfaakvandcdolinirnarpeurt,
T,uxn^u. hy voornamelyk van deie doling fpreekt , die men in de f fchif!
tingvan tware envalfche bedrijft, en niet van degene, die
m t volgen van 't goet en quaat gebeurt.
Want dewijl dit eerfle tot het voorneemen en oogmerk van
onfe Schryver gcnocch is, en dewijl de dingen, diehy hier
Z0\,',<ama, d'oorüiak der doling zegt , zware s tegenwerpingen moe-
ten uitrtaan , als zy fich ook tot het volgen van 't goet en quaat
dunkt my dat de voorlkhtigheit vereifcht,
unii. cn^d'ordeningvan telcren (van de welke onfe Schryver een
zeer groot liefhebber is ) parfl dat men de dingen , die ter zaak
dicnflig zijn, en Aiddel tot xwiilen konncn geven , nalaat,
op
vierde Tegenwerpingen. \
opdat dc lezer, met overtollige dingen onnuttelyk befich,
met van t begnjp der nodige dingen afgeweert zou worden.
Het tweede, 't welk ik wel wilde dat onfe Schryvcr aan.
wees , IS dat hy , terwijl hy zegt dat wy geen ding behoren toe
fevdX hv'aClf V " ^^r'^/ onferfcheid^elyk kennen . cu. *
zeydedathyalleenlykvan die dingen handelde, dié de i'vfnl
tenichappen aangaan, en c van 't verlhnt begrepen worden "^'^"f*"»
maar niet van 't geen , 't welk tot het geloof , en tot het belel
ven behoort ; en dat hy dieshalven de ,, roekeloosheit der wa- c s.^ -.n-
mm daar zjjn gelyk de heilige Auguftinus wijfie] vk vei-S'F'"^
lo ven , dne dmgen . m de geeft der menfchen m .lkiinderen z.ee?m
aeloofP^/S"^? '''' ""*'^'K'r'rede„ iets begrijpt: De geen
Waant, dte acht het geen te weten , 'twelk,hy».et weet. ^
xJchalr^l'"'""^'}^"^^^'^', '"^'"""'^'"^ke»: omdatdeieer,, dier"""""
■^co alrec overreed heeft dat />y weet , niet Ure» t. . j ^ < hOpiatrU
En een weinig daar na, in 't twaalfde hooftdeel , voe^t hv'cr
by : M en kan veel dtngen hjbrenien, om daar door te betonen , dat 'er oe
htelmets van de ' r>,enfcheh,ke gefclhgheit behouden bhjft , -^o m vafl ifel '
X60 R- Des-Cartes
Defe vermaarde man fiü Ikhtelyk , volgens zijn voorfich-
tigheit, oordelen van hoe groot belang het is defe dingen
t'onderrcheiden , op dat veel menfchen in defe tijt, dienaar
goddeloosheit overhellen, zijn woorden niet tot beftrijding
van 't geloof zouden gebruiken.
Maar 't geen,'t welk,naar ik voorfie,meeft aanflotelyk voor
xDo^r^nu de Godgeleerden fal zijn, dat is, naar de "leerftukken van de-
b sncrofan. fc Vermaarde man, de dingen, die de Kerk van de ^ heiligfte ge-
^haTt''" ïieimenilfen des altaars leert,niet geheel en ongelchonden,ZQ't
fchijnt , konnen blijven,
c Subjiantta Want door 't geloof geloven wy dat , a4s de ^ zelfilandigheit
^^''ranistH- desbroots van'i'-tEuchariftie-broot.wechgenomenisjde^'toe.
cha^lft"!^.' vallen,alleendaarblyven, de welken zijn f uittrekking, Sge-
y^xra.Z''' ^^alte, h verwe , ' reuk , ^ fmaak en d'ander.e ' zinnelijke hoeda-
^Fipra. jiighedcn.
ïoJor! Doch de Heer Des-Cartes, acht dateer geen zinnelijke hoe-
\%Tahutn 4^"^g^^cden zijn , maar alleenlyk verfcheide"^ bewegingen der
fefTfibiies!* " lighamen , die omtrent onszijn , door dc welken wy defe ver-
in Motmes fcheide" indrukkingen bevatten , die wy daar na met de namen
TJnil van verwe, fmaak en reuk noemen: dus blijft 'cr niet meer
ii ir^prejfo- dandegcMtc, uittrekking, en"bewegelykheit. Maaron-
olW,7/M^feSchryver ontkent dat defe vermogens zonder enige pzelf-
P Sr.oflaut;.t. {]-andigheit , daar zy in zijn , verdaan konnen worden , en dies-
q Exijicre^ halvcn ook zondcr defe zelfilandigheit wefently k zijn j't welk
liy in zijn antwoord aan de Godgeleerde weer verhaalt.
Hy kent ook , onder defe "^aandoeningen en zelfftandigheit,
geen andere, dan een vormelijke anderfcheiding , die niet
genoech fchijnt te zijn dat de dingen , die dus ' onderfcheiden
worden , ook Goddelyk van malkander worden "afgefchei-
uSei'arare, ^q^-^^
Ik twijffel niet of defe geleerde man , die zo godvruchtig is,
fal dit naerlliglyk en naaukeuriglyk overwegen , en oordelen
dat 'erzor^v'uldiglyk acht opgenomen moet worden, opdat
hy , trachtendende Gods zaak tegen de goddelofen te verdadi-
gen , niet fchijnen zou dat hy in enige zaak gevaar voor 't ge-
loof heeft veroorfaakt , dat op des zelfs achtbaarheit is gevelt ,
en door welks middel hy verhoopt dit onftcrflelyk leven te
verkrijgen, 't welk hy aangevangen heeft den menfchen aan tc
raden.
neS'
s 'Dtflii^io
t 'Dtj^ingue-
A N T-
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
I
I6I
ANTWOORT
O P D H
VIERDE TEGENWERPINGEN.
IKkoiigecn "deurfichtigcr, endaarbygeen heufcheron- «
derfoeker van mijn fchrifcen gewenfcht hebben , dan ikdc
geen bcvmd , welks ^ Aanmerkingen ev aan mv aezonden
Kebt : want hy handelt zo beleefdely k met my /dat ik lich-
teJykkan bevatten dat hy my en mijn zaak jonftig is ; en noch-
,.SK.r ^'^^'^''^Sen. diehy tegenfpreekt, zo ■^naaukeu- c^«»M,i.
in H^nnf '"r ^ '^'^P deurgcfien , dat ik verhoop dat hy , a ,„m
md apdcie dnigen, mets overgeflagen heeft. Daar bv, h>«".
n!"^!?f' 20 krachtiglyk op het geen aan. 't welk hy oordeelt
faTdat^hl"; v^-'^^a^^^^'j^ datikniet vrees dat iemant achten
venwordiK^''' «ver 't hooft gefien heeft: en dieshal-
1 "^S^^"' dat hy tegenwerpt ,be-
t^gf nfpreekt verblijd van dat hy niet op meer dingen
Antivoort op 't eerp deel van de natuur des
^ menfchelyl^e geefls.
IfJiy ^'7 «iet verletten indefe vermaarde man te be-
danken van dat hy my doorfd'achtbaarheit van de hciW
^"'"y" redenen zo voorgeftelt hccff
wiS^eS^^^^^^^^
istotde ^^werentheitvanmiin eeeft-iiwrf ..H /
namely k , daar ik bewefen heb dat God ^ wefentl vk,/
ten defe God , die alles vermag , 't welk ik' k^yt A onde"
fcheidelykals'»mogelyk beken. ^ ""aw-
n.vyi'"'^ miffchien in my veel dingen ïijn , die ik noch
niet bemerk, (gelykik daar ter plaats warclykonderftelde dat
noch niet bemerkte of de » geeft de o macht heeft van 't lig.
^ haam
h Efenti<i
mentif.
^ Exi/lere,
O Vumovtnn
lucr.
j^2. 1^- Des-Cartes
LpantUi- haam te bewegen , dan of defe macht « zelfftandiglyk daar aan
vcrcnic^t is ) nochtans om dat dit, 't welk ik bemerk , genoech
b SHi>ji!i.re. is om met dit alleen te i'beftaan, zobenik feJcerdat God my
kon fchcppen , fonder d'andcre dingen, die ik met bemerk, en
c vjr.nu. dicshal ven dat defe andere dingen met tot de « wefentheit van
mcn,^, de geeft behoren.
d ^w/ to. y^^xïi my dunkt dat ^ niets van de dmgen , fonder de welken
enig ding kun wefcn , in des felfs wefentheit begrepen words
cvccpntu en hoewel de geeft e van dc wefentheit van de menfchis, zo is
f'S'^W. echter niet eigentlyk ^van't wefendes geefts dat hymet het
rjer>u>. Hienfchclyk lighaam vcrcnigt is. ^
^T),fii»nio Ik fal ook verklaren met welke zin ik vcrfta dat mengeen^da-
delijke onder Jcheidmg hier m inbrengen hn , dat het een ding fonder *t an-
h ^ifiraiho der bevat word door afirekj<ing van U verftant , dat het dmg » onevenma»
maar allcenlyihter uit, dat yder dmg fonder 't ander vaU
' maaktelyk^, en als een volmaakt dmg verflaan word. Want ik acht
iiCojnitn niet dat hier een evenmatige kennis des dings vereifcht word,
r^f gelyk defe geleerde man voorgeeft : maar hier in is verfchil
\ Jidj(ii*ai'i* dzt , indien enige kennis 'cvenmutig falwefen, alle "'eigen-
,T> Trc/vi*- ^^j^.^ppcj^^ die iiT^'^t bekende ding zijn , daar in begrepen moeten
\Z'gr,,tma vvorden: en dicshalvcn is 't God alleen, die weet dat hy n d'e-
venmatigekenniflen aller dingen heeft.
Maar fchoon een gefchape verftant miflchicn warelyk de-
rr^Jr^^''' zc kcnnis van veel dingen heeft, zo kan het echter nimmer
weten dat'et die heeft, zo God fulks niet befondcrlyk aan hem
j,coj^»itio openbaart: want hiertoe, te weten om Pd'evenmatige ken-
^cix^y.<*ta, ^^^^ van enig ding te hebben, wordalleenlyk vereifcht dat de
^^Viicogn^f- Mmacht van te kennen, die in hem is, metdit ding gclykis ,
welk lichtcly k gefchiedcn kan. Maar om tc weten dat hy die
heeft, of dat God in dit ding niets meer gcftelt heeft dan'c
iS.Mvi geen, 't welk hy kent, moet hy , 'door zijn macht van tcken-
....of.cndi. jj^j^ ^ Q^^g oneindelijke macht gelyk wcfen, 't welk fekerlyk
onmogclykis,
* [j,ii;nnio -^^^ s dadelijke onderfcheiding tuffchen twee dingen
te kennen, word niet vereifcht dat onfe kennis daar af tCven.
matig is, zo wy niet konnen weten dat zy evenmatig is: maar
wy konncn dit noit weten, gelyk terftont gefegt is^ dieshal-
ven word niet vereifcht dat zy evenmatig is.
Daarom , als ik zeg dat het met genoech ü dat het een dmg Toonder U
l^ff^and^r verjiam word door ^^aftreKK^ngvanU verfiant, 'twel^het dmg
AnUvQort op de Vierde Tegemverpiftgen, i(> J
^onevenmaüglyk^ hegnjpt , zo acht ik niet dat men daar uit beflui- \
ten kan dat een ^ evenmatige kennis tot de ^ dadelijke onder- b c.,«;W.
icheiding vcreifcht word , maar alleenlyk een kennis , die vvv ^^-«v"''''*-
felven door aftrekking van 't verftant niet onevenmatig n\Z l.aif"^'''
Want daar is groot onderfcheit tuflchen enige geheel even-
matige kennis , om dat wy nimmer fekerly k konnen weten of
iiet waar is, zo het niet van God geopenbaart word, en tuflchen
een ander, die zo verre evenmatig is , dat wy bevatten dat zy
door e aftrekking van 't verftant met van ons onevenmatig ee- « <^^/?^4.7,a
maakt word. ^ ° intiiunns^
^pR^'''^^'' ^^^^^^ dat men het ding ^volkpmemlyk moet Uomri.è,
Yciitaan,zo wasde zm met dat des verftanmc; evenmatifr moet s /'''''^'«7:o
wefen^maar alleenlyk dat men het dmg genoech moet verflaan it^if
om te weten dat het h volkomen is. h cV.;.^
cTofV^^"^ ook klaar en bekent \^ras, zo uit de voor-
?orPn • ^ 1 f ^^^S^^^^^^ ^"^S^n- Want ik had een weinig te
Jn IV r^?^"^ ^'^^^ volkome werensonderrchcid?n,i^-
en geiegt nootfakelyk te wefcn dat yder van defc dingen , die r^tV'
aadelyk onderfcheiden worden, als » wefcn door fich , en van ^ -^<^-i"cr:
alle ander wcfen verfcheiden verftaan word. i^^^i^r/f.
En daar na heb ik, in de felve zin , daar mee ik ecfciit heb dat
ik - volkarme jk. verllont wat lighaam was , tcrftont daar b v 2 . Cm, r
voegtdatikverftadatdengeefteenvolkomcdin.^^^^^^^^^
liome ding is, in een en de felve betekenis te nemen
vei Ita , en hoe ik bewijfen lal dat tot de p dadclij ke ondcrfchei
Ik antwoord dicshalven op 't ccrfte dat ik by volto„,e din. niet,
anders verfta.a seen. felftt^ndigheit, met die ' vormen of " oc
voegingen bekleed , die genoech zijn om daar uit tTbckcnncn ' "
datzyfelfflandigheit IS. uuivcnnen s.^i
Want wy kennen de felfftandigheden niet « onmiddelyk,>e- tz...i/.^.
lyk elders aangewefen is, maar alleenlyk hier uit , dut wy eni^e
"vormen of ^Uoevoegmgen bevatten; en dewijl die in enïcr u tV;«.e.
dmg moeten wefen, mdien het ^ wefentlyk fal zijn, zo noemen l,'^
Wy dit ding, daar zy in z[]n,y ze Ifftandi oh at. U^lfjnU
Doch indien wy daar na defe felfllandigheit van alle defc
complet
toe- Sul>j{.intU,
X Z a
toe-
x64 E s - C A R t: E s
■ iribtfta ^ toevoegingen , aan de welken wy haar kennen ,. willen beroi-
a ^tm uta. ^^^^^ [uWcïi \vy allc de kennis , die wy 'er afhebben, vernie-
tigen,en.dus wel enige woorden daar af konnen voortbrengen,
maar de betekenis der woorden niet klarelyk en onderfcheide-
lyk bevatten.
b sui.iia,tu w^^^ ^"^S^ ^ felfftandigheden gemcuelyk c onvoU
cincomTilu. komen genoemt worden. Maar indien men hen onvolkomen
* noemt, om dat zy door fich alleen niet konnen wefen, zo beken
d contr^di- ik dat mydifi tegcnfeggelykrchijnt^ te weten dat zy felfftan-
a^^rmm^. digheden, dat is dingen, die door fich beftaan , en te gelyk ook
onvolkomen, dat is niet door fich te konnen beftaan, fouden
wefen. 'cis wel waar dat men hen op eenandere wyfe onvol-
kome felfftandigheden kan noemen, te weten dus, dat zy, voor
20 veel zy felfltandigheden zijn, niets onvolmaakt hebben ,
maar alleenly k voor zo veel zy tot enige andere felfftandigheit
e ^f^rnnu'.r, e tocgcpaft wordcn, met de welke zy een door fich maken.
In defer voegen is de hant een onvolkome felffl:andigheit,als
hy met het gehele lighaam , daaraf hy een deel is , vergeleken
word: maar als hy alleen aangefchout word, zo is hy een volko-
me felf llandigheit. Desgelyks , de geeft en 't lighaam zijn on-
volkome felfftandighcden, als zy tot de menfch, die zy maken,
gebracht worden, maar zy zijn volkomen , als zy alleen aan-
gefchout worden,
f £j. cy.ir^. Want gely k f uitgeftrekt, deelbaar, geftaltely k, en zo voort,
fum^divifivi. te/wefen^ s vormen, of toevoegingen zijn,uit de welken ik defe
[?r-oZTf!^' feifflandigheitjdie lighaam genoemt word,beken,zo zijn hWQXr-
"hïiüT'cns ftiii^nde, willende, twijffelcnde, en zx) voort, te wefen, vormen,
llurT^L daar door ik de felfftandigheit , die ï geeft genoemt word , be-
TMinu ^^^^ ? verfta zo wel dat de ^ denkende felfftandigheit een
iC'iibjUnua volmaakt ding is, als ^ d'uitgcft rekte felfftandigheit.
yslbfilKtia 't Geen , 't welk defe geleerde man daar by voegt, kan ook
geenfins gefcgt worden , te weten dat miflchien het lighaam
qennu tot de gccft, als het geflacht tot de " gedaante is: want hoewel
»> ^ het gellacht fonder de gedaante, of fonder dit ° gedaantmakend
^SC'"* cnderfcheit verftaan kan worden, zo kan men echter geenfins
een gedaante fonder geflacht bedenken,
p Fhura Tot ccu voorbcclt , wy verftaan lichtely k de p geftalte, fon-
wST; ^3er op de kring te denken , (fchoon defe ^ verftannig met on-
8 F^Hra'^'c derfchcidcn is , zo zy niet tot enige » befondere geftalte ge-
bracht word, aoch van een volmaakt. ding, zo zy niet de natuur
van
Ant woort op de Vierde T ^gcn'n^ er pingen» i ^ J
van 't ligliaam bevat ) maar wy verftaan geen ^ gcdaantmakend a Dijfertoiia'
verlchil van dc kring, zo v/y ook niet gclyk op de geilake den--^"'^"**
ken.
Maar men kan ^ de geeft: onderfcheidelyk en volkomentlyk, i, j^uns
of zo verre als genoech is om voor een volkome ding gehouden ^
te worden , bevatten , fonder enige van die vormen of ^ toe- fpc^Ja'''
voeguigen, uitde welken wy bekennen dat hetlighaam felf-
e ^itr tl/ut
ftandigheit is ; gelyk ik acht dat ik in mijn tweede Bedenking-
genoech getoont heb: en 't lighaam word onderfcheidelyk, en
als een volkome ding verftaan , fonder die dingen , de welken.,
tot de geeft behoren.
Defe geleerde man,echter hier op aandringende,fegt, Schoon
li 5 zonder de ^k^nms van mtjn Ughaam^ enïg kjnnü van my z^lf kan heb- ^
hen , zj) volgt echter daar mt niet dat defe kennis volkomen en evenmath o^d^^naul
, J« dier voegeny dat zeker ben dat tk my met bedriegt als ik "t lighaam
buiten mïjn mzemheit flmt. Hy verklaart defe Riak met het voo^ -
bedt van een 'driehoek ineen Mialvekrmg getrokken, die-ïc'S^-
\vy klarelyken onderfcheidelyk konnen verftaan hxchthoe-fT^S
kigwefen, hoewel wy niet weten , of ook ontkennen dat het '-.^^
^ vierkant van zijn » gront met de vierkanten der zijden gely k"^^'"''''*'
IS ; en nochtans kan men daar uit niet befluiten dat'er een drie- u '^^yi/*
hoek kan wcfen , daar af het vierkant des gronts niet met de
vierkanten der zijden gelyk is.
Wat dit voorbeelt aangaat, het verfchilt in veel « wiifen van o if ^•
de voorgeftelde faak. Want voor eerft,J.oewel men nïiS^^^^ "
de P driehoek voor een ^felfftandigheit, een r driehoekige l^c p^^*''?^^'^-
ftalte h.ebbende,kan nemen,zo is echter fekerlyk ^ d'ci-enfchap fsturT''''
van het «vierkant des gronts met de vierkanten der zYiden fr/^'''''^^^''*"^»^
dSe\wee H fdfftandigheit, en dieshal ven kan ^der fan .Xrr.
defe twee dingen met als een volkome ding verftaan worden '''t
gelyk men deu Geeft en - ^tUghaam verllaat. Men kan't ^oT^een w^^^^^^^
éng noemen, te weten met lic zin, daar door ikgefegt heb dat ^ft l
noegtsdatik tcendmg (namelyk volkome ding) /W.,;,^,,/,,.
ftaan k^n, en zo voort , gclyk door de volgende woerden klaar'
bhjkelykis. Wyders,tl:^vmdm my^ vermogens, cn zo voort. Want ik xF..wra^^;
heb met gefegt dat defe vermogens y ^/«^cw zijn, maar hen naau ^
keuriglyk van de dingen of ^ felfftandigheden onderfcheiden.' " z s,;/,/?,„, .
Ten tweden,hoewel wy klarelyk en onderfcheidelyk konnen
verftaan dat dc » driehoek in een halfront ^ rechthoekitr is, foiv ^
der te bemerken dat het - vierkant van des felfs grontmet de'fcX'
z6(j R. Des-Cartes
vierkanten der zijden gelyk is, zo konnen wy echter niet zo
klarely k een driehoek begrijpen , in de welk het vierkant van
de gront met de vierkanten der zijden gelyk is , of wy bemer-
ken al met een dat hy rechthoekig is : maar wy bevatten kla-
rely ken onderfcheidelyk de geeft zonder 'tlighaam, en'tlig-
haam zonderde geeft.
zConce[>m. Tendarden, hoewel de ^bevatting van de driehoek , ineen
halfront getrokken , zodanig kan wefen , dat daar in geen ge-
^^Tlat' ^y^^^^?/^ tuÜchen ^' 't vierkant van de gront , en de vierkanten
inm ajts. zijden begrepen is , zo kan het echter niet zodanig wefen ,
c Q'roi'onio. of nien vcrftaat dat 'er tot dcfe driehoek enige ^ evenredenheit
tuflchen 't vierkant van de gront , en de vierkanten der zijden
behoort. En dieshalven , zo lang als men niet weet hoedanig
dcfe evenredenheit is , zo kan men gec-n evenredenheit daar af
loghenen, dandcgene, diewy klarclyk verftaan niet tot de
XlTtatZ driehoek te behoren; 'twclk van de ^gelyke evenredenheit
c couteinw, Hooit vcrftaan kan worden.
Maar in de <^ bevatting van 'tlighaam word heel niets incre-
flotcn, dat tot de geeft behoort , en niets inde bevatting viin
dc geeft , dat tot het lighaam behoort.
Dieshalven , hoewel ik gefcgt heb dat hetgenoech is dat ik^ V een
ding zonder *t ander klarely 1^^ en onderfcheidelyk^ kan verfiaan, en zo
voort , zo kan men echter daar uit dit minder voorftel niet ma-
ken : maar ik^verjia defe driehoek^kjarelyk^en onderf cheidelyk^y en ZO
voort. Vooreerft, om dat d'evenredenheit tuflchen 't vier-
kant van de gront , en de vierkanten der zijden geen volkome
iTroponio ding is. Ten tweeden, om dat defe ^gelijke evenredenheit
klarelyk verftaan word, dan in de s rechthoekige drie-
U^ngui^' hoek. Tendarden, om dat men ook de driehoek niet onder-
fcheidelyk kan verftaan , 20 men d'evenredenheit, die tuf-
fchen de vierkanten der zijden , en des gronts is , loghent.
Maarnuftaatte zeggen hoe tk^hiermt alleen, dat fk.d'een z^elf^
fiandtgheit zonder d' ander klarelyk en onderfcheidelyk, verfia , zeker
ben dat d'^een van d' ander mt gefloten word,
^'kundigheit van de zelfftandtghett is dusdanig, dat zy
k Pcrfc, * ^ i-ioor fich , dat is zonder de hulp van eenige andere , 1 wefent-
J,f*f^^'J;;^^ lykkanvvefen: en alle degenen, die twee zelfftandighcden
fi\^4/,/V. 'door twee verfcheide '"bevattingen bevatten, oordelen al-
tijt dat zy " dadelyk onderfcheiden zijn.
Dieshalven , indien ik geen groter zekcrheit , dan de pcmc-
liC
Antwoort op de Vierde Tegewverpïngeti. léj
ne , gcfochthad, zo zou ik vernocgt gcweeft hebben met in
mijn tweede "Bedenking te tonen, dat men de seeft als een r .•
"onderftandig d*g verftaat , fchoon hem heelS toege ff rr
voegt word, dat tot hetlighaam behoort; enin iegendeS ™ '
dat ook het lighaam als een zelfllandig ding word verftaan
fchoon niets daar aan toegeëigent word, dat tot de c geeft belc^m;
üoort. Ikzou'erniets meer bygevoegt hebben, om te tonen
dat de geeft J dadelyk van 't lighaam onderfcheiden word ; om ■'^."«'«n-
dat wy gemenely k oordelen dat alle dingen zodanig in der daat
en naar waarheit zijn , als zy naar onfe ' bevatting fchiinen. c
Maar om dat, onder defe f boven gelooffeliiketwiiftelin-f 7, l..-
gcn , die ik m mijn eerfte Bedenking voorgefteft heb , een dus "^^'^
verre te voorfchijn is ge-komen , dat ik hi?r uit ( te weten da '
de dmgenm waarheit zodanig zijn, als wy die bevatten) niet
zeker kan wefcn , zo lang als ik onderftelde dat ik de s ftiduer . .
fnll,'-'-''? . ^o2;ijn alle de dingen, die ik'""""'^"*<f
m mijn darde, vierde en vijfde Bedenking, van God en vin
tj^addvf f "^"^^ f - befl^utt dat'de
f;ïinSii':BTd;n'fnï:o°ïoiSrh^b"/^' ^^'^'^
^aar zegt defe geleerde man , .kverfta een driehoe t, in een
"'"Sront getrokken, x^vnder dat ikyf'et dat het vierkant Tj^n A^, , ic
grom met de v.erkamen der z.yden .elyt.s. Zeker Z,^ V A f
dnehoek wel verftaan , IchoonVen op ï^re^rS ck d^
tullchen de vierkanten van des zelfs grLt en der zld i \t '
denkt : maar men kan niet verftaan dat defe evc uefiei; van
defe driehoek geloghent kan worden. In tegendeel . vTve'
ftaan van de geeft met alleenly k dat hy zonde" lighaamTs^nn ^
&oren alle de dn/gen. die tSt heTl g'lS
alvV^ Sceft eigen zijn: want de natuur der^ypT
datik denk, befluit da! .k ■ wefbm Kkbc;! S 1
'twell.nundefervoegcn ^vorm, Jy^^:ii::^^l^'£:'-
kend ding vertoont: want op de zelve wij fe , kik de natu u-^^^^r'^
van 't hghaam onderfoek , vind ik mets daar in , i' dat naar de
denking zwijmt; en men kan geen groter bewijs van onder. '-l'.uf"
icheit tullchen twee dingen hebben , dan dat, als wy op een vui '
beide , die wy willen , merken , wy geheel niets daar in vinden
't welk van 't ander niet vcrfcheiden is. £
i6'8 R. Des-Cartes
Ik zie ook niet hoe dit bewijs teveel bewijft; want om te
a y^m^r. tonen dat het een diag^ dadely k van 't ander ^ onderfcheiden is,
b •DijUngiti. ^^^^ ^^.^^ minder zeggen , dan dat het door de goddelijke
macht daar af gefcheiden kan worden : en my dunkt dat ik my
iiaerfliglyk genoech verhoed heb dat niemant daarom zou ach-
cv/f»/w«^«. ten dat de menjch niets is y dm een '^germed , dat Ugh aam gebruikt,
tensccrpon. ^^^^^^^ .^^ ^^^^^^ ^^^^ Bcdeiiking , in de welke ik van d'onder-
(1 ^lens, fcheiding des <i geefts van 't lighaam handel , bewijs ik ook met
c^«ii?4«//4.eenendathy czelfftandiglyk aan 't lighaam verenigt is j en ik
heb hier toe zodanige redenen gebruikt , dat ik niet weet dat
ik ooit enige elders gelefen heb , die krachtiger zijn om zulks
tcbewijfen. Engelyk de geen, diezeide dat d'arm van een
i^KefiTcr''' "^c^^^ch ^ zclfftandigheit was , s dadely k van des zelfs overig lig-
z\ruficr. j^^^j^ onderfcheiden, echter daarom niet loghenen zou dat
dcfcfelvcarmtotde natuur vande gehele menfch behoorde,
cn gdykdegecn , die zegt dat de zelve arm tot de natuur van
de gehele menfch behoort, echter daarom geen gelegentheit
h ShW^rc, geeft van te vermoeden dat zy niet door (ich 'zelf beflaan kan :
ZO dunkt my ook niet dat ik te veel bewefen heb , met te tonen
datdegeeft zonder 't lighaam kan wefen, en ook nietdatik
te weinig bewijs, alsikzegdatdeigeeft ^ zelfftandiglykaan 't
ïïafrT' lighaam verenigt is, om dat dcfe ^ zelfflandige enigheit niet
\'ïnln'i!'' ^^^^^ ^^^"^ klare en onderfcheide m bevatting van de geeft alleen,
als van een volkome ding , te hebben : endicshalven verfchilt
n'ï>V"'i'f"- de bevatting desgeefts veel van debevatting der " vlakte, of
oLinea^ van dc " Üjn , die niet dus als volkome dingen konnen verftaan
F lISo'* worden , zo men , behalven de p langte en q breette , ook geen
tPrvfHudt' r diepte daar aan toefchrijft.
st'« cogu Eindel y k , hier uit , dat de ^ macht van te denkèn in de kinderen in
tindt. tjlaap legt^ m d'^onfinmgen wel niet geblnfcht ^ maar ontroert is ,
uof^!r»4 l^ï^ii i^'icn niet achten dat zy zodanig aan de " lighamelijke werk-
corporea. tuigCH gchccht is , dat zy niet zonder die ^ wefcntlyk kan zijn:
>v xtjtm^ want hier uit, dat wy dikwijls bevinden dat zy van hen belet
word , volgt geenlins dat zy van hen voortgebracht word j
men kan dit door geen , of de minfte reden bewijfen.
Ik zal echter niet loghenen dat defc enge vereniging van de
X Senfm geeft met het lighaam , die wy dagely ks door de ^ ftnnen bevin-
rSf"'^"' den,d'oorfaakiswaarom wydes zelfs y dadelijke onderfchei^
ding van 't lighaam niet zoader naerftige o verwegmg bemer-
ken.
Maar
ttna,
'nut.
Ant'ivoort op de Vierde Ttgeniverphïgen. 1 6$
Maar de genen, die de dingen, de welken in mijn tweede Be-
denking gclcgt zijn , dikwijls byfich overwegen, zullen bch-
tclyk aaulich vroedmakcn , dat de geeft niet door enige » ver- aF;.7.w.^
dichting, ot aftrekking van't verllant van 't lighaam onder ^^'(^'^^^''^^
Icheiden , maar als een |>onderfcheide ding bekend word , om
dathct^ warelykonderfcheidenis. cia.
Ik zal op dele dingen , die dele geleerde man van d'onfterffe-
lykhcit der ziel hier by voegt,niets antwoorden, om dat zy niet
tegen my zijn. Maar wat de zielen der beeftcn aangaat, hoewei
der felvcr aanmerking met tot Jcfe plaats behoort,en ik zonder
de verhandeling van de gehele Natuurkunde, niets meer daar ^
at kan zeggen dan ik alreê in 't vijfde deel van mijn ^ Redens ,t
nng van't Beleed verklaart heb , zo dunkt my echter (om niet ^'"'"'^
geheel te zwijgen) dat'er niets meer t'aanmerken is,dan dat'er
zowelmdelighamenderbeeitcn, als in onfe lighamen, geeii
bewegingen konnen gefchieden, 'ten zy gehecllvk alle de^'-^^^'^^-
- vverkcmgcn daar by zijn , door welkers hulp ook de zelve ^ ^'"^'^
woiaen, in voegen dat ook de k geeft m ons zei ven niet lon-ï^-'^--
iniddelyk -d'uitterlijkc leden beweegt , maar allecniyk de i^r:^:^-
öcciten,van't hart deur de harflcnen indc^ fpieren vloeiende
Plriert, cn die tot zekere bewecinsen bepaalt Hpun,! V "^>'''"«^.
geeften van fich zelvcn even ufhttlyk to'c'td t d^e £ ^*
geeitat,gelyk de kloppinge van't hart.de vcrterino der fpiifen r
dc voeding, d'ademuig der gener, die flapen. en ook dc ^S de^ '
iing t gefing.en diergelijke dingen in de gencn,die wakrn
Ut^^I^l^^'' ^^"'^^ t''^^' ^S^- op denk t'^S' : s ....
nSr d'farde A^^^ '"J^' de handen voor uit
naar a aarde fteken,om hun hoott tc berchutten,dit aecnfinc >
• redensberad njz doen mmr nll^^pnixri/ "^^"^"^^
x>nn.^^oot.A y Qocn, ma.ir alleeniyk om dat hun ^ ^QC^c\^r ^ Confüttirn
van de aanftaande val, tot aan de harftenen deurdrin^renf r 1
^ levende geeften naar de zenuwen zend, op zodï^^^^^^^
dat men nootfakclyk, ook tegen wil van de ^ <reeft tot dcfr K ^^'''"'^
weging moet komen,gelyk ook in eenv werkftuk gebeurt Nu"
dewijl wy dit in ons zeiven zekerlyk befpeuren , waarom zijn ^
wy dan zo verwondert van dat het licht , uit het lighaam van
een wolfin d'ogcnvan eenfchaap ftralendc, dc zelve macht
heeft om in 't fchaap de beweging van de vlucht t'outfteken ?
^ Voorts,
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
^jo Des-Carte
Voorts , indien wy tot redeneren willen komen , om tc be-
kennen of enige bewegingen derbeeftengelykzijn met dege-
-iJA... nen, die in ons met behulp van de » geeft volbracht \vorden ,
b/«A««^. of alleenlyk met de genen, die van d emge i>nivloejmg der
KZkü. geeften, en «fchikking der werktuigen afhangen, zo moet
cV«. mende verfchillen aanmerken, die onder hen gevonden wor-
a 7>,.c.«r; ^cn , ttamelvk de senen , die ik in 't vijfde deel van mijn ^ Re-
umhoi,, van 't Beleed verklaart hcb^ want ik acht dat men
neen anderen kan vinden: en wy xullendanlichtelykbemer.
e^^,wx Icndatallede c doeningen der beeften alleenlyk met degenen
'/r''"* gclyk zijn, die wy zonder enig behup van de f geeft doen.
xijn dieshalven gedwongen te befluiten dat wywarelyk
s Pr,wri«.^ in hen creen ander s beginfel van beweging bekennen , dan d'e-
7^Kaüo nige gefchiktheit der werktuigen, en de geftadige ' toe-
17^:!:Z vloejini der heeften, diedoordehittevaa't hart, 't welk het
bloet dun maakt, voortgebracht worden : enwy zullen met
enen bemerken dat ''er niets is , 't welk voor defen aan ons ge-
letrentheit heeft gegeven van hen iets anders op te dichten, dan
da^ wy , defe twee beginfelen van de beweging niet o-nder-
fcheidende, en Ccnde dat het een, 't welk alleenlyk van de
fei-pm/.^*. klevende geeftcn, en van de ' werktuigen afhangt , zo wel ui
r'^t;:. de heeften , ais in ons is , onvoorfichtelyk geloven dat het ook
ïn Menr. ^^der , 't welk in de geeft of ^ denkmg beftaat , in hen is.
D.VJ^ri». £j^2,eker, wy kennen zwarelyk het geen , 't welk wy van onfe
kintsheit af aan ons vroedgcmaakt hebben , fchoon men federt
door redenen betoont dat het valfchis, uit onz gevoelen uit-
wiftchen,'t en zy wy lang en dikwijls defe redenen overwegen,
A N T W O O R T
Op't ander deel.
Van God.
IK heb tot hiertoe gepoogt de Tegenwerpingen van defe
s-eleerdeman op te lollen, en des zelfs gcwclt af te weren :
doch ik flü nu, gelykde genen, die tegen fterker tegenftre-
^i^uFti, vers ftrijden, my niet O regelrecht tegen hem ftcUen, maareer
zijn flagen fchuwen. -,• t
Hvl^ndeltin dlt deel alleenlyk van dne dingen , die lichte-
lyk
Anhvoort op de Vierde Te^enwrpinger}. 171
Ivk toegelaten konnen worden , naar dat hy die verftaat : maar
ikheb't geen, 'twelk ik gcfchreven heb, «met een andere. ^/.^ r.«y»
Znivcrflaan, die my ook waar fchijnt. muüexi,
\ Eerfteisdatenigehdenkbeelden^^flofFelykvalfchzijn dat^^'^''*
is , gelyk ik verklaar , dat zy zodanig zijn , dat zy aan 't oordeel iJ"''"'*'
f>>,iiCwndohng geven. Maarhy^ de denkbeelden ^ vorrne-^'
:ly k genomen, aanmerkende,beweert dat'er geen valsheit in is. ul^"'''
t Ander is dat God van zich iflelliglyk^^ en als van een oor- * *^
Taak is, daar ik alleenlyk heb willen aanwijfen dat de reden , cfX''"*
daarom rrorl CTfpn Z wr-tAf e^t^A/^ rs.r^'fCr,^'\r UiuU^ol*. ^ ii . p CnuU
-welen. Maar hy bewijll"^ dat God niet van fich voortgebracht ^ ^^-'^v-.
IS, en met bewaart word door enige "ftellige invloejine; van u;!!';; ...
de werkende oori^iak ^ 't welk ik ook beveftig. ^ ^ J,t«r ''"^
Het darde is dat'er in onfe "geeft niet kanwcfen, vzKi\ZfZ7:J'
verï^l^f^ meêwuftigzijn : 'twelk ik van de P werkingen " '
verftaan heb, en hy van de Cl machten ontkent. ^ f^^;"
Maar laat ons yder wat naerftiglijker achcervolcen. Ter
plaats, daar hy zegt , indien de k.oi>de alUenljk. een 'omkeering is/LT'"""-
*« kan er geen 'denkbeelt af we fin , dat die als een 'flelUir dmir ver-
hZ: 'w' k'='''>-V'j'''='>''" alleenlyk handelt van " 't denk- I^T'''-
beek , «- f orwt/;-*:genomen. Want dewijl de « denkbeelden zcl "
venzckereïvormcnz^^
worden, zo zijn zy, zo dikwijls als men hen aanmerkt voor
2o veelzy iets vertonen niet maar u ...«„/^.^ro. T;,,..
men Doch indien men hen aanfchout, niet voor zo veel zv ^ "r"^-
Pen°v«n v'^'^r.""'" "^"^^ ^^^^<^^h^ voor Zo veelzy ' werkii/. -1^^
gen van tverftantzijn, zo mag men wel zeaeen datzv >'ftof Tr'
ielvk!?enf>mpiTi„«,..j„.. . 'j- .i .i sb^" itot- i,f„„./;,,.
mogen worden dan in de gene , die ik alrec verklaart hclf fe ^'oV,^.
weten , 't zy de koude een^ ftellig ding , of een >. ontbcèi-iTis l '^'^^
ik heb echter daar af geen ander ' denkbeelt, maar 't zelve h'^ ^ , r,
in iny, dat ik alt.jt gehad heb en 't welk, gelyk ik z^tatSf ;
ftofFe van dolmg geeft, indien het waar is dat de loude een i /T'."""'-
k ontbeering is , en niet zo veel' dadelykheit heeft , als de hit- ^'^'•■""^u
te , om dat ik , de beide denkbeelden van hitte en koude aan- m^'XT'
merieude, gelyk ik die van de ■> zinnen omfangen heb , niet"
Y z •
bc.
R. Des-Cartes
Kcaiit^. bemerken Icjin dat meer ^'dadelykhcit door d'een,dan door d'aii-
dcr, aan my vertoont word.
b jtidiciy^n,, Zck^ïytk^heb ook^het oordeel niet met het ^denkheelt verwart :'w^nt ik
heb gefegt dat men in't lefle a floffelyke valsheit vond,en dat in't
d vai.ptas eerftc geen, dan ^ vormeljkp valsheit kon wefen. En als defe ver- ,
rSSr.maardc man zegt dat het ^denkheelt van de koude de koude zelve is-,
mah, neljkdie ^voormrpelyk^in ^t verftant ts , zo acht ik dat men hier h on-
Lue. ^^^j.f'ci^ej^ii^g behoeft. Want dit gebeurt dikwijls in duiftere
^oi^eftivi. en verwarde denkbeelden, onder de welken men defen van
hS/fr'f hitte en koude moet tellen , dat zy tot iets anders ' toegepaft
worden, dan tot hetgeen, daar af zy warelyk denkbeelden
)KPrivaüu ^jjj^^ Dieshalven, indien de koude alleenlyk een ontbecring
is , zo IS 't denkbeelt van de koude niet de koude zelve , gelyk
iot;.<7.vè,«zy 'voorwerpelyk in't verftant is, maar iets anders, 'twelk
'^'■Prvltto qualyk voor defC" ontbeering genomen word , namelyk»» ze-
n scniH. ' kei e zin van 't wefen , 't welk buiten 't verftant geen p we-
ïï'Xr.-ieiitlykheit heeft.
fySxijieuna. Maar 't is niet dus met n Gods denkbeelt , tenminften met
t^Dciidca. jjei-gcen, 't welk klaar en onderfcheidcn is , omdatmen niet
kan zeggen dat het tot iets gebracht word, met het welk het
. Conformu. iiict ^ gcl ij kvormïg is. Wat de ' verwarde denkbeelden der go-
5 ^'^''^ den aangaat , die van d'afgodcndicnaars verdicht worden ,, ik
wjaTm// kan niet zien waarom men hen ook niet ' ftofFelyk valfch mag
r.'Mm4 noemen, voor zo veel zy "ftoftctot valfchc oordelen daar a^
iTiirir'"* geven : hoewel , om de waarheit te zegden , de denkbeelden^
die of geen , of zeer weinig gclcgcntheit van doling aan 't oor-
X, MaurUU' dcel gcvcn , niet zo wel en recht " ftofltelyk valfch gefegt fchij.
nen te worden,dan die grote gelegentheit daar toe bcfchikken:.
en menkanlichtelyk met voorbeelden verklaren dat het een
denkbeelt groter gel cgenheit van te dolen, dan 't ander, geeft»
y idt* ren- Want dcfc gelegentheit is niet zo groot in de y verwarde denk-
'H^ beelden , naar 't believen van de geeft zelf verdicht , gelyk dc
denkbeelden der valfche goden zijn, als zy in de genen is, die
van dc zinnen verwart aankomen , gelyk de denkbeelden van
hitte en koude zijn, zo, gelyk ik gefegt heb, het waar is dat
^^ni ^cA. ly nists dadelyk vertoncn.Maar de grootfte gelegentheit hier
toe is inde ^ denkbeelden, dit uit deb fmnelijke begeerte fprui-
h'!^%iim ten. Tot een voorbeelt,geef t het denkbeelt van dorft in de wa-
[v>su.v^:. jerfiichtigc nooit warelyk aaG hem ftofte van doling , als 't aaii
kem gelegeatheit geeft vaf> t'oordelea dat de drank vorderlyk
aan hem. is, fchoon zy hiiidei'ly k aan hem fal wcfcaf Maar
Antwoort op de Vierde Tegenwerpingen, 173
Maar defe geleerde man vraagt wat dit » denkbeelt van kou- a^^'^"»
dc , 't welk ik gefegt heb fhofïely k vaUch te welen , aan my
vertoont. Want indien, zegthy, het een ^ ontbeermg betoont y z^oTpn^'m,
is ""t waar, indien een flelHg wefen , z.9 is't geen denkbeelt van konde.<\^ns^9fui^
Met recht. Maar am dit alleen noem ik 't ftofFelyk valfch, dat'
dewijl het duifter en verwart is, ik niet kan onderfcheiden of
ExtrA [en-
het iets aan my vertoont, dat '^buiten mijn zin ftellig is, of«
niet : en dieshalven heb ik gelegentheit van t'oordelen dat 'ctf
^iets ftellig is , fchoon het milTchien niets dans ontbeering is. i^^T/"^'*"
Men heeft dieshalven niet te vragen welk d'oorfa^k^van dttl'^aijalu
voormrpelyl^ ftellig vpefen is,daar fiit,geljk,il^z^gygefchied dat dit * denh- ^"'«f^''"
heelt ftojfelyk^valfch is , om dat ik niet zeg dut het ftoffely k vaircbl7i1'''^«:
vyord van enig ^ ftellig wefen , maar van d'cnige ' duiftcrheit '"'"^'"''f'^h
die echter enig ftellig, wefen voor onderwerp heeft, name-'ki^«i^j?//-
lyk de "fin zelve.
En zeker,dit ftellig wefen is in my ,voor zo veel ik een p waar m o'ijS^!
ding ben. Maar dc duiftcrheit , die alleen aan my "elco-entheit " ^^"^"'*r ■
geeft van t'oordeelen dat dit 4 denkbeelt van 't ge^?ocl der koii«
deenig » voorwerp, buiten my geftelt , dat koude gcnoemt
word , vertoont, heeft geen ^ dadelijke oorfaak , maar fpruit al--^'"'?''/^.
lecnlyk hier uit, dat mijn natuur niet in alle delen volmaakt is. s'cÜ/arrI*
Ditwerpt ook gecnlins mijn 'grontveftcn om verre. Maar^'^*
ik zou vrefen dat ik, dewijl ik in't lefen van de boeken der'
u Tl 7 J ! „ ' ! _ ^ „ 1 • • . 1 n Ti T * V4^1 ta.
" Wijsbcgerigen met veel tijts bcftced heb , millchLen niet Pc^-^i^'^^^oro^hi;
noech hun wijfe van fpreken gevolgt had , als ikgefegt heb dat
de '^denkbeelden, dic^ftofte van doling van 't oordcel Peven
y ftoffelyk valfch zijn , zo ik niet by d'eerfte Schry ver , die my frrl^r''^
m handen viel, defe benamingy?o//(?/;i^, inde zelve betekenis ^
genomen, gevonden had , te wete;n by Fr. Suarez ,Metaphv
licaedilput. 9. fe6bione^. numero4.
Maar laat ons tot de dingen voortgaan, die defe Q-eleerdc
man meeft yan allen benfpt, en echter, naar mijn oordeel,
ï^i" T.2u" ^\7,^^^^i'^%ei^swaerd^ zijn,^ namelyk daar ik gc-
gpftcht van haar ^werking. Want door dit zelve heb i"k hcr<>ccn
gelogen , dat aan defe geleerde man hard cn valfch fchijnt f na- ^un^""
melyk dat God de werkende oorfaak van hem zelf is , om dat ^^■^'^'^^''^v
ik, met te zeggen in emgervpijfo hetjelve te doen, gctoont heb
dat ik niet acht dat'ct het zelve is, en met te voren tczeggea
Y a d.u
174 Des-Cartes
, dat' et aan ons ge oor lof t is ^ nangewefen heb dat ik dit dus verklaar-
de, alleenlyk om d'onvolmaaktheit van 't menfchelyk ver-
flant. Ik heb dit ook overal in mijn andere gefchriften beve-
iligt: wantterftontin 't begin, daar ik gefegt heb, dat^erqeen
\^ciHjl%- ^'^^ ' vpez^mlyk is , daar afmen de ^ werkende oorz.aak,ntet mag z^oeken ,
(tcns, voeg ik 'er by , of, indien z,y geen heeft, vragen waarom tl) geen behoeft :
welke woorden gcnoech aanwijicn dat ik geacht heb dat'er iets
Ixljtcrc!"^ ^ wefentlyk is , 't welk geen werkende oorfaak behoeft. Maar
wat kan 'er zodanig wefen, als God? En ik heb een weinig daar
na gefegt dat in God z^o grote en z.o onmtptitteltjkj macht is , dat hj noit
d E^miTt^ iemants behnlp behoeft heeft , om ^ wez^entljkje )vez,en , en die nn ookjntet
behoeft , om bewaart te wez,en , en dat hj dm enigz^ins oorzaal^ van z.ich
^elfts» D-^i\i' dcv/ oorden , oor z.aalivanz.tch z^elf, geenfins van de
werkende oorfaak verftaan konncn worden , maar alleenlyk
^^^^ onuitputtelijke macht d'oorfaak of reden is , om de
iim^ll'puu welke hy geen oorlaak behoeft.
^^va. . ^"^,?^^Uldefec onuitputtelijke macht,offd'onmccelykheit
r^canfu. der welcntheit ten hoogde s Heilig is, daarom heb ik cefcst dat
'T,^^" ^^^'^^^^^ ' welke God geen oorfaak beHoeft,
i/„/«o£.«.- 'Itelligis, 't welk met van enig ^ eindig ding , hocwePin zijn
p'r/Xr geflacht ten hoogften volmaakt, gefegt mag worden. Maar in-
m e{rejifc, dien men zeide ^ van zich te wefen,dat dit alleenlyk " ontkenne-
if&T'' ^y^^ verftaan kan worden,om dat men geen " reden, van des felfs
^Nattira r Heilige natuur afgenomen, bybrengen kan , om de welke wy
liCuuUcfi. verftaan fouden dat dit geen q werkende oorfaak behoeft,
ff/f,». En dus heb ik in alle andere plaatfen de vormelijke oorfaak
\^dt^''" ofdeM-eden, van c Gods wefentheit genomen, om de welke hy
'•S'^t^t r S^^^ oov^^'xk behoeft om u wefentlyk te zijn, of bewaart te
\xÈZncuT worden, neffens de werkende oorfaak , fondcr de welke P-een
w^^^/. eindige dingen konnenwefen, vergeleken, dat men overal
xWcsfmu, Uit mijn eige woorden kan bekennen dat zy van de werkende
^.>wr verfchciden is.
zCoufcrtarc, Ik heb ook nergens gefegt dat God fich door enige y ftelligc
£/:^;."7t-^^^ gelykde \gefchape dingen van hem be-
patect/^,/i>* waart worden , maaralleenlykdat »'d'onmetelykheit van zijn
'JcZf/rvaior,^^^^^ wefcntheit , om de welke hy geen «^bewaarder bc>.
c c" 7^7''° hoeft , een '"^flelhg ding is. En dieshalvcn kan ik lichtelyk al
^itnsjui. ,gccn toelaten, dat van defc geleerde man bygcbracht word, om
g /'^-^r'* bewijfcn dat God niet de ^ werkende oorlaak van fich felf is ,
^Bfatvm.' en fichnict^ondcxhoud door enige s ftellige invloejing,of door
Ant mort of de Vierde Tegemverftnge», 175
ceaagedurige vveêrvoortbrcnging van fich felf ; 'twelk ü\ .^.pnMii
geen IS, dat uit zijn redenen volgt. «mi»»» K
m^.tTvlJi!!f^ '^'^ vcrhoop.ook niet loghenen dat defe ^on- b
metelykheit der magt.om de welkeGod s?en oorlaak om « we. '~
om V ilïi' ^^^^M>g IS, in enige andere dingen kan verftaan, "^""i-^-
behnlr ^/Seen «werkende oorfaakom twefentlyktezijnm;^,.'
heh^ ' ' ^^^'^ ^•^^^^ '^^ ^^'^ willen aanwijfen, als ik gefegt
h l,i ^^'^^ '^■'^g^'^ verftaan kan 8 vmfich te wefen , dan s /« '^T^.
mksmtglyk,, behalven God alleen : en ik behoef niets meer by
Doc^H^, °M f ^^warigheit, die voorgeftelt was, op te lofien.
n>^n ffl'f^fr fu'^ '^"^^/^ vermaant dat
MM Ihtin 7"J'''^&'^'"i'ff^h»»^» -"'«den dieftg niet aan d,t voor- ; t;,™(,j,«.
van Sr n f f r ^^^^'-"^ dcfe wijle
alle Soeden van^'^'a ^ "'^^^ "ootwend.g.cn vaa
IkweetweTdTdr^^
raak niet in ^''"J'"^/^o1geleerden de naam van ^ ö^y- 1
Wdcr peS ^vaïde H g^'^J-'^^ken als'er van de - waerdig- ^^^f^
dat,daardeGriekerf-^^ D'ieenigheitgehandelt word , en^-r'"'^-
ben,fy liever d'en^™ ondcrfcheit cn^ ^, f^gt heb-
gemcL, hebben STgXXr''''"ff^^^ -"^^
gelegenheit te geven van tWlM ' T t'"' ^O"»" 'lan niemant
Vaderis. Doch ik fieïietw^^r^'"'^"^'^'^ ^««'^ "binder dan de
gevaar van doling konT.r P^'^'^' ^«''i' g^^n zodanig
" een gehande 7 ^=^"God als "drie maar all " '
voornameh kil™' r"f «"^/"^^^o fccr te vlieden is,;^Z;
Maai'daar lun^een^a;n^^^^^^ " ^f^" ''''^ ^ic gebruikt,
dan dat hy S om^^^nH, f """:g t van dcfc naam wefen,
groter nooSivkl^lv ^ wefentlykheit te ' betogcn,en geen q
met klarelyk betogen kan ' ^^^^^i ^efe namen, i'i>.,,,.«iir4^
Ik acht dat aan alfe menfchen bekent is dat d'nanmerkinc vm
.werkendeoorraakd'eerfVeenvoom^^^^^ .k fwyi K'^^W.^i^^
miduel IS , die wy hebben om Gods wefentlykheit te tonen
Maar wykonnen dit niet 20 ^naukeuriglyk achtervolgen, 2o«-^a«r4fv
Wy niet aan onz gemoed verlof geven van de werkende oorfa- -
ken aller dingenja ook van God felf, t'onderfoekcn: want met
wat recht fullen wy God daar af uitfonderen, eer men bewefen
heeftdat hy u wefentlyk is ? pj^^^ " •
,tr6 R. D E S - C A R.T E s
t ^ A. Dieshalvcn ftnat van yder ding te vragen, of 't van fg, of ^ van
c ^dlw- ^"^^^ beleer, door defe middel kan men Gods wcfent-
//«i/w. lyk'heit befliiiten5rchoon niet uitdrukkclyk verklaart wort hoe
te vcrflaan is iets van jig te wefen. Want alle de genen,die de ge-
leide van 't naturclyk licht volgen, maken van fclf voor fich in
defc plaats fekerc ^ bevatting , die aan de « werkende en vorme-
è-for- lijke oorfiiak gemeen is, te weten zodanig, dat het geen, 't welk
^an een ander is, daar af is als van een werkende oorlaak. Maar 't
iC^ujuf<.r' geen, dat is, is van de f vormelijke oorlaak , dat is om dat
'"tjftntici. iiodanig een weicntheit hecfc,dac het geen werkende oor-
^ ^ ' " ' faak behoek : dieshal ven heb ik dit in mijn Bedenkmgen niet
verklaart, maar, als van fïg felf bekent, voorby gegaan.
Maar als de gencn,die gewent zijn t oordelen dat niets de wcr-
leende ooriWk van (ig fel f kan weien, en haar naukeurig van de
vormelijke oorfaak t^ondcrfcheidenjficn datmen vraagt of iets
van lig itlf is, zo gebeurt het lichtelyk dat zy , op de werkende
oorfaak alleen, cigcnclyk genomen, denkende, niet achten dat
"h^Ft* men dit, vanfig^ behoort te vcrilaan,als van een oorfaakj maar al-
i^tgntivh, Iccnlyk hm kenntglj'kj nhfonder oorfaal^, tc weten zodanig, dat'cr
iets is, van 't welk wy niet moeten onderfoeken waarom het
kEKtPire, k wefentlyk is. En indien de bedieding van dit woort , van Jtch^
toegelaten wort , zo fouden d'uitwerkingen niet machtig zijn
om Gods wefentlykheit te tonen , gelyk met recht, in d'eerlle
Tegenwerpingen, van der fel ver Schry ver bewefen is, en dies-
halvcn moet die geeniins toegelaten worden.
Maar om bcqiiamclyk daar op t'ancwoordcn,zo acht ik dat het
i C'ts^htcjji' nootfakelyk is te tonen dat'er tuilen dQ^werkfnde öoj/^4/^,eigent-
iyl"^ genoemt,cn '''geen oorfaak^cnig " tuflenmiddcn isjnamentlyk
caufa. de ^jieüige wefenthett vant dmg, tot het welk de P bevatting van de
^iUnrnr*'. werkende oorfaak op een fel ve wijze uitgeftrekt kan worden ,
os/intu als wy gewent zijn in deMeetkonitige dincen de bevatting van
^ conaptas ccïi Iccr gi'otc i'ondc lijn naar de bevatting van een regte lijn, of
<auf*effi' de q bevatting van een reo;tlijnio;e veelhoek,welks eetal der zij-
^C<^uc^pm den onbepaalt ]s,naar de bevatting van de kring uit te Itrekken.
fMy^^^amrc^it. £n my dunkt dat ik dit nict beter kon verklaren , dan als ik
X Silvtfii^tio zeg dat de ^betekenü van de werkjnde oorfaakjn dit verfchil niet tot defe
Vtelvi^' ^ oorfaken behoort ge prangt te worden^ die tn tijt voor de » mrk^ngengaan^of
s C^h'u dte van hen verfcheiden z.ijn : z.o om dat het beuf dachtig z.qh TJin , devotjl
« ^S^thii, ^^^y eenjelve dmg niet eer dan figfelf, noch van fgfelfverfchetd€n
k^n w^^cn , aU omdat een vat^defe twee " bevoormar dingen van des felf s
bevat ^
Notitio eau.
'.leuttf.
Idem &nvH
vcrfüi
Mtmoort op de VierdcTegenmrp'mge». 177
'ievatling weggenomen kan worden.en dat echter de » kundigheit van d^Mtl- '
werkende oorjaaigeheel blijft. Want dat het in tijt niet behoeft voor '
te gaan blijkt hier uit, dat het geen •> opficht van oorfaak heeft b«.«"'W*
dan als't zijn werking voortbrengt, gelyk gcfegt is. Doch hier
uit, dat d andere be voorwaarding ook niet wcchgenomen kan
worden.moet allecnly k befloten worden dat het niet eigently k
' werkende oorfaak genoemtis: 't welk ik tocfta, maar niet dat c
net gccnlins ftellige oorfaak is,die door e evenredenheit tot de
werkende oorfiak gebracht kan worden, 't welk alleen in de "w/"
yoorgeftelde Ciak vereift wort. Want met het felve naturelvk '-^"'"i"'
icht, daar mêe ik bevat dat ik alle de volmaaktheden, van wel-
g w1f,"n^i V'-;"'- ^'^'^'"^ '"y gegeven fou hebben,zo ik f ■
fi^ r ,r ^"'^f '^'"^ gegeven, bevat ik ook dat niets s
aan i,g leit wefentlykheit kan geven op zodanig een wijze , tot
de welke men gemcly k de betekenis van de werkende oorfaak,
eigentlykgenoemt, prangt, te weten zodanig, dat een felve
dên^irvoo,^^' ^'"r"^^ " "^"/"^ g<=efc,van fig fclf verfchei- h ej^..
het fel vP of K ".^^e^^" ontfangt,om dat ' het fclve,e„ niet
het felve. of het verfcheiden k tegenfeggeiyk zijn. Dicshalven, wil.
ais men vraagt of iets aan fig fclf ' wefentlykheit kan geven . zo
" r*^ anders te verftaan, dan of men vraagde , of de natuur 1
ot welcntheit van enig ding fodanig is,dat het aeen" werken-
vaeT w ^"^"'^'Z ^'^^"^ly"^ ^'j»- En men daar by . " *
Je dev^l het met gefchieden kan dat het n.et ■ in bedrijf ai- '
1 vk i Hnr ^""^^ Seen, welks ' wefentheit ?o ■ onmete- » s/-*..
lyKis.dat het geen "werkende oorfaak behoeft om " wefenti vk '
fenf te\° ebben "'".^^'-.^f^ ^^'^ ^e volmaak^hedln d?e
ken lykdlefe:ni'V''^r'§'l^"'''?^
f Vy ''^ f geen geeft,dat wy bedenken konnen dat de wer- v eLn,n„r,
kende oorfaak aan enige andere dingen geven kan
Voorts, dcfe woorden, d.e nech met heeft, aan figfelf .even
[d, dienen alleenlyk om de faak te verklaren • om darwyC
het felve naturelyk licht begrijpen dat dit nu,terwijl ik (preek
niet kan hebben de macht eu de wil van iets nieu aan ficli te ge'
ven, maar dat des fclfs '^wefentheit zodanig is , dat het van eeul
v/igheit alle 't geen gehad zou hebben , dat wy nu bedenken ' '
Kounen dat het aanfig geven zou, zo 't het noch niet had.
' En
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
xjg R. Des-Carte&
aJiM//- En nochtans zijn alle defe « wijzen van fpreken, vani> d'cvcn-
nX'-» rcdenhcic der werkende oorfaak gefocht, feer nootfakelyk om
L»fa4- het naturelyk licht zo te ftieren , dat wy defe dingen klaarblij-
kelyk bemerken: geheel op een felve wijze, als veel dingen van
c srh4ra, c werreltbol , en van d'andere d kromlijnige geftalten uit de
verf^elijking met de « rechtlijnige geftalten by Archimedes ge-
tooHt wordcn,die men nauwelyks anders zou konnen verftaan.
f'tr^VEn gelyk dusdanige f betogingen met verworpen worden,
'T;... fchoon de s werreltbol daar in , gelyk een ^» veelzijdig ighaam,
&y^Ln,. aan te merken isjzo acht ik ook niet dat ik hier berifpt kan wor-
den,dat ik i d'evenredenheit van de werkende oorfaak gebruikt
— ^ heb,om de dingen te verklaren,die tot de ^ vormelijke oorfaak,
lï;;;^'^'"" dat is tot i Gods wcfentheit felve, behoren.
1 Da efc.iia,. j^^^ behocft hicr ook voor geen gevaar van doling te vrcfen,
. , , om dat dit eni2e,'t welk 't eigen van de werkende oorfaak is,en
^r'^"" tot de ^-vormelijke oorfaak niet uitgeftrekt kan worden, een
j,^(jntr.di- blijkelijke "tegenfegginginfluit, en dieshalven van niemant
o'^fovfo gelooft kan worden , mmelyk dat iets o van fich felf verfchei-
^ivcjium. ^gj^^ of p gelijkely k het felfde en niet het felfde is.
V^n\dZ Hier ft'aat u'aanmerken dat wy de waardigheit van d'oorfaafc
zodanic; aan God hebben toegeëigcnt, dat daar uit geenon-
waardigheit van d'uitwerking in hem volgt : want gelyk de
q Tnw. Godgeleerden , als zy feggen dat de Vader het ^ begmjcl van de
trTinci k Zoon is, daarom niet toeftaan dat de Zoon '^^^ö««f«isi zo ook,
r^r;«f/p/<;- j^^^^^^ • ^.q^^^^ ^^^c God in cnigcr wijzc ^TLijns felfi oorfaak^gc-
3 cnuCafj*!. ^ j^^^ worden, zo heb ik echter nergens hem op gelijke wijfe
lE^uiuifui. c zjjns felfs uitwar k}fig genoemt, om dat dc werking voornamelyk
tot de werkende oorfaak gemenelyk gebracht wort, en niet zo
voortrefFelyk is als defe, fchoon zy dikwijls voortrefFclijker is,
dan d'andere oorfaken. ^ , .
Maar als ik hier de gehele " wefentheit van 't ding voor dc
i V w vormelijke oorfaak neem, zo volg ik hier in niemant , dan de
'""i" voetftappen van Ariftoteles. Want hy, lib. z. anal. poft. c. 1 1 .
ifüii' de » ftoffelijke oorfaak voorby gegaan hebbende, noemt d'eer-
fte -'f/ft# ro ri h of, gelyk dc Latijnfclic Wijsbcgcrigcn das
VZ^^^"" eemcnelyk vertalen, yvormehjk.e oorfaak, en ftrekt dietot alle
» E/tntu. x^efenthedcn van alle dingen uit , om dat hy daar niet handelt
Tv^ït'vand'oorfakender «Natuurkun^ Rimenzetting , gelyk ik
ook hier niet doe, maar algemcendcr van d'oorfaken , uit dc
welke enige kennis getrokken kan worden,
Ora
Antwöort op de Vierde Te^enwr pingen. 179
Om tc betonen dat men, in de voorgeftelde faakjfich fware-
lyk onthouden kan van de naam van ^oorfaal^ aan God toe te ei-
genen, behoeft men geen ander bewijs , dan dat defe geleerde
ïnan,door een andere middel naar een ielve doel trachtende, dit
echter geenfins heeft gedaan, ten minften naar mijn bedunken.
Want na dat hy met veel woorden getoont heeft dat God niet
^ zijns felfs werkende oorfaak is, om dat tot de reden van d'uit- ^CaH^^eSi-
werkende oorfaak vereifcht wort dat zy van haar c uitwerking»/!/;!^!*'
verfcheiden is \ dat hy ook van fich niet ftelkglyJ^is , vergaande ^f^-f^'*'-
door 't woort '^flelltaljl^ecn « ftellige invloejing van d'oorfaak j ê n^finxZ*
daarby, dat hy ook warelykfich felf niet bewaart , nemende J'/?;;^^,;,,,,.-
i^ewarmg voor een s gedurige weêrvoortbrenging van 't ding , s^kV^o^/^^/..'
(alle welke dingen ik gaarne toefta: ) zo poogt hy weer te hC'üT"!fic^^
tonen dat God niet zijns felfs werkende oorfaak behoort ge- '"^y«»
noemt te v/erden, om £iut,zegt hy,men met naar de werkende oorfaai^
'van t ding vraagt , dan om zjtjn i wcz^cntlykheit , en mmmer om zjp ^ we- i s^ii^cutU.
z.emhett. Maar tot de 1 wez^emheit van 't oncmdtg wez^en behoort met mm- lE'f'ZT
der dat het ^ mz.entl)\is , dan tot de « mz^^ntheit van de dnehoel^behoo-rt J'^lnfi^itt.
dat hydrie hoeden heeft ^ die met twee rechte hoeken gelijl^z^ijn : dieshalvcn '^i]f!l!uT
moet men niet min door de werkende oorf aak^antwoorden , a/s men vraagt "^"f
Vfaarom God o vpez^entlyk^is , dan als men vraagt waarom de drie hoeken o Exi/terc»
'Van de drtehoek^mettwee rechte hoeken gelykz^ijn. Welke fluitreedcn
lichtelyk tegen hem gekeert kauworden , in defer voegen :
fchoonmende werkende oorfaak niet naar reden van de i>we-p£7^"'/^.
fcnthcit kan vragen.zo kan fy echter naar de reden van de wc-
lentlykheit gevraagt worden: maar in God word de wefentheit
met van de wefentlykheit onderfcheiden ; dieshdven kan men
naar de v/erkende oorfaak van God vragen.
Maar om defe twee dingen over een te brengen, moet men tot
de geen,die vraagt waarom God ' wefently k is, fcggen dat men r s.ificre.
niet door de s werkende oorfaak,eigently k genoemt, moet ant- ^ ^''"^^ 'i^'
woorden, maaralleenlykdoor des Mings wefentheit fel ve , of 1 E/;,,r;..«.
door de" vormelijke oorfaak , die hierom felve , dat in God de "^^^^^'^Z^"
^ wefentlykheit niet van de x wefentheit onderfcheiden word ,
grore y evenredenheit met de werkende oorfiiak heeft, en daar-
om gelyk werkende oorfaak genoemt mag worden. ' ^
Eindelyk voegt hy'er by dat men den geen , die naar Gods w er»
keende oorzaak vraagt ^behoort t"^ antwoorden dat hy die met behoeft ^ en weer
aan de geen , die vraagt waarom hj die niet behoeft , antwoorden om * ^"^
^at hy em -^^nmdtg m^cn is , m^h ' m7.mljki}ctt üjn b we;:,mheit is . '^E*^,/fa.tis,
180 R. Des-Cartes
A€xipntia Want de fe dingen ^ in de welken men ^de dadelijke wefemly^heii van de
rvefemheitonderfchetdenkjm , behoeven alleen werkende oor/aak. Daar
uit hy zegt te volgen dat het geen, 't welk ik gefcgt had , neêr-
Itortjtc weten dat,zo ik achtte dat geen ding in eniger wijfe het
b tffi' zelfde tegen fich fel ven kan wefen , dat de ^ werkende oorfaak
i^Tttof tegen de werking is, ik nimmer, in d'oorfaken der dingen t'on-
derfoeken, tot enige eerfte van alle zou komen: 'twelkmy
echter geenfins neêrgeflort, noch in eniger wijfe bewogen of
verfwakt fchijnt ; en hier afhangt de voornaamfte macht , niet
ft^ZZ. alleenly k van mijn , maar ook van alle betogingen , die men
iff'nr bybrengen kan om ^ Gods wefentlykheit door de werkingen
f^S^^fro-tebewijfen: maarbyna alle Godgeleerden beweren dat men
W4. gee^ andere bybrengen kan , dan van de werkingen.
Dieshalven, hy is zo verre van enige verlichting aan't bewijs,
InwoZ' * betoging van God te geven , als hy niet toelaat dat
'i'^l'' ' men hemtd'evcnredenheit van de werkende oorfaak tegen fich
^c^dfe'il* ^^^^ toeëigent,dat hy eer dc lezers afweert van haar te verftaan,
'Zuu. ' voornamelyk in't einde,daar hy beüuit,^^^/ indien hy achtte dat men
f, ^r ^'^ei ^ werk^ndeyofals de werkende oorfaak van y der dtng onder foeken moefi,
fieSisilmT' hyyder d'mgs oorfaak > 'van dit ding verjchetden, onderfoeken jloh, Wani
hoe zullen de genen, die God noch niet kennen , de werkende
oorfaak der andere dingen onderfoeken , om door defc middel
tot Gods kennis te komen , zo zy niet hielden dat men de wer-
kende oorfaak van ydcr ding onderfoeken kan ? en hoe zouden
zy eindelyk in God , als d'eerile oorfaak, einde van zoeken
maken , zo zy hielden dat yder dings oorfaak , van dit ding ver-
fcheiden , onderfocht moeft worden ?
Zeker,my dunkt dat defe vermaarde man hier in eveneens ge-
daan heeft,als of, na dat Archimedes, fprekcnde van de dingen,
h sphara. die hy van de werreltbol door » e venredenheit aan de ^ recht-
kll^irfü. lijnige geftalten,in de ' werreltbol getrokken, getoont had,ge.
a.itue^. fegt had, indien ik achte dat de werreltbol niet voor een ™ recht-
nffl^«r<^*. lijnige,of als rechtlijnige geflalte der oneindelijke zijden geno-
^llar!^cni'l wordenjZo zou ik defe betoging geen kracht tocëige-
Zïirlnuo^ nen , om dat zy niet van de werreltbol als een kromlijnige ge-
7mJ*'" Halte , maar alleenlyk daar af , als een rechtlijnige geftalte der
oneindige zijden met recht voortkoomt j als of, zeg ik, defe ge-
leerde man,niet willende dat de werreltbol dus genoemt wiert,
» i>..»o«. begerende echter Archimedes » betoging te behouden , zei-
* de y indien ik achtte dat dit , 't welk daar beüoten word , van dc
? recht-'
Antwoort op de Vierde Tegenmrpingen. i%i
^rechtlijnige geftalte der oneindige zijden te verftaan
ZOU ik dit van de werrcltbol niet toelaten , om dat ik zeker en
baarblijkely k weet dat de werrcltbol geenfins een rechtlijni- ZZT
ge gellalte is. Met welke woorden hy niet het zelve, als Archi-
medes , zou uitwerken , maar in tegendeel fich zelf en d'ande- ^^14*17'^
ren afweeren van des zelfs betoging wel en recht te verftaan.
Ik heb hier een weinig breder gelopen, dan de zaak miflchien
vereifchte , om te tonen dat ik zorgvuldiglyk toefie dat'er ook
niet het minfte in mijn gefchriften zou gevonden worden , dat
de Godgeleerden met recht komien berifpen.
Eindely k , ik heb alreê genoech in d 'antwoort op de tweede
Tegenwerpingen , in 't getal van drie en vier , verklaart dat ik
geen kring gemaakt heb , als ik gefegt heb dat wy niet anders ^ ^'''«'«^
verfekert zijn van dat het geen, 't welk wy ^ klarely k en onder- 'IcZT^^
fcheidelyk bevatten , waar is, dan om dat God is,en dat wy niet f f*^*
zeker zijn van dat God is, dan omdat wy dit klarelykbegrij-"'"'^'*
pen , te weten met het geen, dat wy in der daat klarely k begrij-
pen,van't geen t'onderfcheidenjdat wy gedenken te voren kla.
relyk begrepen te hebben. Want voor eerft zijn wy zeker dat
God ^wefentlyk is, omdat wy op de redenen, diedatbewij-^-^^V^'J'eï
ien , merken : maar daar na is 't genoech dat wy gedenken dat
Wy enig ding klarelyk begrepen hebben, om zcker te zijn dat
het waar is^ 't welk niet genoech zou zijn,io wy niet wiften dat
God is, en niet bedriegt.
Voorts, dat'erniets in des geeft , voor zo veel hy een h den- g arm.
kenddmgis, kan welen, daar af hy niet meêwuftig is, fchiintï^"''^^^'
my uit fich zeiven bekent tc wefen,om dat wy in hem, dus aan-
gefchout, niets verftaan te wefen, 't welk geen ^ denkmg is , oiHogUaüo:
van denkmg k athangti want anderfins zou het niet tot dc'eeeft ^i>ependm:
voor zo veel hy een m denkend dmg is, behoren: en daaï kan
m ons geen n denkmg zijn, of wy zijn daar af mee wuft ig ter-'--
flont in de felve ogenblik,in de welk zy in ons is. En dicshalven"
twijftel ik niet of de « geeft, zo haaft als hy in 't lighaam van een «
kintnigeftortis, begmt te denken, endat hy terftont van zijn
denking meêwuftig is,fchoon het federt niet daar aan gedenkt, p^^pecUs ,72,.
om dat de P gedaanten dcfer denkingen niet in de sgeheuaenis
Maar hier ftaat aan te m^erken dat wy altijt Mn bedrijf wel
meêwuftig van de bedrijven of «werkingen van onfe geeft tojf^^w^,
n , maar niet van zijn " vermogen of machten , dan alleenly k „"■^^'',22
21 5 in /*v* poffn/^^f.
l%2 1^. D E S - C A R T E S
a Poteutii. * in macht ; tc weten zodanig, dat, als wy ons bereiden om enig
hracHita,^ byej-inogen te gebruiken, wyterftont, zo dit vermogen inde
c^ucn,, c geeft is , daar af*^ in bedrijf meêwuftig worden : en dieshal ven
a^^?«. ^ogen wy loghenen dat'et in de geeft is, zo wy daaraf niet
mecwullig konnen worden.
Ant woort op V geen ^ dat aan de Godgeleerden
amfloteljk km üjn.
IK heb my tegen d'eerfte redenen van defe geleerde man ge-
kancde tweeden afgekeert; maar ik geef mijn volle toeftem-
ming aan de genen,die volgen fullen^bchalven aan de leften,van
welk ik ligtclyk hoop uit te wei'ken dat hy my toeftemmen lal.
eTnW Ik beken gaerne dat de dingen , die in « d'cerfte Bedenking^
Ucduat». gelyk ook in de volgende Bedenkingen,begrepen worden,niet
^ui>m om> naar ^'t begrijp van alle vernuften geichikt zijn, gelyk ikover-
ZTSy' "^^^^ geiegenthcit voorquam , getuigt heb, en voortaan be-
tuigen fal. bit was ook d'enigeoorfaak, waarom ik daar af, in
.^nxtfcounde TXï'^u s Redcncrïng vaa't Beleed , in de Franfche taal befchre-
u M*ihodu ^^^^^ gehandelt , maar tot defe Bedenkingen, die , gelyk ik
vermaant heb , van vernuftige en fchrandere verftanden alleen
behoren gelcfen te worden, bewaart heb.
Men kan niet zeggen dat ik beter gedaan zou hebben , zo ik
my onthouden had van zodanige dingen te fchrij ven, van wel-
kers lefing zeer veel menfchen fich behoren t'onthoudeniwant
ik acht die zo nootfakelyk , dat ik my inbeeld dat men zonder
liToi/o/o- hen nooit iets vaft en beftandig in de Wijsbegeerte ftellen
f*'^» kan. En hoewelhet vuur en't y fer niet zonder gevaar door roe-
kelófen of kinderen gehandelt word , zo is'er echter niemant ,
die daarom acht dat men't niet behoort te hebben, vermits het
nut en dicnilig tot het leven is.
^IMfditatioi- Wat aangaat dat ik in de vierde • Bedenking alleenly k van de
k Errtr. *^doling gchaudelt heb , die m \cPonderfcheicitng vm t ware envaU
iDtixdtca. yg^Ycven vpord , en met van de gene, die in 't volgen van
't goet en quaat voortkoomt,en dat ik de dingen,die tot het ge-
loof, en tot het beleit van't leven behoren , altijt uitgefondert
heb, alsikzegdatwyciiets, dan 't geen, dat wy klarclykken-
xp.C<.nuxm, nen , behoren toe te ftemmen ; zulks betoont het heel begrip
van mijn aefchrift. Daar by , ik heb dit ook , in d'antwoort op
■de tweede Tegenwerpingen, in 't vijfde getal , uitdrukkelyk
B-swA,. verklaart, en ook in» d'lnhout mijacr B,edenkingen,om duste
bcto-
Anvmort op de Vierde Tegenwrfmgen* 1 8^ 3
betonen hoe veel ik aan 't oordeel van defe man toeeigen , en
hoe aangenaam zijn raden aan my zijn.
Nu is noch overig *het Sacrament van d'Euchariflia , met '
hetwelk, gelyk defc gcleerdeman oordeelt, mijn gevoelen nL."'''*'
niet ovcreenkoomt *, om dat » zegt hy , door ge hof geloven dat ,
als de ^ z^elfjiandighen des broots ^van't Eficharijite-broot wech-genomenh Sni^jfanua
is , de '1 toevallen alken daar blijven. Nu , hy acht dat ik^geen « dad^-
lijks toevallen toelaat, maar alleenlyk ^wijfen, die Mnder enige enrhanjftc^.
^zelfftandigheit, daar zy in zijn , nietverflaan konnen worden ,
en dteshalven ooJ^met z^onder haar ^wefentljik^z.tjn. Ik zou dit ' tegen- ^•-^5''^"'^»*
werp zeer lichtelyk konnen ^ afweeren , met te zeggen dat ik ^ïïoi*
noch nooit de 1 dadelijke toevallen geloghent heb. Want hoe- ?,S'*i'ftunti4t
wel ik die in mijn™ Verregeiichtkunde en nVerhevelingen niet ^iohj'/aZ]
heb gebruikt om de dingen,. van de welken ik handelde, te ver-
klaren, zo heb ik echter, met uitgedrukte woorden, inmijnnrt/Zi.'
Verhevelingen , op de hondertvierenfeftigfle zijde, gefegt dat "^^jX^^'f'
ik die niet ontkende. Maar ik heb in defe ^ Bedenkmgen on- o j^i'tdiuHs-
derftelt dat ik hen wel noch niet kende , doch niet dat'cr daar-
om geen waren : want Pd'ontknopige wijfe van fchrij ven , dicpModM
ikgevolgt heb , laat dit toe , dat men fomtijts enige dingen on- %tZld^
derftelt, die noch niet genoech onderfocht zijn, gely k in d'eer-
fte Bedenking blijkt, daar in ik veel dingen M by genomen had, q--^/««/'/i-
die ik inde volgende Bedenkingen weêrlegtheb.
En zeker,ik heb daar niets van de natuur der ^ toevallen wil- r ^c^iitn-
len vaft ftcUen , maar alleenlyk de dingen voorgeftelt, die daar '
af, als in't eerft, verlchenen. Eindely k, hier uit , dat ik gezegt
heb datde^ wijfen, zonder enige t zelfllandigheit , daar zy in
zijn, niet' verftaan konnen worden, behoort men niet tebellui^ ^^«^^«^W
j.endatik geloghent heb dat mendoorde goddelijke macht de
uwijfeirzonder de^zelfftandigheit kan {lelien,om dat ik geloof "-^«^'^
en verfekerdat God veel dingen doen kan, die wy niet konnen ^
verftaan.
Maar. om hier openli^rtiglijker te handelen zo fiil ik niet ver-
bergen dat ik my overreed dat 'er nict>s anders is , daar af onfc ^ '^'^/«J'^-^
y zinnen ^ aangedaan en geraakt worden , bchal ven defc enige yW«i.
a vlakte , die ^ d'eindpaal der afmeetingen van des zelfs lighaa'm ^ ^//'^'v .
is , 't welk men gevoelt of gewaar word j want de «rakuigge-irT/^^^^^^-
fchied op de vlakte alleen : en dat geen e fin ^ aangedaan of ge-
raakt word, dan door s raking, verfeker ik niet alleen, maar by- d ^«"/'^S
na allede Wijsbegerigen met Ariftotcles ^ ja zodanig ( om een
voor- g co«M^»/ï-
184- Des-Cartes
voorbeelt by te brengen) dat men het broot en de wijn niet
h^s%lrficics. ^ gevoelt of gewaar word , dan voor zo veel der felver ^» vlakte ,
Vo7ïf>!um o"middelyk door a 't werktuig van de fin , of ^ door middel
On/Lf!" van de lucht, ofvan andere lighamen,gelyk ik oordeel, of,ge-
Ifrrf''"^' lyk veel Wijsbcgerigen feggcn , ^doormiddel der beogelijke
iMcdumi- gedaanten, Kaanjreraakt worden.
tu^aZlt Hier Haat aan te merken dat men dcfe^ vlakte niet naar d'eni-
biiu ge 'uitterlijkegeltalte der lighamen,die met de vingers gehan-
iiT^J'r^L. dek word, moet achten,maar dat men ook merken moet op alle
i Ftgur.^ ex. defc klcinc ^ openheden, die tuflen de ' meel veesjes zijn, daar af
het broot gemaakt is, en tullen dc ^ deeltjes van de " geell, o wa-
[Zwx'^'**^' ter, p edik, cn ^ gift, uit welkers mengfel de wijn beftaat,en ook
onder de deeltjes der andere lighamen gevonden worden. Want
ö!J"i!r' 2icker, defe '^deeltjes , verfcheide ' geftalten en 'bewegingen
i>^««7«. hebbendc,konnen noit fobequamelyKgevoegt worden,ofdaar
ufrun/T blyvcn nog veclutuHenhedentuirenhcnjdienict^Meeg, maar
tTarticfi!^. vol zijn,of vun lugt, of andere x ftofte: gelyk wy ogenfchijnlyk
\ mZZ' y ruimten zien, die tamely k groot zijn , die men met
uSp.tia, alleenlyk met lugt, maar ook met water of wijn, of met andere
Zlilutia, vochtigheden kan vullen. En dewijl het broot altijt het felfde
y spatia, * blijft, Ichoon de lugt, of andere ftofte, in des felfs holligheden
^ belloten , verandert , zo blijkt dat defe dingen niet tot des felfs
a Suhfiantir^ a felfftandiehcdeu behoren : en dat dieshalven zijn ^ vlakte niet
c Tirevtfirm dc gcue is,die't met een leer korte omtrek omvat, maar de ge-
Timmcdiati. ^^^^ befondere deeltjes onmiddelyk omzet is.
C Sa^tr fistel. Ook ftaat aan te merken dat defe ^ vlakte niet alleenly k geheel
bewogen wort , als men't geheel broot van d'een naar d'ander
plaats brengt,maar dat'et ook ten deel wort bewogen^als enige
deeltjes van t broot door de lugt of andere lighamen,in desfelfs
^holligheden komende,bewogen worden: invoegen dat,indien
enige lighamen zodanig van natuur zijn, dat enige,of alle delen
daar af gedurig bewogen worden, ('twelk ik van veel delen van
't broot, cn alle delen van de wijn waar acht) zo moet men ook
verftaan dat der felver s vlakte in fekere gedurige roering is.
iSupcrficict Eindclyk moet men aanmerken dat men hier by de » vlakte
i7uOfia»tia,^^^ 't broot, of van de wijn,of van een ander lighaam, niet ver-
l^.iMtHtru, ftaat enig deel van de k zelfftandigheit , noch ook van de * hoe-
groothcit van dit felve lighaam,en ook niet een deel der omleg-
mTerminu^, geudc lighamen, maar alleenlyk dit m paalteeken,'t welk bevat
woxd het „ midden te wefen tuüchen des felfs befondere deel-
es,
Jjtt woon op de Vierde Tegenwerpingen. \
tjes , cn de lighamen , die defc deeltjes omringen , en dat geen
awenghcit, dan debwijfclijkc heeft. ^entit^ul
Nu, dewijl de ^ raking alleenlyk in dit paalteeken gefchied,
cndcwijimcn niets, dan door <^ raking, gevoelt, of gewaar j T.r«»
word , zo is't blijkelyk nit dit enige , dat men zegt dat de *^^2elf- ^
flandighedcn van broot cn wijn in de zelfltanJigheit van cn'rr^ ^'*^^'''''***
anderding zodanig verandert word , dat defe nieuwe zelfftan-
digheit geheel onder defe zelve g paalteekens begrepen word , ^.Termini,
onder de welken d'anderen te voren wraxn , of ^ beiliptelyk in
dc zelve plaats 'wefentlyk is , in de welke het broot en de'^'"^"'*'
wijn eerft wefently k waren , of eer ( om dat der zeiver ^ paal- ^ Tcrntini
teekcns gediirigly k bewogen worden ) in dc welk zy alreê we-
fen zouden , zo zy tegenwoordig waren i zo volgt, zeg ik, daar
xiit nootfakelyk dat defe nieuwe zelfltandighcit geheel op de
zelve wijfe alle onfe ^ zinnen moet aandoen of raken, daar meê ' "^'"^f •
het broot ende wijn hen aandoen of raken zouden , indien'er Z^^^fJ^^
geen-O overfelfflandiging gefchied was. " r'r.imjufr-
Nu , de Kerk leert in de p Biffchoppelijke Vergadering van
Trenten, m de tweede en vierde regel van de darde fitting , rr,<i.«n«K.«
dat er een omkeertng van de geheele ^ z^elfjiandighett des broot s m de z.eif^ 4 ^lll'lf^^*
flandighett des Itghaamsvan Chrtjlpts onje Heer gefchied ^ en dat de ^ ge- p^n", "
daante 'vari'^t hroot nlleenLjfk^bUjft . Ik zie Tiiet wat men hier byde^ /»d■-
gedaantevan'tbrootver^laankan, dan defe ^vlakte, diejn *t riW.'V;.
midden is tuffchen des !&elfs befondere d<ieltjes,en de lighamen,
die dc deeltjes omringen. Want,gelykalfêe gcfegc is, "de ra-"
king gefchied in defe «'vlakte alleen, en ,gelyk ArTftoteles zelf l^'^'"'^*
bekent , niet alleenlyk defe xzin , die befonderly k y raking ge- ^
noemt word, maar ook d'andercxfinnen gevoelen door de » ra- \\"f,!rZ'
king. lib. 5. de Anima , cap. 1 ;^ . T*i air^r^rt^e^x upji otUbduruj. a T^ctu!*
En daar is niemant , die acht dat men hier door ^ gedaante iets ^P"'"»
anders verftaat, dan^beftiptelykdit , 't welk verëifcht word ^'^'•-"/''*
om de finnen aan te doen ofte raken. En daar is ook niemant V'^
die de c verandering van broot in Chriftuslighaam gelooft, oY^Ont'fio,
hyacht ookdat ditlighaam van Chriftus * naaukeuriglyk ovi^ £ ^^uur^ü,
derdezelves vlakte"» begrepen is, onder de welke het broot , -^5,*'^''^^'*'.
zo het tegenwoordig was, begrepen zou zijn: hoewel het lig- l^i."""'""
haam echter daar niet is, als eigentlyk in plaats , maar > 5<«£rr4-' s.'rr4;«,„.
mmeljk^^ en met def r ^ reden van wef mljk^te sitjn , dte hoewel ivy haar 'ii''^Hi, exft^
tiaamelyks rn^t xooorden hennen uitdrui^ken , \vj echter met onfeged^ch^ 1^"*'^^*
tm , doQY 't geloof vtrkj4art , bevatte mogeljkvoor Godte wefen^
Aa
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
18^ R. Des-Cartes
en dis wjfeer fiantvajligljk, behoren te geloven. Alle welke dingen zo
iPrintipia. bequamclykcn wel door mijn "beginfelen verklaart worden,
dat ik niet alleenlyk niets vrees dat ik hier iets gefegt heb , hec
welk aan de b rechtfinnige Godgeleerden aanftotelyk flil zijn j
maar in tegendeel , ik vertrou eer dat zy my bedanken fullen
c PhjCiCM, van dat ik in de « Natuurkunde fodanige gevoelens voorftel,die
«1 Thctiogi^, y beter, dan de gemene gevoelens, met de Godgeleertheit
overeenkomen. Wantfeker, de Kerk heeft noit ergens (ten
minften dat ik weet ) geleert dat de ^ gedaanten van broot en
e speats pa. -vvijn,in f 't Sacrament van d'Euchariftia blijvende,enige g dadc-
f'wl". lijke toevallen zijn, die, alsdefelfftandigheit, daar zy aan zijn
tnmE^cha. gehecht,wech zijn, alleen ^ wonderdadelyk» beftaan.
R Jf'nwm/.. Maar vermits miflchien d'eerfle Godgeleerden, die gepoogt
rMnluuioji hebben dit verfchil ^ naar de wijfe derWijsbegerigen te vcrkla-
ii«AMr,. ■ ren, fich ZO vaftelykingebeelt hebben dat dele ï toevallen, die
K^Sr''* finnen " bewegen, <> iets dadelyk,van de finnen verfi:heiden,
il^axv/.ntM.was, dat zy niet bemerkten dat men oit van defe faak kon twijf-
"^M^lTn. felen, zo hebben zy, fonder enig onderfoek, en fonder gerech-
0 s^iitd rcaicy ^jge redenen, ponderflelt dat de q gedaanten van't broot » dadc-
iw»^'.'"* lijke toevallen daar af waren, en zijndieshalvenallcbcfichge-
j^unomre. yfQQ^ met te verklaren hoe defe toevallen fonder ^ onderwerp
wefen konnen. Maar zy hebben hier in zo veel fwarigheden ge-
x.^.uidcniu vonden, dat zy uit dit enige behoorden geoordeelt te hebben
s V«Si7«»». dat zy van de rechte weg afgeweken waren; gelyk de reizigers,
alszy onverhoeds aan onbegangelijkc en onbewandelijke we-
t^crcepUo gen gekomen zijn. Want voor ecrft fchijncn zy met fich felven
lcnjH>,m. itrijdig, ten minden de genen , die toeftaan dat alle t begrip der
u'ÏÏ[p«m^^ als zy >^onderftellcn dat 'er
"^^dfe^ in de «voorwerpen iets anders vereifcht word, y om de zin-
bewegen, dan hun* vlakten , verfcheidelyk gefchikt ;
larTdtofi- om dat door fich felf bekent is dat tot • raking de ^ vlakte alleen
Ts''" ' ' genoeg is. Maar de genen,die dit niet toeflaan,konnen van defe
1 ITpffiZ, faak mets bybrengen dat enige fchijn van waarhcit heeft. Wy-
cj^cn,. ^ers, de menfchelijke' geeft kan niet denken dat de'' toevallen
iw"^""'" van 't broot dadelyk zijn, en dat zy echter fonder de ^felfftan-
e %c^ii'U digheit van 't broot s wefentlyk konnen wefen, of hy moet die
h op de wijfe vandc felfftandigheit bcgrijpen.Dicshalven fchijnt
c pv/^.r.. Yict ftrijdifT dat de gehele * felfftandigheit van't broot verandert
/LÏ'Tf " wort, gelyk de Kerk gelooft, en dat'er ondertufiTen k iets dadc-
I'^^^hu' hK'^ welk te voren in't broot was, blijft: om dat men niet kan
r/aic. ' ver-
Antmort op de Vierde Tegenmrfin^en, 1 8 7
verftaandat'er iets dadelijk blijft, dan 't geen, dat^beftaat; ^%aht^?tru
hoewel het met de naam ^ toeval genoemt wort , 20 wort het ^
echter als ^ felfllandigheit <i bevat. En feker, dit is even zo veel, 'i f.!.irrt:
als of men feide dat wel de gehele « felfftandigheit van 't broot S"^^'*""'*
veranderde, maar dat echter dit deel van des felfs felfftandig- TXrf.^
heit bleef, dat ^dadelyk toeval genoemt wierdi't welk fekerlyk ,
8 tegenfeggelykheit influit, is 't niet in de woorden, zo is 't in ' -
de » bevatting. Dit fchijnt ook de voornaamfte reden te wefen, uZclTm
om welke veel menfchen in dit (luk van't gevoelen der Room- ^ 'i^^utTiL.
iche Kerk afgeweken zijn. Maar wie fal ook loghenen dat men />K"Xv^,
K ^^ar men vry is , en daar geen «^Godgeleerde noch ' -^'"''^'«'^^
Wijsbegerige reden ons dwingt enige gevoelens t'omhelfen ,rK:;:.««
lucc liever de genen fal verkleien, die aan anderen eeen gele-
gcnheit noch dekfel konnen geven, om van de waarheit des ge-
loots af tegaan?Nu,ik acht dat ik hier klarclyk n-cnocc; getoont "
heb dat het gevoelen,'t welk ' dadelijke toevallen ilclt,niet met p 9-^'*
ac ^godgeleerde redenen over eenkoomt , en ik verhoop kla-
reiyK te tonen,in mijn u Inhout van deWijsbegecrte,die ik on- r S/^./w-
derhanden heb , dat'et ook t'enemaal tegen de ° Wijsbegerige f,::^;;;;
redenen ftrijt,daar ik aanwijfen fal hoe de verw,fmaak,p iwaar- s Jy^plndtrc.
heit,en alle d'andere dingen,die de ^ zinnen bewegen,alleenly k *
vande «buitenfte uitterlijke vlakte der lighamen ^afhaneen u^/^..,.,.
H^indelyk, men kan geen «dadelijke toevallen " onderftellen, o^jr'^TJ"'^
men moet, door de ^ wonderdaat van d'overfelfftandieins, die
jleenuitde-woordenvandewyjingbenotenkanwoF^^^^^
leit en londer noot iets nieu en onbegriipelyk daar by voeaen , v
door 't welk defe v dadelijke toevallen fondcr de -fclfftandig/zsXr.
Heit van t broot zodanig •'wefentlyk zijn , dat zy ondertullen '
geen felfftandigheden worden : 't welk niet alleenlyk te-en de b Kf.T «.
b menfchelijke reden ftrijd, maar ook tegen de c gemen^kun- '"T
digheit der Godgeleerden, de welke fegg" n dat deie ^ woorden
der wyjing mets uitwerken, dan 't geen, dat zy betekenen , en 1^/^^
die t geen , dat door naturelijke reden verklaart kan worden
aan geen wonderdaat willen toeëigenen. Alle welke fwarioheleliJ/T^"
den door mijn verklaring van del? üak geheel wcchgcnomen '
worden: want het is 'er zo verre af, dat, naar de verklaring, die ^'^^'>'«''«-
ik'er af doc,men enige ^ wonderdaat behoeft,om,na dat deVelf- (7uf>fia»tu
llandigheit wcchgenomen is, de <, toevallen te behouden, dat «'^^«'m*
men in. tegendeel hen niet fonder een nieuwe wonderdaat ( te rlf""^"""**
weten door dewelke ^ d'afmetingen veraijtdcrt foudcn worden) ' "^""'«yï»»
Aa z wech-
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
1^8 R, D E S - C A R T E S
wcchnemen kan. En de gefchiedboeken verhalen dat dit fom-
t^rranueo». tijts gcbcLirt is , toen, in plaats van «gewijd broot, vleefch,of
ficr^'*^' een kind in de handen vanxie Priefter verfchenen is. Want men
V-Tyr cefA- j^eefj. noit gelooft dat dit door ^ ophouding van de wonderdaat,
'ZT maar wel door een nieuwe wonderdaat gefchied is. 'Wyders,
daar is niets fwaar of onbegrijpelyk hier in, dat God, de Schep-
per aller dingen, d'een felfftandigheit in d'ander kan verwifle-
c SM^crji^ie.. f^j^^^j^ i^fl-e felfftandigheit onder defelve vlakte blijft,,
onder de welke zy eerft begrepen was. Men kan ook niets fcg-
gen,dat beter met de reden overeenkomt,en in't gemeen meer
by de Wijsbegerigen aangenomen wort,dan dat niet alleenlyk
,1 scnfur, j^iie <i zin, maar in't algemeen ' alle doening van't lighaam aan't
l'^P^f lighaam door f raking gefchied,en dat defe raking op de .vlakte
(7nuiu, ^^Ic^i^ 1^^^^ wcfen: daar uit dan klarelyk volgt dat de felve vlak-
.,ó-«J.*r;w^ moet doen en lijden, hoe dikwijls ookdc
felfftandigheit, die daar onder is, verandert wort.
^en AC flati
Dieshalven,indicn't hier gcoorloft is waarheit fonder benij-
ding te fchrijven , 2.0 dar ik verhopen dat de.tijt noch eens faL
i .4ccidvuu komen, in de v/elk dit gevoelen , dat^ dadelijke toevallen ftelt,
vande Godgeleerden, als buiten reden, en onbegrijpelyk, en
weinig zeker in't geloof, verwerpen, en 't mijne, alsfekeren,
ontwijftelyk, in des felfs plaats aangenomen fal worden. En ilc
heb geacht dat ik dit hier niet behoorde te fwijgen, om, zo veel
als my mogely k is, de lafteringen der gencr te ftuiten, die , ge-
leerder dan anderen fchijnen willende, niets zwaarder konnen
X.Savitij. dragen dan dat men iets nieu in de ^ wetenfchappen by brengt
van 't welk zy niet konnen verdichten dat zy 't eerft geweten
hebben, en die lich zo veel te heftiger daar tegen aan kanten,als
zy 't van fekerdcr en groter belang achten , en daar by die veiv
2,ekeren dat het geen, 'twclk zy met geen redenen konnen
weerleggen, tegen de H. Schrift, en hoewel fonder reden , te-
aen de waarheit van't geloof ftrijd. Zeker,bofe menfchen, hier
fn, dat zy d'achtbaarheit van de Kerk willen gebruiken, om de
. waarheit teverdrukken en te dempen. Maar ik beroep my van
^i^dZs ben ^ op de vrome en rechtfinnige Godgeleerden , onder wel-
Ji.<»/«^«. kers oordelen en proef ik my gaarne wil ftellen.
VYF-
T E G E nVe R P ï N G E N.
P. G A S S E N D U S,
Aan mijn Heek.
RENATUS DES-CARTES.
i^///» Heer ,
JP^5^^^ Nfe Mcrfennus heeft my grotelyks verplicht, met
o^f^^Éli^^y aan defe hoge * Bedenkingen, diegy ^^y^n^QiM^diutidi-
ïlgl^^leerftc Wijsbegeerte gefchreven hebt, ^ deel ach- böfprim4
rv^^^E tig te maken. Want zeker , de ^ treffelykhcit van
**^*'***^^de zaak, de e deurzichtigheit van 't vernuft, cn li'rljtaftil;
de ^zuiverheit der redenen behagen my zonderling. Ik ben
dieshal ven ook grotelyks verblijd van dat ik u met zo groot 4^^^"'-'^'-
een Smoed en geluk zie arbeiden, ^'om dewctenfchappen tCgX*;»/**.
vorderen, en zodanige dingen, die aan alle voorgaande eeuwen J} .^'»!'"
onbekent waren, in't licht te brengen. Maar dit was laltig aan pwf/r"r
my, dat hy, volgens 't recht vaa vrientfchap, vcrfocht dat , in- * StrnyulMi
dien ik enige >fwarigheit.daar in befpeurde , die overig was, ik
fulks aan u fchryvenzou i vermits ik wel te voren bemerkte
dat ik, indien ik met uw redenen niet te vreden waar, niets an-
ders, dan mijn plompheit, zou betonen, of eer mijn roekeloos-
heit, indien ik ook het minfte daar tegen darde by brengen. \h
heb echter 't verfoek van fuik eenvrient nietkonnen afleg-
gen , vermits ik acht datgy dit voornemen, 't welk niet zo feer
het mijne, als 't zijne is, in 't goede fult nemen s te meer dewijl-
ik weet dat *^gy zo oprecht zij t., dat gyachten fult dat ik niets ^«'""'^•''^
anders voorgehad heb , dan mijn blote redenen van twijffelen.^''*
aan u voor te flellen. En feker, 't fil genoeg zijn, als gy zo. veel
doet, datgy die ten einde leeft. Want ik heb geen zo grooÈ.
vermoeden van my felf , dat ik meen dat zy u zodanig behoren^
te bewegen, dat gy of aan uw ' redeneringen ccnigGns fult mis« i lUtminu;.
trouwen, of uw tij t, tot beter dingen gekhikt, verflijtenmet
daar op t^ antwoorden. Ja ik kan hen ook niet fonder be-
fchaamtheit voor u openbaren, om dat ik fekerlyk weet dat'er<
niet een van alledezen is , of zy is u meermaals in uw overwe- "^üuXZ^
A a • 5 ging
yijfde Tegenwerpingen.
ging voorgekomen, en dat gy die voordachtelyk hebt veracht,
of geoordeelt dat men die behoorde te bedekken. Ik fal echter
mijn twijfFclingen voorftellen, maar alleenlyk metditvoor-
ncemen, dat ik hen voorgeftelt begeer , voorgeftelt , zeg ik,
niet tegen de dingen zei ven , die gy aanvangt te'ljetose'n , maar
•fS^^^g^j^ï^^'"?^^^^!^^^ Wantzek^r, ik be-
/rwi. iijd de ^ welentlykheit van de driemaal grootfte God en d'on-
Jlr^Sr fterfFelykheit van onfe ^gemoeden. Maar ik maak alleenlyk
•z)«. zwanghcit omtrent de kracht van defc^ redenering , daar mee
\tZ:> gy wel dcfe dingen , als d'anderen » die aan « d'Ö vernatuur-
niHm, kunde vaft zijn, bewiift.
tMetal'hyfi. ^
O P D' E E R S T E
BEDENKING.
Van de d'mgen y die in twijfel getrok-
kpi konnen worden.
f ?rm,^ Mc^ T k fal niet lang op f d'eerfte Bedenking blijven fta.an : want ik
t^cu', 1 P^^j^ voorncemcn,daar mee gy uwsgeeft van all'e ^ Voor-
cZn'^'"^" o^^^'^^^^wilt ontlaftcn. Dit alleen kan ik niet wel genoech be-
vatten, waarom gy niet beter acht ^enkelyk, en met weinig
ter, woorden, dedingen, die gy te voren kende, vooronfeeker
t'achtcn, om daar na het geen , dat waar bevonden word,te ver-
kiefcn, dan met alle dingen voor valfch t'achten , niet zo zeer
fcPr.M- 'tonde k vooroordeel te verwerpen, als een nieu vooroordeel
iw/./er aan te nemen. Aanmerk hoe gy, om hier toe te komen,een'be
driegelyk Ood, ofik weet met welk eenquade bedriegelijkê
m geeft hebt .moeten verdichten ,rchoon hetfchiint dat het -e.
"^^^^/^P):^^^^'''' verblintheit van de m?n.
«,^..«;. fcheli)ke«> geeft, of d enige zwakheit van de natuur d'oorfaak
n Lu,-^ ato r'f Wy^^rf 'gyvei'dicht dat gy {laapt,om alles in twiif-
O W.. trekken,cn alles, dat hier gefchied, voor « boertery t'ach-
P £.v;.r^«.. ten. Maar kontgy daarom van u zelf p afparflcn , dat cv niet
gelooft dat gy waakt , en de dingen , die voor u zijn en gelchie-
den, voor onfeeker en valfch acht? Zegt vry wat gy wilt,
men fal niemant vinden , die fich dietsmaakt dat gy overreed
q Scnrns: 2ijt dat niets van't geen, 't welk gy kent, waar is , of dat de s fm ,
tucod*m,ru of dc ilaap , of God, of eeiv'^quade geeft u geduriglyk bedrogen
heeft.
Vijfde Tegen'werpmgen. 1 9 *
heeft. Zou niet betamelijker voor de Wijsbcgcrige oprech-
tigheit, en liefde der waarheit gcweclt hebben, dedingen,
gelykzyzijn, getrouwelyk , en niet dubbelfinniglyk te zeg-
gen , dan gelyk men tegenwerpen kan , toevlucht tot a konft- gL^^^i^.
werken te nemen, i>fpoken te verdichten, en ^omweegen te^
volgen? Doch dewijl gy't dus goet gevonden hebt, zo wil ik
niet wyder tegen u twiften.
OP DE TWEEDE
BEDENKING.
Van de natuur des menfchelijhe geejfs , en dat hy heken-
der dan V lighaam is.
WAt de tweede Bedenking aangaat , ik zie dat gy noch in
uw *^ boer tcry blijft, en echter bemerkt dat^ z.ijt , die^Ludip,^
dm in boertery fieckty en dat dies halven he fluit dat dit ^voorftely ^
ben, (Ik^ben wefentlyky z^o dikyvijls , als gy'^t voorbrengt , of met de tn»,^
^geefl bevat , waar ts. Maar ik kan niet bemerken dat gy zo groot ^^^XenT^'*
' een i^toeftel behoeft , dewijl gy van elders zeker zijt, en dat het h.^pp'*ra,
waar is dat gy zijt , en zulks uit alle uw andere » doeningen kont -"^V
beüuiten, vermits men door't naturelyk licht weet, dataï*
't geen,'t welk doet, is. Gy voegt hier noch by datgj echter noch
nietgenoech verflaat mtgj üjt. Dit word in ernft aangenomen,en
van zelf toegeftaan ; want hier inbeftaatde gehele knoop van
de zwarigheit. En zeker, ditfchijntnodigonderfocht te wor-
den , zonder omweegen , en zonder defe ^ onderftelling. Gy ^ ^f^pfo/ithi
wiltdaar na 1 overwegen, hoedaniggy gelooft hebt datgymiarty op^^^^^ri.
dat, als alle twijfelingen wechgenomen z.ijn , dtt alleen z.oh blijven ^ dat
zeker en onvervpaggelyl^ is. Gy zult dit met ydcrs toeftemminf»
doen. Gy ,de zaak aangevangen hebbende, en achtende dat
gy een menfch zijt , vraagt, wat de menfch is , en , met voordacht
de gemene "^bepaling achterlatende, verkicft diedingen, die tn
U eerlt voorquamen , als dat gy een aangeficht , handen , en d' andere
leden hebt y die gj met de naam van lighaam aanweefl y daarby, datgy
gevoed voord, datgy gaat , gevoelt , en datgy denkt , '/ welk^gy aan de üet
toepafl. Dit zy zo, als wy flechs op uw « onderfcheiding tulTchen « 'J^iJUnam
de ziel en't lighaam merken. Gy zegt datgy toen niet bedacht wat de
^ xJel woi , maar datg} alleenlykjets daar afn inbeeldde , gelyl^ de
hn
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
192 vijfde tegenwerkingen,
hetvmr, cf de lucht y die in de grof jle delen van uw lighaam ingekort
was. Dit is gedenkwaerdig. Dat gj , voor tlo veel 't Ughaam aan-
gaat, met tmjffelde , d^t des z.elfs natuur z.odantg is y dat het bequaam
iS om afgebeelt , en omfchreeven te worden , en plaats te vervullen , en dat
alle andere Ugh aam daar buiten gefloten is ^ met het gevoel ^ geficht , ge-
hoor , reuk^ en fmaak^bevai , en op veelderhande wijfen bewogen vpterd»
Gy zouddefe dingen noch aan de lighamcn mogen toeëige-
nen , maar niet alle aan allen , ( want de wint is een lighaam, en
word echter niet mét het gelicht bevat ) noch d'anderc toevoe-
gingen uitllaiten ; want de wint, het vuur , en veel dingen be-
wegen. W at lïet geen aangaat, dut gy daar aan voegt, te weten
datgy aan 't lighaam de kracht van z.tch z.€lfte bewegen loghende , ik zie
niet hoe gy 't zult konnen beweren, als of alle lighaam van zijn
eige natuur onbewegclyk moell wcfcn , en dat alle des zelfs be-
fJ^r^eJS ^'tonlighamelyk beginfel voortquam, en als of
* men achtte dat het water niet kon vlieten , noch het dier gaan,
^^IrlZ!'" 2ionder ccnb onliglvamclyk aandryver.
c SnppoiitH II. Gy ondcrlbckt daar na ofgy , hvo bedroch noch onderflelt heb'
otihiic dafp. Ifgfide, verfeksrcn k^om d^t 'er ïn tt iets van de dm gen ts , die gy geacht
hebt tot de natuur van't lighaam te behoren , engy , een T^eer naerfttg on*
derfoe k^gedaan hebbende , z^egt dat gy mets z.odamg.tn ubevtnd. Gyaan-
fchout u hier nictgclyk een geheel menfch , maar als het niner-
e^Mma, lykcn vcrborge deel, gelykgydc^ .ziel acht te wefen. Zeg my
dan , bid iku ,o ziel , of met welke naam gy genoemt wilt zijn,
tC^zitatio. hebtgy noch niet defcc denking verbetert , door de welke gy
u eertt inbeeldde dat gy iets waart gcly keen wint, ofenigdier-
gelykding., in dele leden ingeftort? Neen zeker. Waarom
kont gy dan noch geen wint, of eer zeer dunne geeft wefen, die
door de hitte van 't hart uit het zuiverfte bloct , of van elders ,
of van een ander oorlliak verwekt en onderhouden word , en ,
deur de leden vcrfpreid , 'r leven aan hen meedeelt , en met hec
.oog ziet 9 met het oor hoort, met de harflenen denkt, en voorts
iM(ini4. ^'andere dingen en ^amptcn doet, die ugcmenelyk toegeëi-
gent worden ? lndien\iit dusdanig is, waarom hebt gy dan niet
de zelve gell:alte,als dit geheel lighaam , gcly k de lucht de fel vc
als't vat, daar hy in beÜoten is ? waarom zult gy niet achten dat
2 E^idcmü.gy van een zelve oniringfel , als 't lighaam , of van de s buiten-
vlies des lighaams omringt word ? waarom zult gy met ilellen
dat gy plaats , of delen van plaats vervult , die van 't grove lig-
haam j of van de delen daar af niet vervul: worden ? want het
grove
vijfde Tegenwerpingen. 193
grove Hglmm heeft ^ kleine pijpjes, deurde welken gy zelve aT«r»«,
verfprcid word ,jazodanig , dat, daar uw delen zijn , de delen
van 't lighaam niet zijn , op gelijke wijfe als in wijn en water ,
te zamen gemengt ; daar de delen van d'een zijn , niet de delen
vand'andcr konnenwefen, fchoon het geficht dieniet onder-
fcheidenkun? waarom üuitgy niet een ander lighaam buiten
. de plaats, daargyzijt, dewijl, in hoe kleine plaatsjes gy ook
zijt , de delen van 't grove lighaam niet konnen wefen ? Waar-
om word gy niet door veel bewegingen bewogen ? Want ver-
mits gy veel bewegingen aan de leden felven 'toefchrijft , hoe
kont gy dat doen , zonder zelf bewogen te worden ? Zeker, in-
dien gy onbewogen zijt,zo beweegt gy niet,dewijl poging daar
toe behoeft : en gy kont ook niet onbewogen bly ven op de be-
wegmg van't lighaam zelf. Indien dan defe dingen dusdanig
zijn, waarom zegt gy dan dat 'er in u niets van 't geen is , da^
tot de natuur van 't lighaam behoort ?
1 1 1. Gy gaat voort en zegt dat geen van de dingen , die aan de
Tjel toegeetgent worden, als gevoed te worden, en te gaan , in u z.ijn.
Maar voor eerft kan 'er een lighaam wefen , en echter niet ge-
voed worden. Wyders, indien gy zodanig een lighaam zijt,"als
de geeft gefegt hebben , waarom kont gy , dewijl de grove
leden met grove ^ fclfftandigheit gevoed worden,ook niet, ver
mits gy dunder zijt, met dunder ftoffe gevoed worden ? En als
dit lighaam, daar af dit delen zijn,aanwaft,zo neemt gy ook toe-
en terwijl het lighaam verfwakt , zo verfwakt gy ook , ó ziel'
Wat de gang aangaat, dewijl uw leden door u gaan, en nergens
lich vervoegen, dan als gy werkt en beweegt,hoe lal dat zonder
uw gang gefchieden ? Maar indien ik^nu geen lighaam heb, zecrr a y
20 zijn defe dingen niets, dan verdichtfelen. 't Zy gy mot ons '
of met ufelf boert, wy moeten daarom niet toeven. Maar in!
diengyinernft fpreekt, zo ftaatutc bewijfen dat gy een liff.
haam hebt, t welk gy c vormt,noch dat gy ook iets zodanicr zijt
dat gevoed worden , en gaan kan. Gy , al voortgaande .""zeac
noch, dat gy met gevoelt. Maargy zijt warelyk de gene, die de
verwen fiet, de klanken hoort,en zo voort. ,zegt gyyoefchied
niet JLonder lighaam. Ik gelooft wel ^ maar gy hebt eer ft een lio-.
haam , en gy zijt binnen't oog , dat niet zonder u fiet. Voort?
gy kont een teder en dun lighaam wefen , dat door '^'twerk-.i or^^^»^
tuig van de fin werkt. Jk,heb, zegt gy , gemeentvecl dingen
fnijnflaap te gevoelen, dte ik^,geljk,tlifedeYt bemerkte ^ niet gevoefd had
B b Maar
X p4 vijfde Tegenwetfingcn.
Maar fchoon gy bedrogen wierd , dat gy, fonder ogen , geen
fchccnt te bemerken , dat fonder ogen niet gemerkt word , 20
hebt gy echter niet altijt de felve valsheit beproeft , en 't oog
niet gebruikt, door 't welk gy bemerkte , en de beelden ont-
fingt, die gy nu fonder ogen kont gebruiken, gy begrijpt einde»
lyk^datgy denkt. Zeker , dit is niet te loghenen. Maar aan u ftaat
jiK««^»M».noch te bewijfen dat de «macht van te denken zodanig boven
l!V«r4 de i> lighameliike natuur is, dat noch c d'adem, noch enig ander
,,ri.rea. gefwind, fuivcr, en dun lighaam door enige ^ befchikking ver-
TdI^uo. krijgen kan, dat het bequaam tot ^ denking word. Gy moet
e ccpt.m, ook met enen bewijfen dat de zielen der heeften onlighamelyk
{F.nmonc, zijn , vcrmits zy dcnkcu, of , behalven de f werkingen der uit*
utZhJ''' terlijke zinnen, s iets innerlyk, niet alleenlyk in 't waken, maar
'iZ7hr!^!d ookin'tflapen, bekennen. Voorts moet gy ook bewijfen dat
h co.^''L,. dit grof lighaam geheel niets tot uw denking toedoet, fchoon
>«w.' gy echter fonder dat noit geweeft, noch, van dat afgefcheiden,
Mndcftndtn^'^ox. noch toc icts gcdacht zoud hebben, endieshalven ionaf-
ur^ibtiLo, hangel yk van 't lighaam denken : in voegen dat gy niet belet
noch verftoort kont worden, 't zy door de dampen, of door de-
fc dichte en dikke roken, diefomtijtszo grote quelling inde
harflenen veroorfaken.
kTr/f//>. IV. Gybefluit, Ik^bendanvbeJliptelyk^eenUenkenddmg, datis
*" G^^fti ^/ " gemoed, o verjiant, P reden. Ik beken hier dat ik gedoolt
mlv^»x. jjcb: want ik achtte dat ik de q menfchelijke ziel aanfprak , of
Ö7^;S'«*. dit » innerlyk beginfel, daar door de menfch leeft, gevoelt, van
p lu /O. ' plaats bewogen word, en verftaat j en ik fpreek tot de « geeft al-
*ir'n'r"*"" leen, die niet alleenlyk het lighaam, maar ook de t ziel felve uit-
'ii'rtnninHm getrokkcn heeft. Doet gy dat niet, ó voortrcfFcly k man, naar
V'iifX 't voorbeelt der ouden , die , hoewel zy oordeelden dat de ziel
\^nmu. gehele lighaam verfpreid was , echter waanden dat het
voornaamftedeel nyii^ouKo^ in een bepaalt deel van 't lighaam,
als in de harffenen, of in't hart zijn fetel had. Niet dat zy meen-
den dat men ook de ziel niet in dit deel van 't lighaam vond ,
b Mtvs. ^^a^j. Q^-^ 2-y geloofden dat de "geeft als by de ^ ziel , daar
Ie^!Ps. ^ wefcntlyk zijnde , bygevoegt, en als mee vereenigt wierd, en
met haar een deel maakte. Enfeker, ik behoorde daar aan ge-
^-r , dacht te hebben, volgens 't geen, dat gy daar af in uw v Rede-
l nXi. nerinrr van 't Beleed gefegt hebt. Want het fchijnt dat gy daar
T in wik beweren dat alle dcfe ^ ampten en bedieningen , die zo
bs'^A/lvr welaande «voedige, als aan de ^ gevoelige ziel toegeëigent
vijfde Tegenwrpingen.
worden, niet van de * redelijke ziel afhangen, en dat zy ook ge- a xatmdk .
pleegt kennen worden voor dat de ziel koomt , gelyk zy in de
beeltcngeplecgt worden, inde welken, gelyk gy beweert,
geen reden is. Maar ik weet niet hoe ik dit vergeten had , dan
om dat ik in t wijffel was gebleven of gy ^ dit beginfel,daar door b ///«rf frin\
zo wel wy als de bccften, leven en gevoelen, geen ziel genoemt
wilt hebben , maar alleenlyk aanwijfen dat onfe geelt eigent- c Mens,'
lyk de a ziel is ^ fchoon echter dit beginfel eigentlyk gefegt
wort ^ te bezielen, en de geeft niets anders doet, dan dat wy e-^"»^*'"''
denken i daar af gy verfekering geeft. Doch dit zy zo 't wil. ^
\yord gy maar *^"geeft genoemt,en zy beftiptelyk een s denkend /iic^llj^,-. •
ding. Gy fcp-t 'er noch by, dat de^^denktni alleen met vm» af ae^ ''"'*
jüheHït k^an worden. Men kan dit niet aan u ontkennen , voorna- i ar;-»,
melyk zo gy alleenlyk ' geeft zijt, en niet wilt dat uw k fclfftan-
digheit van de Telfftandigheit der ziel, dan door '«aanmerking, .«/^i*."
onderfcheidenzy. Ik blijf echter in twijffel , en weet niet of
gy , als gy fegt dat de " denkjng niet van h afgef :heuYt kan worden, ver- " Co^tuu»,
Haat dat gy, terwijl gy zijt , londer ophouden denkt. Zeker,
dit is gelyk met de « gelooffpreuk der vermaarde Wijsbegeri- o£/.«/«a«.
gen , die, om uw onfterffelykheit te bewijfcn , geftelr hebben
dat gy geduriglyk bewogen wierd , of, gelyk ik bedied, gedu-
riglyk denkt. Maar feker , de genen fullen niet overreed wor-
den , die niet konnen begrijpen hoe men p door een flaapfuch- p Pcrfofor.m
tige flaap , of in de moeder kan denken. Ik twijffel hier ook , ^«i'X.Z*
of gy acht dat gy binnen uws moeders lighaam , of beneffens '
uw voortkoming, in 't lighaam, of in een deel daar af ingeftort
zijt. Doch ik wil u niet harder hier op ondervragen, noch den-
ken of 't u heugt wat gy in uws moeders lighaam, of in d'eerftc
dagen, niaanden of jaren nauw geboorte gedacht hebt , noch
ook , indien gy ja antwoort , waarom gy alles hebt vergeten.
Ik wil u alleenlyk vermanen te gedenken hoe duifter , hoe ge-
ring, ja hoe byna niets uw <i denking in die tijden liceft moeten q c^^iuth.
Wefen. Gy gaat al voort , en fegt , Il^hn met defe"^ famenvoeging ^ (-<>~^r'*i't
van leden , die men een menfchelyk^ltghaam noemt. Men moet dit aan 7K'JslogiT'
U toeftaan , om dat gy alleenlyk aangefchout word als een*""-
«denkend ding, en «een deel van't menldielyk zamengezet,!,fC^^^^^^^^
dat van dit uitterlyk en grove onderfcheiden is. Il^ben^ zegt
gy , ooh^ met emge " dnnne lucht , tn defe leden mgefiort , geen * wm , k vTpIk*
geen ^ damp ^ geenfadem^ noch tets y dat tk,vooY my verdichten kan : l/^f ,
rvant ik^heb ^ ondergejicli dut defe dingen mets z.tjn 3 de a jieümg blijft. Sta xT'ofiiZ'''"
Bb z hier
19^ Vtjfde T ^gen-iverplngen.
\omnü hicrflil, Geeft, en uw^^ flellingen , of eer ^ verdichtfelcn
* \mlliml f^Lilleneindelyk wijken. Ikpen.ztgigy ^ geen lucht, of iets zoodanig,
c ' ^^^Y indien de gehele ziel iets zodanig is, waarom fal men
dan ook niet achten dat gy,gelyk de bloem, zij t , of't edelfte,
A^^tiof^ft' dunfle, zuiverfte,en^daatvaerdigftedaar af? *t Kan zijn, zegt
^Zpi'oucu, gy» dat de dingen^ die iJC onder jiel niets te mf en , iets z.ijn , en niet van
* defemy, dte tijken, verfcheiden : ikjpeet' et echter met , en fpreekhier
met af. Maar indien gy't niet weet , en daar niet tegenfpreekt,
t^lfHmtrc, waarom^ neemt gy dan dat gy niets daar af zij t ? l\met, zegt
gy , dat tk xvefentlyk^ ben. Maar de kennis van dit dmg J^an bejiiptelj^
met van hgeen afhangen, '/ well^tirjoch niet ken. Dit zy zo: maar ge-
denk dat gy noch niet bewefen hebt dat gy geen lucht, geen
damp, noch iets diergelyk zijt.
f, ir»agina. y. Gy fchrijft by gevolg wat het geen is, dat gy sinbeelding
'hJn>ag,ruiri, nocmt , want gy zegt dat ^ mbeelden niets anders is , dan de 'geftalte,
)^imlgo, .of^'^ ^^^^^ "^^w lighameljidmg te ^ befchomven* Te weten om te
1 c'txteMi'U' befluiten dat gy door een andere flach van denking, dan door
Zi-iiiu [iecie d'inbeelding , uw natuur kent. Doch dewijl 't u geoorloft is
ctlttauó^.uy n d'inbeelding naar uw believen te bepalen, zo bid ik u , indien
gy lighamely k zijt , dewijl gy het tegendeel noch niet getoont
L'inmgina. hcbt , waarom gy niet onder een lighamelijke « geftaltc of
o\«r.. p beek ^ befchouwen kont ? En ik bid u, als gy befchout , wat
P '^^zo bevind gy dat voor u koomt, als fekere fuivere deurfichtige en
q c./f.,;/-/.,- ^^jj^^^g r felfllandigheit, gelyk een » wint, die het gehele lig-
^iiMifiantia^ haam, of ten minflcn deharllenen, of een deel daar afdeur-
\^uu£ilnn. dringt , bezielt, en daar alle uw »ampten pleegt ? Ik^bek en^7.cgt
gy, dat niets van de dingen, dieikjnet htilpvand''inbeeldin^begrijp ^ tot
dez^ekennü , die tkvanm) heb, behoort. Maar gy fegt met hoe gy 't
kent: en dewijl gy een weinig te voren geftelt hebt dat gy noch
niet weet of dele dingen tot u behoren, hoe kont gy dan, ik bid
u, dit nu befluiten?
w.ww. VI. Gy , al voortgaande, icgt, dat men de ingeeft zorgvMigljk.
«r ^vnv.;v, dingen moet ^ afirekj^en , op dat hyfeer onderfcheide/y kozijn na-
imr begrt)pen k^n. Defe vermaning is goet. Maar na datgyu
forgvuldiglyk afgetrokken hebt, zo zeg ons, ik bid u, hoeon-
X T,«,>rr*. derfcheidelyk gy uw natuur ^begrepen hebt. Want alleenlyk
yiUi c^gi' ' tefeggen dat men een y denkend ding is, zo verhaalt gy een
ToWmo, *werking,diewy te voren alle wiften, maargy verklaart niet
a ^«t/Wi^ de^ werkende felffl:andigheit,namelyk hoedanig zy is,hoe zy tc
t ar^i^m. zamen hangt, hoe zy fig ^ fchikt en bereid om zo verfcheidelyk
zo
V^fde Tegen'iver pingen. ^97
20 verfcheide dingen te doen, en diergelijke meer, die te voren
aan onsonbekcnt waren. Gy zegt dat men met het ^verflant het i intelleffuK
geen bevat , 't welk door d'inbeeldmg ( die gy op gelijke trap ftelt l^'^^''^^'-
als de « gemene zin) niet J^an bevat worden. Maar ó goede Geeft, mmu.
kent gy ons niet leren dat 'er inwendiglyk veel cn niet eenf;),^^""'*
enige en ^enkele macht is , daar door wy eindelyk 't geen , dat 'e Fi«/f^
wy willen, kennen? Als ik met opeogende zon '^anfchou , ^^f^"";^
dat is een klare ^bemerking: als ik met geflote ogenby my
felf op de zon denk , zo is 't een klare innerlijke s kennis. Maar s
hoe fal ik eindelyk konnenonderfcheidcn dat ik de zon h be- J'^^/'J^','^'.
vat door de i gemene zi,n , of door ^ d'inbceldige macht, en niet '^'«"«. ,
door del geeft, of doorm't verftant , ja zodanig, datik, naar L^JIJi'nx^
miin believen , nu door de» verftanino; , die p;ecn^ inbeelding '-^'^"^^
is , en dan door d'mbeeldmg , die geen verftanmg is , de zou n inuUitito,
begrijp ^ zeker, indien, als de harflenen ontroert, en «^'i^^-
beelding gequetft was, p 't verftant beftandig bleef, en zijn eige q F^n^hZu
en fuivere *i ampten pleegde , zo zou men mogen zeggen dat de [ ;f 7;.
' verftaning van d'inbcelding , en ^ d'inbcelding van t d'uitter- Isc^jf^ctT
lijke zin onderfcheidcn was. Maar dewijl wy Hen dat het an-
ders gebeurt , zo kan men fwarelyk een waar onderfcheit hier
in ftellen. Want te feggen , gelyk gy doet , dat het dan ^inbeeK \^Tmaiinafté^
dtng is , als vs^y het ^ beelt van hghamelyk. dmg befchoHwen ZO zict »•'»
men, dewijl mende lighamen op geen andere wijfekan be- x Iv»*» a'i^
fchouwen , ook gebeuren dat zy door y d'inbcelding alleen tc
kennen zijn, of ten minften dus, dat ^ d'anderc kennende z^fS^*^
macht niet onderfcheidcn kan worden. Gy fegt noch datgy nkt'f^^
beletten kont t*achten dat men de ^ lighamelijke dmgen , weli^rs beelden a Kes corpo-
door de den^tng ^gevormt , en door de « zwinnen nagefpcurt worden , on- ^
derf uheidelijker k^nt , dan dit tkjweet niet wat van ti , *t wclk^niet m ^ d^in- c Cc^/Mf;».
beelding valt j z.o dat het wonder is dat twijjfclachtige dingen , en die bm- jj IZJ!^!'' •
ten ons z^ijn , onderjcheidelijhjr beleent en begrepen worden. Gy doet ^''"'•i
voor eer ft feer wel , als gy fegt t dn iJ^ weet niet wat van h ; want s //^«'^
feker, gy weet niet wat het is, en kent niet de natuur daar^'"'^^'"'
af, en kont dieshalven niet fekerlyk weten of het dusdanig is ,
dat het niet in d'inbcelding kan vallen. Wydcrs , alle onfc \Mm^<iin^u^
i kennis fchijnt geheel haar oorfprong van de finnen te heb- k''^;;;};;*;
ben; cn hoewel gy ontkent dat'et gecn,*t welk in ^ 't verftant is, i inuiui^^
cerft in de fin moet wefen , zo fchijnt dit echter waar tc zijn , s«;/«5.
vermits dit niet, dan door inloping, o{^*xk ino^iAoitr^^ gelyk men " w/^i.
fegt , gebeurt : maar het word volmaakt door "gelykvormig- o ^wo^^m;
Bb 5 heit.
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
1 9 S Vijfde T igcnwerpingen,
ir.ompofitio, heitj^famcnzctting, deling, <^ vermeerdering, .1 vermindering,
c\^'J.y!Lo, en andere diergelijke ^ wijlen , die wy niet behoeven te verha-
VflT"""' dieshal ven geen wonder zo de dingen, die vanfich fel-
iinL'rrere. ven ^ inkomcn, en de s fin treffen , geweldiger indruk in ' 't ge-
il Imp'^L, ^^^^ maken , dan de genen , die 't gemoed zelf, met alleenlyk
i^i/wV* de kgelegentheit waar te nemen, uit dedingen, inde 'fin '"in-
Ïs^/Jnt* vallende , aan fich zelf verdicht , en begrijpt. Gy noemt , 't is
tn w*r^ waar , de lighamelijke dingen twijffelachtig maar indien gy de
waarhcit wilt belijden, zo zijt gy niet min zekerdat het lig-
haam , daar in gy woont , en alle dcfc dingen , dicgyrontomu
nSx'jicre. Q^^^ nwcfcntlykzijn, dandat gy zelve wcfentlyk zijt. Enals
^operntto, ^clvc u aan u zelve door d'enii^e*' werkin^,,dieP denkinii 2e-
q M.rn/*//..- noemt word , openbaart , wat is dit ten oplicht van ^1 d'openba-
'-iopnaiio. ni"»g van diergelijke dingen ? want zy worden niet alleenlyk o-
nes. penbaar door de vcrfcheide ^ werkingen , maar ook door veel
" ^'«7' tigheir, vcrwe, y fmaak, en zo voort \ ja zodanig, dat , fchoon
Zcyj''' buiten u zijn , het geen wonder is ; zogy hen oriderfcheide-
•^Supi>r. lijkcr dan u kent , en begrijpt. Maar hoe , is't mogelyk dat gy
mending, dat buiten u is, beter zult verdaan dan u zelf ? na-
melyk zopdczelvc wijfe, daar door 't oogd'anderc dingen,
en niet fich zelf fiet.
VII. fJHaar , zegt gy , vjat hen il^dan ? een denkend Ding. Wat
is dat? t wi] ff c lende y verftaande ^ bevefltgende ^ loghenende , wHende y
niet willende, ook^mbeeldende en gevoelende. Gy zegt hier veel. Ik fal
jC.chter niet op yder daar af ilaan bly ven, maar alleenlyk hier op,
'ii^esfcn- datgy zegtdatgy een ^gevoelend ding zijt. Dit is wonder,
dewijl gyalreê te voren het tegendeel verfckcrt hebt. Of hebt
^r<icHim miflchien willen zeggen dat'er, bchalvenu, een ^lighamelij-
ke macht is,die haar verblijf in't oog,oor,en in d'andere werk-
corporea,
C Oriana^
rllw'^r ^^'S^" ^^^^^ ' endie, de «1 gedaante der finnelijkedingen ont-
Yinm ' fangendc, de e gevoeling zo begint, dat gy daar na volmaakt, en
tScnfi,, zelvedegenezijt,diewarelykzict, hoort, en d'andere dingen
^^i'ma'ina- S^^^^^^ ^ Dit is , gclyk ik acht, d'oorfiiak datgy zo welde^ge-
n/'*^""*" voeling,als!^d'inbeelding zeker flach van denking maakt. Dit
JV?r'«t;.""^y ^'^^ Maar zie echter of niet het geen, 't welk in de heeften
iScvp,.' i gevoeling is , dewijl het d'uvve niet ongelyk is , geen*^ den-
k cogit^tto, J^ing gcnoemt mag worden ; en of in defer voegen ook niet in
Min:, de heeften zalven een ' geeft is , d'uwe niet ongelyk. Ik , zult
£y zeggen, mij n zetel in de harflenengeboat hebbende, ont-
fang
vijfde Tegenwerpingen, IS9'
fang al 't geen i dat my door de *gecften , die deur de zenuwen JI^^^ÜÏ^'
gaan , aangefegt word j en dus gefchied by my de c gevoeling , c ^lljl]
die gefegt word door 't hele lighaam te gcfchieden. 'tZy zo:
maardaar zijn in de heeften ook ^zenuwen, egceften, harfle-'^^"'^'* .
nen, en in defe harflenen een ^ kennend beginfeU't welk de din-f
gen, door de geeften aangefegt, s op gelijke w ij fe oi"itfiingt /J^^^'"^^'^';^^
en de ^ gevoeling volmaakt. Gy zult zeggen dat dit ^ beginfel 'mhSeufioT "*
de harllenen der beeft en niets anders is , dan een ^ verbeelding , pS^y?!!
of een ^ inbeeldige macht. Maar toon gy eens dat'er in de harf- 1 ^amtvt^
fenen iets anders is, als een verbeelding , of" menfchelijke in- 'ZfZnllfix^
beeldiger : Ik verfocht terftont te voren een zeker bewijs , " imaim^''^
daar meê gy bewijfcn zoud dat gy anders zijt : maar ik meen dat o^nurtZi
gy dit niet doen zult. Gy zult .wel veel trefFelijker p werkin- p opcraUi-i
gen voortbrengen dan degenen , die van de beeften voortge-"''*
bracht worden. Maar gelykde menfch, fchoon hy de voortref-
felykfte van de dieren is, echter niet uit het getal dcrdierea
uitgefondert word : zo ook , fchoon men hier uit betoont dat
gy de voortrefFelykfte der ^ inbeeldigers of ^ verbeeldingen q^'»'*i:''"«-'
zijtjZo word gy echter niet uit der felver getal genomen. Want r^WiM)?^
dat gy u befonderlyk * geeft noemtjkan een naam van een waar- s -Wcn/^
diger, maar echterniet van een verfcheide natuur wefen. Ze-
ker, indiengy tonen wilt dat gy een verfcheide (dat is, gelyk
gy beweert, van onlighamelijke ) natuur zijt, zo behoort gy
enige ' werking anders te volbrengen , dan de beeften doen,en, t Opemf,,,^
is't niet " buiten de harflenen,ten minften zonder van de harf- " ^xtractrti
fenen af te hangen j 'twelkgy echter niet doet. Want als de
harffenen ontroert zijn, zo word gy meê ontroert, en als die ge- ^^^"^"•^«''^-
drukt zijn , zo word gy meê gedrukt : en indien'er enige ^ ge- x%<««
daanten der dingen daar uit vallen , zo behoud gy zelf niet een
y fpeur of merkteeken daar af. Alle dingen, zegt gy, gefchieden y V'Jfis''ftr^>:
in de beeften door een blinde drift der ^geeften, der andere ^'^p"''^'**»
» werktuigen , op gelijke wijfe , als de bewegingen in een uur- ^ o^'i*"*»
werk, of menig ander bkonftgebou gefchieden. Maar fchoon b
dit waar was nid'andere*^ ampten , gelyk van a voeding, e klop- cfww^
pinge der aderen, en diergelijke dingen, die ook op gelijke 'l^^niZ'
wijie in de beeften gefcheiden , kan men dan verfekeren dat de arteriarutn^
f doeningen der finnen , of de genen , die s ly dingen van de ziel)4f«T*
genoemt worden , in de beeften, en niet in ons, door een blin- P/^^iona
de drift voortgebracht worden? Een brok vleefchzend zijn
• gedaante in 't oog van de hont, die, tot in de harflenen deurge- i cat^ i^y^
drongca^"**
200 ^^jf^^ Tegemverfingca.
a unima. drongcii , als met zekere angels fich aan de a ziel hecbc : dies-
halven ook de ziel , en't gehele lighaam , daar aan vaft zijnde ,
als met zekere dunne ketenen naar de brok vlecfch getrokken
bs/'««v;. fteen, tegen de hont opgeheven , zend ook zijn i>ge-
cVcUhs. daante derwaarts , en drijft , gely k met een ^ hefboom , de ziel ,
cn met een lighaam, omde vlucht te kiefen. Gcfchieden defe
fclve dingen ook niet in de menfch ? ofis 'er miflchien een an-
ü^Modm. dere ^ middel, daar door gy begrijpt dat defe dingen gefchie-
den ? Indien gy dit leert,zo fullen v/y grotelyks aan u verplicht
zijn. Ik bcn'vry , zegt gy , en 't is in mijn macht de menfch zo
weivan de vlucht , als van de volging af te weren. Maar dit
cTnWf^/wwc entend beginfcl doet desgclyks in't beeft, en fchoon de
€i^noium, Ijqj^^^ fomtijts niet voor de dreigingenen Hagen bevreeft, (ich
op de brok vlecfch , die hy gefien heeft , werpt , hoe dikwijls
iMcr^imyt' (joet dc mcufch gclijkc dingen ? De hont , zegt gy , baft *^^door
%\xdAt. een zuivere drift , en niet li door verkiefing , gelykde menfch
«J?** fpreekt. Maar men heeft ook oorfaken om t'achten dat de
.menfch door drift fpreekt : want het geen, dat gy aan de ver-
kicCng tocfchrijft, gefchied door groter drift; en het beeft
heef t ook zijn verkieling, daar de drift groter is. Zeker , ik heb
een hont geilen, die zijn geblaf zodanig naar de fchalmai wift tc
matigen, en te voegen, dat hy alle veranderingen van fcherpe ,
grove , trage en gefwinde klanken kon navolgen , hoe fchich-
tiglyken onvoorfiensdieook verdubbelt, of vertraagt wier-
h3ïf»^/o. den. De beeftenmilfen ''reden, zegt gy, maar z'y miflen men-
fchclijkc, enniet huneige reden, in voegen dat men, zo't
iAioga, fchijnt, hen niet 'onredelyk mag noemen, dan als zy met ons
YSi^lcxts, ofmetonfe ^ gedaante geleken zijn , fchoon anders de * reden
^^ITuim 20 wel algemeen fchijnt te wefen,cn hen toegeëigent te mogen
Twriw. "^'0^^^^"' als de '"kennende macht , of "d'innerlyke zin. Gy
^Ir'nJ!"" zegt dat zy niet ° redeneren. Maar hoewel zy niet zo volko-
o R4r/ö««rf. mentlyk , en van zo veel dingen j als de menfchen , redeneren,
zo redeneren zy echter ; en daar fchijnt geen verfchil in , dan
naar meer en min. Gy fegt dat zy niet fpreken. Maar hoewel
zy geen menfchelijke ftemmen ( want zy zijn geen menfchen )
voortbrengen , zo fpreken zy nochtans hun eige fpraak , cn ge-
bruiken die gelyk wy d'onfe. Een uitfinnige, fegt gy « kan ook
veel woorden te famen hechten , om iets te betekenen ; 't welk
-nochtans de w ij fte der heeften niet kan doen. Maar befic ofgy-
.tiJljk genoqchzijt , die van een beeft menfchelijke ftemmen
eilcht,
vijfde Tegenwerkingen, 201
eifcht, en niet op hun eige ftemmcn merkt ? Doch defe dingen
behoeven een langer ondcrfoek.
VIII. Gy brengt daarna het ^voorbeehvanhwas by , en z.egt » ^xm^tum
daar af veel dmgen^ om aan te vptjf en dat het geen ^ *t welk^men^ toevallen""'''* .
van 't was noemt , anders is , dan het ms zelf, of des felfs c felffiandh^ u^"'
heit, en dat het was felf, of des felfs f elf flandtgheit^ onderfchetdelykjel^j^'^^^^^^^
tbevatten eenwerJ^van de ^ geeft alleen , of van i*tverjiam ts , en met'^^'^rai^cli
vande^^z^in, of inbeelding. Maar voor eerfl is dit een ding , daar ^
inzyalle eenllemmig zijn, dat de ''bevatting van't was, of u *
van des felfs ^ felfftandigheit van de bc vattingen der toe val^c^f.)^^^^^^^^
len '^ afgetrokken kan worden. Word dan daarom de felfftan-"^'«-
digheit felve, of de natuur van't was «onderfcheidelyk bc-l/^Jfc^/J^*
grepen ? Wy bevatten wel dat'er , behalven de p verwe , <ï jre- '^ccuUnüum,
flalte , r fmeltely kheit , en zo voort, iets is , 't welk ^ 't onder- 'l^t^:!^:'
werp der toevallen, en der waargenomc veranderingen is; p^*'"-"'*
maar wy weten niet wat of hoedanig dit is : want het blijft al-
tijt verborgen; en men acht allcenlyk , alsby gilling, dat'er T/- 7 -
iets onder moet wefen. Ik ben dieshalven verwonderc hoe gy l-tlT.
leggen kont dat gy, de t vormen als klederen afgedaan en uic- ^
getrokken hebbende , volmaaktelijker en klarclij ker " bevat-
ten kont wat was is. Want gy bevat wel dat het ^ was , of des 'Jplrcp.r.
lel^felfftaiidigheic iets, behalven dusdanige ^ vormen, is' maar
gy bevat niet wat dit is, zo gy ons niet bedriegt. Want ditTf'^"
wort met aan u geopenbaart gelyk een menfch geopenbaart
Kan worden, welkers klederen en'hoed wy alleen aangefchout
Iiebben, als wy hem die benemen, om te weten wie of hoedanig
Jiyis. Wyders, dewijl gy meent dit enigfms te bevatten, hoe
bevat gy't dan, ik bid u? Niet gelyk y iets gegoten en uitge- v
nief zoda^^""' ^7 ^t^'T. het niet gelyk een punt, hoe wel het
met zodanig is, dat het fich nu breder uitftrekt,cn dan meer in-
getrolUcen is. En dewijl dusdanige ^ uitftrekkino; niet a oncin- ^ ^^'"'flo,
dig is , en een b ei^ndpaal heeft , begrijpt gy dan dat ook niet in f/rtri.
eniger wijfe «verbeeld? En dewijl u dunkt dat dit als ziet
verdicht gy daar aan met ik weet niet wat ^Werwe , hoewel
duifter ? Zeker , gelyk het u « meer lighamelyk fchijnt , dan
f 't zuivere ydel, zo fchijnt het u ook s zichtbarelijker. Dieshal- \^.lT'
ven is uw verftaning fekcre i inbeelding. Indien gy bybren^t g
dat gy 't fonder k uitftrekking , 1 geftalte en «» verwe bcgrijpï", i wtSX
ey leg eens, hoedanig is't dan ? Dit , 't welk gybybrengt van\ p.^^l'"^"- *
menfchcHi dte men gefm^ of met di geeft begrepen heeft , van de welken cZr.
Cc
Perciperf.
' Vüfö Tegemverpngen.
xoy echter niets -anders , dun hm klederen en hoeden aanfchomen , toont
:,Menu niet dat hct ccr dc n gccft is , danM'inbeclding, dieoordeelt.
b in^a^ina^ Zeker, de hont , in de welk gy geen geeft, die d'uwe gelyk is ,
toelaat , oordeelt op gelijke wijfe, als hy met zijn meefter ,
maarallecnlykdehoet, of de klederen fiet. Wyders , fchoon
2iin meefter ftaat, fit, legt, bukt, fich inkromt , of uitrekt , hy
kent alt iit zijn meefter , die onder alle defe vormen kan wefen,
fchoon hy echter niet meer onder d'cen , dan onder d'ander is,
op eely ke wijfe, als 't was. Voorts , als hy een lopende haas na-
iaagt, en Rcheel en dood , en daar na geyilt en in ftukken gefne-
den fiet , meent gy dat hy niet acht dat het altijt de felvc haas is?
cPerceptio Dn gy dksh^\\ cnZQgt dat de ''hevattmgvanverwe, hardigheit y en
'"^ '"'^'^'''''dieraehjkedms^engeen^ztenmg, geen ^raktng, maar een ^ bef chonmng
van de ".geeft alleen is. 't Zy zo , indien ftechts de geeft warelyk
niet van d'inbeeldige kracht verfchilt. Maar als gy'erby voegt
dat deJe befchoHvping onvolmaakt en verwart , of volmaakt en onderf chet^
den kan wefen , naar dat men mm of meer op de dingen merkt , un de weU
ken het wasbejiaat, zo toont dit niet dat dc befchouwing, door
de geeft gedaan , van ik weet niet wat ding, 't welkbehalvcn
alle ^ vormen is , een ' klare en onderfcheide kennis van 't was
is, maar een i^befchouwing, door de 'finnen gedaan, van alle,
zo veel als gefchieden kan , ^ toevallen en " veranderingen , tot
de welken het was bequaam is.Uit dit alles konnen wy al't geen
begrijpen en verklaren, dat wy onder de naam van was ver-
ftaan. Maar wy konnen defe ©naakte, of eer verborge zelf-
ftandigheit, noch felven begrijpen , noch aan anderen verkla-
ren.
IX. Gy voegt in gevolg daar by : maar wat zalikyan defe
Vitejizelf, ofvanm) zelf zeggen y want ikfia noch nïet toe dat* er ietsin
7nyts, als de geeft f wat zal tk., ^^g'^K^ die du was zo onderf cheidelyk.
Jchtjnte bevatten ? zal ik.m) zelf met alleenlyk^ veel warelijker en zeker-
lijker , maar ookj^eel onderf iheidelijker en klarelijker kennen ? Want in-
^ex.jiere. ^lien tkoordeel dat het was q wefentljk,is , te weten hierom , dat ik. 't zie ,
hoe veel te meer tkj vfant het kan gebeuren dat dit , ^t welk, ik >
en heb , met
g Jlient.
i CUradi-
fitriifaqtte
eojriHio,
\ Senftu,
l't/t,
nes.
O Nudéty vel
fttiU'f ocrul-
tat* Ittbflan»
p Mens.
warelyk geen was is. Het kan oo^gebeuren dat ik^geen og^
de welken tk ^ets zie: maar het kan heel niet gefchieden dat y alsik^i^y.
of ( h welk^ ii nu onder jcheid ) als denk^ te zien , tk.zelf ^ die denk*
mets ben 'Desoelyh » iridiemk^'t was oordeel te zijn ^ omdat ik^'t aan-
raak, zo zal er oo^'t zelve uit volgen, te weten dat ben; en ook
hieruit, dat ik' t mbeeld, of mt mge andere oorf aak, z.o fal tkaldes-
gelyk^
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuestLLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
Pijfde Tegenwrpingen. 205
gelykj hejlmten, ^SHaar ^tgeen , w^k ik^hier van was aangemerkt
hel , k^an ook^tot alle d"" andere dmgen , diebmten my z.ijn , toegepaft vpor^
den. Dit zijn uw eige woorden , die ik verhaal , op dat gy be-
merken zoud dat 7.y wel ^betogen dat gy''ondericheidelykbe-
kent dat gy^wefentlykzijt, te weten hier uit, dat gy onder/bTi/?,«ffJ»
fcheidcly k fiet of kent dat het was , en des zelfs toevallen e we- *^ ^'"fi^""'**
fentlyk zijn , maar dat zy echter niet bcwijfen dat gy daarom
kent wat of hoedanig gy zijt , noch onderfcheidelyk ; 't welk ^'•'l'''''*
echter wel de moeite waerdig was : want men twijfFelt niet dat
gy ^ wefentlyk zijt. Befie ondertuflchen ( om hier niet lang op^^^'J^""'*
teftaan, gelyk ik ook te voren daar niet opgeftaan heb ) dat,
fchoon gy niets in u toelaat , behal ven de s geeft alleen, en dies- ^
halven, drogen, handen, en d'andere^Mighamelijke werktui-l^^^^r'^
gen uitfluit, gy echter van 't was , en van des felfs 'toevallen ^
Ipreekt, die gy ziet , die gy aanroert , en zo voort , die gy ware-
lyk zonder ogen niet zien , zonder handen niet kont aanraken,
of, om gelykgy te fpreken , te denken dat gy ziet en aanraakt.
Gy gaat dus voort. Indien de ^ bevatting van '/ was onderfcheidebjkjr k Percent,*
fchijnty nadat het niet mt hetgejtcht alleen, ofmt d'aanrakjng aanmy'"*'
beleent gevQor den is , maar uit veel oor faken , hoe veel onderfcheidelijker
tnoet tf^dan bekennen dat ik. wjy z^elfdoor my z^elfken, dewijl alle de bewijs-
reedenen , die dienftig z^ijn tot de bevatting van was , of van eniiT ander
hghaam, noch veel klaarder en Uchtelijker de natuur van mtjn Ueefi be-^-^^'^"*
wjfen? Maar gelyk de dingen, die gy van 't was bygebracht
hebt , alleenlykde bevatting van de wefentlykhejt mijns
geefts , en niet de bevatting van zijn natuur bcwijfen , zo zul- ^J.frt"'*
len ook alle d'andere dingen niets anders doen. Indien gy noch " •^'«'Z?'*''''*
iets uit de °begrepczelfftandigheit van 't was, en van d'ande- rr^'"*""
re dingen wilt bybrengen , zo zult gy niets anders konnen be-
fluiten , dan dat , gelyk wy defe zelfftandigheit flechts vcrwar-
dely k,en als ik weet niet wat ^ begrijpen, de p geeft ook zodanig " (^''"^'perc;
begrepen word i in voegen dat men dit, 't welk gy zeltgefegt '
hebt, tky^eetmetwatvanu, warelyk weêrfal mogen ophalen.
Gy befluit dan : Ik,ben emdelykvan z.elf weer ter plaats ge keert , daar
ik^WÜde wefen. Want dewijl degeeji z^elf nn aan my bekent tt^ en dat ikweet
dat de lighamen niet eigentlyk.van de m fnnen , of van de r tnacht van w te 1 W'**.
(peelden , maar van * 't verft ant alleen bevat worden , noch 00 kohier rut, dat
men hen aanroert en zjet i z.o bek^mk. k^^reljk^dattk^mets Itchtehjker of^ ^"'iUeffliti
blijkelijker kan bevatten , dan mtjn ^ geeft. Zo fpreckt gy : maar ik t Men,
zie niet van waar gy voortbrengt , of opentlyk bekent dat gy
Cc z vai^
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
a Exijlert.
-»04 Vijf^^ "ïegemverpngen,
van uw geeft iets anders bevatten kont , dan dat hy a wefcntlyk
is. Ditisookoorfaakdatik niet fie dat hetgeen volbracht is ,
'twelk in't opfchritt van defeBedenkingwortbelooftjte weten
dat daar door de menfchelijke geeft bekender zou worden, dan
't lighaam: want uw voorneemen heeft ook niet geweeft te
bewijfcn dat de menfchelijke geeft, of des felfs bwefentlyk-
heit bekender is dan de wefentlykheit van 'clighaam , dewijl
cW.r. ten minften niemant tegenfpreekt dat hy is of ^ wefcntlyk is:
maar syhebt zonder twijffel gewilt des felfs natuur kennelij-
ker maken , dan de lighamelijke natuur , 't welk gy echter met
gedaan hebt. Zeker , gy, ó geeft , van de lighamelijke natuur
fprekende , hebt felf opgehaalt hoe veel dingen wy daar at
kenden, als uitftrekking , ^geftalte, fbeüaning van plaats ,
en 20 voort. Maar wat hebt gy eindelyk van u gelcgt ? Gy zijt
gceni^famen voeging, gcenlucht, geenwint, »^geengaande
: noch gevoelende ding , en zo voort. Maar fchoon men m u alle
defedmgentoeftont, van de welken gy enigen tegenfproken
hebt , zo is dit echter niet het geen , dat wy verwachten. Want
xHiiAx'mtu ^-^ 2.ijn « ontkenningen , en men vraagt niet wat gy niet , maar
watgyziit Gy zegt dieshal ven , op 't einde weêr tot ons, dat
gy een Meukend dmgzijt, dat is twijffelcnde , verfckerende ,
en zo voort. Maar voor eerft te zeggen dat gy een ^ Dmg zijt ,
is niets bekent gefegt. Want defe benaming is algemeen , met
onderfcheiden, onfeeker, en behoort niet meer tot u, dan tot al
't aeen, dat in de gehele werrelt is, en tot al 't geen, dat niet ge-
he'el niets is.Gy zijt een ding?dat is gy zijt niet nicts,of,'twelk
het zelfde is , gy zijt iets. Maar een fteen is ook niet niets, of is
iets, en een vlieg desgelyks , en voorts al't ander. Wyders,
a iopunu j^is gy u n ^^tfw/^f»^ noemt , zo zegt gy wel een bekent ding , maar
echter niet te voren onbekent , noch van u geeifcht : want wie
twijfFelt dat gy denkend zijt? Maar't geen, 't welk wy niet
o;«r,w weten, en daar wy naar vragen , is uw ^Mnnerlijkczelfftandig-
i,.biu>.un. j^^^ij ^ p welks eigen is te denken. Dieshalven zo behoort gy ,
vragen, tebefluiten, niet dat gy een denkend ding
ziit,maar hoedanig ding gy zijt, dat denkend is, Indien men van
u een kennis van wijn boven 't gemeen verfocht , zo zou't met
cenoech zijn dat gyfeide, dewijn is een week ding, uit drui-
ven geparft, wit, of root, foct, dronken makende , en zo voort;
maafey zoud pogen , zo veel u mogclyk is , des zelfs innerlijke
zelfftandi^^hek t'onderfoeken, en te verklaren ,gelyk menbe-
^ merkt
Extenfio,
e Fi^nrnt
f Oicupatio
h -Tiou re, u
(cdeus , non
ftnüenu
k Xet cogi-
p Ctty.** pro-
priumcji ic. celyk wy vragen ,
F^fde itegcmverfmgcn. ^ o J
merkt dat zy tc f^imengcfet is uit ^ gecft,i> vocht, ^ gcIl,of moer,
en uit d'andcre delen, naar defe of die hoegroothcit , en tem- cT4rt4m*.
pering onder fich vermengt. Zo ook, dewijl men naar uw ken-
nis , boven 't gemeen 5 dat is die men noch niet gehad heeft ,
vraagt, zo fiet gy wel zonder twijffel dat het niet genoech is dat
gy tegen ons zegt dat gy eend denkend, twijffelend, vcrftaande fJ^^XL^
ding,en zo voort zijt,maar dat gy naerftigheit moet doen,^ om, ï"»/, inxdiu
als met fekere ftoffcheidige werking, u zelf zodanig t'onder-fi';/.,^^^^
foeken, dat gy uw ^innerlijke zelfftandigheit aan ons foud kon- <7««"^'"».
nen ontdekken en vertonen. Zeker, als gy dit gedaan hebt , zo '^^.^'f'''^'"''
zullen wy 't onderfoeken , of gy 5 ó geeft ! bekender zijt dan 't ^
lighaam zelf, daar af s d'ontleeding , de ftoffcheiding , zo veel
andere konften, 20 veel 'finnen, zo veel'^ ervarentheden ons o- \self!t''^
penbaren hoedanig het is. ki^i^-^rV
OP DE DARDE
BEDENKING.
Van God y dat hy wexentlyk is.
I.
WAt de darde I bedenking aangaat, hier uit , dat gy bekent l^*diuth;
hebt dat de klare en onderfcheidelijke '"kennis van dit m'2^om,rt:
n voorftel 5 ik een ^ denkend dmg , d'oorfaak van de fekerheit is, nTropoCitu;
die gy daar af hebt 5 befluit gy dat gy tot een algemene regel u^""^*'
moogt ftellen, dat al* t geen ^ ^tmlk^tk z.eer kiareljk^enonderfchei»
delyk^ p bevat , vijaar is. Maar hoewel men tot noch toe geen bc- p p<mpcw.]
ter Regel in zo groot een duifterheit der dingen heeft kon-
nen vinden , nochtans dewijl wy fien dat ^ zo grote verftan- q^wf^w/j'
den, die, gelyk hetfcheen veel dingen zo klarelyk en on-'"^
derfcheidelyk behoorden bevat te hebben . echter hebben
geacht dat de waarheit der dingen in God, of in de put ver-
borgen was , heeft men dan geen reden van te twijffelen
dat defe regel mifichien valfch is? En zeker, dewijl de ' be- r
wijsredenen der Skeptifchenniet ^ onbekent aan u zijn, wat 3"/r«or<t
is 'er dan, dat wy voor waar konnen bcfluitcn , als klarelyk' ^
en onderfcheidelyk hevat , dan dat 'et het geen fchijnt,'t welk
het aan yder fchijnt ? Ik ' bevat klarelyk en onderfchei-t Ttm>fr<.
delykdat de fmaak van de pepoen aangenaam is; dieshalven
is 't waar dat de fmaak van de pepoen zodanig aan my fchijnt.
Cc 3 Maar
C ^antius
C <y£q»aln^
20^ Ftjfil^ Tegenvjerfmgen,
Maar dat 'et daarom waar is , dat 'er zodanig eenfmaakin dc
^TerpiAderfi pepoeii is , hoc fal ik dat aan my konncn ^ vroed maken , die ,
toen ik een jongen, en gefont was, anders geoordeelt heb , om
dat ik toen klarelyk en onderfcheidelyk een andere fmaak in de
pepoen gevoelde. Ik zie dat hy noch heden by veel menfchen
anders fchijnt, gclyk ook aan veel beeften, die naau van proef,
en feer gefont zijn. Strijd dan 't ware tegen 't ware ? of eer ,
niet hier uit, dat iets klarelyk en onderfcheidelyk bevat word ,
is't waar nifich, maar 't is alleenlyk waar dat het klarelyk en
hT.reipcre. ondcrfchcidely k zodanig b gevut wort. 't Is by na ook zodanig
met de dingen, die de geeft betreffen. Ik fou eertijts wel gcfwo-
ren hebben dat men van geen c minder tof' meerder hoegroot-
heit geraakt fou hebben,Yonder door egelijke over te gaanjook
dat twee lijnen , geduriglyk malkander naderende , niet te fa-
men fouden komen, zo zy oneindig! yk voortliepen : want my
dacht dat ik dcfc dingen fo klarelyk en onderfcheidelyk bevat-
f^xiomata, tc, dat ik hcn voor dc fekerfte en ontwijffelykfte ^ gelooffpreu-
Jtmau!fqt' -^^^^ ^^^^^^ • ^"^"'^^^ federt zijn 'er bewijsredenen geweell:, die my
fierceptum. het tegendeel hebben aangeraden,als het geen, dat g klarelijker
ondcrfcheidel ijker bevat wierd. Maar nu twijffel ik weêr ,
"JLt,J. als ik op dc natuur der ^ Wiskonftige onderftellingen merk,
i^Tropofitio. Dieshalven mag men wel feggen dat het waar is dat ik zodanige
kSu^fonere. ciï zodauigc i voorftellingen beken , naar dat ik ^ onderftel of
\[^uïnutk • begrijp dat de hoegrootheit , de » lijnen en diergelijke din-
II Lwcu gen dus zijn: maar dat zy daarom in fig waar zijn, kan men niet
Siwl/'/cir iekerlyk feggen. Doch het zy metde « Wiskonftige dingen
zodanig, als't is, maar ik vraag u , zo veel d'andere dingen aan-
gaat, die men nu onderfockt, waarom dat'er zo veel, en zo ver-
n Opiniones, fcheide p gevoelens onder de menfchen zijn ? Yder acht dat hy
q optnto. ^ waan, die hy voorfpreekt,klarely k en onderfcheidelyk be-
grijpt. Zeg niet dat veel ' twijffelen of* verdichten : want men
vind 'er, die om de gevoelens, diezy hebben, niet voorde
doot fchromen , fchoon zy fien dat anderen een felve gene-
gentheit tot de tegengeftelde dingen hebben. Of acht gy dat
'er daneindelyk geen ware woorden uit het binnenfte van 't
hart komen? Gy raakt felf defe fwarigheit aan, als gy fegt
dat gy te voren veel dingen als heelx.ek.er en openbaar aangenomen hebt ^
die oy federt tmiffeUchig hebt bevonden. Doch gy maakt defe regel
daal- niet los, en ook niet vaft , maar neemt alleenlyk gele-
oenthcit , om van de » denkbeelden te fprcken , d?.ar meê gy be-
drogen
S Fitifcrf,
an Books, Copyright © 201 1 ProQuestLLC.
.duced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, [
vijfde T ^genwrpingen. 20 7
drogen word , als de genen, die iets buiten u vertonen, welk
millchien buiten u niet ge weeft heeft. Daar na Ipreekt gy weer
van een bedriegende God, van de welk gy in dele « voorftellin- a Vn^ofm'
gen, mee en drte x.tjn vijf, en een vterJ^am heeft met meer dan vier z^ijden^ ■
bedrogen kont worden j om daardoor aan te wijfen dat men
de beveiliging van üw regel moet verwachten , tot dat gy een
God , die geen bedrieger kan wefen , getoont fult hebben ,
hoewel , om dit te voren te feggen , gy niet 20 veel moeiten
behoeft te doen om defe regel te beveftigen, die zo glibberig
is om ons het valfche voor 't ware te doen aanneemen^ als het
wel nodig is een ^ Beleed voor te ftellen, dat ons ftuurt en leert b ^cMati
wanneer wy bedrogen , of niet bedrogen worden , 20 dik-
wijls als wy menen dat wy iets klarelyk en onderfcheidelvk
bevatten. ^
I I. Gy onder fcheid daar na de ^ denkbeelden (die gy wi/t dat^^'^'**
d denktngen z.tjn , voor z,o veel als tlj gelyk. ^ heelden ujn ) ïn ^ingebore-. jj^^**"*''*
fien?>aangek^9menen, en ^verdichten, f^oor d'eerfleflach fielt gy dtt , c /J«4ir,w;
gy verftaat wat i dmg , xvat k waarheit , wat 1 denkjng ü : voor de tweede i!^Znnti^,
Jlach datgy gedruis hoort , dez.on ftet ^ het vuur gevoelt ; de darde dat \ ^,f!'***
gy Syrenen en gedrochten verdicht, daar gy noch by z.egt dat z.y mijfchien k vI/itM,
alle n aankpmig , of alle » ingeboren , of alle ^gemaakt komen wezen , ' .
voor z.0 'veel gy der TLclver oorfprongnoch met k/arelyk^ deur ge z.ien hebt. phtu^"^''^'
Maar op dat 'er , terwijl gy fulks deurfiet, ondertuflchen geen "
bedroch inüuipenzou, zo vind ik dienftig aan te merken dat ow^.
alle q denkbeelden «^aankomig zijn, en van dingen voortko- Sff
men , die buiten de ^ geeft felf « wefentlyk zijn, en in enise " zin
vallen. Want fcker, de geeft heeft x macht (of is eer felf de t'ft^^^^^
macht) niet alleenlyk van yd'aankomige denkbeelden, of de "'^"'/«'•'
genen, die (uit de dingen door de z zinnen deurgegaan) hy ont- x Ff/w/^
tangt, naakt en onderlcheiden, en geheel zodanio;, als h v die in v
lich bevat, tedeurfien, maar ook van die vcrfcheidclyk famen Tst^J;
te fetten, te verdelen, in te trekken, vergroten, vergcliiken,en
20 voort. Hier uit volgt dan dat defe darde ftag van ^ denkbeel- ^
den niet van de tweede ondcrfcheiden is. Want het denkbcelc
van een Chimeer is niet anders, dan 't denkbeelt van een leeus-
hooft,geitsbuik en flangsftaertj van welke dingen de i' geeft een c iXmi.
maakt,vermits zy, afgefcheiden,of befonder zijnde, ^ aankomig
zijn. Zo is ook het denkbeelt van een reus, of van een menfch !«•
als een berg, of evan de hele begrepe werrelt niets anders ,
dan aankomig j te weten het denkbeelt van een menfch van ge- S""'
raene
^o8 ^iff^^ Tegenwerpingen.
niene grootlieit , die van de ^ geeft naar zijn believen vergroot
*" ' ' word, hoewel het zo veel te verwarder is, als hy dat groter be-
b idca. grijpt. In dcfer voegen is het ^ denkbeelt van een pyramide ,
Itadt, ofander ding, dat men noit te voren gefien heeft, niets
anders, dan 't denkbeelt van een pyramide, itadt of ander ding,
te voren gefien, doch enigfins misftaltig, en dieshalven door
enige verwarde reden vermeerdert en te zamen geleken. Wat
c siHcin ^]efc c flach van denkbeelden aangaat,die gy d ingeboren noemt,
a/Xt zeker zy worden niet gefien ; en de genen , dic zodanig ge-
tomo,d. noemt worden, fchijnen ook een ^aankomige oorfprong te
iZT' hebben . Jk heb van mijn natunr , fcgt gy , dat liverfta wat ^ dmg is.
Ik acht niet dat gy van de macht van te verftaan wilt fpreken ,
van 'l welk geen twijffcling noch verfchil is; maar eer van
gz^.rtm. g 't denkbeelt des dings. Gy fpreckt ook niet van 't denkbeelt
van enig bcfonder ding, wantde zon, defefteen, enal'tbe-
fondere zijn dingen, welkers denkbeelden , gelyk gy fegt ,
hw*. niet h ingeboren zijn. Gy fpreekt dan van »'t denkbeelt eens
* ln>er7è'con. dings, in 't algcmccn aangemerkt, en voor zo veel als het ^ een-
}Trnta. namig is mct hct ^ wcfcn , enftrektfichzo wijd, als dat uit. Ik
k S7»omma. j ^ ^ hoc kan dit denkbeelt in dc gccft wefcn , indien'er niet
mG;.<r.. te gelyk zo veel befondere dingen, ender felver»^geflachten
nCcnccptuu xijn, uit de welken de geeft de " bevatting aftrekt en maakt, dat
aan geen der befonderen meer eigen is,en echter aan allen paft?
Zeker, indien het denkbeelt van't ding ingeboren is,zo fal ook
het denkbeelt van een dier, plant, fteen, en van alle algemene
dingen ingeboren wefen j en het fal niet nodig zijn dat vvy ons
O inurnvfa- afftovcn iiict vcel befondere dingen <> t'onderkennen , om , de
verfcheide verfchillen afgefneden hebbende , dit alleen te be-
houden , dat aan alle gemeen fal fchijnen, of, 't welk al 't felve
p Utagenc. ^ j^gj. j, denkbeelt van 't gellacht te bewaren. Gy fegt ook dat
gyvan uw natmr hebt , datgj verfiaat wat voaarhett ü , of , gelyk ik
cjz^^4 t/m- Uitleg, het^ denkbeelt der waarheit. Maar indien de waarheit niets
rZuUrmi- anders is, dan een 'gelykvormigheit van't oordeel met het
t^,Hcitcn. jiina , daar aft oordeel gegeven word , zo is de waarheit» ze-
l^uf.'*"' kercberrekkelykheit, en dieshalven niets onderfcheidcn van
tv./rfAr*/*-jietdingfelf, en van het denkbeelt , t tot fich betrokken , of,
u'/rfM 'twclkhetfclveis, van "'tdtnkbeclt fclf dcadings, datfich
w u<^vtri. ^^.jf^ het ding, zodanig als het is, vertoont. Dieshalven is het
w denkbeelt van de waarheit niets anders , dan het x denkbeelt
Cf ■ van'tding, voorzoveelhetmethetduigygelykvormigis,of
vijfde Tegcnmrpingcn, ' 209
voor zo veel als bet dat vertoont zodanig als 't is. Dicslialven ,
indien 'c dcnkbeelt van 't ding niet * ingeboren , maar ^ aanko- a 7»w/tf4.
mig is , zo fal 't dcnkbeelt van de waarheit ook aankomig , cii
met ingeboren wefen. En dewijl dit van ydere belo'ndere
waarheit verdaan word, zo kan men dit ook in 't algemeen
van de waarheit vcrftaan, welks ckundigheit of 'Menkbeek «^^f'»-
(gely k alree van 't dcnkbeelt des dings geicgt is ) uit de « kun- e '?<'r.'<,n^A
dighedcn of ^'denkbeelden der befondere waarheden getrok-
ken word. Gy fegt noch dat gy van uv/ natuur hebt , dat gy
vcrftaat wat denkuig is : 't welk ik altijt ^ dmkjpeeh der denking \ uTco^l
uitleg. Maar gelyk de gcell uit het dcnkbeelt van d'een lladt
het dcnkbeelt van een ander verdicht , zo kan hy ook uit het
» dcnkbeelt van doening, als van '^ficning, of ifmaking, het 'J/"''''^''*-
dcnkbeelt van een ander, te weten van de denking felve, ver- ^^'Z'»*
dichten: want men kent fckere « evenredcnheit onder de o ken- Lf^^f!';!;';,.
nende magten j en d'een brengt lichtely k tot i' kennis van d'an- " ^i^"iiov'\
der; hoewel men niet om 't dcnkbeelt van de deirking heeft ct^^^X''';'!^^^
t'arbeiden, maar eer om 't dcnkbeelt van de geefl , en d'ieshal- pX^'"'»- *
ven ook van de ^ ziel; cn indien wy toeftaan dat de ziel ^ ingebo- '
ren is, zofal men ook bequamelyk konncn toeilaan dat het
dcnkbeelt van de denking ingeboren is. Dieshal ven Iluat tetiJlT*?
wachten tot dat men dit van de "geeft felf, of van de ziel bc-
wefen heeft. ^^^nm^:
J 1 1. Gy fchijnt daar na in twijfel te trekkjn , niet alle enlyk^of uit
X d mtterltjke dingen nu enige y denkbeelden voortkomen, maar ook^of'er x R« cxur.
nige mtterltjke dmgen üjn. En gy fchijnt dieshalven te beüuiten , "'^ ^
hoeml de denkbeelden der dmgen, die uttterljkgefegt worden, tn u zijn, z.o ^
tonen echter de denkbeelden niet dat de dingen z.tjn,om dat z.y niet nootfake^
lyk van hen voortkomen, maar of van «, of op enige ander e,tk^\veet niet wat,
wijfe kpnnen mfen. Gy hebt,gelyk ik acht,om defe oorfaak te vo-
ren gefegt dat gy met eerft d' aarde , hemel en jlarren bevatte , maar de
■^denkbeelden van d'aarde, hemel en flarren, die bedriegen komen. Dies- z l-^^*.
hal ven, zo gy nog niet gelooft dat'er aarde,hemcl, Harren en de
andere dmgen zijn, waarom dan wandelt gy op d aarde,of ftu wt
het lighaam voort? waarom aanfchout gy de zon? waarom gaat
gy na't vuur om dc warmte te gevoelen? waarom zit gy aan uw
tafel, of eet fpijs, om de honger te verzaden ? waarom roert gy
uw tong om te fpreken, of de hand om dit tot ons te fchrij ven ?
Zekcr,defe dingen konnen wel gefegt,of fpitsvindelyk bedagt
worden j maar zy vorderen niets. En dewijl gy warclyk niet
E) d twijf.
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
^ I O • vijfde Tegen-ii^erpingen.
twiiffelt of defe dingen buiten uzijn, zo laat onsernftelykcn
gctrouwclyk handelen , en zodanig fprcken, als de dingen zijn.
af.i/f.Hfi.c Indien ay, als mende ^ wefentlykheit der uitterlijke dingen
rcr»rn exter- ^ Qi^jerltclt heeft,acht dat men met genoechlamclyk kan beto-
17:L.c gen dat wy van hen de cdenkbeelden ontleenen , dic wy heb-
' ben , zo moet ey de redenen oploflen , met alleenlyk die gy aan
u felf teaenwe?pt,maar die u ook tegengeworpen konnen wor-
den. Gyftelthecdus, alsof men mgeftam had dat de denkbeelden
mde Snlenvoonquamen, omdatvpyvandcnatmrdmgeleenfch.jnen,
en om dat m bevinden dat J.y vanons. of van onfe wl met afhangen.
u soiufi^ncs. Maar om niets , noch van de redenen , noch van ^ d'oploffingcn
te zeggen , zo M ook , onder d'andcre dingen , tegen te ftellen
,,,,, enop telolTenzijn, waarom in een blmtgeboren geen ^ derik-
* beek van verwe, en in een dove geen denkbeelt van ftem is,daii
om dat defe uitterlijke dingen met uit fich enig beelt van hen in
de geeft van defe ongelukkige konnen zenden , om dat van zijn
geboorte af d'opcningen geüoten , en voor altijt Itoplelen ,
die de dcurgang keren , daar v oor ge ft el t zijn. Gy dringt daar
{ idid. na op't V oorbeek van de z.on , van de welke twee ^denkbeelden z,tjn 9
s SenPif. ^afj de zwinnen ontfan^en , naarst wel^z^y kjemfchijm ; 't ander mt de
h -^atione, h jUrrehindijje redenen gmok}en , daar door z.j begrepen word z.eer groot
^jr..om. J^^i-^^^ •> tq een, dat met van de önnen genomen, maar mt 'mgebore
\%lofwin kmdipheden qetroik^n, of door alle andere redenen gemaakt word, ts gelijk
kcr en waarachtiger: Maar defe twee denkbeelden van de zon zijn
k cunfcrvtes. crelyk cn waar , of k gelykvormig met de zon , maar 't een gro-
ter en 't ander kleinder, evenals twee denkbeelden vaneen
zelve man, 'teen van tien fchreden, en 't ander van hondert ^
of duifent fchreden ,gelyk en waar,of gelykvormig zijn: maar
't een groter en 't ander kleinder , om dat het geen , 't welk van
nader bykoomt, niet zo veel vermindert als 't geen, dat van
verre koomtj gelykik, indien hier plaats was , en indien gy
zelf het niet wel wift, met weinig woorden verklaren zou.
ij^.*. Voorts, fchoon wy met de geeft alleen dit groot ƒ denkbeelt
van de zon bevatten, zo word het echter daarom met uit enige
mNoüoh' mijrifxebore kundigheit getrokken : maar dit" denkbeelt , dat
door de «zin inkoomt, (voorzoveel d'ervarentheitbewijft-_^.
nata,
T» Idea.
""u^'^^i en de reden, op ervarentheit fteunende, bevcftigtdat pü at-
, lu: J^^f^f i^ieiner fchijncn,dan als zy naby zijn) word door
qof... Seknichtzelve vande 'igecftzo veel vergroot als het blijkt
,2)«v..,.r. ^.^^^ zon van onsafis, en dat haar '^middellijn met zo veel
aard-
aardfchc halve middellijnen gelykis. En wilt gy bevatten dat
de natuur niets van dit ^ denkbeelt ons ^ ingeplant heeft ? ver- a idt**
foekdatvan een blintgeboren. Gy zult voor eer ft bevinden
dat het in zijn geeft niet ^ verwig of *i lichtachtig is; daar na J^»"''^»'
dat het niet rond is, zo niemant zulks tot hem gefegt , en zo
hy zelf geen rontlighaam met zijn handen getaft heeft. Einde-
lyk , gy zult het ook niet zo groot bevinden , zo hy , door re-
den of achtbaarheit bewogen" zijnde , het ^ voorbevatte d enk-
beclt niet vergroot. Maar, om dit tuflchen in te werpen, ik bid
u , wy zeiven , die zo dikwijls de zon aangefchout hebben , die
zo dikwijls haar f fchijnbare middellijn hebben gemeten, die zo f
dikwijls van 't ware denkbeelt hebben geredeneert , ik bid u,
zeg ik, hebben wy een ander als een gemeen - beelt van de zon? g im.%go^
Wy bevinden wel uit reden dat de zon meer dan hondert en
zeftig maal groter is, dan d'aarde: maar hebben wy daarom
hQt J> denkbeelt van zo groot een lighaam ? Wy vergroten wel
zoveel, alswy konnen, dit denkbeelt , door de» zinnen ont-' W"'»
fangen : wy pogen zo veel, als wy konnen , met de ^ geeft; maar k j^^nu
Wy maken niets anders , dan 1 enkele warringen en duifternif- ' -^^^r^
fen. Enzodikwijlsals wy een onderfcheide denking van de ni c7^,>,,f,-9
ion willen hebben, zo moet de geeft weer tot de » gedaante kc-
ren , die hy door middel van 't oog ontfangen heeft, 't Is hem "
genoech (mdienhy't niet ontkent ) dat de zon warelyk groter
IS , indien 't oog daar nader by quam , zo zou hy groter ^ denk- "
beelt daar af ontfangen ; en ondertuffchen moet hy op zo groot
merken , als hy haar bevat. ^ti^Tdlvn*
IV. Gy, daar na Pd'ongelykheit en verfcheidenheit der /^"^
denkbcelden kennende , zegt : Degenen , ^te q z^elfjiandtgheit aan '^ZltfiantiM^
my vertonen y Tjjn Toonder tivijff el iets groter , en vervatten , om te [pre- ' A^^'^r-u
ken^ infichmeer ^ vooYwerpige daclelykheit , dan de genen, die alleenly^f^uZ^
*vpijfen of * toevallen vertonen. Wyders , /set^^denkpeelt idoorh\velk.tk'^""'""'<
een eemigy oneindig^almachtig God, Schepper aller dtngen, die bmten hemVi^lut^
zJjn , verfla , heeft TLekerlyk^mfich meer '''' voorvperpige dadelykheit , dan'^'^'^"'''*
de X denkbeelden , door de welken y eindige z^elfjiandtghedcn vertoont ^ 'sutp^v^tu
worden, Gy gaat hier gefwindelyk voort , en dient dieshal-f^^;^.^
ven een weinig ftil te ftaan. Ik blijf niet aan dit hangen , dat «VSUl^
gy zvoorwerpige dadelykheit noemt, 't Is genoech dat, als '^J.^/^
men zegt dat ^d'uitterlijke dingen ''onderwerpelyk of vor-"V«*;><7,v«
melyk in fich felven , maar d voorwerpelyk of « denkbeeldelyk '1 oS'X'
in i'tverftant zijn , gy niets anders fchijnt te willen , dan «
Dd 2
dat
t iHttütüUi*
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
2 1 2 Vijfde Tegemverpngen.
a UcA, dat het 3 denkbeelt naar het ding, daar aft het denkbeelt is, be-
b c„,;/(,f«>«. jjQ^^j.^ 1, vergeleken te worden \ ja zodanig , dat het ^ vertone-
c'M'rsjen- lyk nïcts begrijpt , 't welk '4n bedrijf ook niet in 't ding zelf is,
TiThfaiu. en dat het zo veel te nieer ^dadelykheit vertoont , als het Wer-
fif''ri'M toonde ding meer gdadelykheitinfich heeft. Zeker, gy^on-
fJutir' xierfcheidtcrftontdaarnade » voorwerpige van de vormelijke
\%T'''c dadelykhcit, die ,gelyk ik uitleg , het ^ denkbeelt zelf is, niet
rc, als ' vertonende , maar als enige wefigheit. Voorts, 't is zeker
1^17^ dat , of " 't denkbeelt , of des zelfs « voorwerpige dadely kheit
forrnMi^ niet te meten is naar de gehele vormelijke dadelykheit van het
uulT^fcn. ding , of die het ding in fich heeft , maar alleenlyk naar dat deel,
welks P vcrftant kennis heeft ontfangen , of, 't werk het felve
m Enuta4. j^^^^^^j. kennis,die't verftant van dit ding heeft. In defer voe-
n fdtn^
*V^Ir S^^^ falmcn zeggen dat het ' denkbeelt van een menfch , die gy
YiVduhu,. naerftiglyk, en meermaals , en van alle zijden befien hebt , vol-
"^'Idl*'"' i^^^^^'^ • "^'^'"11' dat van de geen , die gy in't voorby lopen , niet
meer dan eens , en alleenlyk ten deel hebt gefien , zalwarelyk
onvolmaakt wefen. Doch indien gy de menfch niet zelf,, maar
tUrva. een * grijns, voor't aangeficht gebonden, cn de klederen ,
't lighaam van alle zijden bedekkende , aangcfchout hebt , zo
moet gy zeggen dat zijn denkbeelt niet in u is, of, indien 'ef-c-
nig denkbeelt is, dat het zeer onvolmaakt cn ten hoogften ver-
^Hiiafêr- "^^^'^ uit ik befluitdat men wei een *waar en onder-
fcheide denkbeelt der toevallen heeft, maarniet dan een ver-
mSS/'» 'w.^^'d, cn ten hoogden verdicht denkbeelt der " zelfftandigheit,
^iJiccS-'die onder de »• toevallen verfchuilc. Dieshalven, als gy zegt
^' R Vtits '^^^'^ " voorwerpige dadelykheit in y denkbeelt der z^elfftandighett ,
^^cciiL. dan in h denkbeelt der ^ toevallsn is , zo heeft men voor eerit te lo-
lanul!'^' ghenen dat 'er een waar denkbeelt of ^ vertoning van zelflhn-
%^ccidtn' digheit is,en dieshalven enige ^ voorwerpige dadelykheit. Wy-
Tie^Txfen. dcrs, fchoon men al enige toegellaan had, zo flaat ook te loghc-
Muo /»i/;?4fi. j^jei^jjat iy groter is , als in de denkbeelden der toevallen, ver-
Tiw/t» mits de ^'zclfllandigheit alle zodanige e dadelykheit , die zy
'''\fe7a'cci ^^^^^9 uit de denkbeelden van haar toevallen heeft, onderdo
^dmhim"' welken, of naar de welken (gelyk wy hier voor gefcgt hebben,
ï^r«/ii'r'''*^^s^y verklaren dat zy niet begrepen kan worden, dan^iets
fJuqll' uitgeftrekt, verbeeld en gcverwt) de zelfftandigheit begrepen
'IXwrnt word. Wat het geen aangaat , 't welk gy van gods denkbeelt daar
hrlliml''^ by voegt, ik bid u, zeg my , dewijl gy noch niet feker zijt dat'cr
een God is , hoe weet gy dat God door zijn denkbeelt vertoont
word
vijfde Tegemverptngcn, 2iJ
wo-rJ d'oppcr{lc,ecuvvige,oncindige, almachtig, cn een Schep-
Eer van alle dinsen ? Koomt dit ^ denkbeelt niet uit de ^ voor- f ^
evatte kennis van God , om datgy dele toevoegingen van tamwta.
God hebt horen fprcken? Want zeker, indien gy tot noch
toe niets zodanig gehoord had , zoud gy hem zodanig befchrij-
ven? Gy zult millchien zeggen dat dit nu allccnlyk tot een
voorbcelt bygebracht word , zonder dat 'er noch iets bepaalt 'T^4»irc^
word. 'tZy zo j maar fie toe dat gy namaalsdit niet als een
« vooroordeling houd. Gy zegt dat 'er in ^ 'tdenkbeclt van ' J);*;'*'^'-
d'oneindige God meer s voorwerpelijke dadclykhcit is, dan t ï>cj
in't denkbeelt van een ^eindig ding. Maar voor ecrft, de- g^Jl'^;;,,^
wijl het i menfchelyk verftant niet bequaam is om u d'onein- "hKe^l'i't
digheit te begrijpen, zo heeft noch befchout het ook nitzhntliuam
het 'denkbeelt, dat een oncindis; ding vertoont. Dieshal- ''"f^""-'-
ven, de geen , die iets zegt oneindig te welen, eigent aan i /^r*
een ding, dat hy niet kent , een naam toe, die hy niet ver-y^J^^J^'""**
Haat , vermits, gelyk het ding fich buiten zijn gehele be- mCai'tuf^
vatting uitftrekt , ook de loghening van 't einde , of- van
de palen, aan defe " uitftrekking toegecigent , niet van hem
verftaan word, welks <> verftandelykhcit altijt in enige palen i;^,^''''^'^
beüoten is. Wyders, dewijl alle de grootfte volmaaktheden,
gemenclyk aan God toegecigent worden , zo ichijnen defc
alle genomen van dedingen, die wy gewonelyk in ons ver-
wonderen, gelyk gedurigheit, macht, wctenfchap, goet-
hcit, zaligheit^ en zo voort, die wy zo veel, als wy kon-
nen, vergroten, en dieshalven zeggen dat God eeuwig, al-
machtig, alweetend, zecrgoct,zaligft,enzo voortjis: welk
p denkbeelt wel alle dele dingen vertoont , en echter daarom pz^^^;
niet meer voorwerpige dadelijkheit heeft , dan rd'eindige q_KM/r/4#
dingen, gelijkelyk genomen, hebben, uit welkers denk- fiJ^jf^''^';;^^
beelden, dit ^ denkbeelt * te zamen gefet , en daar na. op de fel- s
ve wijfe , als ik gefegt hebt , vergroot is. Want de geen die *
eeuwig zegt , behellt niet daarom in zijn " geeft de gehele uit- "'^Jf'"^- "
ftrckking van defe gedurigheit, die nooit begonnen is,. cnIhfXTf"
nooit ophouden fal; endegeen, die almachtig, zegt , behelil"""«*
daarom ook niet de gehele menigte der mogelijke uitwerkin- ^if/f
gen ; eadus ook met d'anderen. Eindelyk , wie is de geen, van '
de welk men feggen mag dat hy van God een w aar en volmaakt
denkbeelt heeft , of 't welk God zodanig vertoont , als hyis?
Hoe gering een ding zou God wefen , zo hy niets anders was ^
Dd i cii-
214 ' Vijfde Tegmwerpingen.
en zo hy niets anders had, dan dit weinige, dat wy hebben? Is
aPrr>m,fi. a d'evenredenheit der volmaaktheden tuflchcn God en de
menfch niet minder t'achten, dan tuflchen d'elefant en het
klcinitc^' ziertje, dat'cris? Dieshalven, indien iemant, uitdc
WLiargenome volmaaktheden van dit klcinfte ziertje, in fich
ccn c denkbeelt maakte , 't welk hy dat van d'elefant noemde ,
en voor het ware verfekerde , hy zou voor feer wanfchikkelyk
gehouden worden 5 en zou hy niet te befpotten wefcn , die uit
de volmaaktheden van een menfch, de welken hy gefien heeft,
een dcnkbeelt maakt , 'twelk, gclykhywil, warelyk*! Gods
denkbcclt fiil wcfen ? Ik bid u ook, hoekonnenwy kennen dat
dcfe weinige volmaaktheden, die wy bevinden in ons te wefen,
ook in God zijn ? en , als wy 't bekent hebben , hoedanig een
wefenthcit kan men fich dan van hem inbeelden? Zeker, God
is , f door oneindige tuUchenheden, boven alle s bevatting , en
als onfc geelt fich tot des felfs ' befchouwing begeeft , zo is hy
nietallecnlykblint, maar ook niets. Dieshalven kan men niet
feggcn dat 'cr enig volmaakt denkbcclt is , dat God vertoont.
Muar't isgcnoechzo wy uit k d'evenredenheit defer dingen,
die in ons zijn , een , hoedanig het ook is , en tot onz gebruik,
voortbrengen, en een ' dcnkbeelt vormen, dat de " menfche-
lijke bcvatcmg niet overtreft , en geen ^ dadelykheit begrijpt,
welken wy m d'andere dingen , of door de gelegentheit der
andere dingen niet begrijpen.
l^Lumenna- V. Gj i'cgthy ^QvoX^^ dat dooY 'P'^t natUYilyk^ Hcht kjaarbtijkelyk^
^"^idlJitM ^ ' dat* er ten minfte tjo veel q dadelykjoeit in ' d'uitvp er kende en gehele oor-
tcW'^é' faakmoet wefen, als in^ d'^miw^ktngis , en dit om te befluiten ^/^^^
tuns & tcui^ rrfinflen z.o veel ^ vormelijke dadelykheit in " d'^oorfaakyan h denk-
s eMiu, heelt behoort te vpef m , als *er ^ voorvperpine dadeljkhett in denk^eelt
f^oZliK, 5^eker, defeoverflapping is groots en op de welke men ook
lUanU ide*. lUl te llaau heeft. Voor eerft , defe eemene reden, dat 'er niets
in'^d uitwerking IS, 'twelk met myd'oorfiiakis, behoort eer,
gely k het fchijnt , van de ^ lloffe, dan van ^ d'uitwerkende oor-
laak, verilaan te worden : want d'uitwerkende oorfaak isuit-
rerlyk, en ten meeflendeel verfcheide van natuur van d'uit-
werking. En hoewel men fegt dat d'uitwerking haar dade-
lykheit van d'uitwerkende oorfaak heeft, zo heeft zy echter
niet de gene, die «^d'uitwerkende oorfaak nootfakelyk in fich
heeft , maar die zy van elders ontleent kan hebben. Men fiet
dit klarelyk in c d'uitwerking van de konil. Want hoewel het
huis
tl De't 'uUa,
f / nfirutii
intervalltf,
\\ Mei.s.
'] Idea.
m r-ormnre^
y C<^l<^*
Z J4Ateri(i.
a CahJh fffi-
< Kcalitat,
d CdMfa ejjl.
fiens^
arih>
Formalittri
Vijfde Tegemverpingen,
huis alle zijn adadelykheit van de ^boumeefter heeft , zohttïti Xeaiita^,
echter de boumeefter haar niet van 't zijn, maar van elders ont-
fangen, gegeven. De zon doet defgcly ks, als zy de " laegc ftof- iVrtr?"
fe verfcheidelyk verandert, en verlcheide dieren voortbrengt.
Ja 't is ook zo met d'ouders ; want hoewel het ii krooft ^ enige ^^m*!**
ilofFe van hen heeft , zo heeft 'et die echter niet als van f 't uit- llj'/'f^'"'^
werkende beginfel,maar als vans 't rtoffelyk beginfcl. 't Geen, ^PrTnclfium
'twclk gy tegenwerpt van dat hst wefen vaneen mnverkjng ofZ^Eij-l'^Jff-i
* vormeljk » of ^ unjieekjemlyk, l^s^oon in ' (Poorfaak^ begrepen te xvefen ,
betoont niets anders ^ dan dat ^ d'uitwerking Ibmtijts een k
" vorm heeft, die met de vorm van fijn oorfiiak gelyk is, en fom- '
tijtsongelyk, en ook onvolmaakter , jazodanig,dat de «vorm n ffr'^r
vand'oorfaak boven haar uitfteekt. Maar het volgt niet dat^^"'''"*'
daarom p d'uitfteekende oorfaak iets van haar m welen geeft, o^Tc^HUmi»
dat degene, die't » vormelyk in heeft , haar s vorm met haar
« uitwerking deelt. Want hoewel dit in de " voortteeling der ^ofZtiter;
levendige dieren fehijnt te gefchieden , die uit zaat voortko- ^^^^^
men, zo fult gy echter, gelyk ik acht, niet fcggen dat de vader , ^qLZL
als hy fijn zoon teelt , een deel van zijn w redefijke ziel afneemt,
en aan hem geeft. Kort, x d'uitwerkende oorfaak begrijpt niet rutimaiu.
anders haar y uitwerking, dan voor zo veel als zy haar uit lekere tSnl'f"^'^'
z ftofFe kan * ontwerpen en ^ opmaken. y effefltu,
Wyders, wat dit aangaat, 't welk gy vmJe cvoonverpige dade. H^tumtr^
Ijf^hett inbrengt j ik neem 't voorbeelt van mijn vi beelt, 't welL'''-
men of ineenlpiegel , daar voor ik my vertoon, of in een ge- cT/J/r*
fchildert bert , 't welk de fchilder vergiert, aanfchouwen kan. "^i^-^»^'»-
Want gelyk ik felf d'oorfaak van mijn beelt in de fpiegel ben i
voor zo veel als ik mijn gedaante uit my in de fpiegel doe ver-
Ichijnen , ende fchildery d'oorfaak van 't beek is, 't welk in.
de fchildery vertoont word : zo kan men ook, als « 't dcnkbeelt c tdi^
of f beelt van my felf, inu, of inenigander s verftant is, vra- f, /"X
gen 5 of ik felf d'oorfaak daar af ben , voor zo veel ik mijn o-c- ^ i'^^ra
daantein'toogfend , enzovoort, en'Moor middel van 't ooff
totin'tverftant felfj en of 'er enige andere ioorfaak is, dieicnufa.
dat, als met een pingeel of pen, in *k 't verftant 'aftrekt. Maar
het fehijnt dat men geen andere oorfaak , dan my felf, behoeft '
te foeken : want hoewel daar na ^ 't verftant mijn " denkbeelt ^-^r^tciunw,
kan vergroten, verminderen, tezamen fetten, en anders han-oct«/-rt rj,
delen, zo ben ik echter o d'eerfte en voorname oorfaak van alle '^^i'-»!'*
dadelykheit , die 'tin fich heeft: en 't geen, dat hier van my
gefegt
tctUaué^
ruden»
2j6 ^^jfl^ tgenv^erpingen,
gcfegtword, is ook van alle ^uitterlijkc voorwerpen te vcr-
Itaan. Gy onderfcheic nu defe dadelykheic van dcnkbeelc
c.tweevoudig. Maar daar kan geen ^ vormelijke dadelykheic
wefen , als defe «geringe felfllandigheit, die uic my uitgevloeit
is , en, in ^ 't verllant ontfangen, tot een 'é denkbeelt gevormt
is. (Want indien gy niet wilt toeftaandat de ^ gedaante, uit
bet k voorwerp voortkomende, » fclFllandigc uitvlocjing is,
zo doe wat u luft, gy fult altijt de m dadely kheit verminderen.)
Maarde" voorwerpelijkedadelykheitkan mets wefcn , dan de
"vertoning of gelijkenis van my, die het? denkbeelt heett, of
anders qd'overeenkoming, daar door de ^ delen van 't denk-
beelt zo gefchikt worden , dat zy my vertonen. Doch neem
het zodanig, als gy wilt, daarfal Ichijnen Miiets dadelyk tc
wefen, om dat zy alleenlyk een » betrekking der delen onder
. . malkander , en tot my is , of een « wijfe van vormelijke dade-
^symmtn.Jykhcit, voorzo veel zy dus gclykvormig is. Maar hier is
tT«m. j-jjgj-g ^^^j^ gelegen : dat men haar , om dat men 't dus begeert ,
s'i^'hiinaU. X voorwerpige dadelykheit noem. Als dit vaft geftelt is, zo be-
t KcUuohir- i^^Qj.f. nry, aelvk het fchijnt, de y vormelijke dadelykheit van 't
dradyru. dcnkbeclt met mijn vormelijke dadelykheit, of met mijnx felf-
ItluX^a ftandigheit te vergelijken, gelykookde «voorwerpige dade-
/'S lykheit van 't denkbeelt met d'overccnkoming van mijn de-
len, of met «^d'aftreken 'luitterlijkevorm: en nochtans lull
hetu de voorwerpige dadelykheit van 't denkbeelt met mijn
vormelijke dadelykheit tc vergelijken. Wyders, het zy zo't
exicrrtA,
C Dh^lf^'
d \Kia itM
formalu*
teriHK.
iJnteUe£lM.
h £fftrnmre.
ï Species.
WObjeSiHVi»
ff{bffa.ntiulil.
n RealttM
O 'Rel'refhita-
tic Jeu fimilt-
tudo met.
w Cooforr/Jii"
re,
oL^eSitVA.
f,rnuUuy mccde verklaring van de voorgaande '^gclooflpreuk, het
iy«i/?.«tM. blijkt dat 'er inmyis met alleenlyk zo veel f vormelijke dade-
^y^^^^^^^ als 'er voorwerpige dadelykheit in mijn ^denkbeelt
C T^eUnen
d Forma ex-
. is, maar ook dat de vormelijke dadelykheit van't denkbeelt by-
c 7)eUr,envo, ^^-^^^^ ^^^^ opficht van Diijtt vomielijkc dadelykheit, of van
urna. mijn gehele ' felfftandigheit. Dieshal ven is aan u toe te flaan
fCnUuu' dat 'cr ten mmflen veel ^ vorwelijie dadelykheit m \d'oorfaai van H
forwnti denkheclt is , ds 'f r voorwerpige dadelykheit in " 't denkbeelt ü j ver-
^o^e'at^Z mits al 't geen , dat in 't denkbeelt is , byna niets is in vcrgelij-
^}[^"': . king van zijn oorfaak.
]l^LZT VI. Gy, uw redenen vervolgende, fegt dat, indien* er een
{7aH(a*tde* ^ denkbeelt m uis, welks Woonverptge dadelykheit z,o groot d^t gy
v^^luw* haar noch q mtfteekentlyk^noch ' vormelyk^hek bevat, en dieshahen
nuet' ' d'oorjaakdaar af hebt met konncn wefen , dan daaruit nootfukclyk^moet
O idcn. volgen
oh) iliVA. qf.mirieuur, t forrialiur, sCauPtilhM,
vijfde Te gen-iv er pingen. 217
volgen dat'' er iets hmten u ^ wefemlykjn de werre/t is ; dewijl gj [onder dat x Exip^t.
geen l/ewtjs heht , daar door gy verf ekert word dat 'er iets ts. Zckcr , gy
zijt niet, gelyk ulreê gefcgt is , ^'d'oorfaak van dcc dadclykheic
der ^1 denkbeelden, miiar wel dc dingen , door dc dcnkbecldea ''.uTeT'
vertoont, voor zo verre als zy hun e beelden in u,als in een fpie- ^^'^'^i'^'-
gel, fenden , fchoon gy uit hen fomtijts gclegentheit kont ne- ^
men van chimcren af te fchildcren. Maar't zy gy d'oorlaak
daar af zijt , of niet , zijt gy daarom onfeker of 'er, behalven u ,
iets in dc wcrrclt is? zeker, zo niet, ik bid u: want het zy met de
* denkbeelden zodanig, als 't wil , 't is niet nodig dat wy bewijs- ïidc^^
redenen hier toe focken. Gy deurloopt daar na de denkbeelden ,
die m H z.ijti, en telt, behalven uw etge denkpeelt , de denkbeelden van (]od^
van de hghamehjke en onbez^telde dragen , van d'engelen , beejien en men-
fchen. t n dit om [na dat gy gcz^egt hebt dat'^er geenjwartghen tn hw denk^
heelt kan wefen ) te beflHiten dat de denkbeelden der menfchen , beeflen en
engelen uit degenen, die gy van u [elf, van God, en van de bghameltjks dm-
gen hebt , te x^amengefet konnen worden , en dat de denkbeelden der lioha.
melijke dingen ook^ van u konnen voortkomen. Ik vind h^cr redenen
van my te verwonderen hoe gy feggen kont dat gy een „denk- uu^^tnu
beelt van u hebt, (en dat noch zo vruchtbaar, dat gy daai* uit zo '
veel anderen te voorfchijn kont brengen ) en daar by , dat 'er
geen fwarigheit is , fchoon men warelyk mach fejTc^en , of dat
gy geendenkbcelt van u hebt, ofdathetfeer vmvartcnon-
volmaakt is,gelyk wy alreê in de voorgaande Bedenking waar-
genomen hebben. En gy brengt daar op in dat gy niets lichte-
lijkerofklaarblijkelijker kont bevatten, alsuleïf. Maar wat
dan, als men fegt dat men alle andere dingen lichtelijkcr cn kla-
rehjker kan begrijpen,danfich felf,dewijl men geen denkbeelt
van fich heeft, cn ook niet hebben kan? Zeker,tcrwiil ik bv my
l^lf o^Jerda.cht waar toe hoc't gefchicdcn kan dat noch het
geficht fich felf fiet, noch het i verllant fich felf verfiaat,quam h v.f^.
iny dit m gedachten, dat niets op fich lelf werkt i want de hand ' i''''^^'^"'-
(of ten mmften't uitterfte vande vinger) Haat niet fich felve en
de voet floot met fich felf. Maar dewijl , om kennis van enia y
dmg te krijgen, het nootfakely k is dat'et ding op dc ^ kennende ^
magt werkt, te weten dat'et daar op zijn gedaante fcnd,of dat m i>.:;:;*
naar de n gedaante van fich „ bevormt^ zo fchijnt het fcer klaar- " '^""""^
blijkelyk dat de p magt felve, dewijl zy niet buiten fich felve is, p S^i?"
defe 9 gedaante van fich niet op fich felve kan fenden , nochby
gevolgde «^kennis van fich uitvinden , of, 't welk het felfde is\?4''»"jt'*
^ c fich
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
2 1 8 y^fde Te^emverpingen.
a vcrci^<rc\ fich zcl vc ^ bcvattcn. En waarom meent gy dat het oog,fchoon
het fich in fich zelf fiet, fich echter inde Ipiegelfict? Zeker ,
b utcrfli- om dat'crbtuflchcnplaatstuflchen 'toog en de ipiegel IS, en t
TsLu.fuL oorr zo op dc fpicgcl wcrkt , mct de gedaante van fich daar in
te zenden , dat de Ipiegel weer op 't oog werkt , met de gedaan-
te van 't ooi^ weer naar't oog te zenden Geef aan my een fpie-
gel, op de Welk gy daar na werkt i cnikverfeker udat, ver-
.1 s,cnc„ ^-,its hv uw ^' gedaante tegen uw ^ weerkaatft ,^ gy eindelyk u ,
niet met een f regelrechte, maar met ecni^ weergekaatfte ken.
^- beavijpen zult : want ik fie geen hoop om u zelf te kennen,
r;'#.. zo ey d^t met doet. Ik zou hier miflchien ook konnenu aandrin-
i u<a Del. oen hoe men zeggen kan ^ Gods denkbeelt te hebben , 't en zy
miflchien zodanig een, en opzulk een wijfe, als wy alree ge-
feat hebben. Ook hoe 't denkbeelt der Engelen , op de wel-
ken , indien men niets van hem gehoort had , men nooit , gelylc
ik acht, gedacht 20U hebben? hoe der heeften , endcrandere
dingen, van de welken ik byna verlckert ben dat men geen
k idc^. ^ denkbeelden zou hebben , zo zy nooit onder de ^ finnen geko-
\ Stnjiu, j^^^n waren ; gely k ook niet van ontellijke dingen , daar af men
nooit iets (Tcfien of gehoort heeft? Maar ik, van defe dingen
afgaande, ""lla toe dat de denkbeelden van verfcheide dmgen,
-m E.ificu ^5i°,n wcfentlyk in de geeft zijn , zodanig tc " zamcn gelet kon-
n^""P«.r,. nen worden , dat daar uit veel ° vormen van andercp denkbeeU
o FBrmx. voortkomen , fchoon de genen , die gy optelt , tot dele zo
P^^^*-*- nvotc vcrfcheidenhcit niet gcnocch fchijnen, ja ook met tot
f,7rf.^rf/7?/>>. ^^.^^qondcrfcheide en bepaalt denkbeelt van enig zeker ding.
S»TMf''"'Maarik houmy alleenlyk aan dc dcnkbceldendcr hghamehj-
jid^^mt. kedingen, om dat dit geen kleine zwangheitis, hoe gy hen
uit het enigUicnkbeclt van u, dewijl gy u onlighamclykhoud,
nifcjWi ' en u als zodanig aanmerkt, afleiden kont. Want indien gy geen
rS;-.. andere , dan » onlighamclijkc zelfftandigheit kent , hoe kan 't
gcfchicden dat gy ook ' lighamelijke zclfftandigheit ont-
^^f.""'"' fangt? Is'erenige "gclykheittuftchcndefc beiden? Gyzult
yW"-jenun. ^cggcndat zy hier in overeenkomen , dat 7.y beide » wefcnt-
z5,r/. co.>^ lyk konncnwefen. Maar men kan defe y overeenkoming met
^«..«- verftaan, zo men niet ecrft , dc beide dingen, dieovercenko-
b";«. men , verftaat. Want gy maakt 'er een -gemene kundigheit
ci.^Ma r niet ^gevormt kan worden voor dat mende belondere
l::tr'" ïn.en verftaat. Zeker, indien het Wcrftant uit de c vcrftane
f^nnl^lr. onlfghamclij kc zclfft audighcit het J denkbeelt van lighamelij-
lijfde Tegemverfingcn, 2 1 9
ke felf{l:andio;heit kan ^ vormen, fo hebben \vy niet te twiilrelen j ^oj^'f*
at een bhndc, of de geen,die van zijn geboorte af m dikke dui- 6- cabr»m.
ftcrninen gehouden is , niet by fich hec ^denkbeclt van licht en " ^'"-'''""'- ^
van verwen c vormen kan. G y zegt ook dat men by gevolg de
'^denkbeelden van iiitftrckking, geftaltc, beweging, en der an-'"""^»
dere « gemene finnelijkc dingen kan hebben. Maargy kont dit c3'rnA/"/"^«
lichtelyk zeggen. Doch dit is wonder waarom gy 't licht , de f""*'""'"»'^»
verwe en d'andcre dingen niet metgelijke lichtigheit afleid.
Maar men moet hierop niet liaan blijven.
VII. Gy , een beüuit makende, zegt : Dieshalven is ^er niets
overig, dan ^ Gods denkheelt , in^twell^raafimerl^en [laat of^er ists ^ f ^•»«''* 'Z>-/*
^tweik^van my z^elf niet heeft konnen voort komen. By Gods ncuxm verjia
iJ^een V, oneindige , onafhangebjlze , ten hoo-iften verftandelijl^e , en ten'^ rf'^'
hoogflen muhttge z^elfjUndtghen, en Van lie welke 2^0 voel tk^z^elf ^ als ^i'^idaul"'
aft ander , z.o 'er iets is , 't /^'^ wefentlykjs , gejchapen is. yjlle welke 'llTtZ' 1»^''
dingen TLeker zoodanig z.ijn , d.it hoe ik^die naerjligliiker aanmerk^^ hoe z.y mepJet.,,
minder fchijnen vm my alleen voortgebracht te konnen worden. nJ^/Cen
moet danmt defevoorverhaalde diugen bejlmten dat God noo/f.ikelyk. ' iv<?- » ^^'Z^^»''-
fentlyk^is. Hier hebtgy naar gcdoelt. Wat my aangaat , hoewel
ik uw befluit aanneem , zo lie ik niet hoe gy dus belluit. Gy
zegt dat defe dingen t dtegy van God verjlaat ^ z.odantg XLijn , dat z.y
niet alleen hebben konnen voortkomen ^ om daar door aan te wij feil
datzjyvan GodTLelf behoren voort te komen* Maar voor eerft is 'er
niets waarachtiger , dan dat zy niet van u alleen zijn voortge-
komen , of dat gy de kennis daar af niet van ok door u gckrc-
genhebt. Want zy zijn voortgekomen en verkregen of van
dedingen, of van onfe ouders , of van de mcefters', of van de
geleerden, of van d'ommegang der menfchen, met de wel-
ken gy verkeert hebt. Maar, zult gy zeggen, ik ben een ^ geeft k j.uu,fuu.
alleen , ik laat niets toe buiten my, noch d'oren, met de welken
ikgehoort, noch de menfchen, met de welken ik gefprokcn
heb. Gy kont dit zeggen. Maar zoud gy't ook zeggen , 20 gy
ons niet met d'oren hoorde,en zo'er geen menfchen waren, met
de welken gy gefproken hebt ? Laat ons ernflely k, cn ter goe-
der trou fpreken: hebt gy defe woorden, dic gy van God
fpreekt , niet van de gemcenfchap der menfchen geïccrt, by dc
welken gy omgegaan hebt ? En dewijl gy de woorden van hen
houd , hebt gy dan ook niet van hen ' d'onderworpe kundighe- 1 -j^^,,,,,,,^
den,door de woorden aangewcfen? Dieshalvcn zijn zy niet van
u alleen: en nochtans fchijnen zy daarom niet van God , maar oïiii','
E e z
van
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
^2o vijfdeTegtrnverpiigen.
va^n elders tc wefen. Wyders, wat is'er in hen, 't welk gy, ecrR-
a ouat^, van de dingen de ^ gclcgentheit ontfangen hebbende , voortaan
niet uit u zelf hebt konnen krijgen ? Bevat gy daarom iets ,
fc^-'j-^velk hovende *>menfchelijke bevatting is? Zeker, indien
ev Godzodanigverftont, alshy is, gy zoud reden hebben om
t' achten dat ey van God onderwefen en geleert waart. Maar
alle dele dingen , die gy aan God toeeigent , zijn mets anders ,
dan enige volmaaktheden , in de menfchen en in andere din-
c .r.. gen wafrgenomen , en die van de c menfchelijke geeft verftaan
— vergadert , en vergroot konnen worden , gelyk alree enige
iUnn.. ^,r,l e z^dfjlandigbeit zjjt, echter het ^denkbeelt van d onemdi^
? Sl'/iit'"- oe z^elfflandJen met mt u k^n zjjn.om datgy niet onemMg ^jt Zeker,
daar IS in uiteen denkbcelt van oneindige zclfftandigheit , dan
alleenly k iiVet de naam , en zo verre als men zegt dat de men-
fchen t'oneindige bcgrijpen.'t welk zeker geen begrijpen is: in
voegen dat het dieshalven niet nootlakelyk is dat zodanig een
dcn'kbeelt van een oneindige zclfftandigheit voortkoomt, ver-
g mits dat . door famenzetten en vergroten kan gcfchiedcn , ge-
f Ivk alree Vefegt is.'t En zy gy miachien,gelyk d oude Wijsbe-
icriaen uit defe begrepe fichtelijke ruimte,uit defe enige wer-
%h1 en uit defe weinige 'beginfclenhun k denkbeelden zoda-
.pr,r,ap,u. ni^infich gehad hebben, dat zy , die vergrotende , dei denlc-
beelden van een oneindig algemeen , van oneindige werrei-
xn i.fi'utum oneindige " bcgmfclen daar afhebben gemaakt i
millchien , zeg ik ^ zeggen wilt dat zy niet zodanige
« -nno7... denkbeelden uit de kracht van hun «geeft hebben gemaakt,
maar dat zy uit het oneindig algemeen, uit oneindige werrcl-
den,en uit oneindige beginfelen in de geeft voortgekomen zijn.
Ment. i^^i dit aanpraat , dat gy zegt datgy 'f oneindig door een waar p denker
heelt /'f^':ï/ifekeF,indicn dit waar was, zo zou't het oneindig, zo-
danig als't is,vertonen,en dus zoud gy't gcen,dat daar uVt voor-
naandie is.en daar af nu gehandck word, te weten ^ d'onemdig-
Sci^dfi^ jieit , bevatten. Maar uw ' denking is altijt aan s iets eindig be-
paalt, en gy noemt het alleenly koneindig, om dat gy 'tgeen ,
- 'c welk boven uw ' begrip is , niet begrijpt : in voegen dat men
i^t recht mag zeggen dat men - 't oneindig door w ontkenning
van 't eindigbcgrijpt. 't Is ook niet genoech dat gv '^^p datgy.
meer^dadehkheitm U oneindige ^ dmm ^d emdtge z^eiflUndigheit he^
^ crüpt:
]j Idta
U InfirttWrfJ
vijfde 'Te gcn'a>cY pingen. 22i
gy'i'j^t: want gy mocll •''d'oneindige dadelykheic '^'^%'^'<]^^'^ ^^^^^u^!
't welk gy niet doet. En zeker, gy begrijpt niet meer diidelyk-
hcitjom dat gy d'eindigc dadelykhcitvergrootjen daarna beeld
gy u in dat'er meer dadelykheit is in't geen, dat ^' uitgeftrekt is, c TolltT'^
dan in 't felve , als ^ 't ingetrokken is. 't En zy gy wilt dat defc ^Z'^'
Wijsbegerigen meer ^ dadelykheit hebben bevat , dan'er wa- S^^?
relyk was,als zy veel werrelden ^begrepen , dan toen zy een al- 1 covai^dc,
leen in des geeil hadden. Daar uit ik in 't voorbygaan aanmerk, ^
dat d'oor£iak, om de welke onfe geeft zo veel te meer verwart,
als hy enige ^ gedaante of » denkbeelt meer vergroot , hier uit !^ sr«/Vs^.
fchijnt voort te komen,, dat hy defe gedaante van haar ^gele- l/i-p,,/.
eenhcit aftrekt,"^ d^onderfcheidino; der delen daar af weo-ncemt, ^ „
cn haar zodanig verdunt en uitrekt, dat zy ciadcly k verdwijnr„./.urf/«;^..
Ik verfwijg noch dat de " geeft ook verwart , om een tegenge- "
üelde ooriaak, als hy het " denkbeelt te veel i> fcimcntrckt. o idea,
G v zegt dnt het niet hindert dat ff y onemdh , of alle de d'moen , die ^
aaar m z.tjn^ met begrijpt , maar dat etgenoech ts dat gy enige weimge dtr^-
gen ver (laat , om te iLeggen dat gy een ^ waar , z^eer k^laar en onderfcheide ^ ?
denkbeelt hebt. Zeker, gy hebt geen waar denkbeelt van't oncin- T^Tif^naa'^
dig, maar alleenlyk van 't eindig, zo gy niet het oneindig, maar
alleenlyk het eindig begrijpt. Men kan ten hoogften zeggert
dat gy een deel van 't oneindig , en daarom niet het oneindig'
zelf , kent \ gelyk men zeggen mag dat de geen , die nooit uit
2,ijn ondcraardfch hol getreden is , wel een deel van de wcrrelt-
kent, maar daarom niet de werrelt felve : in voegen dat de geen,
die't denkbeelt van zo klein een deel waande het geheel en waar
denkbeelt van de geliele werrelt te wefen , met recht belache-
lyk zou worden. Maar^ztgi gy, * d'^aan van^t oneindig ts dat het van $ rathn^
my die eindig ben , niet begrepen word. Ik gelooft. Maar d'aart van
^Eware denkbeelt van een oneindig ding is niet dat het alleen-
lyk een zeer klein deel, of eer geheel geen , om dat'er geen * ge- 1 Pro^orti:,
lykmatigheit met het geheel is, vertoont, 't Isgenoech , zegt gy,
d^it defe weimge dingen , diegy klarelyk^ " begrijpt , verjtaat. Ja zo , ge- " ^"'^'P^re:
lyk het genoech is 't uitterfte van't hair van een menfch te fien,
van de welk men een waar denkbeelt wil hebben. Zeker , r/^*^
zou't niet een treffelijke beeltenis van my zijn , zo de fchildcr
een lok van mijn hair , of alleenlyk het uitterfte daar af gefchiU
derthad? Maar daar is niet alleenlyk een. veel, of zeer veel,
maar ook oneindelyk mindere ^ gely kmatigheit van alle de din- x Pro^onio^
gen, die wy van't oneindig, ofvan God kennen., dan van een
Éc 3^ mijner
222 T^iff^^ Tegemv er fingen,
mijner hairen, of het uitterftc daar af met niy geheel. Kort, dc-
fc dingen bewijfen niets van God, dat zy ook niet van oneindi-
ge wcrrelden bewijfen ; en dit zo veel te meer als zy uit dit eni-
ge, klarelijker deurgcfien zijnde, konden verftaan worden, dan
r«^;/ ^'^^^^ ' of 3 't oneindig wefen niet uw ^ zelfftandigheit , van dc
welke gy noch niet weet hoedanig zy is.
c^r^uMo;- V 1 1 1. Gy ^ twiflredent daar na dus : Jf'^m hoe z.oh ik verftaan
urn, twijfelde en begeerde y dat ü dat tets aan mj ontbreekt , en dat tknict
geheel volmaakt ben , z.o ''er geen denkpcelt van een volmaakjer wefen tn
i^Com^'trauf. m) wos , uLt wclkj Vergelijking ik^mijn gebreken kjti ? Zeker , indien
gy van enig ding twijffelt, indien gy iets begeert, indien gy be-
kent dat iets aan u ontbreekt , wat wonder is 't, dewijl gy niet
alles weet, niet alles zijt,cn niet alles hebt. Dit is fekeriyk waar,
en kan fonder nijt gcfcgt worden. Zo verllaat gy dan dat 'er
iets volmaakter is, dan gy zijt. Waarom niet? hoewel al 't geen,
dat gy begeert, niet altijt in alles volmaakter is , dangy zijt.
Want als gy broot begeert, zo is echter het broot geenfins vol-
maakter, dan gy, of dan uw lighaam , maar alleenlyk volmaak-
e ter dan dcfe ^ Icegheit , die in uw maag is. Hoe fult gy dan be-
fluiten dat'er iets volmaakter is, dan gy zijt? Te weten voor zo
{vniverfn.is vccl gy ^ d'algemeenhcit der dingen ziet,die u,'t broot,en d'an-
^gj,^ dmgcn bevat : invoegen dat , dewijl yder deel van't alge-
meen iets volmaakt heeft , en 't een aan 't ander dienftig is , en
daar by kan komen, menlichtelyk kan verilaan dat 'er meer
volmaaktheit in 't geheel, dan in 't deel is, en dat, dewijl gy al-
leenlyk een deel zijt , gy iets volmaakter dan u behoort te be-
%ft1hTru, kennen. In defer voegen kan in u het ^ denkbeelt van een vol-
hComyATu- maakter wefen zijn, door welks ^ vergelijking gy uw gebreken
kent. Ik ga nu voorby dat 'er noch andere delen volmaakter
konnen wefen, dat gy't geen, 't welk zy hebben, kont bege-
ren, cn dat gy uit dcfe dingen, by u geleken, uw gebreken kont
kennen. Want gy kont een mcnfch kennen, die gefonder, fter-
ker,fchocnder,gelcerdcr,gematjgder,en dicshalven volmaak-
ïidcA, i^x'is. Het was niet lafligaan u het ' denkbeelt daar af te begrij-
pen , en uit dcsfelfs vergelijkmg te verlhan dat 'er in ugeen
trap van gcfonthcit, (lerkte cn der andere volmaaktheden was,
dit in hem zijn.
Gy werpt daar naditaan u felf voor : Maar ïk^benmijfchien iets
groter y dan ikfe/fverfta ; en alle defe volmaaktheden, dtetk aan Godtoe^
VSuZum. ) ^'Pi f'i rn] door ^ek^n macht , [choon z.) noch niet ' tot bedrijf ge,
bralt
Vijfde Tegenwerfififyen. 2 2 J
hrairt worden , gel)\gefchieden kan , z^n mtjn kemiü ' meer en meer tot het Cogniti»,
ondndiii vermeerdert word. Maar gy antwoort hier op : Hoewel het
waar itdat mi^n kennis ^' by trappen toeneemt^ en dat' er c m macht veel dm- \
gen in my z.ijn , die daar noch met tn hednif z^ijn , z.e behoort echter mets ^n»-
hier af tot Gods ^ denkbeelt, in h welk} mets machtelyk^is : want dat dit by ii^Zifc.
trappen toeneemt is een zieker bewijs van onvolmoiaktheit. Maar het is
wel waar dat de dingen, die gy in een s denkbeclt begrijpt , hin ?
bedrijf in 't dcnkbeelt felf zijn , doch daarom niet in bedrijf in
het ding felf, daar af het een denkbeelt is. De ' Boumeeftcr ver- kid'a dommi
dicht fich wel het ^ denkbeelt van een huis, welk denkbeelt > in ^
bedrijf beftaat uit aangewefe wanden , zolderingen , daken ,
veinrtcrs,enzovoort 5 en nochtans zijn dit huis , en zijn delen
noch niet ^ in bedrijf, maar alleenlyk „ in macht. Zo ook, het "^^'^f^j^.^j.
denkbeelt der Wijsbegerigen begrijpt «in bedrijf oneindige o ^^'w/'*
werrelden ; maar nochtans lult gy daarom niet feggen dat zy in
bedrijf oneindig zijn. Dieshalven , 'tzy'er p in macht iets m u
is, of niet, 't is genoech dat uw i denkbeelt of kennis « by trap- xc^'gnttio.
pen kan toenemen of vergroten: en nochtans kan men daar uit *
niet befluiten dat het geen , 't welk daar door vertoont of be- ^ ^^^^^
kent word, «in bedrijf is. 't Geen , 't welk gy daar na bekent , uf*|m*/«i
dat mv u hfi^is noit oneindig z.oh wefen , word gcwilliglyk tocge- "^/l^"'^^;^.
ftaan: maar gy behoort ook t'aanmerken dat 'cr noit een x waar jj<r»>i»»«<j«/,
en volmaakt denkbeelt van God in u fal wefen , van 't welk al-
tijt meer (ja oneindelyk) te bekennen overig fal zijn, dan van
de menfch , van de welk gy niets, dan d'uittcrlfe hairtop , ge-
fienfult hebben. Zeker, fchoon gy defe menfch niet geheel
had gefien, zo hebt gy echter een ander aangefchout, uit welks
vergelijking gy enige gifling van hem kont maken : maar wy
hebben noit iets gefien, dat met God, en met zijn v onmetelyk- ^^''""'"■^''^
heit geleek.
G Y fcgt datffy oordeelt dat Godfodania oneindig ^ in bedrijf is, dat men ^
niets aan z^ijnvolmaakthett kanbjvoegen. Maarleker, gy oordeelt /,».
fonder dat gy 't weet , en alleenlyk uit * vermoeden \ gclyk dc \Jjl"l'^'*
niet bygevoegtl - , . , , ^ -
jjx^n-van een denkbeelt met van een ^machtely k, maar van een 5; ^^^n/z/^fZ/^f
JjnafhaniJt. Ziehoedit waar kan wefen Zo 't geen waar is, datg^w*
wy alreê van »^ 't denkbeelt des Boumecfters cn der oude Wijs- [t/^u,^,,
begerigen gefegt hebben, en voornamelyk als gy gedenkt dat 'W,.
dus-
2 2 4 Vijfde Tegenwerpingm,
dusdanige denkbeelden van anderen te famen zijn gefct , die
l!"/^.f ^ verftant te voren van d^oorfaken , die in bedrijf <^ vvefent-
c £" v,///rr. 1 y k z ij n , ge h ad h eef c .
e 11?.'* G y V r aagt d aar n a ofgy , uitree het ^ denkbeelt van een ^ ^efen
hebbende, dat volmaakter is dangy z.tjt,felffoftd jonnen we/en, zo ^ er geen
ll'r/^rr^. ^^^^"'^ ^ wefen R wefentljkwas.t' J)aar op gy antwoort , van wie foft
tlldan ujn ? van mj felj? of van miin onder s f of van alle andere dinaen ,
die min volmaakt z,tjndan Cjod? Gy bcfluit dan by o\g dat gy niet
van H z^tjt. Maar dit is niet nootfakelyk. Gy geeft ook reden
waarom gy met altijt geweeft hebt : maar dit is ook overtollig , dan
voor zo veel gy met enen wilt bcfluiten dat gy niet alfecnlyk
IJoZtrvI-''^^^'^ voortbrengigc, maar ook een bcwarigc oorfaak van u
inx cauja» bchocft. Want hier uit, dat de tijt van mv leven veel delen heeft, brenat
k Muwa m- gj •) dat gy in y der deel behoort gefchapen te worden, om hm k onderlinge
u^i>endcniu onafhangclykhett vautich. Maarbcfic hoe dit vcrftaan kanwor-
]£jfcaui. den. Want daar zijn enige ^ uitwerkingen, die , om te blijven,
mm/cr/fM, cn niet ydcr ogenblik te bcfvvijken , "Uegenwoordigheit , en
een "gedurige uitwcrkelykhcit van d'ooriliak , door de welke
lau/7. zy ccrlt hebben begonnen te wcfcn, behoeven j cn dusdanig is
't'licht van dezon.j hoewel defe uitwerkingen niet zo feer in
u'^^!''''""' <^ci*^aat de felfden zijn , als wel»gclykwaerdiglyk,gelyk men
van 't water van een vloet fegt. Maar wy fullen anderen fien ,
die blijven , niet alleenlyk als d'oorfaak , daar toe zy behoren ,
niet meer werkt, maar ook geheel verdorven , en tot niets ge-
}7al^''cl'^ ' brachx is. Van dcfc flach zijn zo veel p voortgebrachte en ge-
maakte dingen , dat het laftigfou zijn die op te tellen, 'tlsgc-
noech dat gy een daaraf zijt,hoedanigook d'oorfaak van u mag
q TüTtu tem- wcfcn. Maar de H delen des tijts van u hangen met d^een van d"* ander,
fcrjftHu ^-.^^ j^.^^ konnen vragen wat ding men bedenken kan,
Vsf/f''^'' w^^^^s ddcn onderling meer r onaffcheidelyk van fich zijn? on-
tinvwiM- der welks delen een onvcrbrekelijker fchakeling en famen-
[lunixia. ^ t)inding is ? welks lefte delen min afgekeert konnen worden ,
meer lamenhangen , en aan de voorgaanden gebonden zijn ?
tDcpeudetitu Maar , om hier op niet te dringen , wat doet dan defe * afhange-
iZmtP' gelykheitjofonafhangclykhcit der delen des tijts, dic^uitter-
tiumtmvo- lyk 2.ijn, malkander volgen, en niet ^^doenlyk zijn to.t mv
"^xxExrerna, x voortbrcugijig , of wccrvoortbrenging ? Zeker, niets meer,
w'^ff/i'J voorby vloejing der delen van't water tot de voortbren-
X i'rfdKéjto, gmg
of weêrvoortbrenging van een klip, daar de vloet voorby
rjr.d«/7.v yj^j^^^ j^^^^^^ fegt gy, hmmtydat g] een weimgxe voren geweejl ajt ,
volot
vijfde Tegewverfingen. 22^
volgt niet datgy nu moet xvefen. Ik gelooft wel: doch niet hierom,
dat'er oorfiiak vcreifcht word, die u van nicus fchepti maar om
dat'cr geen oorfaak gebrek is, die u vernietigen kan; en om dat
gy fwakheit in 11 hebt, daar door gy eindelyk befwijkt.
Gy fegt dicshalven dat door het natmel)\ licht k^larelyl^ blijkt dat
de a bewaring niet van de fchepping verfchtlt^ dan ten opjivht van , en 2io ^""ff^v*-'
voort. Maar hoe blijkt dit klarelyk, dan miflchien in 't licht, of i'fr^^r»«.
in diergelijke ^ uitwerkingen ? Gy voegt 'er by dat 'erm ft geen ^ ^^'^'^^
l^racht u , door de welke gy een weinig hier nafult wefen , om dat gy niet
mecwfifltgdaarafz^ijt , fchoongy echter niets anders ztjt , dan een den- ii Racj-i-
^ent dmg. Maar daar is in u zekere kracht, door de welke gy ach-
ten kont dat gy ook een weinig hier na fult wefen, doch echter
niet nootfakelyk, of ontwijffelyk , omdatdefe uw kracht of
naturelij ke gefteltenis, hoedanig die is , fich niet zo verre uit- cCoffiHtti»'
flrckt, dat zy alle bedervende oorhiak, fe zy innerly k of uitter-
lyk 5 afdrijft. Gy fult dieshalven ook voor 't aangaande wefen,
omdatgy kracht hebt, niet die u van nieus voortbrengt , maar
die u in wefen kan doen blijven, zo 'er geen bedervende oor-
laak overkoomt. Gy befluit daarnafeer wel, dat gy van ^emg we~ f^-i!i<^noi
feny verfchetden van u Tjijnde^ afhangt : niet als of gy van nicus daar ^"^'^^"''''''«'»
af voortgebracht wierd , maar als of gy cercijts daaraf voorge- gDei>in.icre,
bracht waart. Gy, al voortgaande, fegt dat mv ouders, of alle andere
üorfak,en niet z.odamg wefen kpnnen z.ijn. Maar waarom niet d'ou- h Snu
ders, vande welken men feerklaarblijkelyk , gelijkelyk met
het lighaam, voortgebracht fchijnt? Ik fwijg van de zon, en van
d'andere medehelpende oorfaken. Maar, fegt gy, tk^hen een • den- i Ka
kenddtngiGods^denl^eelt in my hebbende. Waren uw ouders, of hun '^Ij^^
' geeften ook geen m denkende dingen , die Gods " denkbeelt i Mmus.
hadden ? zo dat men hier uit heeft te dringen op het geen , dat "^J^H
alreê te voren gefegt is, te weten dat'er ten minflen z.o veel m d^oor- » /«^f*.
faak moet wefen, als ''er m d'^mtwerking is. Indien 'er, fegt gy, enige an-
dere o oorfaakj» als God, is, z.o kan men vragen ofzjj P van jich , of van een ^y>^**
ander is. Ham mdten zjy van pch ts , z^ofU zjy God z.fjn , indien van een
ander, jlo fal men z.o langvragen , tot dat men tot de gene koomt , die
van jich , en die Godis , vermits men niet tot het oneindig voortgaan kan»
Maar indien uw ouders d'oorfaak hebben gcweeft , zo heeft
die niet van fich, maar van een ander konnen wefen , en defe
weer van een ander , en dus tot het oneindig. Gy fult ook niet ^
bewijfen dat defe qoneindige voortgang ' wanfchikkelyk is , ■X'^''^
"Lo ey niet met eenen bewijft dat de wcrrch eens begonnen ^-^^M'»^.
Ff hcefc
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuestLLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
2 2<^ P'ijfde Tegermerftngen.
heeft , en dat'er dieshalven ecrfte ouders zijn geweeft die geen
ouders hebben gehad. Zeker, defe oneindige voortgang fchijnr:
ac<«r.f.^^ alleenlyk wanfchikkig in^oorfaken , die zodanig aan malkan-
%ÏTrUi»^x. ^er b verknocht en onderfchikt zijn, dat de mindere niet kan
doen, Ibnder beweging van de meerdere: gelyk, als iets bewo-
gen word door een lleen , die van een ftok voortgedreven is 5
welke flok weer van de hand voortgeparft word j of gelyk de
laegfte fchalm van een keten 't gewicht optrekt, als hy felf van
debovenfte, en defe weer van iets anders , getrokken word :
want dus koomt men tot een beweger,die eerlt beweegt. Maar
ditfchijnt nietwanfchikkelyk te wefenind'oorfaken, die zo-
danig gefchikt zijn, dat, fchoon d'eerfte oorfaak vernietigt is ,
dTj"^''^ "i^iilte, fchoon daar van " afhangende, overblijft,en ^ werken
c i ro^rijfHt kan. Dieshalven, als gy fegt dat het kjareljk^blijkt dat hiergsen * on^
uifimuu. emdtge voortgang kan wejen , zo befie of dit zo klaarblijkelyk aan
Ariitoteles heeft geweelt , diefeer krachtiglyk overreed was
{Tnrens dat'cr gccu ^ cerftc vadcr hccft gcweeft. Gy gaat al voort , ea
ITuu par. ^^ë>^ ^^^'^^ ookniet veel r- deelUjke oorfaken te xamen ztjn gekomen , om u
rtaies', voort te hengen^ mt de welken gy de ^^denkbeelden der verfcheide voU
h idcx, Tnaaktheden , aan God toegeeigentf ontfangen hebt , dewtjl die niet gevon-
den konnen werden ^ d.in tn een^ en d'emge Cjodj welks voorname volmaakt^
i vuit^, heit m ' eenheit of ^ enkelheit beflnat. Doch 't zy 'er een of meer ' oor-
^ f^|-^j^ gewceft hebben , zo is echter daarom niet nootfa-
uwiffKü kelyk dat die in u de "denkbeelden van hun volmaaktheden
^Jidtiarc. ingedrukt hebben , die gy hebt kennen " verenigen. Gy geefc
ondertulfchen gelegentheit van te vragen, waarom , fchoon'er
niet veel oorfaken van u hebben kennen wefen , ten minfbea
daar niet veel dmgen konden geweeft hebben, van de welken
gy, over der fel ver volmaaktheden verwondert , dit zalig ding
gemaakt foud hebben , in 't welk alle defe volmaaktheden ge-
^Pw^, iijkelyk fouden wefen? Gy weet hoe de " Dichters Pandora be-
Ichrijven. Hebt gy dan, over fekere uitftekende wetenfchap ,
wijsheic, gerechtigheit , flantvalligheit , macht, gezontheit ,
fchoonheit,geluk, langdurigheit en andere dingen ni verfchei-
de menfchen verwondert , niet alle defe dingen te Himen kon-
nen vergaderen, en achtendat de geen , die hen alle te gelyk
had, geëert en verheven fou zijn ? Waarom hebt gy federt alle
defe volmaaktheden met verfcheide trappen konnen vermeer-
deren , endit zo verre, dat zijn ftuat noch hoger t'achten fou
aijn, zo 'er aan des felfs wetenfchap, macht, gcdarigheit>en aan
d'an-
Vijfde Tegemver pingen. 21 J
d'andere dingen niets gebrak , en niets bygedaan zou konnen
worden, en hy indefer voegen alwetend , almachtig , eeuwig,
en zo voort, fou zijn? En dewijl gy ziet dat zodanige volmaakt-
heden niet iii de menfchelijke natuur konnen vallen , waarom
hebt gynict konnen achten dat dcfe natuur zalig fou wefen ,
aan de welke dele dingen toebehoorden? Waarom hebt gy niet
onderfoekenswaerdig geacht of 'er zodanig een natuur is , of^^ ^^^^
niet? Waarom zijtgy niet door zekere ^bewijsredencnbewo-?^.
gen, dat het beter Ichijnt te voegen dat zy is, dan dat zy niet is?
En waarom hebt gy by ge volg de lighamely khcit, ^ bepaling,
en alle d'andere dingen, die enige onvolmaaktheitaanwijfen,
daaraf niet wechgenomcn? Zeker, daar zijn veel, dieduslchij-
nen voortgegaan te zijn, dewijl door ^ verfchcide w ij fen en '^^''J'j^J^J'^'
trappen van redeneren, enigen een lighamelyk God nagelaten,
en anderen verdicht hebben dat hy menfchelijke leden heeft ,
en enigen niet een, maar veel hebben gcfmeed, en meer andere
dinsen , die al te gemeen ziin. Wat de '^volinauk^theit der eenheit * ^"'/*^'»
•> 111 1 11! nmtatH,
aangaat, 't is niet Itrijdig dat men alle de volmaaktheden , aan
God toegcèigent, begrijpt,als ^innerlyk gevocgt,en s onfchei- fj;^';;*
delyk,fchoon het denkbeelt,dat gy daar af hebt,niet van God g m/cyaraLu
in u geilek was,maar als i uit de deurgefiene dingen getrokken, {f}^^^^
en vergroot , gclyk gefegt is. In dcfer voegen fchildert men i E>:rchu4
niet alleenlyk Pandora als een Goddin , met alle gaven en vol- p"'^'"^"*
jnaaktheden verkiert, maar ookeen volmaakte k Gemeente, J'J^"
een volmaakt * Redenaar, en zo voort. Eindely k, her un^ datgy 1 oruior,
wefentljk, zijt , en het " denkbeeh van een volmaakte wef ?n m h hebt , ^lu][ ,n!u
befluit gy dat men [eer k^lareljkj^ betoogt dat p God wefemljk^ü. Maar ^^'^l'ff/^''*''
hoewel liet ^ befluit waar is,te weten dat God wefentljits^fo blijkt Jtr^rf. "'
echter niet uit het geen,'t welk gefegt is, dat gy rGods wefent- '''''
heit feer klarelyk hebt betoogt. q conc u/io.
X. is, fegt gy , noch overig dat ik^onderf lekjjge tJ^ dit ' denkbeeU J"^^"
van Godontfangen heb, want tk^heb 't niet, uit de ' zwinnen, gekregen; en't is $ idea de Dta
ook^ntet van my verdicht; want tk^kaner niets afnemen, en ool^nictshyvoe- j'^'/,')^*,.
qen, en dieshalven blifft ^er dat 'et my " mgeboren is ; gelyk, ookjt denkbeelt u innatd,
%an my felfmy ingeboren is. Zeker, ik heb alrcc enige malen gefegt
dat men dit w denkbeelt ten deel uit de x zinnen trekken, en ten ^Vr^J^'
deel verdichten kan. Wat dit aangaat , dat gy zegt dat men
niets daar af aftrekken of by voegen kan ; bedenk dat gy 'tin
begin niet zo volmaakt hebt gehad; bedenk dat'er menlchen,
of eno-clen , of andere naturen , geleerder dan gy , konnen we-
^ Ff 2 zen,
t.itA 'Dei,
cDivfrCaat/
(l Imufo.
e Stmilitudo,
f Del ide.i.
)\ Difcttdere
i Itidefiiiitè.
fumè.
m 7)« idea.
p /</*.».
t Iniaj'i,
W Sirnihtutlo
*tir.-iay tn
mcnf.t^ rrr.
)l,lor,ofi}fr?m.
y.Jnv;Jut:tj!,.
mn, cy-
(umyrehcnfi.
2 2% Vijfde Tegen7verpingen,
zen , van dc welken gy van God enige dingen hebt konncn Ic^
ren, diegy noch niet wift ; bedenke ten minften dat God u zo
kan onderwijlen , en of ui dit , of in't ander leven met zo hoog
een veiihnt begaven , dat het geen , 't welk gy alreê van hem
Aveet , voor niets geacht mag worden; bedenk eindelyk wat
gyzijt, op dat gy uit de volmaaktheden der gefchape dingen
tot kennis van Gods volmaaktheden moogt opklimmen, en
dat, gclykzy alle niet in een ogenblik gekent, maardagelyks
mccren meer ontdekt konnen worden, wy ook niet m een o-
genblik een ^ volmaakt denkbeelt van God, konnen hebben,
maar dat 'et dagelyks volmaakter kan worden. Gy vervolgt
dus : Zeker , V ts geen wonder dat God , in *t fcheppen , mj dit denkbeelt
ingedrukt Leeft ^ op dat het als een ^merkvan de xverknteejler , in zjjn
w er k^inge drukt , z..ou wefen. '/ Is ook niet nodig dat dit merk enig ding ,
van'*t wsrk,x.elf ^ verf :heiden , z^. Ad aar utt dit enige , dat God my ge-
fchapen heeft ^ ts z.eer gelooffeljk. dat hy my enigfins naar zijn beelt en ^ge^
lijkems heeft gemaakt , en dat tk def ? gelijkenis , tn de welke f Gods denkr
beelt begrepen ts , door het T^elve vermogen bevat , daar door tk^ z^elfvan
my begrepen word : dat is , als tkmy z^elfverfla , tlo verfla tk niet alleen-
lyh^dat tk^een onvolmaakt ding ben^ en' t welk, vaneen ander ^ afhangt y
en een dmg , dat » onb e paal de lykji aar groter of beter dingen tracht j maar
ikjverfla ook^dat de geen , van de welk^ik^afhang , alle def ? dingen niet aU
leenljk^onbcpaaldelyk, en ^ in macht , maar ook, hneindiglyk en tn der daat
x.elf heeft, en dus God is. Zeker, gy weet dcfe dingen heerlyk
voor te Hellen : ik zegookniet dat zy niet waar zijn ; maar ik
wilde echter wel vragen hoe zy bcwelen worden. Want ( om
't voorverhaaldc voorby te gaan ) indien Gods denkbeelt in
u is , als een " merk van de werkmeefter , in 't werk ingedrukt,
hoedanigc indrukking is dit? hoedanig is de » vorni van dit
merk? hoe ondcrfcheidgy dat ? Indien 't niet van 't werk , of
van het ding zelf verfchilt , zijt gy dan zelf het p denkbeelt ?
Zijtgy dan niets anders, als een ^vijfe van denking? Zijtgy
zelf ' 't ingedrukte merk , en 't onderwerp van d'indrukking?
'//ƒ, zegtgy, gelooffelyi, dat gy naar Gods 'beelt en ^ gelijkenis ^e-
maait zijt. Zeker, gelooftelyk door een godsdienflig geloof :
maar hoe kan men 'tverihan, zo men aan God niet "de vorm
vaneen menfch toeeigent? En waarin kan defe gelijkenis be-
(laan ? Dart gy, die Hof en afch zijt, u vermeten datgy met de-
fc * eeuwige , onlighamelijke, onmcetclijkc, volmaakfte, heer-
lij kilc,.en.,'t welk het voornaamftc is, met dcfc y onfichtbaar-
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
vijfde Tcgenivcrpwgen, 229
fte en onbegrijpelyklle natuur gelykzijt? Hebt gydefe na-
tuur a van aangeficht gekcnt , dat gy , u met haar vergelijken- ^ A^c.
de , kont vcrfekeren dat gy haar ^ gel y k vorm ig zijt ? zegt ^ c^nfoimiu
gy, hieruit gdoo ff elyk^^ omdat hymj ge fc hap en heeft. Maar hierom
is'teerongeloofFelyk. Want het werk is nimmer den werker
gelyk, dan als't van hem door «^gemeenmaking van natuur ^j^^^'»*'»'*
voortgebracht word. Maar gy iijt niet dus van God voortge-
bracht : want gy zijt niet zijn a kroaft , of zijn natuur deelach-dTr»/ff,
tig; maar gy zijt alleenlyk gefchapen, dat is van hem naar
<^'cdenkbcelt gemaakt. In voegen dat gy zo weinig- moogt
zeggen dat gy hem gelyk zijt , als het huis lich den ^boumeefler
gelyk mag noemen. Dit is noch met = onderllclling van dat gy g s^pofitio^
van God gefchapen zijt, 't welk gy noch niet bcwelen hebt. (Jy
begrijpt y zegt gy , defe ^'gelykpeit, dewijl d.n gj een onvolmaakt f öT/^ÏÏ!*
^afhangeljk^ding zjjt ^ dat naar groter en beter dingen tracht. Maar k ^irgumen^
waarom is dit niet eercen '^bewijo van ^ongclykheit , dewijl T^',fi„üii.
God, in tegendeel , de'" volmaaktfte,"onafhangelykfte, °aan '»'^-
fïch de genoechfaamfte , de p grootfle en beflc is ? Ik vcrfwijgyT^^^J^
noch dat, als gy u verftaat afhangely k te vvclcn , gy niet daar- Jj^jjjf;,'^^
om terflont vcrflaat dat het geen, daar van gy afhangt, ictsJsL/fuffil
anders , dan uw ouders , is ; of indien gy vcrltaat dat het anders "^^^J.;;^
is , dat'er dan geen oorfaak is , daarom gy u met dat gelyk zoud q optimȎ, *'
achten. Ik ga ook voorby dat het wonder is waarom d'andere
menfchcn of sgeeften niet een zelve verftant hebben , alsgy y-zJiunus,
vooniamelyk, dewijl 'er geen reden is van niet te geloveiT
waarom God niet zo wel aan hen, akaan u , zijn 'denkbeelt in-
gedrukt zou hebben. Zeker , dit alleen is genoech om te tonen
dat'et geen denkbeelt is , van God ingedrukt ; want indien dis
zodanig was , zo zou een en 't zelve denkbeelt aan allen inge-
drukt zijn , en alle menfchen aoudcn God in gelijke '-^ vorm en uForw,:;
gedaante begrijpen , aan hem 't zelve en gelyk toecigencn ,
van hem een zelve gevoelen hebbenden nochtans den wy rechE
anders gebeuren. Maar hier af is alreê te veel gcfproken.
OP DE VIERDE
BEDENKING.
Van V %>an en valfche.
1, ITT At de vierdex Bedenking aangaat, gy verhaalt daarin xaf^rfrt-t3^
W 'tbe^in.derdingen,diegy waant dat tevoren betoogt
t'f 5, zijn.
Ij Pr^iudi*
C 'Ratiod'
d t'atMlt.is
fitllay.
cNihilum
£ldea.
k Difiinffiot
\'tacHlt,i: ]ii
230 Fijfile Tegenrnrftfigen,
zijn , cn door de welken, vaft geftelt zijnde, gy meent de weg,
om verder voort te gaan, gebaant te hebben. Ik, omuinuw
voornecmen niet op te houden , fal niet aandringen met te feg-
a i>cmoviira- gen dat gy defe dingen behoorde vader te ^ betogen, 't Zal gc-
noech zijn , zo gy onthoud wat tocgcftaan , en wat niet toegc-
flaanis, om in geen vooroordeel te vallen. Gy ^redeneert
vervolgens dat God u niet kan bedriegen , en, om defc fiial-
achtige macht , die doling onderworpen is , de welke gy van
hem iiebt , te verontfchuldigen , zo werpt gy de fchult op het
^ niets , van't welk , gelyk gy zegt, enig ^ denkbeelt voor u ver-
fchijnt , daar aan gy u zegt deelachtig te zijn ; in voegen dat 2;y
als een middelplaats tullchen dit en God kieft. Zeker, een trci--
c \aüocina- felijke 5; Redenering. Ik fal nu niet zeggen dat men niet ver-
'hidenni. klarcn kan hoe men 't denkbeelt van niets heeft , of hoedanig
het is, en hoe wy aan' 't niets deelachtig zijn, en meer andere
dingen. Ik lal allecnlyk aanmerken dat defe onderfcheiding
niet wechnecmtdat God aan de mcnfchde ' macht van t'oor-
delen, van doling uitgcfoudert, gegeven kon hebben. Want
hoewel hy die niet onemdig heeft gegeven, zo kon hyhaar
echter zodanig geven, dat zy niet met de doling toeftemde,
cn dit zodanig , dat zy 't geen, 't welk zy kende, klarelyk be-
greep, en datzy'tgeen , 't welk zy niet kende, niet uitfprak
eer dus , dan anders te wefen. Gy , dit aan u zelf voorwerpen-
de , zegt dat' et geen wonder is z.o (Jod enige dmgen doet , daar af men de
redenmetverjiaat^ Gy fpreckt hier recht en wel. Maar echter is
te verwonderen dat'er in u een waar denkbeelt is , 'c welk God
alweetend, almachtig en zeer goet vertoont, en dat gy ech-
ter enige werken van hem niet geheel volmaakt fiet ;jazo, dat,
dewijl hy volmaakter kon maken» en echter niet gemaakt
heeft, dit een bewijs fchijnt van dat hy'tof niet geweten, of
niet gekonnen, of niet gewilt heeft : en dat hy ten minden hier
in onvolmaakt heeft geweert: , dat , indien hy wetende en ver-
mogende niet gewilt heeft, hy d'onvolmaaktheit boven dc
volmaaktheit heeft geflelt.
W at aangaat dat gy h gebYtük^der elndelijke oorfaken ^ van d^aan^
werktng der ^NatumkHndc verwerpt , gy zoud dit miflchien in een
üo%ftT' ^"^^1*^ gelegcnrheit met recht gedaan hebben.Maar dewijl van
God gehandelt word, zo ftaat te vrefen dat gy 't voornaamftc
pTJmW/rf- bewijs zult verwerpen, daar door, zelf door't licht der na-
viZ'lll'p]. tuur,dcPgoddclijkc wijshcic, voorfienigheit , macht, ja ook
unua, ^vvefent-
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
vijfde Tegemverfingen, 2 J r
wefentlykheit beveiligt en vaftgemaakt kan worden. Want, nSxipentia^
om de werreltin 't algemeen, de hemel, en des zelfs andere
voorname delen voorby te gaan, van waar of hoe kont gy be-
ter bewijs bybrengen, ^ uit het gebruik der delen in dc ^ ^rgumen^
planten, in de beeften , in de mcnfchcn , in uzelf, ( of in u w c^^^
lighaam) dic^ Gods gelijkenis draagt. Zeker , wyfien dat eni-^j'*.^;^^^-/.
ge grote mannen uit de ebefpiegeling der ontlecding van'tL.."^"""^
menfchelyk lighaam niet alleenlyk tot Gods kennis zijn opge- Ifj;;^;;^^^'^
klommen, maar ook lofzangen aan hem hebben gefongen,
om dat hy alle de leden zo wel gemaakt , en tot gebruik ge^
plaatft heeft , dat hy om zijn wijsheit en weêrgadelofe voor-
fienigheit te prijfen is.
Gy zegt dat men de * natuurkundige oorfaken van defe vorm j^^^"*
en gelegenheit behoort t'onderfoeken , en dat de genen , die
eer op K 't einde, dan op de werker of ' rtoffe fien, wanfchikke-
lyk zijn. Maar dewijl nicmant van de mcnfchcn vcrflaan , veel i Jiuurs'4;
min uitleggen kan hoe de werker op zulk een wijfc,als wy lien, \orifi^ll%^^
defe ^ klapjes y die als fchuddeuren aan ' d'openingen der vatenr«'-«w,
in de holligheden van't hart geftclt zijn,gcmaakt en geplaatll J'/'""'' "'^^
heeft i hoedanig hun natuur is , of van waar hy de " lloffe ont-
leent, daar af hy hen maakt; hoe hy fich <> tot werken voegt^ rf^^,,.
wat Pgereetfchap , of hoe hy dat gebruikt , en wat hy behoeft, p ^r^'»'"»- .
om hen met defe q tempering, ^ beftanclykheit , Mamenhan- i^.^Jj?',";'!;
ging , ' buigelykheit , » grootheit , gelfalte , en ^ gelegenheit jf;^;;/;;;^;*^
te volmaken: dewijl, zeg ik, niemant der natuurkundigen u jw^^nuJiii
defe en andere dingen deuriicn en verklaren kan; waarom
men fich dan niet verwonderen over dit voortreffclykfte ge-xJ;r«*.
bruik , en defe onuitfprekelijke voorfienigheit , die zo bequa-
melyk dusdanige v klapjes , als Üuifen aan't hart gefchikt hcQÏilYVdvuUi
Waarom fal men hem nict prijfen , zo hy daar uit bekende dat
men nootfakelyk een = eerfte oorfaak toelaten moeft , die defe, if^"'*^'*
en alle d'andere dingen zeer wnlTely k en ^ wclovereenkomen- a co>,f»iM*
de tot hun einden gefchikt heeft ?
Gy zegt dat ^Gods einden of gemerken tiA te [peuren roekeloos- h Deifin:t^
heit ts. Maar hoewel dit waar kan wcfen , indien men d'ein- ^
den of pemerken vcrftaat , die God gewilt heeft datvcrbor-
sen zouden blijven , of daar af hy 't onderfoek verboden heeft „
20 moet men dit echter niet van de genen verftaan , die hy als
voor yder ten toon gcftelt heeft, en die met kleme moeiten be-
kent worden, en die noch zodanig zijn, dat God, als de Stichter
daar af jgrotelyks daar omgeprelen word. Gy
a Dei idea»
\) Cgni'Jo de
JÜco.
C Ptnes if
cia,
rerum^
i Cognitio.
ii^efiftn ex-
lerntii.
K 'VniverfitM
rerur».
m Medilan'
net,
O Idea,
p V-niver»
(u>n.
tJlIuma.
fum.
232 Fiffde Tegemverpmgen.
Gy zult mifrchienfcggen dat ^Godsdenkbdelt , datinydcr
is , genoech is om een ware en volmaakte ^ kennis van God, en
van des zelfs vooiTienigheit te hebben , en dit zonder 't geen ,
't welk zijn oplicht op <^ d'einden of gcmerkcn der dingen,of op
al't ander heeft. Maar zy zijn niet allc'zo gekikkig,als gy,dat zy
van hun geboorte af dit zo volmaakte ^dcnkbeelt verkrijgen,
ot , met zo grote klaarheit e voorgeworpen , behouden. Dies-
halven moet menden genen, die van God mctdcfe zo grote
fdeurfichtighcit niet bcgaaft zijn, niet benijden dat zy door
g d ^l a n fc h o u w i n g d c r w e r k e n d e w c r k m e e ft e r k o n n c n k e n n e n
cn verheerlijken. Ik verfwijgnoch dat dit niet belet dat men
dit'* denkbcelt mag gebruiken , 'twelk ook geheellyk uit de
i kennis der dingen zo volmaakt fchijnt te worden . dat gy , in-
dien gy waarhcit wilt fpreken, aan dcfe kennis nietweinif^,
mnar by na alles verplicht zijt. Want ik bid u , hoe verre zoud
gy voortgegaan zijn,zo gy, federt dat gy in't lighaam ingellort
zijt, tot noch toe daar ni gebleven wa^rt, met d'ogcn geflo-
ten en d'orcn geftopt , en zo gy , zonder enige ^ uitterlijke fin,
defe 'algemcenheitder dingen, cn al't geen, dat buiten u is,
begrepen had, en dat gydus ondertullchen uw geheel leven
^ met bedenken by u zelf, " met uw denkingen en weêrö ver-
v>7cgen verfleten had ? Zeg my getrouwelyk , ik bid u, enbe-
fchrijf eens hoedanig een «denkbeeltgy meent dat gy van u en
van God gehad zoud hebben.
II. Gy brengt daar na tot befluitby dat bet fchepjel , 'twelk
onvoliiuiakt fchijnt, behoort aangemerkt te worden niet als iets geheel y
maar als een deel van V'^t Heelal ^ en dat het dus volmaakt z.al wefen.
Zeker, een prijflelijke onderfcheiding. Doch wy fpreken hier
niet van d'onvolmaaktheit van 't deel, voor zo veel het een
deel is , en met het geheel vergeleken word , maar voor zo
veel als h et iets geheel in zich is, en een befonder ampt pleegt.
Enfchoonmenditmethet ^Heelal vergelykt, zo fal echter
altijt hier zwarigheit blijven , te weten of het Heelal warelyk
niet volmaakter zou wefen, zoalle des zelfs delen volmaakt
waren, dan het nu is, terwijl des zelfs delenten meeilendeel
onvolmaakt zijn ? Dusflildefe ^gemeente volmaakter wefen ,
in de welke alle burgers goed zijn , dan een ander , in de welke
veel of enige quaden gevonden worden.
Dieshal ven, als gy een weinig daar nazegt, d.n'et enigfins
grom volmaakihcUder dw^en van\t lUüalis ^ dAt enige dUcndaaraf
vijfde Tegenwerpingen. , 233
doling onderworpen zijn, dan ofz.y alle gelyl^waYen\ dat is even 20 veel,
als of gy feidcdac'et cnigfins groter volmaaktheit in een ge-
meente was, dat enige burgers quaat , dan dat zy alle goet zijn.
Hier uit koomt,dat,gelyk een goed vorft behoort te wenfchen
dat alle zijn burgers goet zijn , de ^ Stichter van 't Heelal be- .i^^^w
hoorde voorgenomen te hebben alle des felfs delen vry en uit-'*'"*'^^'*
gefondert van doling te fcheppen. En hoewel men kan fcggen
dat de volmaaktheit der gener, die vry van doling zijn , uitdc
^ tegenftclling der gener, die doling onderworpen zijn, groter b oppffiUt,
fchijntjZo is dit echter niet, dan *^by geval j gelykdedeugt der ^^^'^
goeden,hoewel fy uit de tegenftelling der gener,die quaat zijn,
uitfchijnt, echter uit toeval alleen flikkert. Dieshalven, gelyk
met te wenfchen is dat enige burgers quaat zijn,op dat de goede
meer fouden uitmunten , zo fchijnt ook niet dienftig te wefen
dat enige delen van"^ 't Heelal doling onderworpen zijn, op dat "^«i^f *
de genen, die 'er vry af waren, te meer fouden blinken.
Gy fegt dat gygeen recht van kjagen hebt dat Godn tn de werrelt z.0'
danig een rol heeft doen f pelen , dtemet de voornaamfie en volmaaktjie zPcrfom.
van alU Wits, Maar dit neemt de twijfFeling niet wcch, vnn waar-
om het hem niet genoech heefc gewceft dat hy zodanig een rol
aan u gegeven heeft ; die niet alleenly k niet geheel volmaakt ,
maar ook noch onvolmaakt was. Want hoewel het den vorft
niet tot fchande gedijd, dat hy niet alle zijn burgers tot de
hoogde ampten beroept , maar fommigen tot de middelampt-
ten, en andere tot de laege bedieningen houd , zo zou 't hem
echter tot zonde gedijen , indien hy niet alleenlyk enigen tot
de laegfte, maar ook tot quade werken fchikte.
Gy fegt dat gy geen reden kont bybrengen om te bewijfen dat ^od gro-
ter macht van te kannen , dan hy gegeven heeft , aan h behoorde gegeven
te hebben ; en daty hoe ervaren een werkpteefler gy hem ookjverfiaat te we^
feny gy echter daarom niet acht dat hy in y der van %jjn werken alle de voU
inaaktheden behoorde gefielt te hebben , die hy in enigen fi ellen kan. Maar
't geen, 't welk ik onlangs feide, behoud echter zijn kracht: en
gy (iet dat de fwarigheit niet zo groot is van waarom hy geen
groter i macht van te kennen aan u gegeven heeft , als wel van f f^chu^
dat hy aan u een dolende macht van te kennen heeft gegeven, '•w*"**
Men heeft niet te sbetwiften waarom d'opperfte Werkmee-^ ^„^^^.^^^^
Iter niet alle volmaakthedenaanalle zijn werken heeft willen'*,
geven, maar ook waarom hyaan enige werken oavolmaakt-
heit heeft willen toecigenen.
Gg Gy
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuestLLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
2 Vijfde Tegen-iverftngtn.
AT,rcti>t!o. 2^§^ * fc^o^^gj ^ > ^(^'^^ hf'^^^ * begyijpMg der dingen , nkt
b ExP'Jii'ff- if^n dolen kofit onthouden , gy echter z^ftlkj ^door een heflmt kont doen ,
daar door gy vaflelyk^aan h z^elfvoorfleltgeen dmg toe te Remmen , welk
c 7crci^cu ^-^^ k.larelyk^^ begrijpt. Maar fchoon gy altijt 20 omfichtig kont
wefcn , is't echter niet altijc onvolmaaktheit dat men de din-
gen , daar af men oordeelenfal, niet klarelyk begrijpt , engc-
duriglyk 't gevaar van te dolen onderworpen is ?
d Error, Q y zegt dat de dolmg in de « werkjng z^elve is , voor zo veel zy van
VprIv!Z. fi voort koomt, eneen hntbeenngis ^ en dat zy niet in de Smacht beft aaty
i; F«,c«/f«! clicgy van God ontfangen hebt , noch ook,in de ^ werking , voor z.o veel zjy
XvT^Zlrc.'vm hern 'afhangt. Maar genomen dat de doling, ten naauften
ingeficn , niet in de macht is , die wy van God ontfangen heb-
ben, 20 is zy nochtans daar in, doch wat verder afgelegen,
voor zo veel zy met die onvolmaaktheit gefchapen is, datzy
dolen kan. t^en heeft ook^y gelyk gy wel zegt , geen reden om over
God te klagen , die war elj kornets aan ons verplicht is , en echter defegoede-^
ren aan omgegeven heeft , om de welken men dankbaar aan hem behoort tc
xijn> Maarwy hebben ons altijt te verwonderen waarom hy
geen volmaakter heeft gegeven, indien hy zulks wift , zohy
H doen kon , en 20 hy niet nijdig was.
Gy voegt'er ook by dat men met heeft te kjagen dat hy u behttlpigis
k ^hm. ijgi k bedrijf van dolen , vermits alle bedrijven waar engoet zijn , voor
\ 'Dcycndtre. ^^^^ \ afhangen : en in u zd enigftns groter volmaaktheid
n Tnw/ö kpnnen ^ uitvinden^dan met te konnen. Wat ^ ontbeering aan»
O \Uiit fo'r- aaat , in dc welk. alleen de ° vormelijke reden van vetlsheit en zonde ts ^ zy
'"^ulio Diib^hoeft Pniet Gods medewerking ^ om dat z,y geen ding is, gelyk^ook geen
^titncür/l, \ betrekking tot hem. Maar hoewel defe "^onderfcheidingfchcrp-
H.Rjr/4M4*i finnig is, ZO voldoet zy echter niet geheel. Want fchoon God
T'il/}>naio. niet « medewerkt tot «d'ontbeering , diein "^t bedrijf is, en ei-
ifni'Xr gentlykvalsheitendolingis, zo medewerkt hy nochtans tot
het bedrijf; en indien hy daar toe niet medewerkte, zo zou
w ^nth»r 5j- gee^n ontbeering zijn. Wyders , hy is zelf de w ftichter van de
X !!J«Xr macht, die bedrogen word, of doolt,en daarom de ^ (lichter van
r<!u"!/ü.''"' ^^^^ onmachtige macht : en dus behoort men, gelyk het fchijnt,
y'JièiMt gebrek, 't welk in^'t bedrijf is , niet zo zeer tot de macht,
die onmachtig is , toe t'eigenen , als wel aan de Stichter, die
haar onmachtig heeft gemaakt, en, fchoon hy kon, haarniet
machtig of machtiger b.eeft willen maken. Zeker , gelyk men
aan een^werkmeefter niet tot fchande toereekent dat hy , om
€cn klein kasje t'openen, geen grote üeutel heeft gemaakt,
maar
vijfde Tegenwrpingcn, 235
maar van dat hy , een kleine bedacht hebbende , een onbequa-
me of mocjclijke middel , om dat t'openen , daar aan heeft ge-
geven : zo is ook de fchult niet in God , dat hy , aan een gernig
menfch de macht van t'oordelen gevende , haar echter niet zo
groot aan hem heeft gegeven , dat zy tot alle , of tot het mee-
rendeel en de grootfte duigen genoech was. Maar het is zeer
wonderlykwaaromhy tot defe weinige dingen, die hy heeft
gewiltdat van dc menfch geoordeelt zouden worden , zo on*
gelijke , verwarde en onfekere macht aan hem gegeven heeft.
III. Gy onderfoektdaar na wat oorfaak^van valshettof dolingin
ft is. Ik fal nu hier niet twiftrcedencn waarom gy ^'t verftant
b d^enhe macht van de denkbeelden te kennen noemt , of van de dinp;en ^' Sj/^/wcW.
zeiven enkely k, en zonder enige beveitigmg ot ontkennmg ».w
te f begrijpen j cn datgy de wU , of de s vrije keur een macht van t'oor-
delen noemt. Ik zal alleenly k voorftellen waarom gy de wil , of <■* Negauc.
de i vryheit van de keur met in zekere ^ palen belluit,en ^ 't ver- 1,^//"'""^
ftantal. Want zeker, defe twee machten fchijnen fich evens ^''■^'•«»»
wijd uit te fpreiden , en ten minften het verftant niet minder , ufIuhiZ
dan de wil , dewijl de wil fich tot geen ding gedraagt , dat niet f'/;^;;^-
van 't verftant voorfien is. arh,tru.
ik heb ten minften niet win gefegt , om dat het verftant fich ook
wyder fchijntuit teftrekkcn, dan de wil: vermits wy niet al- '
leenlyk geen "» wil, » vryheit, en by gevolg, « verkieftng , p na- '^If,""^^:^
trachting , of *ï afkeer van enig ding hebben , 't welk wy niet ö euhiI'!'*'
hebben begrepen , en daar af het 'denkbeelt niet van « 't ver-l','^''^'?*'*"
» ftant begrepen en voorgeftelt heeft geweeft , maar om dat wy q
ook veel dingen duifterlyk verftaan , daar af wy geen oordeel, \ ^f^^^;,i^
natrachting of afkeer hebben gehad; jade * macht van t'oor-tF"c«'ï
deelen is dikwijls zo twijffelachtig en onfeeker , dat 'er , als 'c
gewicht der redenen gelyk is , of- als 'er geen redenen zijn, geen
u oordeel volet , fchoon w 't verftant ondertuÜchen dc dingen u iftdidum.
bevat, die'' ongcoordeelt blijven.
Wyders, als gy zegt dat gy altijt groter en groter dingen kont ver- y
flaan^ en namelyidefe y macht z.elve van't verftant, van't \velk g/u!eïtnfiui.
ook een "^oneindig denk^eelt kont vormen : zo betoont dit dat het'"*
b verftant niet meer « bepaalt is, dan de wil , als het fich tot een li,
e oneindig voorwerp uitftrekken kan. Maar als gy bekent dat c ^^^^^^^^^
mv Wil met de goddelijke wtlgelyk^word , met mtftrekkeljK, maar vorme- , oiruium
lyk ; zo befie"; ik bid u, of het zelfde ook met van f't verftant ge- [tS,.,
legt ma^^ worden, als gy de vormelijke kundighcit van't ver- «-^ „«/-ar,
Qoz ftant
F ar mare,
Intellccltts:
Lonttsitiu.
\ Vulnntus,
vijfde Tegemverfingen.
llant niet anders , dan die van de wil , bepaalt. Maar , om kort
te gaan , zeg ons , waar toe kan de wil (ich uitftrekken , daar 't
verllant hem niet bereiken kan? Dieshalvcn fchijnt niet dedo-
Img hier Hit voort te kpmeny gelykgyzegt, dat devoüfch wyderuit^
breid, dan 't verft am , enfich mjireit totdiedmgent^oordeelen ^ die van
't verflant met begrepen worden : maar wel hier uit , dat , fchoon zy
fichevcn wijd uitftrekken, 't verftant iets niet welbcgrijpt,
en de wil niet wel oordeelt.
a v^innw. Gy behoort dieshal ven de ^ ml met ^ bmten de palen van '/ verftant
h Ertrn f!ncs drij ven , om dat hy niet van de dingen oordeelt , die niet
tnuuefiu*, van't verftant begrepen worden,cn alleenlyk qualyk oordeelt,
om dat het verftant qualyk begrijpt. Wat het voorbcelt aan-
cX^fioci. gaat, 'twclkgy x-^/f bybrengt , in't ftukvan de «rede-
Te'h nüa nering , die gy van de wefentlykheit der dingen gedaan hebt,
\cr»rn. hct is wcl CU rccht , voor zo veel het « oordeel van u wefentlyk-
heit betreft: maar wat d'andere dingen aangaat, zo fchijn'ct
fi\ntta, niet recht genomen : want wat gy zegt , of boert , gy twijffelt
nietwarelyk, maar gy oordeelt geheel dat'er iets behalvenu,
iDU naum en van u ^onderfcheiden is , dewijl gy te voren verftaan hebt
dat'cr iets bchalven u , en van u onderfcheiden is. Wat aan-
gaat dat gy onderftelt^/^^ reden voorkpomt j dte^t een meer
g SH?f>ncre. dan U andfr aanraad , gy kond dit wel i onderftellen , maar gy be-
hoort met enen t'onderftellen dat'er geen oordcel fiil volgen,
y^voiuntM. maar dat de ^'wilaltijt ^onverfchillend fal wefen , cn niet tot
Vifniuifu: oordelen fal beüuiten, tot dat het k verftant meer ^waarfchij-
ii^mV«'',-*nelykheit aan d'andere zijde, gevonden fal hebben. Dieshal-
'"''i'ndifcrcr,. ven , dat gy zegt dat defe ^ onverfchiUemhen ftch z,odamg tot di€ dm-
ua" ' '""'gen ftttftrekt, die niet kj^relyk^genoech bekent zijn, dathoedanige^be*
rrMfc>r vpiifelfjke gifingen u naar d'een zijde jlepen, de hnnis billeen , van dat
het gt(fin^n zijn , a tot de ftrijdtge toejfemming drijven ktm : dit fchijnt
geenfins waar te wefen. Want defe kennis, van dat het al-
leenlyk giflingen zijn, fal wel maken dat gy naar die zijde,
naar de welke zy u trekken, met fchroom cn twijffeling oor-
delen , maar nooit dat gy uw oordeel naar de ftrijdige zijde
zult keren, 'ten zy dat'er meermaals niet alleenlyk bewijfe-
liike , maar ook bewijfelijker giftingen voorkomen. Gy
voegt 'er by dat gy dit in defe verlede dagen hebt bevonden y toengy
onder (lelde het qeen valjch te wefen , 't vpelk gy voor de zekerfte waar-
hen gelooft had. Maar gedenk dat dit noch met aan u toege-
ftaan is: want gy hebt warclyk met konnen gevoelen, ofu
over-
Fijfde 'Tegenwerfingen. 2.37
overreden dat gy de zon, aarde, menfchcn en andere dingen
nier hebt crefien , de klanken met gehoort , met hebt gewan-
delt ceèwn, gefchreven, gcfproken, en diergelijke dingen
eedaan te weten door't gebruik van 't hghaam, en van des
lelfs" werktuigen. , .. . , .
Dieshalven , Atvorm vm doUng fchijnt niet to zeer te beftaan
in '« onnck tihrmK vah de vrije ml , gelyk gy verfekcrt , als in
M'ongelykieit des oordeels van het geoordeeld ding ; en hier J-'^j-^
uitgerefen, dathet c verftant dat ding andersbevat d^n h^^^^
in der daat is. Het fchi nt dan met zo zeer de fcr.dt van de vyil ^ •
ië wefen , dat hy qualyk oordeelt , als wel van't veriiant, dat'ct
niet recht vertoont. Want de wil fch.,nt zodanig van t ver- "
ftant af te hangen, dat, zo 't verftant letsklarelyk begrijpt,
of fchijnt te be|nipen . de Wil daar af een vaft en bepaalt oor-
deel doet 'tzv dat in der daat waaris, of voor waar geacht
to d MaarTndien't verftant het duifterlyk verftaat , zo
geeft de wil een twijff-elachtig en belchioorat oordeel , dat
naar de tiit voor waarachtiger gehouden word , dan het tegen-
deel , ' t zy dat'er waarheit of valsheit onder is. Ln d.t is d oor-
^kdatw^onsnietzoz^adoc^^^^^^^^^^
relirre'^^"weln?nL^^^^^^^^^^
tedoenrals wel onz verftant tot klaarder kennis te voegen,
daar akiit een oordcel op volgen fal.
IV Gv, de vrucht en nuttigheit vergrotende, dicgyiut
defe =Bedenkin£T kont verkrijgen, belluit en voorjchrtjfe wattM.diuti»i
r„ente doen haft om waarheu te verkrijgen, d,e gj , YP'-'P'
Zmen z.Hh , ' dat gyvoln,aak,teljkverftaat .ge-
„Smerkt , en dit van d andere d,ngen , d,e gy verw^rdeUjkfr endm-
flerlyker bevat , enderfcheid.
Dit is niet alleenlyk waar, maar ook zodanig , dat de gehe-
le voorgaande Bedenking, zonderde welke men zulks vcr-
iv-iankafi, vergeefs en overtollig fchijnt gewceft te hebben.
Aonmerk dan, geleerde man,dat de zwangheit met zo zeer hier
ki fchiint te beftaan , of wy , om niet bedrogen te worden , iets
l^^rel vk en onderfcheidely k moeten vcrftaan . maar door wat
klaie yKenoi.u jerfchciden konnendat wy zulk een f.^r„«
klare en «"^"'"^ konncn worden. En wy hebben u7«.
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuestLLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Hoog.
199D 14
238 Vijfde Tegenmr fingen.
fchoon wy fchijneii iets zo klarelyk en onderfcheidelyk te ken-
nen, dat wy niets klarelijker en onderfcheidelijker konnen
kennen. Gy hebt dit ook aan uzelf tegengeworpen , enwy
verwachten echter noch defe konll of middel , daar men voor-
namelyk mee befich behoort te wcfen.
OP DEVYFDE
BEDENKING.
ï^f^t. Van de mzentheit der ^'Jlofelijke dmgen y en weer
fExipre, van God y dat hy " mzentlykis.
a jneditatio. "ITr At de vijfde Bedenking aangaat , gy zegt dat gy u ^ on-
{ ^!l"um. VV derfcheidcl yk inbeeld ^ Hoegroothen , dat ts 0 mtftrek^k^ng ^ in
^ Extenfio. i,ifigtc , heette, en diepte , ookj in getal ^geflalte ^gelegenheit , beweging en
i\tHm&prJ- durmg.Ondci' alle defe dingen, van de welken gy>gelyk gy zegt,
fumhirru de ^ dcnkbeclden hcbt , verkieft gy deigeftalte, en van dege-
y/^JfeT.*.;^ ftalten de Driehoek, van de welk gy dus fpreekt : Schoon'er
fuHm.mo . ^ijjchien zoodanig een " geftaite nergens buiten mijn ^ denking p wefentljfk^ü^
^ratmitmT Hoch ooit gewecfi heeft , z^o ts echter daar m een ^ bepaalde natuur , die met
f%«riï '^^^ "^^^^^^^^ ^> enniet ^van mijn geeft afhangt, gelyk^ook^ hier uit
m TrUngu. blijkt , dat men verf :hetde ^ eigenf :happen van def ? » driehoek^ k^n tonen ,
n'èigttra. tjamelyk, ^^^^ ^^^f^ ^^'^ hoeken u „^et twee rechte hoeken geLyk z.tjn , dat
O Co^jMio^ de grootjie z^ijde de groot ft e hoe k,onder togen is , en diergelijke dingen , die
q?5(«r*\/c ik.i V ^^^^ of onwil i nu kjarelyk.be ken , fchoon ik,te voren^ toen ikjny
urmhuita. ecndriehoekjnbeeldde , nooit daar op gedacht heb , endieshalven niet van
lï^enTr!. my vcrdicht zijn. Daar is al't geen,'t welk gy van de w wefentheit
s ^rofmu-^cj-fi-offelijke dingen hebt. Want het weinige, dat gy daar na
hier by voegt, behoort al tot het zelfde. Ik wil hier niet blijven
l^u!7!sfiu^^^^* maar alleenlyk aanv/ijfen dat het my ftraf fchijntm^e w^-
wEffinL * tmr , be halven d^ opper fie God , onver ander lyk^ en eeuwig te ft ellen,
rcrummau- Qy ^^\^ miflchicn zcggcn dat gy niet anders bybrengt , dan
h geen , dat men dagely ks in de fcholen leert , te weten dat de
ix i^atura X naturen of wcfenthcdcn der dingen eeuwig , en dat de v voor-
fcys\ma fteiii„2-endaarafook van * eeuwige waarheitziin. Maar ditis
y Trfffe/Triff. ook hard , en kan zwarelyk begrepen worden, dat 'er een
T^,urnA menfchelijke natuur zou zijn, fchoon'er geen menfch was,
vcm^^ of dat men de roos een bloem mag noemen, fchoon'er ook geen
roos was.
Men
Vijfde T ^gemverpingcn. 239
Men zegt dat 'et iets anders is van de awefenthcit, en iets » f/tfn/i^:
anders van de wefentlykheit der dingen van eeuwigheit x.^hexifttnxiê
fpreken , maar dat 'et echter ^ wefentheit is. Maar dewijl 't c7^1',„^
voornaamfte , dat men in de dingen vind , a wefentheit is , wat effcmm,
is 'er dan aanmerkelyk van God, als hy de « wefentlykheit e£Afij?mw*
voortbrengt? Zeker, hy doet niet meer , dan als een kleerma-
ker den menfch een kleed aantrekt. Maar hoe zullen zy bewe-
ren dat de f wefentheit van de menfch , dieinPlatois, eeuwig
en g onafhangely k van God is ? Dat hy algemeen is , zullen zy Tdco.
zeggen. Maar in Plato is niets , dan >befonder. Maar 't ver- [j '^'^W^a
ftant is gewoon uit de naturen van Plato , cn Sokrates , en uit \s\nitiUrt,
diergelijke naturen der anderen menfchen zeker ^ gemeen be- J^^^;;^';^'^^^^
grip af trekken , in 't welk zy alle overeenkomen , en dat dies- cov,mi*nu,
hal ven d'algemene natuur , of m wefentheit van de menfch
gcnoemtmagworden.voorzo veel als men verftaat dat zy met
yder menfch overeenkomt. Maar dat zy » algemeen heeft ge- .
weeft , eer Plato en d'anderc menfchen waren , en o 't verftant " tMtUjChis:
haar p aftrok , zeker zulks kan niet verklaart worden. J*,,
Maar, zult gy zeggen, is dit q vooritel, de menfch is een dier, q m>'f^^i'^^
niet waar , fchoon'er niet een menfch ' wefently k was , cn dies- '
halven van eeuwigheit waar ? My dunkt neen, danallcenlyk
metdefefin, dat, indien 'cr ooit een menfch fal zijn , hy een
dier wefen fal. Want zckerlyk , fchoon 'er ^ verfchil tulfchen « T^ifcnm»:
defe twee » voorftellingen fchijnt , de menfch ts , en de menfch is een » "^ropop;»^
dier^om dat door d'eeritc klarelijker de" wefently khcit,en door
deleftede w wefentheit aangewefen word : en nochtans word JJ'/^';;'^'^*; '
de X wefentheit niet van't eerlle, en de y wefently kheit niet vau y Ex'iftentu*
'tlefte uitgefloten. Maar als men zegt ^tfw^w/c^ii, zoverftaat
men een ^dierlyk menfch; en als men zegt de menfch is een ^J^'"*'^*'
dier , zo verftaat men de menfch terwijl hy ^ wefently k is. Wy- iSxi/iere^
ders, dewijl dit b voorftel ,de menfch is een dier , niet van gro- Pro^^^vt;
ternootfakelykheitis, als dit, Plato is een menfch, zo fal dit , .
lefte ook van eeuwige waarheit welen, en cPlatoos belonde-f/7;,„tMy7«.
re wefentheit niet min, dan d'algemenc wefentheit van de
menfch , van God afliangen ; cn meer diergelijke dingen, ver-/«
drietig om te verhalen. Ik fal hier echter by voegen,dat,als men ,
zegt dat de menfch zodanig van natuur is, dat hy met wefen
kan of hy moet een dier zijn , men fich echter met moet inbeel-
den dat zodanig een natuur iets, of ergens f buiten 't verftant f T..t,, ,v
iss maardatdefinallcenlykisdat, op dat leis een menfch zou ^'^'^'"''^
zijn.
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuestLLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
24© Vijfde Tegemverfmgen.
zijn, hy met d'andere dingen gelyk moet welen, aan dc welken,
■%sm\utHio, om d'onderlinge agelykhcit , de felvc ^ benaming van menfch
hDjnom^na. gegeycn is, om, feg ik, de gely kheit der befonderc naturen, uit
cJ^'tciiffiHi. dewelke ^ 't verflant gelegentheit en middel heeft genomen ,
t iZT'^' om een begrip of « denkbeelt,of een f vorm van de gemene na-
fForma, tuuv tc maken, van de welke 't geen, dat een menfch wefen fal,
iiict afwijken moet.
t^jirj'^'ïu, dieshal ven het felfdc van uw s Driehoek , cn van des
rmmÜï^^^ fclfs uatuur feggen. Want de ^ Driehoek in de geeft is gelyk
]lïtiutL 5 i^^^c gy nafpeurt of iets een driehoek genoemt
1 jriangHii ' mag wordeu. Maar men mag daarom niet feggen dat zodanig
r/Clr/. driehoek * iets dadelyk , en een ware natuur buiten k »t ver-
n Tro^ricia- ftaut is, dat alleen, de ^ Hoffelijke driehoeken gefien hebbende ,
oTnannsiU ^^^^ "atuur , cvcu als van de menfchelijke natuur gefcgt is,
^T/,'f'ui S^"^o^mt , en gemeen gemaakt heeft.
fZw'C^'''*' Men heeft dieshalven ook niet t'achten dat "d'eigenfchap-
^hnciuau,. pen, van de" ftofFclyke driehoeken betoogt, daarom met hen
r.fnc a. overeenkomcu, om dat zy hen van de p denkbeeldige driehoek
iirUniHiHs ontleenen, (vermits zy hen eer in lich hebben) dan voor 20 veel
\'inurdc. hetjjverftant, hen gefien hebbende , defelve 'eigenfchappen
^^c^ r4;>- aan ' d'inbeeldige driehoek geeft , om die daar na, ' als men be-
vPr'oi>riru- toog fal doeu, weer op te leveren ; op een fel ve wijfe als " d'ei-
humtlT g^i^l^happen van de menfchelijke natuur niet in Plato en So-
v/'^ijtura. krateszijn, alsof zy die van ^d'algemene natuur hebben ont-
^'mvcr/'uuu fangen, dewijl, in tegendeel, d'algemene natuur hen daaroin
tiintcii^Hs. heeft , om dat het '« verftant hen aan d'algemene natuur toege-
voegt heeft , na dat 'et die in Plato, Sokrates en anderen heeft
y R,am;««. befpeurt, omdieaanhenweêrtekveren, alsdeyRedenerin^T
fulks van node heeft. ^
xinuUiHu,, Want het is klaar en bekent, dat het z vcrftant,Plato,Sokra-
^.wTx!"*' tes en andere menfchcn , ^ alle redelijk , gefien hebbende , dit
iLlttiu ^ ^^g^^^^^^" voorftel daar uit gemaakt heeft , Alle menfch is re-
delyk, endaar na, als hy wil bewijfen dat Plato redelyk is, dat
d ^,%//- yoor 't bcginfel tot zijn Sluitreden neemt. En gy , « ó geeft,
c 0 'mcn,^ zegt datgj htt ^denkbeelt van de dnehoel^hebt , en dat gy '/ hebben foud^
liu^ f^^°^^ EJ ^^'^ ^"^l^ " driehoekige geftalte m de lighamen gexSen had , gelyk^
5 iiittra gy het den kbeelt van veel andere gejlalt e» h(bt , dte h noit voor de '^jinnen
Isl^^'' ^^jngekomen,
^ Maar feker, indien gy,gelyk ik hier voor gefcgt heb,tot noch
y.ÏÏ^r" zodanig van alle ^ werkingen der finnen berooft had ge-
weeft,
vijfde Tegenrnrfingen, 241
Wecil, dacgynoitgeficn, noch verfcheidc * vlakten of i> uit-. W-Z^.w
tcilten der hghamcn aangeraakt had , meent cy dat cv het^^^'^""-*
denkbeelt van de driehoek , of van een anH^r^ d 1
te zoud, hebben, of m u hebben konne'^ v^^^^^^^
hebt alrcc veel ^ denkbeelden m n , dte met door de g ^^nn^n in IM^,.
ingevallen z.tjn. Maar gy hebt hen lichtelyk, om dat rv hen^^"
uit de dingen , die in u i> ingevallen zijn , i verdicht , enÜ/4%\
yericheidcn daar af k vormt, en dit op de voorverhaalde t^f^:;*
Wyders, men fou hier te fpreken hebben van de valfche
mtuurdes driehoeks, die onderfteltword uit lijnen te beftaan,
öic geen breette hebben, en die ook onderftelt word plaats fon-
C^Ia^^"^^^ begrijpen , en op drie punten uitgaan maar wy
louden te verre van 'tfpoor lopen. ^ ^
II. Gy, al vervolgende, begint Gods wefentlykheit te'"ö«.*.-.
betogen , en ftelt de " kracht van uw bewijs in dcfe vvoorden : {T.!" «
ZZ^''"* % T 'P"^''^'^ '^''^ kcnnelyk dat de - mz^emlykheu z.^-"". - '
m mg van p Gods mz^cnthen afgefchetden kan mrden , als v/nde . ; .SJCr"
Z.en hen des driehoeks d4 ^grootheit z^ijner drie hoeken , die met txvee-'- .
nehte hoeken geHjk^zjjn-, of het ^denkbeelt des dals van' t denkbeelt des?2:X
bergs : in voegen dat het niet min flrijdig is een God , {dat is ^''t opper (Ie ' '^^-^S"""'"
^.W^^. wefen) aandeyvelk.yez.cntlykheitgebreekt , {dat isaan deVE^n^rn:
mi^Mtgevolmaaktheit hapert) dan een her gte bedenken , die aeen dal'''^'"^'"'-
heeft Maar hierftaat te merkendat uw gelijkenis met wel ea
xccnc IS.
«.S^ gy vergelykt wel behorelyk dew wefentheitmetde .r/..,-.,
wciencneit ; doch gy vergelykt daar na niet de x wefently kheit
met de wefentlyldieit , of yd'eigenfchap met d'eigenfchap , yT.,.r.r..
maar de wefentlykheit metd'eigenfchap. Men fou dieshalven ,
zo t ichijnt, mogen feggen dat men, om zo te fpreken, zo wei-
nig almachtigheit van ^ Gods wefentheit kan fcheiden , als ^o««r>..v«-
vandebwcfentlykheit des driehoeks defe c gely kheit der groot-
heit van de hoeken,of dat men zo weinig Gods wefentl ykheit
van des felfs wefentheit kan fcheiden, als van de wefentheit des .'Sr
driehoeks des lelts welentlykheit, want dus louden de beide
vergelijkingen goet hebben geweeft , en dus zou men niet al- ST/r
leenlyk d'ecrfte , maar ook de lefte aan u toegedaan hebben :
fchoongy echter daarom niet betoont foud hebben , dat God '/"«/m'*/'^'^
nootfakelykewefentlyk is,om dat de driehoek ook niet nootfa-
kclyk welbntlyk is,hoewel zijn wefentheit en wefently kheit in
Hh der
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
242 T^iff^^ Tegenwerpingen.
derdïiat niet konnen gefcheiden worden, hoe men hen ook
iiMens. door de ^ geeft fcheid, of befonderlyk bedenkt: gclyk men
b fS^^;,^ ook de goddelijke i>wefentheit en c wefentlykheit bedenken
C SxtlenUA. ^^^^
d EMrjt.nun, ^y^gj-g ftaat aan te merken dat gy de a wefentlykheit onder
de goddelijke volmaaktheden plaatft, en haar nochtans niet
tPerfeifio. onder de e volmaaktheden van de driehoek, of van den berg
f Shü cu]ttf- Helt, fchoon dit echter ^naar yderswijfe, yolmaaktheit ge-
qnemodo, nocmt mag worden. Maarzeker, wefentlykheit is geen vol-
maaktheit, noch in God, noch in enig ander ding, maar t geen,
zonder 't welk geen volmaaktheden zijn.
g Exiftcre. En zeker , 't geen , dat niet s wefentlyk is , heeft geen vol-
maaktheit, nochonvolmaaktheit : maar 't geen, 'twelkwe-
h sxtflcntu. fcntly k is, en veel volmaaktheden heeft, heeft niet de ^ wefent-
lykheit als een zonderlinge volmaaktheit , noch als een uit het
getal der volmaaktheden , maar als't geen , door 't welk zo wel
dit zelve, als de volmaaktheden, wefentlyk zijn, en zonder
't welk men zegt dat dit geen volmaaktheden kan hebben , en
dat 'cr ook geen volmaaktheden konnen wefen. Hier uit volgt
i fx,y^«//4. dat noch de 'wefentlykheit, gelyk de volmaaktheden , gefegt
word in 't ding wefentlyk te zijn, noch, indien aan een ding
wefentlykheit gebreekt, dat het zo onvolmaakt, of van vol-
maaktheit berooft gefegt word , als geen wefentlykheit.
k verfcnio.^ Dieshalven, gclyk gy , de ^ volmaaktheden van de Driehoek
VExIltlnua! tcllcnde , de 1 wefentlykheit daar niet onder ftelt , en daarom
in exijhrc, niet befluit dat de Driehoek wefentlyk is; zo behoort gy ook,
Gods volmïfaktheden tellende, dc wefentlykheit niet daarin
te ftcllen , om te befluiten dat God wefentlyk is , zo gy »^ 't be-
ginfcl niet wilt ophalen
^i. ^rSu!''' ^^ö^ ^^^^ andere dingen de o mfentljl^heit van de mfentheit
P 'bijimuc' p onderfcheiden word , maar niet in (jod. Maar , ik bid u , hoe wor-
^^Exuuntia. ^^cn Platoos q wefentlykheit en wefentheit onder malkander
&E(rmtin. onderfcheiden, dan alleenlyk door de 'denking? Want^on-
J derftel dat Plato niet meer «wefentlyk is, waar falzijn "we-
xe^x,(i,re» fentheit zijn ? Konnen in God niet ^^opgelijkc wijfe de we-
Vi'artZ'odo fentheit en dc wefentlykheit door de v denking onderfcheiden
*J,f'i;^i^^^^ orden?
7cÓ"iuiio, G y doet daar na aan u zelf dit voorwerp. Maar gelyk. hier mt ,
dattk^een bergmeteen dal, of eengevleugelt paert hegrijp^ niet daarom
* 'i/olgt dat *eï een herg , of zjf danig een paert ^wefmlykjs , z^o volgt hier
Fijfdc Tegenyverfmgen, 243
tihy dat gy Godals wefentljil^begrijpt j ook^met dat hy wefentljkjs. Gy
zegt dat hier bedroch fchuilt.Maar gy zoud dit bedroch,'t welk
gy zelf verdicht , lichtelyk opgeloit hebben, voornamelyk
met defc zo klare ftrijdigheit voort te brengen, te weten dat
de a wefentlijke God '* niet wefentlyk zou zijn , noch van gelij- ^
ken met een berg of paert te nemen.
Maar indien gy, gelyk een berg met een dal , en een paert
met vleugels , God dus met zijn wetenfchap , macht, of andere
«^toevoegingen begrepen had, zo zou 'er zwarigheit gerefen ^^^•'"'^'"'«^
wefen , en gy zoud te verklaren gehad hebben , hoe 't gefchie-
den kan dat men een nedergaande berg, of een gevleugcit paert
kan bedenken, zonder dit, dat het wefentlyk is, en dat men
geen wetende en machtig God zonder dit, dat hy wefentlyk
is , zou konnen bedenken.
Gy zegt dat V/ niet vry ftaat God sLonder vpcjentlykheit ^ dat is '•^^ttriiHta,
^ topperfie volmaak^te wffen z^onder d' opperjle volmaakthett , telpeden-
gelyk,'t\velvry (laat een paert met of z^onder vleugels te verdichten.
Hier IS niets by te voegen dan dat, gelyk het vry rtaat een paert
met vleugcis te bedenken , zonder op des zelfs wefentlyk heit
te merken, die naar uw ftelling een volmaaktheit wefen zou,
indien'erdit byquam , het ook vry is op een God te denken,
die wetenfchap , macht, en d'anderc volmaaktheden heeft,
zonder op zijn * wefentlykheit te denken, en indien hy defe f £;„y/,„„^^
heeft, zofalhy van d'opperfte volmaaktheit wefen. Dieshal-
ven, gelyk hier uit, dat ik op een paert denk, 't welk de vol-
maaktheit der vleugels heeft , niet volgt dat het wefentlykheit
heeft , de welke naar uw ftelling de voornaamfte der volmaakt-
hedenisj zo word ook hier uit, dat ik opeen God denk, die
wetenfchap en d'andere volmaaktheden heeft , niet des zelfs
wefentlykheit befloten, maar moet ook noch bevvefen wor-
den. En hoewel gy zegt dat z.o welde wefentlykheit y als d'andere
Volmaaktheden in s denkbeelt vant opperfie volmaakje wefen bevat wor- p
den, zo zegt gy't geen, dat noch tebewijfen is , en neemt het /Sr'"'*
hbefluit vooreen »beginfel. Want anders zou ik ook zeggen ,
dat in k't denkbeelt van een volmaakt 'gevleugelt paert niet k^i!.?''''''*
alleenlyk defe volmaaktheit , dat het vleugels heeft , maar ook '
defe , dat het wefentlyk is , begrepen is. Want gelyk God m Exijicr^
in alderhande volmaaktheden volmaakt bedacht word , zo
Word ook het gevleugelt paert in zijn geflacht volmaakt be-
dacht : en men fchiint hier op niets te konnen antwoorden, dan
Hh2 dat
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
2 44 Vtffde Tegenwerpingen.
TroPortio. dat mcii , a op evenrcdcnheit lettende, ditnict voor beide ^e-
^ejcrv.,a. bruikcnmag.
1, TrUnou. G y zcgt nocli dap , gelykjnen , op een drlehoek^denkende , niet noot-
i'rr»4«?»./^^^^7^^^^^^^^f^^«^^»» dat hy^ drie hoeken heeft y diemet twee rechte
^^^ken gelj/k.z.ijn i fchoon dit niet minder waar is, gelyk,de geen^ die dit
i HO JU TV a, j^^^i^pg^y^^ bevinden fal, menook^zj) wel op Gods andere volmaaktheden
u £>cifl^ntm, , z^onder op z.ijn wefemlykhett te merken , maar dat z.y daar-
om niet jnmder waar is , als men aanmerkt dat z.y een volmai^ktheit is,
Gy fiet wel wat men hier op antwoorden fal , te weten dat , ge-
I TrZglt"- ly 1^ men defe e eigenfchap federt in de ^ driehoek bemerkt , om
^"^ ^ t^at zulks door s betoging bewefen word, men ook metbeto-
^^Demyni ra. ^^^^ ^^^^^ bcwijfen dat men h wefentlykheit in God bemerkt :
h £.c;)j.»fM. want anders fal ik zeggen dat alles, 't welk men begeert, in
. ^^^^^^^^^^.^ yder ding wcfen kan,
Yfr^ura " Gy zegt ook datgy , aan God alle volmaa^then ' toeëigenende , niet
^^H^ciraUtc' eveneens doet als of gy achtte dat alle ^ vierfijdige gejlalten in een ^ kring be~
Vórcuiu*. troiien Wierden y om dat y gelyigy hiermifl, vermits ay federt bevind
n^Kl^ji^. dat'er geen-^ fcheve rnit ingetrokken kan worden y gy hier m met mift y om
utx,junna. dat gyfedert bevat dat de'^wefentlykjHit aan godvoegt en behoort. Maar
zeker, gyfchijnt eveneens te doen, of indien gy 't niet doet ,
oExijienüa. xo moct gy nootfakelyk tonen dat de ^ wefentlykheit niet met
^Khombus. Godflrijd, gelyk men toont dat het met dep fcheve ruit ftry-
t^cMtü. digis, in een Mrontbefloten te worden. Ik ga d'andere dingen
voorby , die gy of niet verklaart, of niet bewijft,of door't geen,
rE/r.«/M datalreêbygebrachtis, los gemaakt worden ^dat men mets
f£x,p»t]a, kan bedenken y tot welks 'wefentheit de 'wefentlykheit behoort y dan tot
Godalleen dat men geen twee of meer dusdanige Goden verjiaat , dat
% s^tijicrt, zoodanig een Cjodvaneemigheit ^wefentlyk, geweefi heeft , en tot in eew
wigheitblmenfaly dat gy veel andere dmgen in Godbegrijpt^ daarmen
metsvan aftrekken, of hen veranderen kan; dat men defe dingen van
naderby behoort t'aanfchoHwen ^ en naerfltglijker na te f peuren , om hen
f ontdekken , en z^ekerheit daar af te krijgen , en za voort»
1 1 1. Gy verklaart eindclyk dat de zek^erheit en waarheit van
»r ^iley^vi^eicnfchap zoodanig van d' enige "^"^ kennis des ware Gods^ afhangt y
I^/""" ^^t men , defe met hMende , geen z^ekerheit of xvare wetenfchap heb-
TLetndtfe, ben kan. Gy brengt hier toe een voorbeelt, cn zegt: want als
VaTnit y natuur van de driehoek^ aanmerk^, z.o bevind t\y dte'de r,begin-
i/T/ï,/*, felen van de Meet kon jl geleert heb y kjarelyk^ dat des z^elfs drie hoe-
^eomttfU. i^cn met twee rechte hoeden gelyk. z^ijn. kan aan de waarheit hier
'i^"*""^''''- af met twijfelen;, x^o lang als tk, des z^elfs ^betoging merk,. Maar xj)
Fijfde Tegemv er pingen.
245
haa^ ^ (iUtkjnï]n ^ verflnnt daar af gekeen heb, tlo kan echter ^ fchoon A^^if*"'*"^
my noch heugt dat ik^het kjarelyk begrepen heb , lichtelyk^ gebeuren y"*
dat ik^ twijfel of het waar ts , indien ik^ geen k^mns van God heb. IVant
ik.kan my ^overreden dat zoodanig van natuur gemaakt hen , dat /'/^f' ^erjmde'
famtijts m die dingen dool, die ik meen kj'^irelyk.te bevatten -y voorna-^''
melyk^als tk, gedenk, dat ik^veel dingen voor waar en zieker gehouden
hebt die ï^, door andere redenen bewogen , federt geoordeelt hetvalfch
te wefen. ^JHaar na dat ik^egrepen heb dat ''er een God is , om dat ik,
ook^ verfiaan heb dat alle d' andere dingen van hem ^ afhangen y en hy c DefJtndcrf,
geen bedrieger zs , en daar uit heb befloten dat alle defe dingen , die ik,
klarelyk.en onderfcheidelyk^bevat ^ noo{fakel}k,\vaar z.ijn, z^o k^nwen
fchoon ik^niet meer op de redenen merk, , om de well^en ik geoordeelt
heb dit waar te wefen 9 als ik^alleenlyk^ gedenk^dat ik,^t kjarelyk^enon»
derfcheidelyk^ deurfien heb , geen ftrijdige reden by brengen , die my tot
twijfelen aandrijft: maar ik, heb hier af een ware en ziekere wetenjchap:
en niet alleenlyk, ^^^r af, maar ook^van alle d' andere dingen , dieik^ge-
lyk, my heugt ^ eens betoogt heb ^ gelyk van de '^meetkundige en ^^;fr-J-C)<;«e«/?r/i«
gelijke dingen. '^heom^tri.
Zeker, mijn Heer, dewijl ik geloof datgy ernfl fpreekt,".
20 fal ik op defe dingen niets anders zeggen , dan dat gy
zwarelyk iemant zult krijgen, die geloven zal dat gy voor
defe tijt , in de welk gy van hoger dingen van God redeneert,
min zeker waart in dele ^ meetkundige betogingen, dan gy fD^^wooyFr.!.
federt hebt gewecft. Want zeker dcfc betogingen fch ij nen'JJ'jJ"*
zo klaarbiijkelyk en zeker tc wefen, dat zy uit fich zeiven ^A"/»*;
s toeflemming afwringen, en , eens ^ begrepen zijnde, ^ 'c ver- J.'^^*"'*'^"'"
ftant niet meer in twijffcl laten : ja zodanig , dat men 'LQ\conceft.t.
grote reden zou hebben om hier in niet voor de lillen van
i defe quade geefl: , die ons geftadiglyk wil bedriegen , tevre-i vrAvxu iHt
fen, als gy gehad kont hebben , toen gy zo onbefehroom-
delyk verlekerde, (fchoon God noch met bekent was) dat
gy niet bedrogen kont worden in dit "M'oorltel cnnbelluit, mTropofuc^;
/kdenk^y ik dan wefentlykr hoe waar het ook is ( gdyk '»
'er ook geen meerder waarhcitis) dat God "wefentlyk, ^X'^loExi^lerei
hy de ftichter van alle dingen, en geen bedrieger is, noch-^.S,T/*
tans, om dat defe dingen niet klaarbiijkelyk fchijnenaJs de- '•'■'"'^''"'»''»*
fe P meetkundige betogingen , alwaar 't maar om defe oor-
faak , dat veel mcnfchen q Gods wefentlykheit , de fehep-
ping der dingen , cn't overige van God tegenfpreken , en .
defe ï betogingen van niemant ontkent worden, wie zult J^'^^^'"*'"
Hh 5 gy
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
24^ y^fiie tegemverfingm.
zvcrf^^dcrcgy dan vinden, diengy ^ overreed dat defen hun Idaarblijkc-
lykheit en fekerheit van d'anderen ontkenen? En wie fial gelo-
h^thci, ven dat Diagoras , Theodorus, en meer diergelijke bgodver-
cT>^2'''^r.- loghenaars niet dusdanige betogingen voor feker en vaft ful-
len aannemen? Enwieis 'er die, als men hem vraagt waarom
il!'''"^"" w^^t ^'^^^ driehoek <= 't vierkant va^ de gront
c%:iacirri. mct dc vierkauten der zijden gely k is, antwoorden fal; om dat
TSlfdZa ^^^^^ ^^^^ ' ^^^^ "^^^ bedriegen kan , eu dat hy
crTniJ*'"" zo wel van dit ding , als van alle d'andere dingen, de (lichter is:
en die niet eer lal antwoorden ; om dat ik dit weet, en door een
^mZltu.' ^ ontwijffclijke betoging overreed ben ? Hoe veel te meer fou-
ta. den Pythagoras, Plato , Archimedes, Euclides, en d'andere
hMathcmu. h Wiskouft euaars dit geantwoort hebben , van de welken nie-
mantfchijnt te wefcn, die aan God gedenkt, om van hun > be-
i Demonjira. togiHgen feker te zijn. Doch dewijl gy miflchien dit niet van
anderen, maar van u felf alleen belooft, en fulks lofFelyk en wel
gedaan ]s, zo fal ik daar niet op dringen.
OP DE ZESTE
BEDENKING.
^X?''' ^^^^^ ^ '^^fi'^^b^^^^'^^ Jloffelijh dingen y en ^dadelijke
Lt/f onderfcheiding des ^geejls van V lighaam.
ra Ment. j
ff W I Bedenkmg aangaat , ik fal my hier mee niet
p^r'Tm^Z W bekom meren , dat gy in 't begin fegt dat de n ftoffelijke dm-
^TexiRtre ■ ' '^^^^ '^^^^ ^ voorwerp van d€ z^uivere wiikpnft z^ijn , P m-
\Ji\xtZ' fentljikomen wefen ; fchoon echter de ftoffelijke dingen 't voor-
ï/J/r"'* werp van een qgemengde, en niet van de ^fuivere wiskonfl
^THuaHm. Zijn,- gelyk een ^ punt, ' lijn, " vlakte, en ^d'ondeellijke dingen,
« sï.r>n>,, ^^^^ beftaande, en ondeellyk zijnde , niet inder daat we-
indtvifibi. fentlyk konnen zijn. Ik M alleenlyk hierop blijven ftaan, dat
xL:^.w..gy ^ici' wcêr M'jnbeelding van de v verftaning onderfcheid.
yintduato. Want, ó ^geeft, defe tweefchijnendeadoeningen van een en't
l^S'oles, zelve b vermogen, gelyk wy hier voor aangewefen hebben; en
i> FucuitM^ indien 'er enig ^ onderfcheid is , dit fchijnt niet meer te wefen ,
l^tlTum ^Jan J naar 't meer en min. Maar befie nu hoe defe dingen daar
rn^gu & THi- na bewefen worden.
Gy
rijfde Tegenwerpingen. 247,^ï^r.'"'
Gy hebt tc voren gefegt dat ^ inbeelden niets anders is, dan de ^ ge- J
flalte of c '/ beelt van een lighamelyk. ding te'^ bejchotiwen. En hier ftaat n.
gy toe dat ^ verft aan is een ^ driehoek^, ^ vijfhoek^, duif ent hoek,, ^ tien- Yrr'll'nHm.
dmfenthoek^, en dusdanige andere dingen, die k geftalten der lig- y^^'entagt^
hamelijke dingen zijn , tebefchouwen. Gy , nu een ondcrfcheit hcw/o^».
Itellende, zegt dat ' d^mbeeldmg is met ziekere ^ toepaffing van de " ken-
neltjke macht aan '/ lighaam : maar dat dc ^ verftaning zodanig een p toe- lu^r^^"
paffmg of poging met veretfcht. In voegen dat, als gj i enkdyk. j enfon- ^fjjj^^^'^'*^.^
der arbett een ' driehoek^bevat , als een ^ geftalte, uit drie hoeken beftaande , m ^i>^iu<l'
gyfegt dat dn * verft aan is: en als gy^ntet fonder enige ^poging van dc ge- 'j^'p^^^^j^^
ftalteals tegenwoordtg hebt, befchout, onderfoekh en onderfcheidelyk^enbe- c»i^nüfat]va;
fonderijk kent, en de drie hoeken onderfcheid , z.o noemt gy dat inbeelden, p '^J,^/,',^!"'
En dieshal ven , dewijl gj wel fonder arbett begrijpt dat een ^ duif ent hoekj
een geftalte van duifent hoeken is , en datgy nochtans , met toe te paffen en q S^v/fi-
te pogen hem met kont onderfchetden i en als tegenwoordig hebben , en alk
defe hoeken d^een na d' ander onderfeheiden , maar dat gy hem dieshal ven $ F^iraJ''"
verwardelyk, hebt , en als een y tiendutfemhoek^ , of enige andere diergelijke
z geftalte^ z.o acht gy dat dit, ten opftcht van de duif emh gek,, of tiendmfent-
hoek ' verftamng, en geen h inbeelding is. 121^"^"'
Maar fekcr , daar is niets, 't welk verhindert dat men zo wel y ^wV^ic-
zijn «^inbeelding als ^ verftaning op de«= duifcnthock , gelyk op '!f^^„ra,
de f driehoek , uitftrekken kan. Want gy poogt dclcn geftalte a imeiteaio.
van zoveel hoeken u enigiins in te beelden, Ichoon defe me- J.'/^^^-"^^^^^^^
nigte der hoeken zo groot is , dat gy haar niet onderfcheidelyk inüiuiit<i*
h bevatten kont. Wyders , gy begrijpt door dcie i benaming ^^^^tf"^"'
vanduifenthoekeen geftalte van duiient hoeken; maar dele fTn^9««w;
benaming is alleenlyk de kracht van de naam. Want gy ^ ver- u laiZll
ftaat daarom niet meer, dan u hnbeeld , de duifent hoeken in 1
dele geftalte. iimagtuari^
Maar hier ftaat t'aanmerken hoe by trappen m d'onderfchei- ^^^Jlj-l}^'**
ding verloren word, en de n verwarring toeneemt. Want men o Tctrag<^
fal een " vierhoek verwardelijker, dan een v driehoek , q begrij- '^"jr\gomr»i
pen , ^ inbeelden, of « verftaan, maar echter ondcricheidelijker \Tercii>erel
dan een «vijfhoek, defe weer verwardelijker dan een « vici- J y^lv^r^'*
hoek , en onderfcheidelijker dan een feshock, en dus vervol- 1 Pcntaio- * •
gens, tot dat men niets befcheidelykvoorftellen kan, en om u rr/r^..,,,
dat gy't dan niet befcheidelyk kont begrijpen,zo verwarclooft '^"^'.v*"
gy daar naar te pogen. ZHtk''^''^'
Dieshalven, indien gy, een «geftalte y onderfcheidelyk,'^ f'!;*»-*.. .
en met fekere ^finnelijke poging kennende, dit gelijkelyk^c^^'f'U*
* mbeeU/'"-/*^"'''?
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
HhfiaqtnAfio,
b tntilUtliut
C Louietitio.
d GtriM /»
tcrnx cogni-
tionit,
e K^ccidentU'
riurn.
i Secundum
g Dijlnul 't
'vel riniif'e^
tittm,
nnm.
V, Myrioge»
TiHm.
0 Diflinnio
vtl nmijjlo,
p Fir^nrn.
tj I mazinatio.
zUteUeni .
^ content 10.
1 Conff.fio &
remifto.
II lnte!le£l'io.
Wlmaginatio
tia & coh/h»
fo.
y Detiz^tvtta.
& perfpuui-
tiV.
T<\ndi,
a Vü inteüi-
U EjJh.tU
tut,
c FuuHiones,
il Stmudum
niü^n (Sr mi.
nm.
f Imaginan-
do,
g intcUt*tn.
do.
h Idea,
i Mtnt.
k Ider.,
\ Immateria'
lts.
in KAnima,
• II Mens.
p BermahH-
248 ^///^(f Tegemverfingen,
Mnbcelding en ^vcrftaning wil noemen, en alleenlyk verfla-
ning alsgy 'tflechsverwardelyk, en met geen of feer weinig
cpogingbefpiegelti ditflil aan u geoorloft zijn ; maargyfult
echter daarom niet meer dan een '^geflacht van innerlijke ken-
nis konnen oprechten, aan't welk alleenlyk^ toevallig lal zijn
dat men, ^naar 't meer en min ^onderfchcidelykof flaauwe-
lyk, enige hgcfbalteaanfchout. Enlekcr, als wyde ^fevcn-
hoek, achthoek, en d'andere ' gcftaltcn , tot de duifcnthock
ofn tienduifenthoek toe, willen deiirlopcn , en altijt en gedu-
riglyk op de meerdere en mindere onderfcheiding of vcr-
flaauwing merken, fullcn wy konnen feggen waar, of in welks
Pgelhiltc'M d'inbcclding ophoud, en de ' vcrflaning alleen blijft?
Maar fal men niet eer iien een gevolg en rijg van een en de fel-
ve kennis , daar af ^ d'onderfchciding en bevatting geduriglyk
en ongcvo^liglyk afneemt, naar dat de ' verwarrmg.en vcr-
flaauwing toeneemt ? Wyders , aanmerk hoe gy de u verfta-
nmg vernedert , cn d'inbeelding verheft. Want waar naar
tracht gy anders, dan naar d'ecn te verkleinen, en d'ander
te vergroten, dewijl gy aan d'een ^ onachtfaamheit en ver-
warring, cnaand'anderynaerftigheit endeurfichtigheit toe-
eigent ?
Gy zegt da^rm dat de ^ k/acht van ideeUeny voor zooveel zjy van
d€ ^kracht van verflaan onder fcheiden word ^ tot de ^ wez,enthettvanH
nietveretfcht vpord. Maar hoe kan dit wefcn , zo 't een en de felf-
de kracht is, welks <=ampten alleenlyk «i naar 't meer en min
verfchillen.
Gy voegt 'er noch by dat de " geeft ftch in inbeelden naar U lier.
haam keert y tn^'t verflaan tot fich [elf, of tot het ^denkbeelt, dathyin
flchheeft. Maarwatdan, 2-0 de i geeft fich niet tot fich zelf , of
tot het dcnkbeelt kan keren, Tonder fich te gelyk tot iets 'hV-
hamclyk, of door het lighamelykdenkbeelt vertoont , te ke-
ren? Want dedriehoek, vijfhoek, duifenthoek , detienduil
fenthoek, en d'andere geftalten, of der felver denkbeelden
zijn geheel hghamelyk; en de ge.eft kan niet op hen merken,
dan met hen als lighamelyk te vcrftaan. Wat de ^ denkbeelden
der dingen aangaat, die wy geloven ' onftoffelyk te wefen,
gelykvanGod, van d'engelen , vande menfchelijke ««ziel of
ngeeft, het blijkt dat de denkbeelden, die wy daar af hebben,
of lighamelyk , of gelyk lighamelyk zijn, te weten van de
^mcnfchclijke gedaante, cn vandd'dunftc, enkelfte, enon-
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
Ml
Fijfie Tegenwerpingen. .249
gevoelijkftc dingen , als de « lucht cn 't vuur, genomen, jrelyk a^^v &
Wy hier voor ook aangeroerc hebben. Voorts , dat £iv feet dat
gy alleenlyk b waarfchijnelyk gift dat'er enig lighaam c wcfent-
lyk IS i dewijl gy fulks met in ernll kont leggen , zo fal ik mv ^^"^'^^
daar mee niet verletten. " ^
II.Gy handelt daarna van de ^rin,en doet voor eerfl: een feer IJ r
trcftelyk verhaal der dingen , die door de ^ finnen bekent zijn è slr
geworden, endiegy, alleenlyk door ^'t oordeel en beleid
de natuur, voor waar gehouden hebt. Gy verhaalt daar na de
ervarentheden, die 't geloof, 'twelkgy vandehfinnenhad,zo ^^^v^^""'^»
omgeworpen hadden, dat zy u zo verre hadden gebra-t, als wv ^
uinid'eerfte Bedenking hebben gefien. ^ üv...*
Doch ik heb hier niet voorgenomen tegen u om de waarheit
der Minnen te twiften: want hoewel het bedroch of de valsheit k
met in de fin is, die warelyk ' lijdely k is, cn alleenlyk de dingen '
vertoont, die verfchijnen, cn die nootfakelyk uit hun oorfiken
zodanig moeten fchijnen , maar in ^ 't oordeel, of in de n ceell:,
die met o omfichtigly k genoech handelt,en niet bemerkt dat dc l
dingen, die verre af zijn, om defe , of andere oorfaken verwar- ^^^^
der en minder fchijnen, dan als zy naby ons zijn , en dus met de
andere dingen. Maar overal, daar 't bedroch is , kan men niet
loghenen dat'er enige isjen de fwarigheit beftaat alleenlyk hier
m, of wy nimmer van de waarheit van enig dine, door dep fin- r r
nen ^ bevat, verzekert konnen wezen. ^ ^ \ ttr.,
Zeker , men behoeft geen voorbeelden hier tegen op te foe-
ken. Ik fal alleenlyk op de dingen,die gy bybrengt,of eer voor-
wcrpt,feggen,dat wy,als wy een toren van naby aanfchouwen,
cn als aanraken, zeker zijn dat hy vierkant is, fchoonwy, wat
verder daar af zijnde, oorfaak hebben van hem ront t'oordelen,
of ten minften van te twijfFelen of hy ront , of vierkant, of van
enige andere geftalte is.
Dus kan ook dit gevoel van fmart, dat noch in de voet of in
de hant fchijnt te wcfen, na dat defe leden afgezet zijn, Ibmtiits
de genen bedriegen, die van defe leden berooft zijn ; endit uit
oorfaak van de dierlijke geeften , die tot in defe leden komen ,
en daar 't gevoel veroorfaken. Maar degenen, die een geheel
lighaam hebben,zijn zo zeker van dat zy in de hant of voet, daar
Zy infien fteken, pijn gevoelen, dat zy daar af niet konnen
twijfFelen.
Zo ook, dewijl wy in dit leven by beurten waken en flapen .
li zo
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
2 50 vijfde Tegemverpmgen.
20 worden wy fomtijts door de flaap bedrogen , om dat \vy me-
nen't geen tellen , 'twelk niet voor ons is: maar wy flapen
niet alt ijt, en terwijl wy warelyk waken,konnen wy niet twijf-
fclcn of wy waken of flapen.
Zo ook , hoewel wy denken konnen dat wy van een natuur
a oé/iom. zijn, die bedroch * onderworpen is , ja ook in de dingen , die ons
de warclykflen fchijnen; zo denken wy ook dat wy van natuur
b c-iUAcci zodanig zijn, dat wy de ^ waarheit konnen bevatten. En hoewel
t/tnuiH, fomtijts dolen , gelyk, door een bedroch dat wy niet mer-
ken , of door een ftok , half in 't water gefleken j zo verflaan
\vy echter fomtijts de waarheit, als inde meetkonftige beto-
gingen, of in dellok, uit het water getrokken : in voegen dat
wyniet aan de waarheit van een van beide konnen twijfFelen.
En hoewel wy van d'andere dingen mogten twijfFelen , zo zou
men ten minften hieraf niet mogen twijfFelen, te weten dat
de dmgen zodanig fchijnenjen het moet nootfakelyk zeer waar
Zijn, dat zy zodanig fchijnen. En hoewel de reden ons veel din-
gen ontraad, tot de welken de natuur ons drijft , zo neemt dit
cjh,mnu. echter de waarheit der c verfchijnfelen , dat'et zodanig fchijnt,
nietwcchj hoewel het hier niet nootfakelyk is t'onderfoeken
of de reden fich tegen de drift van de', fin fielt , alleenlyk op een
felvewijfe, als de rechte hant de flinke, die van vermoeitheit
neerzijgen wil, onderfteunt, of op enige andere wijfe.
tl"^"'" ^yg^^^^y gevolg tot uw 'Woorneemen voort, maar
fchijnt dat naauwelyks eens aan te roeren. Want gy vervolgt
^^•n!!Z!i' riadattk.beginmyz.€lf^ ende ^ Jiichter van mtjn oor-
'i ivmcrl. ' fpYougbcter te kennen i z^o achttk dat ik. met hoekelaojifelyk. (iHe dedtn-
j; Scnju^. gg„ j^oet toelaten , die ik^van de g finnen fchijn te hebben , en hen ook, niet
alle in tmjjf el trekken. Ditgaat wel, fchoon gy zonder tvvijfï'el
te voren ook een zelve mening hebt gehad.
Gy vervolgt dus : Eerfielyk, dewijl ik^ met dat alle de dineren y
hturè. die ik, -'kjarelyk^ en ' onderfcheidelykverfta ^ van God zodanig gemaakj
iD>si,,nf. j^onyien worden, als tk hen verjia, z,o is hgenoech dat tk^heen dmg
z^onderU ander kjarel^\en ander fc heide ljk,k^n verfiaan , om 7.eker te
k Diverfa, /^^; f,^.^ 5^ ^^^^^ R verfcheidcn is , om dat het ten mm Jicn van
G od^ af gefcheiden geftelt k/tn worden; en daar is mets aangelegen welke
m 'Vounfia, ra macht te weeg brengt dat het » verfchetden geacht word. Hier op is
ni>;vcrfa. j^jg^-g anders t'antwoorden, dan dat gy'tgeen, 'twelk klaar
is, door iets, dat duifter is , bewijft; ik verfwijg nochdat'er
o2iia\i,, enige duifterheitin o'tgevolgis. Ik faimy hier aan niet hou-
dea
rijfde Tegenrnrpingen, 2 5f i
den dat men eerfl had moeten bewijfen dat ^ God wcfentlyk is , a DeHmtxi.
en tot welke dingen zijn ^ macht fich uitftrekt , om te tonen dat baw,4.
hy al 't geen kan doen , 't welk gy verftaan kont. Ik fal alJeen-
lyk vragen of gy niet klarelyk en onderfcheidelyk defe ^ eieren- Prof^netas,
Ichap in de driehoek verftaat , dat de grootfte zijden de groot-
fte hoeken ondertogen worden, en dit van d'andere eigen-
fchapafgefcheiden , daar in de drie hoeken tezamen met twee
rechte hoeken gelyk gehouden worden ? En zult gy dan niet
toelaten dat God zo wel defe eigenfchap van d'ander kan af-
fcheiden, en befonder ftellcn, als de driehoek nu defe, en
niet die eigenfchap heeft , of als defe eigenfchap ook weer van
de driehoek afgefcheiden en befonder kan zijn? Maar ik fal u
hier ook niet ophouden, om dat defe affcheiding weinig ter'^ s^^arau»,
zaak dienftig is. Gy voegt'er noch by : 'Dieshahen , 'mt dit z.eU
ve , dank^weet dat « ikjvefentljk^ben, en dat ik^ondertHjjchen bemerl^dat ^^^^'"^'^'^
^ er heel niets anders tot mijn natuur of ^ w ef ent heit behoort j behalven ö/// t"f/««<M.
alleen y dat ik^ een 'idenk^end ding ben j bejiutt il^met recht dat mijn ^we-f.J^s'"^^'
fentheit in dtt enige bejiaat, dat tl^een ^ denkend dmg ben. Ik zou hier .Y^^'j'^^^*-
ftant houden , maar 't is genoech 't geen weer te verhalen dat "
ik op de tweede ^ Bedenking bygebracht heb , of te vervvach- ^ -^i"^'*'^'»'
ten wat gy inbrengen wilt.
Gy vervolgt : Enhoewelik miffchien ( of eer voor zieker gelyk, ik.
hierna z.<$l z.eggen ) een lighaam heb ^ dat ^ z.eer engelyk,aan my ver^^^'^^^^"^'^^--
knocht ts , is nochtans z^ek^r dat ik, mrelyk, van mijn lighaam m on- m7)«/h«^7*.
derf cheiden ben ^ en z,onder dat wcfentlyk^ k^an voefen^ om dat ik^ van''
d^een zSjde een klaar en onderfcheide ^ denk,b eelt van my z.elf heb , voor"^^"^'*'
zo veel ik^alleenly keen v denkend ^ engeenuitgefirekt dmg ben, en ^',^;^JJ^y/
d^ andere zjjde een onderfcheide s denkbcelt des lighaams heb , voor ZtO res.
veel het een « uitgeflrekt , en geen denkend ding is. -^f/^'^^^^^
Ditis'tgeen, daar gy naar tracht. Dieshal ven , dewijl de
knoop van dc zwarigheit meeft hier in beftaat, zois't nodig
hiereen weinig ftil teftaan, om te fienhoegydit vaftmaakt.
Hier word voor eerft vand'onderfcheiding tuflchcn u en uw
lighaam» gehandelt. Maar wat lighaam meent gy ? te weten
dit s grove lighaam , uit leden beftaande , van 't welk zonder ^ ^'^f""*
twijffel defe woorden zijn : Ik,heb een lighaam , aan my verknocht ,
cn'tts zieker dat ik. 'van mijn lighaam onderfcheiden ben, enzovoort.
Maar, ó »Geeft,vandit lighaam is geen zwarigheit; gelyk wel .
Wefenzou, zo ik, met veel andere " W ijsbegerigen , uvoor-ï, i^rf^u^
wierp dat gy waart «'T»Aé;ö«<»r,w volmaaktheit,xbedrijf ,y vorm,
l i z ge-^
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
2 5 Vtjfde Tegenwerpingen.
I^m'/'^ ^geciaantc, en, om naar't gewoon gebruik tc fpreken , de
..rpoTC y/^, hghaam , om dat zy achten dat gy niet meer van '
^^^^^^^^^^n^/on^erfcheidenenJaffcheidelykzijt, dan de ege,
Italtc of enige andere^wijfe : en dit 'tzygy scheels ziel ziit,
f!;S": ofook v5,W^«,5,..Wi., hmogelykofl,^delykverftant,ge-
s, ^ntma, Jy K Zy fprcken. Maar ik wil mildelijker met u handelen na-
il/^^I'/tj^" f"^^y/^ '^^ct u t'aanmerken als T<"«T,«av i een doenend verftant,
P^///v,/«. ja ook ^«e^s-i» een k hopelyk verftant , hoewel op een ander wii-
, die ik by hen laat. ^
iiltiS' • ^^^"^ fteldendit i doenend verftant aan alle menfchen
«ir"«;/ (jaook aan dedingen) gemeen, en dat het aan 't moselyk
Zmil'^"" verftant de macht van te verftaan gaf, geheel met de felve re-
* ^ • clcn , en met de zelve nootfakelykheit , als het licht aan't oog,
omtefien, nodig is, 'twelk veroorfaakte datzy'tby't licht
van de zon geleken, en dieshalven dat aanfchouden als iets,
dat van buiten koomt : maar ik aanmerk ii eer (dewijl ik fie dat
^"-^^ -l^-ekerabefonder verftant, datin'tlig.
ov,w.. O //V'-',^fi"^^^^.^^^^^^^^ ofgy
''aflchcidelyk van dit hghaam zijt, otniet; en dieshalven zei-
de ik ccn weinig tc voren dat men niet tot de goddelijke macht
behoeft te gaan , op dat defc dingen, diegy affcheidelyk ver-
ftaat , affcheidelyk zouden wefen : maar de zwarigheit beftaat
in 't lighaam , dat gy zelf zijt , als of gy zelf een dun en fijn liff.
haam kont wefen, dat in dit grove lighaam verfpreid is , of m
een deel daar af zijn zetel heeft. Voorts , gy hebt noch niet be-
welen dat gy iets zuiverlyk onlighamelyk zijt: en hoewel gy
p hudiuüo. in u tweede p Bedenking gefegt hebt dat gy geen wint Peen
vuur, geen damp, geen lucht zijt, zo hebiku daar op doen
gedenken dat gy zulks zonder bewijs zeide.
Gy zeide ook datgy daarvan defe dingen twiftreedende ;
maar gy hebt fedcrt met betwiftreedent , noch door enige re-
den bewefen dat gy niet dusdanig een lighaam zijt. Ik ver-
hoopte datgy ^t hier zoud doen, en echter, indien gyietsbe-
twift, ofbevvijft, zo bctwift en bewijft gy datgy niet dit (^ro-
vc lighaam zijt, van'twelk, gelyk ik alreé gefegt heb, geen
q 7./M cUya zwarigheit is.
rV"!w- i V. Maar^ zegt gy , ih^ heb van d^een z^ijde een *i k}aar en onder-
'tKun/r f^^^^^^ denkbeelt van mj z^elf, voor z.o veel ik^een ' denkend , en geen uit.
l)'Z%ji;n- l^P^ks (^i^g^^n i envandandcre ^(jde een ^ onderfc heide denkbeelt des
lighaams^f
vijfde Tegemverftngen, 2j}
tighaams , voor z.o veel het alleenlyk^ een a Hitgejlrekt en geen denkjnd ding *% '-^^^"^-^
is. Wat voor eerft het denkbeeltdes lighaams aangaat, menbTXSp.
behoeft, zo hetfchijnt, daar niet veel moeiten toe te doen.'""*
Want indien gy dit van het denkbeelt des lighaams ^ in 't al- '
gemeen zegt , zo moet ik't geen , dat ik u alreé voorgeworpen
heb, weer verhalen , te weten datgy bewijfen moet dat het
tegen de ^ lighamelijks natuur flrijd , dat het tot e denking be- 'Hi^^r*
quaam is ; en dus zou men weer naar f 't beginfel verëiflchen , rX'i'i/a.
dewijl s 't gefchil hier in beftaat, of gy niet een h dun en fijn lig- f ^'-'"'"/"«'»
haam zijt , als of i denken tegen 't lighaam ftrijdig was. l'''^Z%,
Maar dewijl gy , dit zeggende , alleenlyk van dit ^ grove lig- l'^^J^Ï)^^"*
haam handelt , van 't welk gy beweert dat gy ' onderfcheiden k corpZ''
en affcheidelyk zijt, zo fal ik niet zozeer ontkennen d^tgyp:^^^/^
het '^Menkbeelt daar af hebt, als ik wel loghenen fal dat
hebben kont , indien gy een " onuitgeftrekt ding zijt. Want ik [^7^^^^
bid u , hoe meent gy dat de O gedaante, of het p denkbeelt van't " vt^^anex.
lighaam , 't welk uitgeftrekt is, in u , dat is een ' onuitgeftrekt o'&rV/.
onderwerp , ontfangen kan worden. Zeker , defe « gedaante p / /^-^^r-
koomt of uit het lighaam voort, en dan is zy zonder t wijffel fj^fif^^/j,^;
lighamelyk, en heeft haar delen buiten haar delen , en is dies- r -yw^i^-^W
halven » uitgeftrekt j of zy is " van elders ingedrukt , om dat het 7sl7c'eu
altijt nootfakelyk is dat zy , om een wuitgellrekt lighaam te * -'''"^^'»-
vertonen , ^ delen moet hebben , en dieshalven uitgellrekt is. "r^Jéff/
Want zeker , indien zy geen delen had , hoe zou zy^dan delen ^"''^"^ '^^i
vertonen ? indien zy geen y uittrekking had , hoe zou zy een x '£^1
uitgellrekt ding zijn ? nidicn zy geen ^ geftalte had , hoe zou zy l
een ^ geftaltig ding weien? indien zy geen flelling had, hoe fou ft. "
zy een ding zijn, dat hoger, laeger , rechte , flinke en Scheve bRffjJ'*,%^.
delen heeft Indien zy geen ^ verfcheidenheit had , hoe fou zy " ^
^verfcheide verwen hebben? enzovoort. Dieshalven fchijntaK^''^^^/
heel geen s uitftrekking aan 't denkbeelt t'ontbrcckcn. Maar Z"^"'""''"' »
indien zy daar aan ontbrak , hoe zoud gy , zo gy onuitgeftrekt 'dlZZ'fini.
waart, haar daar aan onderworpen maken? hoe zoud gy haar ^'''•''»
aan u konnen toepaflen , en gebruiken ? en eindely k hoe zoud VvltuZ'
gy bevinden dat zy allengs uitgewifcht wierd en verdween ? icoiore,v,i^
Wyders , wat het ' denkbeelt van u zelf aangaat , ik heb by T^xtenjio:
h gcen,'t welk ik alreê gefegt heb,en voornamely k in de twee-
de k Bedenking , niets by te voegen. Want men fiet daar door kJilZao*i
Idarelyk dat 'et zo verre van daar is datgy een klaar en onder-
fcheide ' denkbeelt van u zelf hebt , dat gy , in tegcnd eel , heel i
I i 3 geen
2^4 Vijfde Tegemverpngen,
aT.c.g;Mr..gcen fchijnt te hebben ; vermits gy, fchoon gy bekent Mat gy
aenkt, echter niet weet hoedanig een ding gy zij t , die denkt:
^"^o^c^cndat, hoewel dezeenige^werkine bekent is , echter
c^.i^u 'hetvoornaamfte, datisdecrelfltandigheit,die werkt , vooru
verborgen IS. Men mach dieshalven u wel by een blinde gelij-
ken, die, de hitte gevoelende, cn bericht zijnde dat zy van de
zon koomt, een klaar en onderfchcide denkbeelt van de zon
waant te hebben , vermits hy , gevraagt zijnde wat de zon is
tl Ka Ulo 20U konnen antwoorden: een vvarmmakend ding. Maar, fult
^t^/""" ^^^Sgen , ik voeg hier niet alleenlyk by dat ik een e denkend
Tiic's mn ^^^Z t>en, maar ook dat ik een ^dmgbenydat metuitgeflrekt is. Doch
exWrt. om te verzwijgen dat dit zonder bewijs gefcgt wortjfchoon het
echter ingefchiHlaat, zegmy, ik bid u, hebt gy daarom een
Klaar en onderlcheide denkbeelt van u zelf? Gyzegt datgy
geen uitgclh-ekt ding zijt: gy zegt wel wat gy niet zijt , maar
c Ver. & ^^^^ ^^^^ ^^'j^- om een klaar en ondcrfcheidcjof, 't welk e-
"^ernmn^ vciiecnsis, Om een . Waar en volmaakt denkbeelt van enigdinc
h'^W ^'^^^^"'^s, zeg ik,niet nootwcndig het dingfelfi» flelliglyk ,
i^^m.;;., en, omzoteipreken, ' bcvelliglyk te kennen ? Is'tgenoech
als men weet dat 'et niet enig ander ding is ? Zou dan de geen ,
dietenminftendit van Bucephal wift, dat het geen vlieg is,
een klaar en onderfcheidelyk denkbeelt van Bucephal heb-
kr^i.w. ^r"^ M^aromhieropniettedringen, zofal ik liever vragen
I i'^p; ' " uitgeftrekt ding zijt ? Zij t gy dan niet deur 't hele
lighaam» verfpreid ? Ik weet niet wat gy antwoorden fult.
Want hoewel iku van't begin alleenlyk in de harflenen heb
gekent , zo was echter dit eer by gifling , dan om dat ik uw c^e-
voelen wift. Ik veftte mijn giÓing op defe woorden, die een
m^$ai weinig daar na volgen, als gy zegt ógeeft, nietvanalU
de delendesltghaams''^ geraakt of a^ngedaanmrd, maar alk^^^
harjfenen, of alleenlyk^van een [eer kjem deel daar af. Maar ik was ech-
ter niet geheel verzekert of gy daarom alleenlijk in de harfle-
nen, of in een deel daar afwaart, dewijl gy in 't hele lighaain
kont wefen , en alleenlyk in een deel geraakt worden : gelyk
Wygemeenlyk feggen dat de ziel deur 't gehele lighaam ver-
fpreid is, en echter alleenlyk in 't oog ziet.
Deze volgende woorden, en hoewel de gehele^ getjl aan't geheel
' lighaam veremgt Jchtjnt te wefen , en zo voort, hebben ook twijf-
felingin my verwekt, vermits gy daar niet zegt datgy aan 't
gehele lighaam verenigt zijt , maar alleenlyk niet ontkent dat
gy
Vijfde Tegenwerpingen, 2 J y
gy daar aan verenigt zijt. Nu, dit zy 20 't wil. Zv, zo'tuluft,
voor eerft deur 't geheel lighaam verfpreid, of zy de felfde met
de *ziel, of iets verfcheiden , ik vraag u dan of gygeen uit-a-^«t//?*i
jftrekking hebt , die dus van 't hooft tot de voeten uitgeftrekt
zijt? die zo groot als 't lighaam zij t ? die zo veel delen hebt,
de welken met de delen van 't lighaam overeenkomen ? Of
zegt gy dat gy daarom ^ onuitgeftrekt zijt , « om dat gy geheel hiucsxenf^,
in 't geheel, en geheel in yder deel zijt ? Indien gyjafegt, zo ■„^';^'fj;°'^
vraag ik u hoe gy dit neemt ? kan een felve ding gelijkelyk ge-
heel in veel plaatfen zijn ? 't Geloof leert ons dit van de heili- ^'xsTrnm
ge verborgentheit. Maar men fpreekt hier van u , als van een '^^V'f
naturelyk ding , en naar 't naturelyk licht. Kan men verftaan ^ ^^^^^^
dat 'er « veel plaatfen, en niet ^veel geplaatfte dingen zijn ? Zijn \mrluZ\
hondert niet meer dan een ? En indien enig ding geheel in een ^"^^
plaats is, kan het dan in anderen zijn , 't en zy het buiten fich is,
gelyk de plaats buiten de plaatfen is? Zeg vry alles, dat gy wilt,
ten minften fal duilter en onfeker zijn of gy in enig deel geheel,
dan of gy door de befondere delen van u niet eer in de befonde-
re delen zijt. En gelyk het veel blijkel ijker is dat'er niets te ge-
lyk in veel plaatfen kan wefen , zo fal 'c ook blijkelijker weien
dat gy niet geheel in de befondere delen zijt , maar alleenlyk
geheel in 't geheel, endieshalven door de delen van udeur't
geheel verfpreid, en dat gy dus s uitftrekking hebt. ^^£xun[,(,\
Zy dan alleenlyk in de harllenen, of alleenlyk ineenfeer *
klein deel daar af : gy fultziendat'eraltijt het felve ongemak
fal wezen, vermits, hoe klein dit deel ook is, het echter*^ uit- iic^t*»/^^
geflrekt is, en gy ook daar bcncffens , en dicshalven zijt gy uit-
geftrekt , en hebt i deeltjes, die met de deeltjes daar af overeei> »^'"'^*^'«*
komen. Neemt gy dit deel van de harflencn voor een punt ?
Zeker , dat is ongelooffelyk. Maar genomen dat het een punt
is \ indien het een ^ punt van de Natuurkunde is, zo blijft ech- k/»»»^"»»
ter de felve fwarigheit , om dat zodanig een punt ^ uitgeilrekt 'i'txt^m:
is , en niet geheel zonder delen is. Maar indien ''t een Wis-
kundig punt is, zo weet gy vooreerfl dat dit alleenlyk by " in- üf^f
beelding beftaat. Maar genomen dat'er een is , of dat men een n^'"''g'"'»tifl^.
Wiskundig punt in de harllenen verdigt, daar gy aan gevoegt,
of daar in gy wefently k zijt , befie eens hoe onnut de « vcrdich- o Fiai»:
ting worden Want om dit te verkrijgen, zo moet men dus
verdichten, dat gy in de p zamenloping o'f medewerking der ze- p «^««'■/«{i
nuwcnzijt, deurde welken alle de delen van Md'ongevormde «!,,wTw*
ziel
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
Vijfde tegemverfmgm,
%ueu ziel de a denkbeelden , of de ^gedaanten der dingen, door dc
c If^vC ^^i'^^cï^ bevat , naar de harflenen zenden. Maar voor eerft, alle
de zenuwen lopen niet naar een punt te zamen , of om dat, de-
wijl de harflenen fich tot aan 't merg van de ruggraat uitftrek-
ken , veel zenuwen deur de gehele rug fich naar defe ruggraat
ftrekken, of om dat dc genen, die fich naar 't middelhooft
ilrekkcn , niet bevonden worden in een fclve plaats van de
harflenen op te houden. Maar laat ons al toefl:aan dat zy alle te
«iT««/?«?7i ^^'^^^^ ^ci'waarts lopen , zo kan echter der felver loop niet in
rnJhlvü^-^ een J wiskundig punt wezen , om dat de lighamen geen ^wis-
^tUncAma.' "^^"^igc Hjuen Zijn , datzy in een punt te zamen konnen ko-
men. Maar laat ons al toeltaan dat zy te zamen komen, zo kon-
ni>iritni, nen echter de ^geeflen , die langs de zenuwen deurlopcn , niet
^jnm^hco.^}^^^ zenuwen uitkomen, noch daar in geraken , vermits zy
h T^r nm lighamcn zijn, en de lighamen s niet in geen plaats konnen we-
\M»m ' "^^^ geen plaats , gelyk een > wiskundig punt is ,
7natbcmati- konnen deurgaan. En Ichoon wy toefl:aan dat dit kan wefen ,
en dat de gccilcn konnen deurgaan, zo kont echter gy, ó geefl:,
ksxiiuns. jjie in een punt wefentlyk zijt , in 't welk geen rechte noch
{puga, flinke, hogeroflager^vijken,ofanderedingenzijn, nieton-
derfcheiden van waar zy komen, of wat zybootfchappen. Ik
li Jrammit. Zeg üesgcly ks vau de ^ geeften , die gy " deurlenden moet o om
o'^dfeM gevoelen , boodfchappen en te bewegen. Ik verfwijg noch
durn, rcnun^ dat mcu uict bcgrijpcn kan hoe gy hen de p beweging indrukt ,
indien gy felf in een punt zijt , indien gy felf geen lighaam zijt,
dam. of indien gy geen lighaam hebt , daar meê gy hen q raakt en
ICc^onZlcre, ' voortfl:uwt. Want indien gy fegt dat zy « door fich bewogen
ti'ropeihre. woi'dcn , cn dat gy allecnlyk hun beweging fliert , zo gedenk
l^r7/'""" dat gy elders ontkent hebt dat het lighaam door fich bewogen
mm;'^ '^^'''^ ^^^^'^ ' ^^ ^^^^ brengen dat gy * d'oorfaak van des felfs bewe-
Tfvnuntio. ging zijt. Wyders, verklaar ons ook hoe zodanige fl:iering fon-
X J^/«t«, ^"^ë^ " poging van u, en by gevolg fonder ^ beweging kan
rontnéffts, wezen : hoe de poging naar enig ding , en de beweging daar af
y,;J^;*""^kan zijn fonder x onderlinge aanraking van de y beweger, en
% Ctntaam* vau 't bcwegelyk: hoe defe ^ aanraking fonder lighaam kan ge-
fchieden, vermits (gelyk het naturelyk licht klarelyk aan-
tln*l^'^' ^ wij fl: ) ^ aanraken en aangeraakt worden, geen ding fonder lig-
*'*''^'* haam kan wezen.
bR« inex' Maar waarom blijf ik hier zo lang op fl:aan , dewijl 't aan u
behoort te bewijfen dat gy een i> onuitgcilrekt ding , en dies-
halvcn
I
vijfde Tegenwerpingen. 2 J 7
halven ^onlighamelykzijt? Ik denk niet dat gy dittotuw be.a/«.«r^^...
WIJS wilt nemen , dat men gcmenelyk fegt dat de menfch uic
lighaam en ziel beftaat ; als of men, terwijl 't een deel lio-haam
genoemt word , 't ander deel geen lighaam behoorde gezoem t
te worden. Want indien gy dit deê , zo fbudgy ''^elegentheit
geven van hem dus t ondcrfcheiden: de menfch beftaat ^ uit een cfö:;:^-
tweevoudig lighaam, tc weten grof en fijn j ja zo, dat , fchoonS;;'^^^*
c eerlte de gemene naam van lighaam behoud , aan het fijne de^*^'^'»'
naam van ziel gegeven word. Ik verfwijg noch dat m^n desge-
lyks van d'andere dieren kan feggcn , aan de welken gy ^een
*i geeft, die aan u gelyk is, toeftaan fult. Zeker , zy zijn zalig , .1 m.c.
gely ic gy fegt, zo zy een ziel hebben. Dieshal ven, als gy befliiit
dat het zieker ts dat gy warelyk, van Ughaam ^ onder fchetden z^tjt , zo « 'i^ip^*^
liet gy wel dat men dit aan u toeftaan fal, maar niet dat gy daar-
om onlighamelykzijt, en niet eer de ^ gedaante van enig feer ^'^/''«'^
Gun en fijn lighaam, van dit grove onderfcheiden. Gy voegt'er
by datgy dieshalvenfonder dat s wefentljk^kont mfen. Maar fchoon S ^-'-'M'-
menu toeftontdat gy fonder dit grof lighaam zodanig wefent-
lylc Icont wefen , als een riekende damp * wefentlyk is, die, uit '» ^"z""'
een appel voortkomende, fich in de lucht veiTpreid , wat fond Ti^^/^r^.
gy daar meé gewonnen hebben ? Zeker, een weinig meer. dan ' ' ^
dat de Wijsbegerigen gedacht wilden hebben, die waanden dat
gy, O geeft! geheel in de doot vernietigt wierd , even als een
geftalte, die door de verandering van dc ' vlakte zodanig ver- ^' .
dwijnt, dat zy daar na geen geftalte, ja geheel niets is. Want in-
dien gy nog enige m lighamelijke of fijne felfftandighcit waart , ^T/Zr
20 lou men niet feggcn dat gy in de doot felf geheel verginet r^^'?-»;-//-.
of volkomelylc tot niets vcrdweent, maar dat gy door uw " vcr^}J,"T
Itrooidedelenobeftont, fchoon gy, uitoorfaak van i'd'afge-»'^"^^^^'-
fcheidenheit en verfpreiding der f?lver , niet meer ^ foud den- !;.f,t:f4"
Jien, en geen "^denkend ding, s geeft, noch * ziel genoemt mo-'^^''"^'" *
gen worden. Alle welke dingen ik u echter altijt voorwerp , stïi;»..
met om dat ik aan " 't bcfluit twijffel , daar gy naar cretracht'^;^"""'*-
heb , maar om dat ik van de w kracht der betoging, die gy voor- "
geftelt heb , wantrou. (fraüon».
V. Gyftroitby gevolg noch enige andere dingen, die hier
toebehoren, daartuflchcn, op alle de weiken ik niet wil b]y-
ven ftaan. Ik aanmerk alleenlyk dat gy fegt dat de natuur door het
^gevoel van pijn, honger^ dorfi, en ilo voort, niet leert datgy by en tot u lig. x ^enf„,jo»
haam ujt^gelyk^ienfcbtpper by en in ujn [chip is^ maar dat gy daar aan op Jj^^»^"'"'''
eng»
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
ja 5 % V§fde Tegenwrptngen.
%con)»na^,^tengfle ^verknocht, en als^' denrgemengt ójt ^ ja z,o, dat gy daar meè
b permift^u ^f^^^ ^^„^ Uitmaakt. Want anders, zegt gy , als mijn Itghaam ge^uetft
M^""*^'" ^^^^^ » ^^^^ > '^^^ '^^^^■^ ^«^t-yj dan een c denkend ding , daarom geen,
d inteiuaM, pijn gevoelen , w^2<zy öff/^ cjHctfing alleenlyk. door d V verflant begrijpen ,
VEl!!tefcin.h^^^J'(^^^PP^r door ^*t gsftcht begrijpt als'' er tets in^t/chip brtekt : enah
uLUgtre^ het lighaamf pijs of drank: behoeft y z.o z.oh ik z^ulks ^ uit drukke Ijk. '^SY-
g Confnfifen. fiaan , ^« f « g <yfnv^r<^^ gevoelmgen van honger en dorjl hebben. Want
hsenfits fa.^^ke'^ i ^^[^ gevoelingen van honger^ dorfi , pijn, en z.o voort ^ z,tjn
7'conf)/ml' "'^'^ anders , dan ziekere herwarde wijfen van denkeen , dte uit ^ de ver^
tii co'r'i tand:, leniging j en als ^vermenging van de ^geefl met het lighaam fprtiiten,
i'Tc"r'n[i!o, wclgefegt, maar hier behoeft verklaring, te weten
in MeL ' op wat wijfe defe " zamenvoeging en als ^ vermenging of p za-
ü T'iZffl!:, "^enfmelting aan ii paffen fal , zo gy q onlighamelyk , ' onuit-
pcouMo, 'geftrekt, ensondeellykzijt. Want indien gy niet groter dan
iV^'S^' P""F ^^j^ ' zult gy aan 't lighaam , dat zo groot is , ge-
s ind,v,jiOf voegt zijn ? of ten minften hoe aan de harflenen , of aan dit leer
klein deel daar af , 't welk , hoe klein ook , gelyk gefegt is ech-
I mgn}t.- * groothcit of" uitllrekking hecftPMaar indien gy heel geen
do. delen hebt, hoe zult gy vermengt, of ^ als vermengt zijn met
Z%afinn{. deeltjes van dit deel ? want daar is geen vermenging zonder
,tn<. X vcrmengelijke delen van weerfijdcn. En indien gy geheel
^amZfahi- ^ onderfcheiden zijt , hoe zult gy z verfmolten worden , en met
us.^^ dea ftoffefelveeen maken? En dewijl i'zamenfetting,<= voeging
lUr^fZldl- of d verecniging tuflchcn delen gefchicd , behoort 'erdan geen
r«. *^ evenredenheit tuflchendcfe delen te wefen? wat evenreden-
b heit kan men tuflchen een lighamelyk en onlighamelyk ding
z £o»}m>cf,o, bevatten ? konnen wy begrijpen ( om een voorbeelt aan te wij-
eïroFortio, fen) hoeinde fpuimfleen de fteen ende lucht zodanigteza-
STumex. nien vermengt en enig zijn , dat daar uit een ware en naturelij-
g Trofortio. j.^. famenfetting gefchied? En nochtans is sd'evenredenhcit
tuflchen de fleen en lucht , die ook lighaam is , groter dan
tuflchen 't lighaam en de ziel, of ^ geeft , die heel onlighame-
kvülo! lykis. Wyders, behoort de vereeniging niet dooreen ^in-
l^Zf.'"* "cr^ijke raking te gefchieden ? Maar hoe kan dit zonder lig-
haam zijn, gelyk ik ook te voren gefegt heb? hoe zal 't geen,
ZrJi'rJ''' lighamelyk is, 't onlighamelyk »» vatten, dat het dit aan
fich gevoegt houd ? of hoe fal't onlighamelyk 't lighamelyk
en , omfieh onderling verbonden te houden , zo 'er heel
vatten
niets daar in is , daar door het gevat word , of daar mee het felf
vat? Dicshalven, dewijlgy bekent dat gy "pijn gevoelt, zo
vraae
vijfde Te^cnmrpingen. 1 5 9
vraag iku hoe gy acht dat gy, indien gy ^onlighamelyk en, wyw-».
'^onuitgeftrekt zijt , tot het gevoel van pijn bequaam zijtPi, inexterf<t.
Want ^d'aandoening van pijn word niet verllaan dan uit zcke-^^^^'^'"^^"
re '^aftrekking of affcheiding der delen , als 'er iets tuflchen- T-Diiirm»
koonit, dat de c zamenhouding of gedurigheit losmaakt. En l'^cTuZ ta*
zeker , de ^ ftaat der pijn is een ftaat tegen de natuur. Maar hoe f ^C^ïr
kan 't geen tegen de natuur zijn , of § lijden aangedaan worden, l"'^^^;^
't welk door de natuur eenswijfig, » enkel, ^ ondeellyk en ' on- hynuifmodi,
veranderlyk is ? En dewyl de pijn een onfteltenis, of niet fon- Jc^i^Ji''^^^,-
der onfteltenis is , hoe kan dit anders ontdek worden , 't welk, i'-
ondeellijker dan een punt zijnde, niet anders kan worden, o^u!!!u,"^'"'''
ophouden zodanig te wefen , als't is , zonder heel tot niets ge- m-f/r^rar/*,
bracht te worden ? Wyders,als de pijn uit de handen, voeten en
andere leden te gelyk aankoomt , moeten 'er dan niet in u ver-
fcheide leden wefen , in de welken gy haar verfcheidelyk ont-
fangt , om niet vervvardelyk , en als van een enig lid alleen pijn
te gevoelen ? Kort , de gemene fwarighcit blijft , te weten hoe
lighamelyk met het onlighamelyk gemeenfchap kan hebben,
cn wat " evcnredenheit van 'c een men met het ander kan ftel- « Tr»potu0^
len.
V I. Ik ga d'andere dingen voorby, die gy bredelyk en wel-
ipreekcntlyk vervolgt , om te tonen dat 'er iets , bchalvengy
en God, is. Want gy brengt in dat'er lighaam , en p lighame- ° ^'"'rx^-
lijke machten zijn , en ook andere lighamen , die hun q gedaan- f/ ""'''*^'"
ten in uw t finnen , en in uw zelf zenden , en in u lydingen van J
welluft en pijn veroorfaken , 't welk in u * natrachting of" vlie- 1 t^/Aj.
dingontfteekt. «jvoyc^*».
Uit alle welke dingen gy eindelyk defe vrucht trekt, dat,"W.
dewyl alle de w finnen omtrent de dingen,die ^ de diend des lig- w«s.
haams aangaan , yeel gemenelyker het ware dan 't valfche aan- uum"""^
wijfen, gy befluitdatgy dieshal ven voortaan niet behoort te
vrefen , dat de dingen , die dagely ks van uw y finnen aan u ver- v s-:"/"'.
toont worden, valfch zijn. Gy zegfdesgclyks van de zdro-
men ; want om dat zy niet zo wel met alle d'andere * doeningen * ^J^"""'-
des levens door de ^ geheugenis te zamen gevoegt konncn wor- T^iumerU,
den, als de dingen, die een wakend menfch voorkomen, zo
befluitgy dat u de ware dingen niet inde droom, maar als gy
waakt /voorkomen. En hier mty zegt gy, dat God geen bedrteger ts^
'Volgt nootfAkeljk^dat gj in zoodanige dingen niet bedrogen word. Nu , gc-
^yl^ gy dit oprechtelyk zegt, zo befiuit gy ook met recht, d^t
K k i het
26o VijfiU Tegenwerpingen.
het menfchelyk^ leven dolingen onderworpen is ^ en dat men de z^mk^heU^
van onf ? natunr kan kennen,
Daarfiet gy, uitfteekendeman, dedingen, die myvoor-
'^ Mcditatio- gekomen zijn om in uw « Bedenkingen aan te tekenen. Ik zeg
weer van nieus dat gy u daar mee niet behoeft te bemoejen, oiu
dat mijn oordeel niet zo groot is, dat het van enig gewicht,
hoe klein ook, byu behoort te wefen. Want gelykik, be-
vindende dat enige fpijs my wel fmaakt , die ik aan anderen niet
wel fie fmaken , niet beweer dat mijn fmaak volmaakter is dan
die van een ander; zo ben ik ook, als my een gevoelen behaagt^
dat aan anderen mishaagt , verre van daar dat ik mijn gevoelen
waarachtiger houd. Maar ik acht dat dit eer wel en warelyk ge-
*«f//«/r" , b dat ydcr in zijn fin overvloeit : en ik acht zo wel on-
MkHndurc. billykdatmenwildat alle een fel ve = gevoelen, als dat zy alle
a^cnuma. ccn fclvc fmaak zullen hebben. Ik zeg dit, opdat gy achten
zoud dat ik uw vryheit geef om alle de dingen, die ik verhaalt
heb, klein, en geheel niets t'achtcn. 't Zal mygenoech zijn,
20 gy mijn neiging t'uwaarts bekent , en mijn eerbiedigheit tot
u deucht met verlmaad. Het kan gebeuren dat'er iets onvoor-
dachtelykbygebrachtis, daar toe de genen , die van malkan-
der verfchillen , lichtelyk vervallen : indien dit zo is, zo ont-
ken ik dat het mijne te wefen ; en fchrab het vry uit. Verfeker
u , dat mijn eerfte voorneemen heeft geweeft uw jonft te ver-
krijgen , en ongefchonden in uw vrientfchap te blijven.
Vaar Wel.
Cefchreven te Parijs > op de s^ejiiende dag van bloeimaant , in
^^ejlimhondert eenenvecriigfte jaar on:(er ^^alighcit»
A N T-
201
ANTWOORT
van de Schry ver ,
O P D E
VYFDE TEGENWERPINGEN.
GY hebt mijn '«Bedenkingen- met zulk een welfpreeken- i MeditAtie*
de en naaudeurfochtc ^ redenering , en die , gely k my b'^,yi>^;^;/,^
dunkt , zo vordcrlyk is om de waarheit daar af te ver-
klaren , aangetaft , dat ik my grotelyks aan u verplicht
acht, omdatgy die gefchreven hebt, en ook grotelyks aan
• d'E. Vader Merfennus , om dat hy u tot fehry ven aangemaant
heeft. Want defc man , een zeer naerflig <^ nafpeurder van alle c ind^gattr-^
dingen , en een onvermoeit voortplanter daaraf, infondcrheic
van'tgeen, dat Gods eer betreft , wift feer wel dat men door
geen middel beter kennen kon of mijn «^redenen voor warc^^'»"*»''.»
i betogingen gehouden mogten v/orden , dan als enigen van da umtT,^
genen, die in geleertheiten verflant d'anderen overtreffen, de-
fe mijn s Bedenkingen onderfochten, en m^t alle hun krachten ^ -^«lit^tiiè
beftreden, om daar na te beproeven of ik bequamelyk genoech"'^^
op alle de dingen, die van hen voorgeftclt wierden, antwoor-
den zou. Hy heeft dieshalvcn veel hier toe verfocht ,, van eni-
gen zulks verkregen en ik ben blijde van dat hy'tookvan u
verworven heeft. Want hoewel gy niet zo feer de ^redenen van h v»w;
een Wijsbcgerige gebruikt hebt , om mijn gevoelens te weer- \orÜr"^^
leggen,als wel de » lillen van een Redenaar om hen ^ uit te ftrij^ \uZ'Imtr^-
ken , zo is dit echter hierom aim my aangenaam , dat ik daar uit ^^'yjudsnd '
vermoed dat men niet lichtclyk tegen my redenen bybrengcn
kan, die van de geen verfcheiden zijn , de welken in de voor-
gaande J Tegenwerpingen der anderen,die gy gclefei^ hebt, be- 1 obym^ei,
grepen worden. Want zeker,indien'er enigen hadden geweefl,
zy zouden uw naerftigheit en vernuft niet ontfnapt hebben;,
en ik oordcel dat gy hier geen ander voorneemen hebt gehad.,
dan my de dingen aan te wijfen , door de welken de genen, wel-
kers geeft en verftant zo aan de '» finnen gehecht en verbonden
is.dat zv eenaffchrik van » d'0 vernatuurkundigeBedeiil.
' Kk5 . heb..-:""f*'J^
2^2. R. Des-Cartes
hebben , mijn redenen fouden konnen vruchteloos maken , en
dus aan my middel geven van hen te gemoet te gaan. Dieshal-
^^^^^^ ^^^^ "^^^ aan u, een Mpitsfinnig Wijsbegerige
hHomncs' zijnde , maar als aan icmant van defe ^ vleeflchelijke menfchen
f antwoorden.
Fan de dingen , die op d'eerjle Bedenking tegen-
geworpen zijn.
GY fegt dat gy 't voornemen , daar mee ik gepoogt heb
mijn geeft van alle'» vooroordelen t'ontllaan,goeckent,
als zodanig zijnde , dat niemant verdichten kan dat daar op te
*^;2Str Maar gy wilde wel datikdit ^cnkeljk^ en met v;eimg
Z: morden , dat is ^ als by de fleur , gedaan had : als of men fich zo
iPerf».no. hchtelyk van alle dolingen , die men van zijn kintsheit af inge-
dronken heeft, ontlalten en verloHcn kon , en als of men al te
forgvuldiglyk het geen kon doen, 't welk niemant ontkent dat
gedaan moet worden. Zeker, gy hebt hier willen aanwijfen dat
veel menfchen, doch alleenlyk met de mont , belijden dat men
^Tuiudicia. de g vooroordelen moet fchuwen , maar dat xy echter hen noit
fchuwen, omdatzy geenarbeiten naerftigheit daar in hefte-
den, en achten dat men geen van de dingen, die zy eens als ware
aangenomen hebben, voor vooroordelen houden moet. Ge-
11 p^r[oua, ^villelyk , gy fpeelt hier treftelyk hun ^ rol , en laat niets van 't
i s>uod,hii.. S^.^" iichter, dat zy feggen konnen ; maar gy brengt ondertuf-
Ichen niets by, » dat naar een Wijsbegerige fwijmt: want als gy
urevtdcu- fegt dat wy niet behoeven een bedriegely k God te verdichten,
*^pbiicfophH^.^ of dat wy flapen, en diergelijke dingen , zo fou een ^ Wijsbege!
rige fich verplicht achten reden daar by te voegen waarom defe
dmgen niet in twijffel getrokken mogen worden , of indien hy
geen reden had gehad, gclykhy warclyk geen heeft , hyfou
dit niet gefegt hebben, Hy fou hier ook niet bygevoegt heb-
l-^f'^* ben, dat dit door de blintheit vanonz 'verftant, of door de
fwakheit van onfe natuur veroorfaakt wierd : want het helpt
niet , om onfe dolingen te verbeteren, dat men fegt dat wy do-
len om dat onz verftant blint , ofonfe natuur fwak is, vermits
dit even zo veel is, als of men zeide dat wy dolen om dat wy do-
lingen onderworpen zijn. En feker, 't is veel nutter dat wy
(gelyk ik gedaan heb ) op alle de dingen, in de welken het ge-
beuren kan dat wy dolen, merken, om hen niet rockelooflcly k
toe
K^nt'ivoort op de Vijfde Tegenwerpingen. 265'
toe te flcmmcn. Een Wijsbegerige fou ook niet gefegtheb-
bcn dat ik , met alle dingen voor valfch t'' achten , met z.o zeer *t oude
* vooroordeel verwerpt als wel een niem vooroordeel aanneem , of hy fou a rntiudi^
eerfl gepoogt hebben aan te wijfen dat uit zodanig een b onder- f/^^'* .n^-^^
ilclling gevaar van bedroch fproot. Maar gy,in tegendeel, ver- '
fekert een weinig daar na dat ik niet van my felf ^ afparflen kan, c r-^urqut.
dat ik de dingen, die ik valfch ^ onderftel , voor onfeker en vals Tsupp^ncn-
acht ; dat is dat ik dit nieu e vooroordeel aanneem , 't welk ik , c rr^M. '
gelijk gy vreeft , aanneemcn fal. Een Wijsbegerige fou ook
niet meer van defe ^onderftelling verwondert zijn, dan van dat i^m^fü^i
men, om een ftok, die krom is, recht te maken , hem over d'an-
dcre zijde o verbuigt : want hy weet dat men , om de waarheit
te verklaren , dikwijls de valfche voor ware dingen neemtj ge-
lijk des Starrekenners een ^ Evenaar, een ^ Tckenkring,en an- ^^fironomi;
dere ^ kringen in de hemel verdichten, en de » Meetkonftenaars t^iZT*
nieuwe lijnen aan de gefielde geftalten by voegen , en gelyk ^ ^"''"i^* *
de Wijsbegerigen ook in veel plaatfen doen. Maar de geen, die L^f^^uT/'
dit noemt toevlucht tot " kpnHwerken te nemen , « f poken te verdichten, f .
P omwegen te volgen , en die fegt dat dit voor de Wijsbegerige oprechtig- o Tr^j?i^'J*^
hett en liefde der voaarheit enbetamelyk^is ^ betuigt felf dat hygeen^' ^MUgtt;
Wijsbegerige oprechtigheit, noch enige reden, maar alleenlyk
de g glimp en ftreek van een «'Redenaar wil gebruiken. iorZ:
Van de dingen ^ die in de tweede Bedenking tegen-
geworpen zijn.
L
GY vaart hier al voort met 'Rederijkfche vein{ing,in plaats «'^''««^''rf^
van reden, te gebruiken: want gy verdicht dat ik boert , ^^''"""^
als ik in ernft handel ; en gy; neemt het geen voor crnlt aan, en
als warelyk beveftigend gefegt, 't welk ik alleenlyk als onder-
vragende, en naar 't gemeen gevoelen der anderen voorgcftelt
heb, om v/yder onderfoek daar op te doen. Want als ik icg dat
men alle de ' getuigenilfen der finnen voor onfeker, ja voor vals UrfJ^^'^'*^
moet houden, zo fpreekik in ernfl , en is,om mijn Bcdcnkin-'^'"*""'*
gen te verftaan, zo nootfakelyk , dat de geen, die dit niet wil of
kan aannemen, niet bequaam is om iets , dat antwoort wacrdig "
is, daar op tegen te werpen. Maar men moet, gelyk ik dikwijls l'^fj-lf^f'
verhaalt heb, op " 't onderfcheit merken, dat tullchen de doe- viu. ""'^
ningen van 't leven y cn d'onderfoek der waarheit is. Want
al>s
2^4 R. Des-Cartes
als men van 't beleit des levens fpreekt , zo fou 't warelyk heel
wanfchikkelyk zijn, indien mende finnen niet geloofde, en
defeSkeptifchen waren tebelachcn, die de menfchclijke din-
gen zodanig verwaarloosden , dat, op dat zy fich niet van fteil-
ten af fouden werpen , zy van hun vrienden bewaart moeften
Wefcn. Endiesh:i\venhchikergcnsgeCcgt dat niemam,dtegeK.ont
i^ï/w, ^ geeft is , van ftilke dingen fal twtjfeien. Maar als men onder-
foekt wat fekerlyklt van 't menfchelyk vernuft gekent kan
worden, zo is 't vs^arclyk geheel tegen reden, dat men defe din-
gen niet in ernlt als twijfelachtig , ja ook als valfch , wil ver-
werpen, om te bemerken dat enige andere dingen, die dus niet
Terworpen konnen worden , hierdoor te fekcrder , en aan ons
mrelyk bekender zijn. Maar als ik gefegt heb dat ik noch niet
genoechverfta wiedegeen is, diedenkt, zo neemt gy dit niet
tor goeder trouals ernlliglyk gefegt , vermits ik dit fclf ver-
klaart heb ; noch ook dat ik gefegt heb dat ik ge^nfins hier in
twijffelde, in 't welk de natuur van 't lighaam beftont , en dat
ik geen macht van fich fclf tc bewegen daar aan toefchreef , en
cok niet dat ik my inbeeldde dat de ziel gelyk een wint , vuur,
of zodanige andere dingen is, die ik allecnlyk daar, volgens
't gevoelen van 't gemeen., voortgebracht heb , om daar na tc
tonen dat fulks valich is. Maar hoe getrouwelyk fegt gy dat ik
gevoed worden , gaan , gevoelen j en tlo voort, aan de z.iel toeeigen i om
bDijiinnio, terftontdaar aan te voegen, ditz^yze, ahwy jlechsopuw ^ onder-
< 'KHtriti,, fc^^'^^^H '»//^^^» de z.iel en 't Itghaam merkfn. Want ik heb een wei-
*^ïnccjr*i^I nigdaarna, met uitgedrukte woorden , de voeding aan 't lig-
c StnjM, haam alleen toegevoegt, en het gaan en ^ gevoel ook ten mee-
. flendeel aan 't lighaam toegeèigent , en ik fchrijf niets van 't
^c2Zt,o S^^"» aan hen behoort, aan de ^ziel toe, behal ven alleen het
leljim. geen, 'tweHadenkingis. Wyders, wat reden hebt gy om tc
feggen tk geen z,o grote toeft el behoefde , om te bemjfen dat iJ^ J> xve-
{entlykhen. Zeker, my dunkt, uit defe uw eigewoorden, dat ik
grote reden heb om t'oordelen dat ik noch niet grote toeftel
genocch gebruikt heb , vermits ik echter niet heb konnen ma-
ken dat gy de faak recht verftaat. Want als gy fegt dat ik het
. . niijn andere 'doenhigenhad konnen bcfluiten,
k- ^mont,- «dwaalt gy verre van de waarheit af, om dat ik van geen mij-
ic^rt/ZT ner ^ doeningen feker ben , ( te weten met defe i Overnatuur-
^ct't^tTo* ^^^"ciige fckcrheit, die alleen hier gefocht word ) dan van dc
wdenlung alleen. Tot cü21 voorbcelt., men kan hier niet by-
bren-
i Cinfcuttid.
Amwcort op de Vijfde Tegcnmrphigen. 2^S
t>rengcn , ik wandel , zo ben ik , dan voor zo veel de » medewe-
ting van wandelen een denking is, van'twelk alleen die be-
lluit zeker IS, en met van de beweging des lighaams , diefom
tijtsnietis, te weten als ik droom, fchoon my dan ook dunkt
dat ikga: in voegen dat ik hieruit , dat ik acht dat ik era , zeer
wel de^wefentlykheit van mijn geeft belluit, die dit acht, ence.ife^u
ni^t de wefcntlykheit van mijn lighaam , dat wandelt. En dus
IS t met d'andere dingen.
I I. Gy begint daar na , met een aangename rolvertoning , ^ ''"Awr;
my niet meer als een geheel menich , maar als een afgefcheidc
iieUe vragen, daardoor, zo my dunkt, gy vermaant dat de- cc»t;v5...
le 1 egenwerpmgcn met uit de geeft van een fchcrpfmnig'"*-
Wijsbegerige,maarvan'tvlcerchallcen voortkomen. Zegmv
dan, ikbidujo vleefch , ofmet welke naam gygenoemt wilt
welen, hebt gy zo weinig vcrkeering met de geeft, datgy niet
Kont bemerken wanneer ik defe inbeelding van 't gemeen ver-
betert heb , door de welke verdicht word dat het geen , 't welk
denkt, gelyk een wint, ofdiergelyk lighaam is? want ik heb
ftaar warelyk verbetert, als ik getoontheb, datmenonder-
itellen kan dat'er geen wint , en geen ander lighaam in de vver-
relt is , en dat echter alle de dingen , door de welken ik my , als
een denkend ding ken, blijven. En dieshalven, alle de dingen
naar de welken gy my federt vraagt , te weten waarom ik geen
Wint kan wefen, waarom geen plaats vervullen, waaromniet
door veel bewegingen bewogen worden , en diergelijke andere
dingen , zijn zo ydel en onnut,dat zy geen antwoort behoeven.
III. De dingen, die gy daar byvoegt,dringen ook niet har-
der aan,tc weten,indien ik zeker dun lighaam ben, waarom kan
ilc met gevoed worden , en zo voort : want ik ontken dat ik hV.
liaamben. Voorts , om kort te gaan , om datgy byna altiit de
de zelve woorden gebruikt,en mijn redenen niet beftrijd, maar
rnet hen als kragteloos te vcinfen.of hen als onvolmaakt en ver-
minkt te verhalen,verfcheide zwarigheden opwerpcdie £Temc-
nelyk van donervarenen tegen mijn f befluitingen,of tecen an- fc^'^d^S"
deren,die hen gelyken,of ook ongely k zijn, voortgebracht wor.
den, en die ofniet ter zaak behoren, of alreê van my op hun
plaats wechgenomen, of opgeloft zijn, zo fal't niet nodiV
zijn dat ik op yder ding , daar gy naar vraagt , antwoord , want
ik fou't geen,dat ik alreê te voren gefchreven heb,wel hondert-
maal moeten verhalen. Maar ik lalalleenlyk in't kort vandc
LI dingen
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
266" R. Des-Cartes
dingen handelen, die , gelyk het fchijnt, de lezers, die niet heel
onverflandigzijn, konnen te rug houden. En wat de genen
aangaat, die niet zofeeropde kracht der redenen , als op de
x^fprobé' menigte der woorden merken , ik acht hun » goetkenning niet
zo hoog , dat ik , om hun jonfl te verkrijgen , klapachtig wil
worden. Ik fal dan hier voor eerft aanmerken , dat men u niet
b Mtm, gelooft , als gy fegt dat de ^ geeft met het lighaam toeneemt
en verfwakt , en dat gy hier toe geen bewijs bybrengt :
want hier uit , dat hy niet zo volmaaktelyk in 't lighaam
van een kint werkt, als in een volwafle menfch, en dat dik-
cy4/?/*w,! ^iis (jes felfs c doeningen door de wijn, en door andere lig-
hamelijke dingen belet konnen worden, volgt alleenlykdat
jllif ' zo lang als hy aan 't lighaam gevoegtis, dit als een gc-
tÖytrutft^ reetfchap tot defe c werkingen gebruikt , met de welken hy
meeft befich is , maar niet dat hy door 't lighaam volmaakter
ter of onvolmaakter gemaakt word: ja 't befluit, dat gy hier uit
trekt, is niet beter, dan of gy hier uit, dat de werkman niet
wel werkt, als hyquaadgereetfchap gebruikt, beflootdathy
de gaauwigheit van fijn konft van de goetheit van fijn werk-
tuig verkreeg.
fcAfK Hier ftaat ook aan te merken dat gy, ó f vleefch, geheel niet
fchijnt te verftaan wat het is reden te gebruiken , vermits gy ,
jul'm!^"^' bewijfen willende dat het g geloof der finnen nietby my be-
hoort verdacht te wefen, fegt dat, fchoonmy, d'ogen niet ge-
bruikende, fomtijts gefchenen heeft de dingen te bemerken,
die fonder ogen niet bemerkt worden , ik echter niet altijt de
fel ve valsheit beproeft heb i als of het , om te twijffelen , niet
genoech wasdat wy fomtijts doling bevonden hebben : cn als
of het gefchieden kon dat wy, zo dikwijls als wy dolen, be-
merken dat wy dolen, fchoonin tegendeel hier inde doling
beftaat, dat zy van ons niet onder de U:hijn van doling bemerkt
word. Wyders, dewijlgy dikwijls van my redenen verfoekt,
^ fchoongyfelf, ^' ó vleefch , geen hebt, en dat de laft van te be.
'hitr/hL wy^^" u valt , zo ftaat t'aanmerken dat , » om recht de wijs-
éum!^ heit te betrachten, het niet van node is dat wy betonen dat al-
Ie dedingen, die wy niet aanneemen , omdatwy niet weten
ofzy waar zijn, valfchzijn, maar alleenlykdat wyfcherpelyk
toefien, dat wy niets als waar aanneemen, 't welk wy niet
konnen bewijfen waar te wcfen. Dieshalven , als ik bemerk ,
o/ra«?r'* dat ik een k denkende felfftandigheit ben , en een klaar en on-
derfchei-
Anfivoort op de Vijfde Tegenwerpingen. 267
derfcheide 'bevatting van defe denkende felfftandigheit maak, a Ctnetptut,
in'twelk niets van'tgcen, dat tot ^de bevatting vande licr,J?^""'f''«
hamelijke felfftandigheit behoort, begrepen is, zo is dit volko- ar/lr.T
mcntlijkgenoechom te beveiligen dat ik, voor zo veel ik my
felf ken, niets anders ben dan een «denkend ding;'t welk alleen
ik in de tweede Bedenking , daar af nu gefproken word, beve- "t^'Z,
fligt heb. Ik behoorde ook niet aan te nemen dat defe denken-
de felfltandigheit enig gefwind, zuiver en dun lighaam was ,
en zo voort, vermits ik geen reden gehad heb, die my hier in
overreed heeft. Maar indien gy enige reden hier toe hebt , zo
paft het u die aan te wijfen , en niet van my t'eiflchen dat ikbe-
wijfen fal, dat hetgeen valfch is , 't welk ik om geen andere
oorfaakgeweigert heb aan te nemen, dan om dat'et my onbe-
kentwas. Wantgydoetevenzo veel, als of gy tegen my, feg-
gende dat ik nu in Hollant ben , zeide dat fulks ni^t te geloven
was, zo ik niet bewees dat ik niet in China, of in enig ander deel
des werreltswas, omdat milFchien gefchieden kan dat , door
de goddelijke macht , een felve lighaam in twee verfcheide
plaatlen ^ wcfentlyk is. Voorts , als gy daar by voegt , dat ik d Exijlere,
ook behoor te bewijfen dat de zielen der heeften onlighamelyk
zijn, en dat het grove lighaam niets tot de «denkingen toedoet, ^ , .
20 betuigt gy dat gy niet alleenlyk niet weet wien het toekomt
te bewijfen , maar ook wat van yder te bewijfen is. Want ik
acht niet dat de zielen der heeften onlighamelijk zijn, en dat
het grove lighaam niets tot de i denking toedoet , maar alleen- fco^iuti..
lyk dat sd'aanmerkmg defer dingen niet tot defe plaats be-?c««MM.
hoort.
^Y* ^y^^^^t^^^ï".weêrduifterheituitde ''gelyknamigheit he^^mv-
van de naam xïW , maar ik heb dit zo bredelyk ter behoreliike
plaatfen verklaart, dat ik befchaamt ben om 't hier wéér te ver-
halen. Ik fal dan alleenlyk feggen dat de namen ten meeften-
deelvand ongeleerdcn gegeven zijn, en dieshalven niet altijt
bequamelykgenoech met dedingen overeenkomen, en dat'et
ons niet paft die te veranderen,na dat zy door 't gebruik aan o-e-
nomen zijn ; maar dat'et alleenlyk geoorloft is der fel ver bc?e-
keniften te verbeteren , als wy bemerken dat zy van andere
menflen niet recht verftaan worden. Daarom,dewijl miftchien
d'eerfte menflen dit * beginfel, daar door wy gevoed worden en i Pri,ui:
groejen , en daar door wy alle d'andere dingen , die wy met de f
beeften gemeen hebben, fonder enige denking volbrengen , j^^^ .^^^^
LI z niet
2^S R. Des-Cartes
niet in ons van 't geen , daar door wy denken , onderfcbciden
« ^nima. hebben, zo hebben zy het beide met d'enige naam van ^ z.iel be-
c^iv^";;- ^o^^-^^t, cn, na dat zy bemerkten dat del' denking van dcc voe-
c :!!inZ: on^erfcheiden wa3,'t geeD,'t welk denkt, ^geeft genoemt,
fTrmZ' f " gelooft dat defe het voornaamfte deel van de « ziel was. Maar
ik , bemerkende dat het ^ beginfel , daar door wy gevoed wor-
den, geheel van't geen onderfcheiden is, daar door wy denken,
eu£ ■ dat de naam van TLïel ^ als zy voor beide genomen
1»».^**'"" vvord, egelyknlimig is, en, als men hem befonderlyk voor
h.^a,upri-^^t eerfte hedrijf ^ of voor » de voornaamftc vorm van de menfch
neemt, alleenlyk tc verflaanis van k 't beginfel , daardoor wv
f.rmah.nü- denken; en dit heb ik gemenelyk met dc naam van geeft ge-
Y 'vrinci^ noemt, om dubbelfinnigheit te fchuwen : want ik aanmerk dc
rX... "^^^ t^eel van dc ziel, maar als defe gehele ziel, die
vnTurs^m- denkt. Maar ik twijffel, fegtgy, of ik daarom achten fal dat dc
TSinim^. '^^^^^Itijt denkt. Waarom fouzy niet al tijt denken, dewijl zy
ü .^«/^«/M een ° denkende felfftandigheit is? Ea wat wonder is 't, datzv
'^f^ ' denkmgen gedenkt , die zy in 's moeders lighaam ,
oi in de flaapfiekte gehad heeft , en zo voort ; dewijl wy niet
aan meer anderen gedenken, die wy echter weten gehad te
hebben terwijl wy val waflen, gefont en wakker waren ; want
l^^Zttum q gedenkenis der denkingen, die de geeft gehad heeft,
terwijl hy aan 't lighaam gevoegt heeft geweeft , word vereift
« vcjtiiu. dat enige ' fpeuren en merken daar afin de harflenen ingedrukt
zijn, daar aan de geeft, fich derwaarts kerende en voedende,
gedenkt. Maar wat wonder is 't , xo de harflenen van een kint
j uth»Tii. of van een « flaapfuchtige onbequaara is om defe fpeuren ea
merken t'ontfangen?
Eindelyk , ter plaats, daar ik gefegt heb dat miffchien aehuren
kan dat het geen, twelktk noch niet ken, ( namelyk mijn li|haam)
met van defe my, dse tijken, (te weten van mijn geeftj vefrche^den
IS , dat tk er mets af weet, en niets daar affpree^, en zo voorts, werpt
gymy voor, indien gy 't niet weet, en niet daaraf fpreekt,
waarom neemt gy dan dat gy niets daar af zijt? 't is valfeh , dat
,^/M«,.r,. ik iets ' aangenomen heb, 't welk ik niet kende : want in tcpen-
. M.ns ^^^l \ ""f? '^^^'^^ y^gh^^m en de geeft de felfde was,
20 heb ik mets daar af aangenomen , maar alleenlyk de " geeft
aangemerkt, tot dat ik , m de zefte Bedenking, niet genomen,
w DemM. maar betoogt heb dat de geeft ^ dadelyk van 't lighaam onder-
i7c'^,uu Scheiden i&. Maar gy , ó vlcefch > doolt hier in meeft, dat gy ,
fchoon
i^ntTifoort op de Vijfde Tegemverpi?Pien, 269
fchoon gy geen , ja ook niet de minfte, reden hebt om tc bewij-
fen dat de geeft niet van 't lichaam onderfcheiden is, dit echter
iodanig neemt.
V. Dedingen, die ik van ad'inbeeldinggezcgt heb, zi]n tim4gin4tif
klaar genoech voor degenen, die daar op merken: maar 't is
geen wonder dat zy miflchien. voor de gen^n , die niet b beden- 1> Mciit4r!i
ken en overwegen feer duifter zijn. Doch ik vermaan hen dat
defe dingen , die ik bewefen heb dat niet tot defej^ kennis ^ be- f^frXr^^
horen, die ik van my heb, niet tegen de genen ftrijden , van de
welken ik te voren gefegt had dat ik niet wift of zy tot my be-
horen, om dat 'et geheel iets anders is tot my felf te behoren,
dan tot de kennis, die ik van my heb, te behoren.
VI. Alle de dingen, die gy hier, c ó befte vleefch, bybrcngt, c 0 cau êftu
fchijncn my niet zo leer ^ tegenwerpingen te wefen,als wel s i<^'foljemoneu
genmorringen, die geen antwoort behoeven. g obmurm»-
Vil. Gy vaart hier nochal voort in uw ^Hegenmorringen , j"'^ _
die 20 weinig , als de voorgaande, antwoort behoeven. Wanc ratimtt,
de dingen, die gy van de beeften ondervraagt, behoren niet tot
defe plaats, omdatde»geeft , die by fich felf bedenkt en over- ijrf^«riw.
weegt, bevindenkandathy denkt, en laict of de beeften ook'''''»**"'''**
denken, of niet. Maar hy foekt dit alleenlyk ^ van 't nakomen- k^/»o)ïm,.
de «uitderfelver werkingen. Ik wil my niet verletten metdc-»-
dingen te weerleggen , daar gy my invoert als wanfchikkelyk l^frat"o7,^..
fprekende , om dat'ct my genoech is eens vermaant te hebben
dat gy al 't mijne niet getrouwclyk verhaalt. Maar ik. heb dik-
wijls 't ware mcrktceken bygebragt , daar door men bekent m CrUerinn.
dat de " geeft van 't Hghaam onderfcheiden is , namclyk dat dc n*^^"^»
gehele natuur van de geeft hier in beftaat, dat hy " denkt, en de o c$ziure,
gehele natuur van't lighaam hierin, dat 'et een r uitgeftrektj^^^"'-^'''""
ding is, endat'erheel niets gemeen is tuflchen de q denking en qf»x»v-ifrt«
* d'uitftrekking. Ik heb ook dikwijls ondcrfcheidelyk getoont \f^,u^f„'l^
rationele
Ohmnrmtu
dat de geeft werken kan « fonder van dc harftenjcn af te handen : 'rcr k ureh»,
. r-. 1 3 1 1 .-1^ 1 •• ^ • t^dpureinm
' tclhgendum^
voelen. En hoewel , als 'er een fterke ^ inbeelding of ^ gevoel
want leker , daar kan geen gebruik van harllcncn zijn » rot zui- t.iug.ndum^
verlvk te verftaan, maar alleenlyk u tot in tc beelden , of te g;c- «^'^ ""'•^»-
bykoomt , ( gelyk gefchied als de harftenen ontroert worden) wimagtn*.
de y geeft niet lichtelyk kan werken om andere dingen te ver-xW»*.
ftaan, zo bevinden wy echter dat, als onfe ^ inbeelding niety;;;j"»> .
20 fterk is, wy dikwijls iets, dat geheel vaa haar « verfchci-»
den is , verftaan i gelyk daxi, als wy in 't flapen bemerkea
LI 3 dat
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
2/0 R. Des-Cartes
iOi>M iw/»- dat wy dromen, zo is dit, dat wy dromen, wel een a werk van
fT"'*./ ^''i^beelding, maar dat wy bemerken dat wy dromen is een
IZ: ' werk van 't verftant alleen. . ^
VIII, Gy betoont hier, gelyk dikwijls elders , alleenlyk
dingen , die gy poogt te beftrafïen , niet genoech ver-
ftaac. Want ik heb de ^ bevatting van 't was niet vandebevat-
d^w.«- tingvandesfelfsd toevallen afgetrokken , maar eer willen aan-
wijlcn hoe des felfs zelfllandigheit door de toevallen openbaar
e T'ercepüo word , CH hoe des zelfs « weêrkeerende en onderfcheide bevat-
Ji^!iX'^'''ting, gelyk het fchijnt dat gy, ó vlcefch , nooit gehad hebt,
van de gemene en verwarde bevatting verfchilt. Ik zie ook niet
op wat bewijs gyfteunt, om voorzeker toe te zeggen dat een
hontopgelyke wijfe, alswy, oordeelt, dan om dat gy, ver-
f^^'"' mits gy hem ook uit * vleefch fiet beilaan , alle de dingen , die
6 inuzijn, ookinhemachttewefen: maar ik, die geen s geeft
in hem bemerk, meen dat 'er niets in hem gevonden word ,
't welk met de dingen gelyk is , die ik in de geeft ken.
ï X. 1 k ben verwondert van dat gy belijd dat alle de dingen ,
ftrZT'"' ^"'^ aanmerk , wel u betogen dat ik i onderfcheidelyk
iD,iii»m. kendatik*' wefentlykben , maar niet wie , of hoedanig ik ben,
k£x,fl,re, vermits het een niet zonder 'tander betoogt word. Ikfieniet
wat gy van defe zaak meerzoud verwachten, dan dat men tot
tnchjynia, yan™ ftofichciding, zuUcH onderfoeken. Zeker, dit paft aan u,
ft • caro. „ 5 vleefch , en aan alle de genen , die niet weten wat men van
y der ding onderfoeken moet , vermits zy niets , dan zeer ver-
wardelyk, begrijpen. Maar wat my aangaat, ik heb nooit ee-
os.{.jian. achtdat'er, om de «zelfftandigheit t'openbaren, iets anders
i* ^itr,iHta,w er cikht wierd, als des zelfs verfcheide p toevoegingen ; in
voegen dat , hoe v/y meer toevoegingen van enige zelfftandig-
heit bekennen, hoe wyook volmaaktelyker des zelfs natuur
verftaan. Dicshalven, gelyk wy veel verfcheide toevoegin-
gen in't was konnen ondcrfcheiden , als d'een dat het wit,
d'ander dat het hard , en een ander daf'et van hard week word ,
({^tifiiHta, en zo voort , zo zijn'er ook zo veel q toevoegingen in de' geeft,
t -Mens, j^y,^ vermogen heeft van de witheit van't was te ken-
nen , d'ander dat hy de macht heeft van des zelfs hardigheit te
kennen , en een ander dat hy de verandering van de hardigheit,
of
AnWoort op de Vijfde T ?gemverp ïngen. 271
of de weekwording kent , en zo voort. Want iemant kan dc
hardigheit kennen , en echter geen kennis van de witheit heb-
ben, om dat hy blint geboren is j en dus met d'andere dingen.
Daar uit men klarelyk kan befluiten dat men van geen ding zo
veel toevoegingen kan bekennen , als van onfe ^ geeft , om dat ^
irien 20 veel toevoegingen in dc geeft kan tellen , als in yder an-
der ding bekent worden , vermits hy die kent ; endieshalven
is de natuur van de geeft de bekentfte van de natuur aller din-
gen. Eindelyk berilpt gy in 't voorbygaan dat , dewijl ik niet
toelaat dat 'er in myiets isj als de geeft, ik echter van 't was
fpreek, dat ik fie , dat ik aanraak , 't welk zonder ogen en han-
den niet gefchieden kan. Maar gy behoorde aangemerkt te heb-
ben , datikuitdrukkelyk vermaant heb dat ik daar niet van 't
geficht,en van't gevoel handelde,'t welk door hulp der ^ werk- or^4»«
tuigen gefchied , maar alleenlyk van dc c denking van fien en ^f3f
raken, tot het welk, gelykwy dagelyks in onfe dromen be- m^^IU/. *
vinden , defe ^ werktuigen niet vereifcht worden. Zeker , gy ^ ^'i*»^»
hebt dit wel aangemerkt , maar gy hebt alleenlyk willen aan-
wijfen hoe wanlchikkelyke en ongerechtige *^kibbelingen dik- cMUAtit»
wijls van de genen bedacht worden , die niet zo zeer pogert iets
te verftaan , als wel teg«n te fpreken.
Van de dingen y die op de darde BedenUng tegen-^
geivorpenzijn.
h
Schep moed; gy brengt hier eindelyk enige ^ reden tegen ^
myin, 'twelkgy, gelyk ik bemerk, nooit te voren ge-
daan hebt. Want om te bewijfen dat het geen zekere regel is ,
dat de dingen, die wy zeer e klarelyk en onderfcheidelyk be- 8 ^^^^ «Jj.^»-
vatten , waar zijn , zo zegt gy dat ^ zeer grote vcrftanden , die, f^e/
gelyk het fcheen , veel dingen klarelyk en onderfcheidelyk be- ^'/rml*'!*
hoorden bevat te hebben, echter hebben geacht dat de waar-^"^""*"^"'^
heit der dingen of in God, of in de put verborgen was. Gy
twiftreedenthierin, ikbeken't, recht op d'achtbaarheit van
anderen ; maar gy,' ó vleefch ! behoorde gedacht te hebben dat ï <>* Uro!
gy hier tot een ^ geeft fpraakt , die zodanig van alle lighamelij- k arw,
ke dingen afgefcheiden is , dat hy ook niet weet dat'er ooit eni-
ge menfchen voor hem hebben geweeft , cn dieshalven niet
door
272 R. Des-Cartes
door hun achtbaarheit bewogen word. 'c Geen , dat gy daar na
iS^ci'tici. van de ^ Skeptifchen bybrengt , is een gemene , en geen quade
plaats, maar die niets bewij ft ; gelyk ook niet dat fommigen
i, Ofinianes. om valfchc ^gevoekns willen fterven , om dat men nooit kan
bcwijfen dat zy't geen , 't welk zy hardnekkiglyk verfekeren ,
•klarclyk en ondcrlchcidelyk bevatten. Gy voegt 'er eindelyk
by dat men niet zo veel moeiten behoeft te doen om de waar-
cMM»^, heit van de regel te beveftigen , als wel om een ^ Beleed voor tc
llcllcn , om te bekennen of wy bedrogen zijn , of niet ,' als wy
achten dat wy iets klarelyk bevatten. Ik ontken dit niet : maar
APrafdicia ^^^^^^^1* dat ik dit naaukeuriglykop zijn plaats gedaan heb,
^ ^^2'*' t^aar ik eerftclyk alle ^'vooroordelen heb wechgcnomen , en
daar na alle de voorname denkbeelden opgetelt , en de klare
van de duiftere of verv/arde onderfchcidcn.
LS""' ^ ^ • ^^^^^ï'» t)en over u ^redenering verwondert, daar door
siu'ctad- gy bewijfen wilt dat alle onfe s denkbeelden aankomig , en
rTcns'. S^^^" ^-^^-^ '^"s gemaakt zijn , omdat , 7.cgt gy , de geeft ^ macht
i FactiiuiA. heeft met alleenljlivan d'^aankomige denkbeelden z^elvca te ^ bevatten , ool^
\^mpTJril '^''^^ "^^^f 'h^ideljk^ ' z^amen te z.men , m verdelen^ "/« te trekken, ^ ver*
m 'Dxvidtrr, groten , p vergelijken , en z^o voort. Gy befluit hier uit dat de i denk-
O S;«P^/^'r7, beeldender Chimeren, die de geeft, al zamenfettendc, de-
pj^^j'^^;;"'- lende, enzovoort, maakt, niet van hem gemaakt worden,
nJrfrHni maar Siiankomig zijn. Maar gy kont door defe middel ook be-
l'i^Z'r.ti. ^vijfendat Praxiteles geen beelden gemaakt heeft , omdathy
fi^, « van fich niet het marmer had , van 't welk hy hen fneed ; en
^obustioncs.,^^^ gy ^^^^ '^^^^'^ tegenwerpingen niet hebt gedaan , om dat gy
hen niet van uw eige gevonde woorden, maar van anderen ont-
wamfonc- ]eenc, «'te zamen gefet hebt. Maar zekerlyk, de gedaante
9i Foma. van ccn Chimeer beftaatniet in de dden van een geit , of van
y Fnma. ccn Iccu , CU dc y vorm uwer z Tegenwerpingen ook niet in dc
z c^7^^«o- befondere woorden , die gy gebruikt hebt , maar alleenlyk ia
a compofitto. de ^ famenfetting. 't Is ook wonderlyk dat gy beweert dat het
hideaui, ''denkbeelt van't ding niet inde geeft kanwefen, z^o dedenhj
beelden van dier y plant ^ fteenenvanalle alge7nene dingen niette z^amen
z,ijn, alsofik, om te bekennen dat ik een «denkend dingben ,
de dieren en planten behoorde te kenneji, om dat ik behoor het
dmg, o{ wilt ding is , te kennen. Gy handelt hier ook niet wa-
rely ker van de waarheit. Eindelyk , dewijl gy alleenlyk de din-
gen aantaft , van de. welken ik met bcveftigt heb , zo vecht gy
tegen de wint,
III. Gy,
t»nt.
Antmm op de Vijfde Tegenwerpingen. yj ^
^ ^^y'^^/^^^"en, om dc welken ik geacht heb dat van dc
wticnuyKneit der Itotte ijke dingen te twijffelen ftaat,
leggen willende, vraagt hier iv^^r^wi^^^^^.^'^^^^^^^^^^y r.run»
ZG voort; in 't welk klarclyk het ^ begfnfel gcèifcht
Want gyftelt het geen, dat te bewijfenwas, namelvk dat 'et
zo leker is dat ik op d'aarde wandel , dat men daar af niet twiif.
telen kan. Enalsgyby deredenen, dieik my tegengeworpen,
endicik wederlegtheb, een wilt by doen , te weten tr.^rL.«
een bUntgeboren geen^ deukbeelt van verwc , of in een dove geen ^ denkbeeU c cot^rk.
van jtemts^ 2o betoont gy klarelyk dat gy £^een reden van enio- 'i^^^* ^''^«.'
5eS^ i^r'"' 1^°^ Sy dat 'er geendenkbeelt vaS
wvdW^^^^ dewijl fomtijts in ons, fchoon
Tewel t^wo T^''':? ' echter de c finnen van licht en verwen op- e
gewekt worden. En hoewel men 't geen, dat gy fegt, toeftem-
üc, zou de geen , die de ^ wcfentlykheit der lloffelijke dingen f-^-A"''-
^eboren \ ""'^A "^f ^^g^jy^^ ^^^^^^ ^^.^g^n , dat een biint-
^^ecff nnfn der verwen niet heeft , om dat zijn ^
fefr H.r h ^ k ' "^^^^^ ^^^^^ ^«^'^^^^ ' Ly ^^^^-^^
legt dat hy de k denkbeelden niet heeft , om dat hy fonder ogeii i.^-^^^^^^
* \ ^i^^ ' ^^cl^^ gy. daar na van de twee denkbeelden der Ti7c2'!^
2on daar by voegt, bewijft niets: maar als gy hen beide voor
een neemt, om dat hyfich tot een zon gedragen , dat is het lel-
Jvvit! 'i^^^^^f warcenvalfchenietverfchilde, ds
zy van een lel vel onderwerp gefegt wierden. als ev dit, dat
wy uit dc - ftarrekiindige redenen trekken, ontkent denkbeelt :^::Z:U
tc zijn , zo prangt gy de naam van « denkbeelt tot d'enirre "^^^-^
^twpft' \n cle P verbeelding afgefchüdert , tegen 't geen, JfZ;:
. t welk ik uitdrukkelyk geftelt heb. b m i •
^ vvnnr'^^^i^u^^f^ hier desgelyks , ^ils gy ontkent dat 'er een
hdt niet dn '^^^ r (^/^-^^digheit is ,"om dat de felfftandig- n j;;-'!^-
SreneTxLrT^^^^^ maardoor't ^verflant alleen h^Ju!::::^-^..
grepen word Maar ik heb al tevoren , » ó vleelch! betui^^t dat * i"'''-'^-
ik met met de genen te doen wilde hebben , die alleenlyk hun l^^U
"inbeeldingen met het verftanc wilden gebruiken Als rrv ^
fcgt dat ^et - denkbeelt der ^elfftanMglmt geen y d.delykhen heWtXtnJr''
dieT^jntet un de denkbeelden van baar ^ toevallen heef t , onder, of naar ■
de mlken z.) ^ begrepen word , zo betoont gy dat gy warely k geen ^C.Tjp!"'
^ onderfcheide zelfflandigheit hebt , om dat de xelfftandigheit>Xf **
noit naar dc <^ toevallen begrepen kan word^en , noch haar ^ da- ^'^^"^'tdlZu,
<ielykheit van hen lenen. In tegendeel , de toevallen worden
M m gcmc-
2 74 ^' D E S - C A R T E S
gemcnclyk van de Wijsbegerigen gelyk zelfflandigbedenBe-
b£«mi grepen, te weten zo dikwijls , alszy^ dadelyk gefegt worden.
TuJa/iib' Want men kan aan de toevallen geen dadelykheit ( dat is geen
jia,.u^. meer dan wijfige welighcit) toeèigenen, die niet van 't denk-
öD.jH^ure, beeltder zelfftandigheit ^^afgenomen word. Wyders, alsgy
i ^nnilu ^^S^ "^^^ ^ dcnkheelt alleenlyk^hier uit heeft , dat w) gehoor t heb'
de veo, hen van enige ^toevoegingen van Godfprehjn , zo wilde ik wel dat gy
'er byge voegt had van waar dan d'eerfle menfchen,van de wel-
ken w'y defe dingen gchoort hebben , dit zelve denkbeelt van
God hebben gehad : want indien van fich felven , waarom kon-
nen wy dan dat ook niet van ons hebben ? maar indien God dat
g Ex'ifitrt. jian hem geopcnbaart heeft , zo is God dan ë wefentlyk.
h m^mwm. Maar alsgy 'er by voegt dat de geen ^ dteietsz^egt oneindig te we-
fen , aan een ding , dat hj met bevat , een naam toeeigent , die hy mèt ver-
k?«SS/^ zo maakt gy geen i onderfcheittuflchen de verflaning,
j canfarml ' ' gclykmatig met de maat van onz vernuft , gelyk yder gemoed
Z'noflru'' ^^^"^'^ v/y van 't oneindig hebben , cn tuflchen het even-
mOnctp'M matig begrijp der dingen, zodanig als niemant dat heeft, niet
ttrZ".'"* ïiH^^cnlyk van » 't oneindige , maar miflchien ook niet van enig
n ivfs'mtum. ander ding , hoe klein het ook is. 't Is niet waar dat wy 't on-
nÜjvfumi' eindige verflaan door ^d'ontkenning van 't einde, of van de be-
t*t,onti, paling , vermits , in tegendeel , alle bepaling een ontkenning
f idtai yari 'j. oneindige begrijpt, 't Is ook niet waar dat het p denkbeelt ,
alle de fe volmaaktheden, die wyaan ^od toeèigenen^ vertonende , niet
Ih^alvZ ^^^^ 'Woorwerptge dadelykheit heeft , dan ^d' eindige dingen hebben,
t \u7fi^itx. Want gy bekent zelf dat defc volmaaktheden door onz * ver-
s inuUtciiu. fVant vergroot worden , op. dat men hen aan God toeèige-
nen zou. Meent gy dan datdefe dingen , dus vergroot zijn-
de, niet groter zijn dan de genen, die niet vergroot zijn ? en
xTncnim van waarkan defe ^ macht wefenv^m allegefchape volmaakt-
ZliTpcrff. heden t€ vergroten , dat is- van iets groter of ruimer, dan
iJmes ««4-hen zeiven, te begrijpen, dan hier uit, dat het "denkbeelt-
B/^i.M. vaneen groter ding , te weten van God , in ons is? Eindelyk
is ook niet waar dat God een gering ding zou wefen , indien
hy niet groter was, dan hy van ons verllaan word: want hy
vfïnfiniiM, -^vord verdaan»^ oneindig te we fen i en daar kan niet groter
5t inuiuFm ^'-^^ ^^^^ oneindig. Maar gy verwart en verfmelt de ver-
yimlimT-' ftaning met y d'iubeeldiug , en verdicht dat wy God inbeel»
den als een zeer groot menfch, alsof de geen, die nooit ele-
a^4frtrw. ^xntgeficn heeft, fichinbecLien zou dat hy, gelyk een» fiertje,
zeer
for
» Uufa m*'
ter tuin.
h C'auft <;Ji-
cie'is.
Antwoort o^de Vijfde TegCfmer pingen, 2 7 5
zeer groot was ; 't welk ik met u beken zeer wanfchikkelvk te
wefen. ^
V, Gy zegt hier veel dingen, opdatgy fchijnenzoud my
tegen te Ipreken, fchoon gy echter zulks geenfins doet , ver-
mus gy even 't zelve , alsik,befluit. Gy mengt'er echter hier
en daar veel dmgen onder, vande welken ik veel verfchil , als
dat defc » gclooffpreuk , daar is niets in ^ d'mtwerktn^ , 't mik, met , ,A.ior,s
te voren m haar oorfaaiheeft geweefi , eer van dc dftoffelijke, dan ^' ^'Z-'^'**-'
van ^ d'uitwerkende oorfaak te verflaan is. Want men kan niet 5 a/w^.
begrijpen dat de ^ volmaaktheit van de vorm te voren in sde '^^^"'"^
ilofFelijke oorfaak, maar wel in h d'uitwerkende oorfaak ge- Tii^rfe^n
weelt heeft en daar by dat de i vormelijke dadelyk!?en van 't denk-
Veelt z^elfjlandtghettis , en meer diergelijke dingen.
VI. Indien gy iets had, om de ' wefentlykheit der ftoffelii-
ke dingen te bewijfen, gyzoudhet zonder twijffcl hier byse- - a.-''-
bracht hebben. Maar dewijl gy alleenlyk ondervraagt ,
mijn geeft onfeeker is van of 'er tets , dan hy , m de mnelt is , en ver- ^ ««^'Z?-"-.
dicht dat'et niet nodig is « bewijsreedenen hier toe te foeken,en \f::!::iL
dieshalven u allcenlyk op de » voorgeoordeelde wanen beroept-
20 toont gy veel klarelijker dat gy geen reden van't geen , dat
gy verfekert, kont geven,dan ofgy gefwegen had. Wat de din-
gen aangaat , die gy hier van de p denkbeelden zegt , zy behoe- pVcEl
ven geenantwoort,om dat gy de naam van denkbeelt allcenlyk p
tot de q beelden, in de ^ verbeelding afgefchildert, prangt: maar ,
ikftrek hen uit tot al't geen, dat bedacht word. Voons ftaat
my in 't yoorbygaan te vragen waar mee gy bewijfen wilt , dat
mets opjich z^elfmrkt : want gy zijt niet gewent bewijsredenen te
gebruiken, maargy bewijltdit met het voorbeelt vande vin-
ger, die fich zelf met flaat, en met dat van't oojr , 'cwelkfich
niet m fich zelf , maar in de fpiegel fiet. Daar op men lich telyk
kan antwoorden dat 'et niet het oog is dat de fpiegel meer fiet ,
dan fich zelf, maar des geeft, die alleen de fpiegel ren'toocr. en
fich zelf kent. Men kan ook andere voorbeelden in de liohtme '
lijke dingen bybrengen, gelyk,als een tol fich in't ronde draait
isdefe omdraiing met een «doening, die zy tegen fich zelve\^^,v
pleegt? Eindelykftaat aan te merken dat ik niet beveftigt heb
dat de ''denkbeelden der ftoffelt^ke dingen mt de geeft ^ afgeleid warden; ^Ue*umm
gelyk gy hier niet oprechtclyk verdicht: want ik heb federt
xvel uitdrukkelyk getoont dat zy dikwijls van de lighamen w'*JfV„.
Voortkomen , en dat hier door de y wefentiy kheit der liehamen
2» be we-
h Epnu4.
c Formalt-
ter.
fX€mwenur,
e Cuufit,
f Jilens,
g Ide* tnfuii
h Jnfinitftm,
S 7dt*:tifin
tl.
li IncomPre
lliattofor-
inteiligens.
2.7^ R. D E 9 - C A R T E S
bcwefciiword. Maar ik heb hier allcenlyk verklaart, dat men
daar m geen zo grote ^ dadelykhcit vind , dat hier uit , te wetea
dat'er mets in ^ d'uitwerking is, 't welk niet « vormely k of uit-
fteekently k te voren in^ d'oorfaak heeft geweeft , befloten be-
hoort te vvorden,dat zy van de f geeft alleen niet konden voort-
komen ; 't welk gy geenfins tegcnfpreekt.
VII. Gy zegt hier niets, dat gy niet alrcê te voren hebt ge-
. fegt , en dat ik niet wedcriegt heb. Ik fal hier alleenlyk een
ding van s'tdenkbeelt van 't oneindig zeggen, 't welk, zogy
zegt, nietwaar Icanwefen, zo ik niet het oneindig begrijp;
en dat men zeggen mag dat ik ten hoogften niet meer ken , dan
een deel van't oneindig, en noch een zeer klein deel , 'twelk
't onemdig niet beter aanwijft , dan de beeltenis van een klei-
ne hairtop een geheel menfch vertoont. Ik zeg dan dat'et , in
tegendeel , llrijdig is , dat indien ik iets begrijp , dit , 't welk ik
• begrijp,onemdig,is: want een i denkbeelt van't oneindig moet,
om waar te zijn, geenfins begrepen wefen , om dat^d'onbe-
grijpelykheit zelve in de i vormelijke reden van 't oneindig be-
grepen word: en nochtans is't blijkelyk dat hetdenkbeelt,
'twelk wy van't oneindig hebben, niet alleenlyk enig deel
daar af vertoont , maar warelyk 'tgeheel oneindig , op gelijke
wijfe als het door 't menfchelyk.denkbeelt vertoont behoort
te wordeiijfchoon men zonder twijffel een ander veel volmaak-
ter, datisnaaukeurigerenonderlcheidener van God, of van
een andere "ver.ftaande natuur kan hebben, die volmaakter
dandcmenfchelijke.is: op gelijke wijfe , als wy zeggen dat.dc
geen , die in de Meetkonft onkundig is , het denkbeelt van de
gehele driehoek heeft, vermits hy veiftaat dat hyeengeftaltc
js, in drie lijnen begrepen , fchoon de Meetkonftcnaars veel
andere dingen van de fel ve driehoek konnen bekennen , en ia
des zelfs denkbeelt bemerken, die aan defe onkundige' onbe-
kent zijn. Want gclyk, om het denkbeelt vande hele driehoek
te hebben, het genocch is een gellalte, in drie lijnen begrepen,
teverftaanj zo is 't ookgcnoech, om een waar, en volmaakt
denkbeelt van't geheel oneindig te hebben , dat men 't verftaat
€cn ding te wefen, in geen afpalingen begrepen.
VUL Gy koomt hier weer tot de fel ve doling , als gy ont-
kent dat men " Gods ware denkbeelt heeft. Want hoewel wy
niet alle de dingen, die in God zijn , kennen , zo zijn echter alle
dedingen waar,die wy bekenneninhem tewefen. Maar de din-
gen*
Anfivoort' op de vijfde Tegen'iverpngen, 277 '
gen , die gy daar tuflchen mengt , als dat het broot niet volmaakter
iS y dan de geen i die broot begeert^ dat hier mt, dat tk^begrijp Uets be^ A^Htjttü
drijvel)'km 't denkbcelt te we jen , met volgt dut het b bednjveljkjnt ding 'féaf"'"
is , daar aft het ^ denkbeelt is , dat tk oordeel z^onder weten , en dier-
gelijke andere dingen , getuigen allecnlyk dat gy , ó vleefch 1
roeKeloollelyk veel dingen wilt beftrijden, daar af gy dcfia
noch niet gevat hebt. Want hier uit,dat iemant broot begeert,
word niet beüoten dat het broot volmaakter is dan hy is , maar
alleenlyk dat de geen , die broot behoeft , onvolmaakter is dan
fich zelf, als hy geen broot behoeft. En hieruit, dat 'er iets
in 't denkbeelt is , befluit ik niet dat het desgelyks in de natuur
der dingen is , dan als men geen andere oorlaak van dit denk^
beelt kan geven, behalven het ding , dat het in bedrijf wcfent^ ^ ^^«^^
lyk vertoont ; 't welk ik niet van veel werrelden , noch van e- f''^';.^»^.
nig ander ding , dan van God alleen , « betoogt heb v/aar te we--^^'"'»'''»
fcn. Ik oordeel ook niet zonder weten: wantik hebredenen
bygebi-acht,. waarom, ik dit oordeelde , en die zo vaft en be^
ftandig zijn , dat men geen daar af,, ja ook niet de minflc weer-
leggen kan.
IX.Alsgy ontkent dat wy gcdurigly k^ d*invlocjing.van d'eer- f /«/w
fte oorfaak behoeven , om bewaart tc worden., zoontkeat gy
een ding, dat van alle .'i O vernatuurkundigen als klaarblijkelyk s Jtiéta^h^*
verfekcrt word , maar op 't welk d'ongclctterden dikwijls niet
denken ^ om dat ly allecnlyk op d'oovüikciV naar 't gefchieden.j 4^ ^^^uf^^
cn niet ^ naarst wefen merken. Dus is de * boumeefter d'oorlaak » «^Wj^/iw
van 'thuis, cndc vader van de zoon, alleenlyk «^;ïy'f^f/(;y&/c-ïfj^;;^„^,^^
deni endieshalven , als het werk volmaakt is, zo. kan 't zon- J^-^^^.^^
der defe oorfaak blijven. Maar de zon is d'oorfaak van 't licht > aJ^
dat daar af voortkoomt j en God is d'oorlïiak der gefchape din- C*(ijAdy^_
gen, niet alleenlyk ^^/c^if^tf« , maar ook «^.^y :
en dieshalven moet hy altijt op de zelve wijfe in zijn werk " in- " i"fi>*crr;
vloejen , om dat te bewaren. Dit word klarclyk betoogt door
't geen , dat ik van od'onafhangelykheit. der delen des tijcs °m,?/rr.
verklaart heb, en't welk gy vergeefs poogt vruchteloos te
maken , met de Pnootfakelykheic van't gevolg voor te lleU iT>c«.y?,w
len, dat tullchen de delen des tijts is, h afgetrokken aangc-
merkt ; van 't welk hier geen ' verfchil is , maar van de. tijt , o£Vocc»%T
van de « during van't durend ding, van de welk gy niet onti-
kent dat yder ogenblik van't naafte ogenblik afgclchciden kan $'w'iIV«>
worden ^ datisdat.het «durend ding yder ogenblik aflaten k:n
Mm 3 te.r^'"."*^
R. Des-Cartbs
te wefcn. Als gy ook fegt dat \y in om kracht is , diegenoech is om
ons te doen blijven , z.o 'er geen bedervende oor f aak overkoomt ; zo be-
merkt gy met dat gy de volmaaktheit van de Schepper aan het
dlnt^rT 7^^P/^1 toeeigent , namelyk om dat het , ^ Tonder van een an-
der afte hangen, in wefen blijft; en aan de Schepper d'onvol-
V^ltn. '^^^aktheit van 't fchepfel , namelyk om dat hy door een c ftelli-
üva^ .ge doening naar een ^' niet weien moet trachten , zo hy eens
^iiot^e^c, uitwerken dat wy ophouden te wefen. 't Geen, 't welk gy
daar na by voegt van de voortgang in oneindig , te weten dat het met
vpanfchik^ljk^is fulkj toe teftaan, word fedcrt van u felf vcrfwakt;
vermits gy bekent dat du in oorfaken , tlo aan malkander verknocht ,
dat het mindere niet fonder't meerdere kan mrken, wanfchikkelyk^^ou
mfen: want van zodanige dingen alleen is hier verfchil, tewe-
ten van ' d oorfliken w wefen, en niet van^"d'oorfakcn m 'tgefchie.
Sc^^r*m den^ gelykd'ouderszijn. En dieshalven is d'achtbaarheit van
pr>. Ariltotcles hier niet tegen my; gelyk ook dit niet , dat gy van
Pandora fegt. Want gy bekent dat ik alle de volmaaktheden ,
die ik in de menfchen bemerk , op vcrfcheide trappen kan ver-
meerderen, en dat zodanig , dat ik fedcrt fal fien dat zy zodanig
zijn, dat zy niet in de menfchelijke natuur konnen vallen ; het
ISr'' "^velk geheel genoech voor my is, om Gods!; wefentlykheit te
(trurc. betogen. Want defe felve macht van alle menfchelijke vol-
maaktheden zo te vermeerderen , dat zy voor meer dan men-
fchelyk bekent worden,daar ik naar tracht,en daar ik op dring,
zou met m ons zijn, zo wy niet van God gemaakt waren. Maar
ik ben geenhns verwondert van dat gy niet bemerkt dat ik dit
klarely k betoogt heb, om dat ik tot noch toe niet heb gefpeurt
dat gy een van mijn redenen wel gevat hebt.
"L-de. j ^' ^^sgy'tgeen, 't welkikgefegtheb, berifpt, teweten
' dat er mets aan ^ Gods denkbeelt bygevoegt , en niets daar van
afgetrokken kan worden , zo fchijnt gy met op 't geen te mer-
™;^^''l^en , 't wclkin 't gemeen van de ^ Wijsbegerigen gefegt word,
m 'indivifi' "fitnelyk dat de ' wefentheden der dingen «"ondeelbaar zijn :
uEhntu ^^^^^ ^^^^ denkbeelt vertoont de « wefentheit van 't ding ; en
ra. " "* indien men iets daar by doet , of afneemt, zo word het terftont
« het O denkbeelt van een ander ding. Dus word Pandora, en dus
worden alle valfche goden van de genen verdicht , die dc ware
'God niet recht begrijpen. Maarfchoon, nadat men het denk-
beelt van de ware God eens begrepen heeft, men in hcni nieu-
-%Te volmaaktheden, die men noch niet bemerkt had , ontdek-
te,
Antwort op de Vijfde Tegenwerpingen, 279
tc. zo word echter zijn dcnkbeelt daarom niet groter , maar
nlleenlyk onderfcheidelijker en uitgedrukter gemaakt, om ^
dat in 't felve alle de volmaaktheden , die 't te voren had , j^g,.*^
grepen moeten wefen , dewijl men ondcrftelt dat het waar is ::
even gelyk het b denkbeelt van de driehoek niet vermeerdert j '» idc^trUn^
als men verfcheide c cigenfchappen, die te voren onbekent wa'f
ren , daar in bemerkt. Want gy moet weten dat Gods ^denkbeelt "
met door ons ^hy gevolg gevormt word uit de vermeer deringvan de voUVstHce[f,vè
maaktheden der Jchepfelen^ maar heel tegelyk hieruit, dat wy
metonfe ^geeft g't oneindig wefen , dat geen vermeerdering g'^r/)»;?,;;.
bevatten kan, bereiken. Maar als gy vraagt hoe ik^ bewijs ^^tiX*,^^,-
Gods beeltenis in ons is.gelykjoet ' merk van de voerkmeefler^ in zjjn werk iNotLnl^.
ingedrukt , en wat de ^ wij^e van dez.e ^ mdrukk^ng , of wat de vorm '^^1,^^^
van dit n merkjs ; dat is even zo veel, als of gy m y , in enige fchil- 1 im\r'^pio.
dcry zo veel konfl: bemerkende, dat ik oordeelde dat zy van "j;;7"'
nicmant, dan van Apelles, gefchildert konwefcn, en zeids
dat dit « onnavolgelyk puikftuk als feker merk was , dat Apel- oimmiubih
les in alle zijn fchilderijen ingedrukt heeft, om van d'anderen"'"^'"""'
onderfcheidcn te worden; alsofgy, zeg ik, vraagde wat de
P vorm van dit merk , en wat de wijze van dcfe indrukking is. q
Zeker, gy foud eer belachens- dan antwoordenswacrdig fchijv
ncn. Wat dan , als gy dus voortgaat ? Indien 'r denkbeelt met van
'/ werk^verfchih^ z.o z^ijtgydan z.elf het' denkbeelt , z.o z.i]tgy z,elf niets udc^
anders , dan een ^ wijze van denkjng , z.o zjjtgj z^elf^ 't ingedeukte merk,* * ^"'^«^
en^t onderwerp van d'mdrukking. Is dit met even zo fchcrpfinnig^ fiJ^tat;/
als of, zoikfeidedatdefekonft, door de welke Apelles fchil-^'^'*»
derijen van d'andercn onderfcheiden worden , niet vcrfchei- Lpr*|f^^
den van de fchilderijen felven-was, alsof, zeg ik, gy indefer
voegen drongt , zo zijn dan defe fchilderijen niets anders,
dan de konft, fonder uit enige w ftoffe te beflaan, en dies- w M^terUi.
halven mets anders , dan de « wijfe van fchilderen , en zo ^^''^*^
voort. ^'^pr.g.ndsi
Wat dan, als gy, om t'ontkennen d^t wy naar yCods beelte^s Deiim^g»:
nis gernaakt zjjn , zegt tlo w God dan van z gedaante gelyk een ^^«'^'^''^"''^
menfch, en de dingen bybrcngt , in de welken de menfchc-""**
lijke vandegoddelyke natuur verfchilt ? zijtgy daarin fcherp-
linniger, dan of gy, om t'ontkennen dat enige fchilderijen^
van Apelles naar Alexanders gelijkenis gemaakt worden, zei-
de dat Alexander dan gcweell was gelyk een fchildery , en dat
dc fchildery van hout en van verwen te zamcn gezet waren, en •
nieti
2^8o R. D E S - C A R T E S
niet uit vlcefch en been bcftonden, gelyk Alexander ? Want
tot d'eigcnfchap van een beek behoort niet dat het in alle din-
gen eveneens is als het ding , daar af het de beeltenis is , maar
AViicogi. ^j^^'C"lyk dat het in enige dingen daar mee gelijk is. En'tis
t»ria,, fecr klaar dat defe volmaakfte* macht van te denken , die wy
yerflaan in God tewefen , door dcfe min volmaakte, die in ons
is, vertoont word. Gy wilt, doch fondcr reden , liever Gods
fchepping vergelijken met de werking van een boumeeiter ,
b CrwKrff/o, dan met de ^v'oortteeling van een vader: want hoev/el defe
^Hidt drie c wijfen van werken geheel ver fchcidcn zijn , zo is 't ech-
üTrodHnh, ter eigcntlijker van de naturelijke tot de goddelijke ^ voort-
brenging, dan van de konftige te twillreedenen. En ik heb
ookgcfegt dat'er geen zo grote gelykheittuflchen onsen God
is , als 'er tiiÜchen d'oudcrs en kmdcren is ; en daar is ook noic
enige gclykhcit tuflchen't werk van de boumeeftcr, en de
cSiatHariM. hoiimcciïcrieK, gelijk blijkt als een e llokbeeldenaar een llok-
beelt maakt , dat hem gelykt. Maar hoe ongetrouwclyk ver-
haalt gy mijn woorden , als gy verdicht dat ik gefegt heb dattk
Y\u!%'ln.^^fi ^gelijkenis hier m begrijp, dat tk^een onvolmaakt en ^afhangelyk
h'o mii fchoon, integendeel, ik defe dingen tot bewijs van
jArfuf ongel ykheit bygebracht heb , op datmen niet achten zou dat
ik de menlchen met God gelyk wil maken. Want ik heb ge-
fegt dat ik niet alleenlyk begrijp dat ik in defe dingen minder
dan God ben, en echter naar groter dingen tracht , maar dat
defe groter dingen in God zijn, met welke groter dingen ik
in my iets gelyk bevind , dewijl ik daar na dar trachten. Ein-
.delyk, als gy zegt dat het wonder is waarom d^andere menfehenniet
het felve , aistk^^ van God verft aan , dewijl (jod z.o wel in hen , als in
i jd^a. mj , zjjn ' denkkeelt ingedrukt heeft j dat is eveneens , als of gy u
^if"'""'"' verwonderde van dat, dewijl alle menfchcn ^ 't denkbeelt
van de driehoek kennen , zy alle niet even veel dingen daar in
bemerken , en enigen miflchien verfcheide valsheden daar af
fprekcn.
Van
Antweori op de Vijfde Tegenwerpingen. 2« i
Van de dingen , die op de pierde Bedenking tegen-
geworpen zijn,
I wy hebben , en hoe wy aan " t mn mfi» deelachtig zijn , met b ^»„„.
dit ontkcnnig te noemen , en met te zeggen dat dit niets an- cn,,.„„«.
üers betekent , dan dat wy met het J opperile wefen zijn , en dat •>'•""'«•'»
zeer veel dingen aan ons gebreken. Maar gy zoekt overal zwa-
nghedcn , daar geen zwarigheden zijn. En als gy zegt dat ik enU
gemrkenvan Cod»e, d,c mngched volmaakt z.,jn, zo verdicht cry
dach hl""J"'2-; ''^ "'^'-ë^f gefchreven , jaook nooit g^'e-
dachc heb Maar ik heb allecnlyk gefegt dat, zo men enige dm-
gen aanlchout , met als een deel in de werrclt makendeT maar
ais iets geheel , zy dan onvolmaakt konnenfchijncn. 't Geen
^Za. P '^T voor ';d-eindclijke oorfaak bybrengt.bchoort c ,w
aan de twerkendeoorlaaktocgepaft te worden. '^ Is diesh.al '"• , .
ven redelyk dat men suit het gebruik der delen in de plan- '-^f'^'
ten, beell:cn,enzovoort, over God, de werker daaraf, ver-"'''"^"'"""
wondcrtis , en uit de h befchouwingder werken de wcrkmee- h/^'""-
Iter kenten verheerlykt, maar niet te ' r.imen " tot wat ein-i^-"-'-
de of gemerk hy dit alles gedaan heeft. En hoewel 'inde 7pdp "
^fl^cht'efr™'"''"'^''^ giffingen gebruiken mag, fointijts" n-^"-
"ftichte yk IS t'aanraerken wat - einde of gemerk wv siflen""-".
konnendat God in 't beftieren van de werrelt fich voor4ftelt
\vt A " ^ f " de Natuurkundige dingen wanfch.kkc- o /-f-tf».
l«°pzeervafteen beftandige redenen moet ftcu-
nen. Men kan met verdichten dat enige p einden of siemerken p uü.
yan God beter t'ontdekken zijn, dan anderen; want IV jn alle
in d ondeurgrondelijke afgron't zijner wijsheit op eenl: 'v^è w !
fe verborgen. Gy moet ook niet verdichten dat meman van de
menfchen d'undere . oorlaken kan verllaan : want zy ziir^aUe ., .«-A;
meteen u.tgefondert, lichter te kennen, dan 'Gods c'ndeof
gemerk; jayderachtdathyd'oorfaken, die <;ytot een voor
beelt van fwangheit bybreiigt , kent. Eindelyk , dewijl ay mv
hier zo 'oprcchtiglyk vraagt wat ^ denkbeelden ack d% m,m"-;'mf,
van Cjod, en van fich gehad zou hebben, z.o hj ^ federt dat hy\^j^*'
in lighaam ingeftort was , en tot hiev toe daar in was nebleven wet d'O" *
gen gefloten , en z^onder enig ander gehmk^der andere tmnen i fal ik '^f^ «z»*^
282 R. D E S - C A R T E S
ook oprcchtiglyk antwoorden, dat ik niet twijffcl (zo wv
^in 't denken niet van'tlighaam verhin-
dert noch geholpen word ) of hy zou de felve ^ denkbeelden
van God en van fich hebben , die hy nu heeft , lo hy die noch
d w«« ?r ^ ^'^^^ klaarder en zuiverder gehad zou hebben. Want de
linnen beletten hem in veel duigen , en helpen nergens in oni
cidr^ bevatten. En daar is niets, 't welk den menfchen verhin-
dert alle de zelve, en gelijke e denkbeelden te bemerken , dan
om dat zy al te fecr met de bemerking der lighamelijke dingen
befich zijn.
InZ"'' "^^"^f ^'^^ ^^^^^^ ' wy f dolingen onderwor-
g /../vr/.ff/p pen zijn , qualyk voor s ftellige onvolmaaktheit , vermits het
tfc. ^^.^eenlyk ( voornamely k ten opficht van God ) een h ontken-
per. ning van groter volmaaktheit in de fchcpfelen is. De i seliike-
^^':;^è ff f''' burgers van een Gemeente paft ookniet wel met de
^Hucirat delen van t Heelal : want de boosheit der bureers, als zy tot
r/rr gemeente toegepad word, is 'iets ftellig ; maarniet dit, dat
.n.yrji de mciifch doliiig onderworpen is,of dat hy niet alle volmaakt-
J^aZ:: i"ïcdcn heeft, als hy tot het goet van 't Heelal toegepaft word.
Maar men fou een beter gelijkenis konnen maken tuflchcn de
geen , die wilde dat het heel menfchelyk lighaam met ogen
bedekt was, op dathettreffelijker zoufchijnen , omdatgeen
deel daar af beter fchijnt, dan't oog,en tulichendegeen, die
acht dat 'erin dewerrelt geen fchcpfelen , die doling onder-
^V"' ^s^ie^ geheel volmaakt, behoren te wezen.
ril/W.:- 't Geen, ^t welk gy onderftelt , is ook geheel valfch, tewe-
ü ^^ravu ten dat God ons ^fchikt tot " ^uade mrkjngen , en onvolmaaktheden aan
omgeeft , en diergelijke dingen, Gelyk ook heel valfch is dat God tot
r,T.c.u. ^ff^vpetnige dingen, dichy ge^th heeft dat van de menfch geoordeeltfoH^
i.«^K.;m-. den worden, z.o ongelijke , verwarde en onfekere V macht van t' oordelen
aan hem gegeven heeft,
V^' Yr'Y.^y '^^.^^^ hier met weinig woorden uitzeg y^aar
^J:n£L ? mjhekken , 't welk het ^ verflam met bereil^n kan ?
, * namely k tot al t geen , m 't welk gebeurt dat wy dolen. ])ies-
^c^r-te. halven, als gy oordeelt dat de s geeft een 'dun en fijn liohaam
uKa ca.i. IS , ZO koHt gy wcl verftaan dat hy een geeft , dat is een » den-
kend ding is, en ook dat een fijn en dun lighaam een "'uit^re-
ftrekt ding is j doch gy verftaat niet dat het geen, 't welk
denkt, en dat uitgeftrekt is , een en 't felve ding is , maartry
wilt 'et geloven, omdatgy'talrec te voren gelooft hebt, en
niet
w 7^<i exun.
Ant-ivoort op de Vijfde T ^gcnn^erpingen, 283
niet gacrnc van uw gevoelen wilt afgaan. Gelyk dus , als
oordeelt dat een appel, die miflchien vergiftigt is , dienffö
tot uw voedfcl fal wcfen , zo vcrftaat gy wel dat des felfs reuk
fmaak, en diergelijke dingen aangenaam zijn, maar daaroiu
niet dat hy aan u nut tot voedfel fal wefen \ doch om dat gy dus
wilt, zo oordeelt gy dus. En dus beken ik wel dat wy niets
^villen, van 'twelk wy niet iets in eniger wijze '^verllaans^ ^''-5'^.
maar ik ontken dat wy gclijkelyk verftaan en willen : want wy ^
konnen van een felve ding feer veel willen, en feer weinig
*^ kennen. Maar als wy qualyk oordelen , zo willen wy daarom cc^^nayw
nietcjualyk, maar miüchien iets , dat quaat is. Wy verdaan
ook iets met qualyk, maar men fegt alleenlyk dat wy't qua-
lyk verftaan , als wy oordelen dat wy iets bredelijker verftaan,
dan wy 't warelyk verftaan. Wat de dingen aangaat die gy daar
na van d'onverfchillentheit des wils ontkent , Ichoon zy door d md.jf.rcK^
Zich felven openbaar en blijkelyk zijn, zo wil ik echter my';^**
niet onderwinden om die voor u te bewijzen : want zy zijn zo-
danig , dat yder die eer by fich kan bevinden , dan met redenen
daarin overreed worden i engy, ó vleefch, fchijnt niet op de
dingen te merken, die dc e geeft in fich doet. Wees dan niete-w,
vry , indien 't u niet luft : ik fal om mijn vryheit blijde zijn ,
dewijl ik haar niet by my bevind , en dewijl zy van u met geen
redenen , maar alleenlyk met blote woorden, beftreden word.
Ik fal miflchien by anderen meer geloof verkrijgen , om dat
ik'tgcen beveftig, 'twelk ik beproeft heb, cn yder by fich
beproeven kan, dangy, die 't felve ontkent , alleenlyk hier-
om , dat gy 't miflchien noch niet beproeft hebt. En nochtans
l^anmenuit uw woorden tonen dat gy dit felve ook beproeft
hebt : want als gy ontkent dat voy ons van dolen jonnen wachten ,
om dat gy met wilt dat de wil tot iets bewogen word , daar toe
hy van 't verftant niet bepaalt word , zo ftaat gy met enen toe
dat wy ons kannen wachten van tn dolmg te vallen, 't Welk niet
gefchieden kan fondcr defe f vryheit des wils van fich, 5fon-fz:,Wt,
der bepaling van't verftant, naar d'een of d'andere zijde te
bewegen, dewelke gy ontkent. Want indien het verftant f^f^utn^'
eens de wil bepaalt heeft tot enig valfch oordeel te doen, zo
vraag ik, als hy fich cerft begint te wachten van indolincr te
volharden, van waar hydit beftoten heeft? Indien van fich
felfi zo kan hytot iets bewogen worden, daartoe hy van't
verftant niet aangedreven word , 't welk gy echter loghent, en
N n z van
falji,
»üb]c5l»m
tnielleilif^.
d Meditatiom
284 R. D E S - C A R T E S
van 't welk alleen wy in gefehil ftaan : maar indien van *t vei-
lt anc , ZO' wacht hyficli niet, maargelyk hy te voren tot het
vallchc bewogen wierd, 't welk het verftant aan hem voorftel-
de, zo gebeurt by geval dat hy tot het ware bewogen word,
om dat het verllant de waarheit aan hem voorftelt. Maar ik
lou ook wel willen weten hoedanig een ^ natuur van 't valfche
gy begrijpt, enhoe gy acht dat dit het ^ voorwerp van 'tver-
. Itantkanwefen. Wantik, die by 't valfche niet anders verfta ,
^wv«r,. jjan een ^ ontbecring van 't ware , beeld my in dat 'et heel ftrij!
dig IS dat het verftant het valfche , onder de fchijn van 't ware,
bevat ; 't welk echter nootfakelyk fou zijn, zo hc£ verftant oit
de wil bepaalde tot het valfche t'omhelfen.
I V. Wat de vrucht en nuttigheit defer'd Bedenkingen aan-
gaat, ik heb te voren in mijn voorreeden (die ik acht dat ey
gelezen fult hebben ) vermaant, dat zy niet groot voor de ge-
ncn fil zijn , Jte ztch nkt hevorderen 't gevolg en de fchahlïnz mwer
redenen Hhevmen, maar z.tch alle enljk oefenen omopder feher befon-^
dere delen te twijiredenen. En wat dc middel , of 't beleitaancaat,.
daar door vvy't geen, 'twelkwy warelyken klarelijkbearii-
pen, van 't geen onderkennen , 'twelk men alleenlykwaanD
klarelyk te begrijpen ; hoewel ik geloof dat ik dit naukeurig-
lyk genocch aangewefcn heb, gelyk alrec gcfcgt is, zo vertrou:
ik echter geenfins op de genen, die zo weinig arbeit doen om
iicb van de vooroordelen t'ontflaan, dat kUgcu dat ik.te Unct
geweeft, en te veel woorden gehrmkt heb , om de middel, van fieh daar.
af t'oncflaan , aantewijfen.
Van de dingen ^ die op de vijfde Tegenwerping
tegengeworpen zyn..
Dl
I.
j Ewijl gy , enige weinigen van mijn woorden bygcBragt
hebbende , daar by doet dat dit al 't geen is, 't welk ik van
' voorgemelde gefehil heb, zo ben ik genootfaakt te fegpcn
dat gy niet gcnoech op de ^fameiihanging van 't geen , 't welk
ik gefchrevcn heb, gemerkt hebt. Want ik acht haar zodanig,
dat alle dedingen, diedaar voorgaan , en 't grootftedeel der
dingen, die volgen, tot bewijs van yder ding behoren: ia
voegen dat gy'tgeeua 'twelk ik. van cniggelchil heb, niet
getrou;-
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
K^nfivoort op de Vijfde Tegenwerpmgen, 2^85?
getrouwelyk kont verhalen, zo gy ook niet al 't geen , 't welk
ik van d'andere gefchillen gefchreven heb, bybrengt. Wat
hetgeen aangaat, dat gy fegt dat'ctu hard fchijnt, 1 behal- a Tr.r.r
ven God iets onveranderiyk en eeuwig te ftellen ; zeker , het
zou zo fchijnen, indien 'er gcfchil van een i> wefentlylc dino- S/X'
was, of ten minlten indien ik iets zo '^onveranderiyk Held et*'"""'''*
dat des felfs ^ onveranderlykheit niet ^ van God afhing. Maar ^cfZZtZt
gelyk de ^ Dichters van Jupiter verdichten , dat hy s 't noot- jj^^j^'^^'-^»-
iot wel gemaakt heeft , maar dat hy ook , na dat het gemaakt e^Wrr*
was , fich verbonden heeft om fclf dat te volgen ; zo achtfT^;^
ik ook niet dat de wefentheden der dingen , cn defe i Wis-?^"'^^*
kundige waarheden, die men daar af kennen kan, niet vanr^rl^T''
God afhangen, maar ik acht echter dat zy onveranderiyk en'^""'''*'"
eeuwig zijn, om dat God het dus gewilt en gefchikt heeft, ^l^'^'"""''^
Nu , 't zy dit aan.u hard of facht fchijnt, 't is my genoeg dat hes
Waar is.
""t Geen , 'twelk gy daar na tegen d'algemene dingcn-der ï^^«'wrM«-
Redenkonftenaars bybrengt , raakt my nier , dewijl ik het ook fZ'!^^''"'"
niet zo, als zy , verflaan. Maar wat de 1 wefenthcden aangaat , ^^fi'^l'-''^
die ^ klarelyk en onderfcheidelyk gckcnt worden , gelyk die dtfiir'!aé[ '
van de driehoek , of van enige andere " Meetkundige geftalte , öw*,^^ ,
ik fal u lichtelyk doen belyden darde ^denkbeelden der gener, otuZ""*'
die in ons zijn , niet van de P befonderen zijn afgenomen; i"^'"!"'*''''*!-
wantgy zegt hier dat zy valfch zijn, tc weten hierom , dat f^^-C.'.V-x.
zy niet met uw nvoorbevatte waan van. de natuur der din^yen '^^i'^'f''
overeenkomen; thejut.
Een weinig daar nazegt gy dat het 'voorwerp van de lV:sk^rJe ,lu„"^'''''*
gelyk^een ^pmty ^hjn, ^vlakte ^ en^'' ondeclhjke dm gen , die daar uit^^^'*P"'fi'-''"'
bejiaan, cn ondcellyk zijn, niet in derdaat ^ wcfcntlyk kon- /I^'"''"'^'^'"^'
nen wezen ; daar uit dan volgt dat 'er noit v driehoek en noit *
iets van de dingen geweeft heeft, die men verilaat dat tot dc'^Ie'illT"'
2 vvefcntheden van de driehoek, of van d'andere Mectkundi-
ge geftalten behoren 5 en dieshalven , dat defe vvefenthcden J^*'""^
niet van enige ^ wefentlijkc dingen ^' afgenomen zijn. Manr zy ^J"""'"-'**-
zijn valfch, zegt gy. Ja naar uw ^waan, om dat gy zodanig .T/;.;.,^».
een natuur der dingen onderflelt, dat die niet met haar «'ge- ['i,,/,,^
lykvormigzijn. Maar indien gy niet beweert dat de gehele co;^»';*^''*
^ Meetkunde vals is, zo kont gy niet loghenen dat van hen veel 'l qf.'J,^^'^
Waarheden f betoogt worden, die, dewijl zy akijt de zelf- f-OfH/iMr.
den zijn ^. met.rcchtonveranderlyk en ecuwig gezegt worden.
Nn 3. YoortSj^,
a riua/#rw«.
tl Dtnemina-
tfo exitrna.
£ LotiaituJo.
h Profundi-
^ eometrioit.
k SuhlUnlia.
1 Termitii,
rn Idea.
t) Ftgurx.
p TerfnacU'
re.
q Geomilr*.
t 'ienfu^f
5 Lwea rc-
41 Fifura tri.
tv Gitntstrst
% M igu com-
rnm Uncula»
rum.
c Facie» !.(;'
ZS6 B.. D E S - C A R T E S
Voorts, datzy miflchicn niet agelykvormig zijn met defc na-
tuur der dingen, diegy onderftelt , gelyk ook niet met de
gene, die Democritus en Epicurus uit de c veesjes verdicht
hebben, ditis by henalleenlykeen 'Uiitterlijke afnoeming die
niets verandert ; en nochtans zijn zy zonder twijfFcl gelykvor-
mig met defe ware natuur der dingen , die van de ware God ge-
lleltis: niet dat 'er in de werrelt ' zelfftandighedcn zijn , die
^langte zonder breette, of sbrcettc zonder diepte hebben;
maar om dat de 'Meetkundige geftalten niet als ^ zelfftandig-
heden aangemerkt worden , maar als ' palen , onder de welken
de zelfflandigheit begrepen word. Doch ik (la ondertuHchcn
niet toe dat de'" denkbeelden defer^gedalten ons ooit door de
«finnen ingevallen zijn, gelyk ydcrfich gemcnclyk P vroed-
maakt. Want hoewel 'er zodanigcn in de werrelt konncn we-
fen , gelyk zy van de q Mcetkonitcnaars aangemerkt worden ,
zo ontken ik echter dat 'er enigen omtrent ons konncn zijn ,
't en zy millchien zo klein dat zy geenfins onfe r fmnen raken :
want zy zijn ten meeilendeel van Mxchte lijnen te zamenge-
fet: cngecndeel vaneen lijn, die warclyk recht was, heeft
ooit onfe finnen bewogen, vermits wy, als wy degenen , die
ons *t rechtfle fchijnen , » deur een vergrootglas befien , de fel-
venheelongelyk, en overal als baren krom zullen bevinden.
Dieshalven, als wy eertijts in onfe kintsheit eerfl een "drie-
hoekige geftalte , op 't papier getrokken, gefien hebben, zo
kon dele geftalte ons niet leren hoe men de ware driehoek , rre-
lykzy vande^'Meetkonftenaars aangemerkt word, bevatten
zou, om dat hy daar in niet anders begrepen was , dan eelyk
Mercurius ineen ruw hout. Maar omdatalreéte voren het
^denkbeelt van een ware Driehoek in ons was, en omdaton
Te y geeft haar hchtelyker kon bevatten, dan de ^meerfamen-
gezc tte geftalte van een gefchilderde driehoek , zo fchijnt het
dat wy, defe famengezettegeftalte gefien hebbende, niet het
^denkbeelt , maar eer de ware driehoek begrepen hebben •
even op een zelve wijfe als, terwijl wy in een kaart fien , inde
welke de trekken met inktzo gefchikt zijn, datzy't aanee-
ficht van een mcnfch vertonen , niet zo feer het ^ dcnkbeelt de-
fcrlijneninons verwekt word , als wel het denkbeelt van een
menfch ; 't welk zeker niet gcfchieden fou , zo 't ^ menfchclyk
aangeficht niet van elders aan ons bekent was, cnzowy niet
meer gewent Vv'aren op dit aangeficht , dan op dcfc trekken tc
den-
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Hac
Ant woort op de Vyfde Tegemver pingen, 287
denken; en de welken wy ook dikwyls,alszy enigfins van ons af
gelegen zijn, niet zouden konnen ondeiTcheiden: in dcfer voe-
gen zouden wy ook de ^ meetkundige driehoek niet uit defe,diearr/<,«^«^,#
op 't papier gelchildert is , konnen bekennen , zo onfe tgeeflf "^'""'""^
des zelfs c denkbeelt niet van elders had gehad. c /I^C'
II. Ikfiehierniet donder welk gedacht van dingen gy dedc«j«*ffW4
«wefentlykheit wilt ftellen, en waarom zyniet zo wel, als .^^„^.^ ,
fd'almachtigheit, eens eigenfchapgenocmt mag worden , te*
weten als men de naam van eigenfchap voor alderhande » toe- g Tre/;r«r«i
voeging , of voor al't geen , dat men van een ding mag zeggen , ^ t>roprictii,\
neemt, gelykhy hier ook behoort genomen te worden, ja dej^'^r'^'*"
^'nootfakelyke wefentlykheit is warelyk in God een ^ eigen- ^
fchap , «» op d'engfte wijfe genomen , om dat zy aan hem alleen TpJI^Zuu,
behoort , en in hem alleen een deel van de » wefentheit maakt. ^'Jjf '•^'*
Dieshalven behoort de ° wefentlykheit van de driehoek mciTe"Sutin.
met P Gods wefentlykheit vergeleken te worden, om dat zy
klaarblijkelyk een andere nbetrekkelykhcit heeft tot dc ' we- p'^2*ï/w-i
fentheitinGod, dan in de driehoek. D'eifch van 't begin is ^'ituth.
ook niet meer, dat de wefentlykheit onder die dingen gc telt r^^'^"""-
word , die tot ^ Gods wefentheit behoren , dan dut men de 'ge-
lykheit der drie hoeken met de twee rechte hoeken onder ««^W'-
"d'eigenfchappen van de driehoek telt. 'tisook niet waar dat rrr«/»mrrt^
de wefentheit en ^ wefentlykheit in God , gelyk in de drie-
hoek , d'cen zonder d'ander bedacht kan worden , om dat God x£^!fll'uuai
y zijn wefen is , en niet de driehoek. Ik ontken echter niet dat l^ElTiulfu
de ^mogelijke wefentlykheit een volmaakthcit in h dcnk-lojT^bUiiT'*
beelt van de driehoek is, gelyk de ^ nootfakclijke vvcfcntlyk-j^^^'*;^,„^j^
heit een volmaaktheit in c Gods denkbeelt is : want zy maakt naeff-^rt-u
dit denkbeelt voortreffelijker dan de denkbeelden der Chi-
liiacren zijn , van de welke , gelyk onderftclt is , geen j wefent- ^ ^-^''P^t'a;
lykheit kan wefen. Gy hebt dieshalven de kracht van mijn be-
wijs geenfins gebroken; en gy blijft altijt door dit 'hcdvoch cSophiO^^
bedrogen , 't welk ik , gelyk gy zegt , zo lichtelyk had konnen
oploflen. Ik heb op 't geen, 't welk gy daar aan voegt , elders
genoech geantwoord. En zeker, gy mifi: grote) yks,als gy zegt
dat mendef wefentlykheit van God niet s betoogt , gelyk van iE^ijïcntu
de driehoek betoogt word dat des zelfs driehoeken met twee^'^"^^';" .
rechte hoeken gelyk zijn : want de reden is in beide gelyk , be- r*.
halven dat het ^ betoog, in God wefentlykheit betogende, i^'z^^wo».
veel enkeldcr en klaarder is, dan't ander. Eindelyk, ik ga^'"'^'*-
d'aiidere
:s88 R. D E S - C A R T E S
d'anderc dingen voorby, omdat, terwijl gy zegt dat ik niets
wklaar, gy zelf niets verklaart , ennictbewijft, dan alleen-
Jyk dat gy niets bewijfcn kont.
ÏIl. Tegen de dingen, dicgy hiervan Diagoras, Theo-
D mon. ' anderen hebt , flel ik dc Skeptifchen , die ook van
de ^Meetkundigebetogingentwijffelden; en ik verfeker dat
^gtomctric^, zy dit niet gedaan zouden hebben , zo zy God , gely k redelyk
is, gekent hadden. Men toont ook niet recht dat het een din^
bekender is, dan 't ander, te weten hier door, dat het aan
meer menfchen waar fchijnt , maar alleenlyk hier door , dat de
genen , die 't beide kennen , gely k behorelyk is , bekennen dac
men 't eerile blijkelijker en zekerder kent..
Van de dingen , die op de zefle Bedenking tegen-
wiJ» geworpen zijn,
c T ^^^^ ^^^'^"^ af gehandclt te weten dat de ^> Jloffe^
f ciuii/c ' X dmgen , voor z.o veel z.y een ^voorwerp van de z^uivere Wiskunde
T?jcm,n- "^^''J'^^^jk komen mfen. Maar dat de «verftaning van de
ftr^rc. fduifenthock verwart zou wefen , dat is valfch ; want men kan
^Ilg^nl^;^ 7^^^ daar af zeer onderfcheidelyk en kkar s betogen ,
irr>ngr,ar,d,. t welk menniet ZOU konuen doen , zo hy niet, danverwarde-
t^? g^'|ykgy^egt, met de naam alleen begrepen wierd.
ra,,- t IS zeker dat wy die geheel te gelyk klarelyk verflaan ,
r^ndi!'^" fchoonwyonsdicniet geheel gelyk kennen inbeelden. Hier
j jnuiicah. lilt blijkt dan dat de ^' krachten van te verftaan en in te beelden
n/t';;^.. »^etalleenlyk verfchillen, inaarmeerofmin,maargelvk twee
ti., .k wijfen van werken , die heel verfcheiden zijn. Waiit in de
^:;Z iyerflann.ggeMtde.ngeeM^^ mLinndWeï
fc. f befchou t hy de o lighamelijkc vorm.En hoewel de p Meet-
kundige geftalten geheel lij^hamelyk zijn , zo mag men echter
u^naü. defeq denkbeelden door de welken zy verlkan worden , als
,Mrns. zy. niet onder 'd inbccldmg vallen, niet lighamelyk achten
^*-E;ndclyk, aan u alleen O vleefch , paft het t'achten dat de
xv-^sunuij.' denkpecldenvan God ^ vand engelen, envandewenfchelijke' geeft Ürr^
^"'iZrf-^^^^^/^' of^lsltghumcljik^ijn, te weten van de ^menfchelyke credaan^
jiiniifima. te» envande^^'dunde, enkeldeen omjevoelvhn-^ Aiv,n4>v, jf*^» /.
'i' vx' .^..^...^.j y^-j- , ^mcnjLneiyiip geaaan-
te, envande^Unnfle, enl^eljfeen ongevoely^fte dingen, als de ^ lucht
yi^Zr. cny^vmtrgenomsn. Want de geen, die dus God, of de ^gecft
^ aan
Antwoort op de Vijfde Tegenwerpingen. 289
a^infich vertoont, poogt fich een ding in te beelden, dat niet
inbeeldelyk IS, cn verdicht mets, dan cenMighamelvk denk r • r
beelt , aan't welk hy t'onrecht de naam van cld of 'Zeeft toe "
eigent: want in'c ware denkbeek van de geeft is alleenlvk del?''"
^denking, met haar «toevoegingen begrepen, van de wcl.^"^--
kcngecnlIghamelyk2ijn. D ö 1 > WW
1 1. Gy betoont hier klarelyk dat gy alleenlyk op vooroor,
delen ft eunt, en u nooit daar afwik ontlaften , dewijl gy wik
dntwyin dedingen, in de welken wy nooit valshek ontdekt
iiebben, geen valsheitzulkn vermoeden. En dieshalven , als
XV) een toren van naby beften of als aanraken , 2.0 üjn wy zieker dat hy vier--
K^mts, zo hy vierkant fchijnt: enalswy warelyk waken , z.9
konnenx,)niettmjffelenof,vyx,akenofjlap^^ en diergelijke andere
dmgen. Want gy hebt geen reden van t'achtcn dat p-y alle dc
dingen, m de welken doling wefen kan, bemerkt hebt • ia
men zou lichtelyk konncn tonen dat gy fomtijtsook in dele
dingen dook, die gydus voor zeker aanneemt. Maar als
dus verre weerkeert, dat men ten mmft^n met kan twjifelen dat de
amgenTLodamgfchtjn^n, als z.y fchijnen , zo koomt gy wcêr op de
rechte weg : en dit zelfde heb ik in mijn twedc Bedenking be-
wefen. Maar hier was gefchil van de waarheit der dingen, bui-
ten onsgeftek,van't welk gy niets,dat waar is,bygebragt hebt
I II. Ik fal hier met ftaan blijven op de dingen,die cy zo dik-
wijls herhaalt hebt , te weten dat ik enige dingen niet bcwefen
heb, gehoon ik echter hen heb betoogt, als dat ik alleenlyk
van^ t grove hghaam heb gehandek, fchoon ik vanalleande.fo^r«^cr.ƒ-
^en, hoe hjn en dun ook, ook gefprokcn heb , en diergelijke
andere dingen. Want wat fal men anders tegen dusdaniee
woorden, die op geen reden fteunen, ftellen,dan hen t'ontken.
nen? Maar ni 'tvoorbygaan wilde ik wel weten waar mee
bewijfen zult dat ike eer van 't grove , dan van 't fijne hghaam
gchandekhcb? 'tisomdatik hebgefegt dat^keeJu^a^héJ: -^^^^
dat aan my verknocht is , en dat het zieker dat ;^ van mijn ito haam » on- f^''"^ .
derfcheden ben? Ik kan niet fien waarom defe woordSn nietzo •
wel aan ' t fijnc,als aan k 't grove lighaam paffen: en ik acht niet
dat lemant anders, behalvcn gy, zulks zult fien. Voorts, ik heb lT(f^Z
in de tweede ^ Bedenking bewefen dat de geeft als een " ^e- '
fentlijke zelfftandighcit verftaan kan worden , fchoon wy niet i'Sl^ti*
vcrftaan dat dc wint, het vuur, de damp, of de lucht,of eni^^ an-
der lighaam, hoe dun en fijn het ook wefen kan , o wefently k is. o Extjicrc.
Oo Maar
c ^««/fi»
d Specitt,
e liU:t,
1 £xjf _
g SubjJtttm
tnextiiijHUi»
i wVft'a.
k l,.tdlcBi9
ftita..
lipencu
liv,
B Specie!^
C Mcn>. _
P Ideafoitft
290 R. Des-Cartes
a Maar ik heb gczegt dat ik daar niet « twiftreedcndc of't ia
waarheit van de faak van alle lighaam verfcheiden was ; doch
ik heb in defe Bedenking daar af getwiftreedent , en zulks
KD.Wr^- 1> hetoogt. Maar gy betoont dat gy niets hieraf verftaat , ver-
mits gy het verfchil van 't geen , dat men verftaan kan y
met het verfchil van 't geen, dat warelyk is, vermengt en
verwart.
IV. Gy y raagt hier hoe ik^acht dat de ^ gedaante , ofhet^denkheelt
^fnm. des lighaams , dat ^mtgejirekt is , in my , een g onuitgeftrekt onderwerp
Tiijnde , J^an ontfangen worden. Ik antwoord dat'er geen h lighame-
lijke gedaante in de 'geeft ontfangen word, maar wel dat men
een "^zuivere verftaning, zo wel van de lighamelijke, als van
d'onlighamelijke dingen, zonder enige lighamelijke 'gedaan-
te, kan hebben: maar dat, zo veel ^d'inbeelding betreft, die
niet dan van lighamelijke dingen kan wefen , daar toe wel een
" gedaante behoeft , die een waar lighaam is, en tot de welke dc
« geeft fich voegt, maarniet die in de geeft ontfangen word.
't Geen , 't welk gy van p 't denkbeclt der zon fcgt, 't welk een
blinde alleenlyk uit der zelvcr warmte uitvinden kan, dit is
lichtelyk te wederleggen. Want de blinde kan wel een klaar
en onderfcheide denkbeelt van de zon , als van een warmma-
kend ding , hebben, fchoon hy dat niet als van een verlichtend
heeft. Gy vergelijkt my ook niet met recht by defe blinde,
voor eer ft om dat de ^ kennis van een' denkend ding zich veel
wijder, dan dat van een « warmmakcnd ding uitftrekt , ja ook
■ wijder , dan wy iets van enig ander ding kennen , gelijk op zijn
plaats getoont is ; en daarna omdatniemant betonen kan dat
dit *denkbeelt van de zon , door defe blinde "gevormt, niet
alles begrijpt , 't welk van de zon bevat kan worden, behalven
de geen, die, gelicht hebbende , haar licht, en ook haar ^ee-
ftalte bekent. Doch gy kent 'er niet alleenlyk niet meer af dan
iJc, maar ook met het geen, dat ik van de «geeft ken • invoe-
gen dat gy hier in eer blint genoemt moogt worden , en ik,,
met het heel menlchclyk gellacht, y ftikziende. Ik heb 'er niet
byge voegt dat de ^ geeft met ^ uitgeftrekt is , als-om te verkla-
ren wat hy is, maar alleenlyk om aan te wij fen dat de genen
dolen, die achten dat hy uitgeftrekt is: op gelijke wijfeals of
iemant wilde verfekeren dat Bucefal de Zangkonft was , het
welk met recht door d'anderen ontkent zou worden. En ze-
ker my dunkt dat gy iade dingen^ diegy hier onderaan voegr,.
om
'fj Cegnhio,
t Kes <«g»-
tanst
s R« calefA
XJdea, folU.
U Fvrmata^
y Lu/ciefut,
a MtMs,
Antmort op de Vijfde Tegemverfmgen. 2pl
om te bewijfen dat de ^ geeft «'uitgeftrekt is, te weten om dat i jf.»;:
ny't lighaam gebruikt, dat uitgeftrekt is, niet beter «rede- ^'
neert, dan ofgy hier uit, dat Bucefal briefcht , bremt, endusd^tT''
J klanken uitgeeft, die tot de « zangkonft toegepaft konnen
worden, wilde befluiten dat Bucefal de zangkonftis. Want
hoewel ^de geeft met het geheel lighaam s vereenigt is, zo^-^^'»^-
volgt echter daar niet uit dat hy deur 't geheel lighaam ^ uitge- \ "tZVra-
ftrekt is, om dat niet d'uitftrekking , maar de denking eigent-
lyk tot de geeft behoort. Hy verftaat ook niet ' d'uitftrekkino- ' "'/^'.
door k d 'uitgcftrektc gedaante, die wefently k in hem is, fchoon )JcliZ>'f:
hy die i fich inbeeld , met fich tot de lighamelijke gedaante te
keren , die " uitgeftrekt is , gelyk ik gefegt heb. Eindely k is m ?,rr
ook met nootwendig dat hy lighaam is, fchoon hy kracht heeft
om 't lighaam te bewegen. " "■''"'^**
V. 't Geen , 't welk gy hier van de vereeniging des geefts " '^«t»
met het lighaam hebt, iseven als 't voorgaande. Gy brengt
nergens iets tegen mijn redenen in , maar (lelt allccnly k twijf-
felingen voor, die , zo gy meent , uit mijnP bclluitingen voI-pr.«^/«|7..
gen, fchoon zyinderdaat alleenlyk hier uit fpruiten , datgy"'"
de dingen, die uit hun natuur niet onder 'id'inbeelding ko- q/-;^.c,w<,,
men, echter tot ^onderfoek wilt brengen. Dieshal ven, '^Isgy [ ^.^jj^,
de » vermenging van dc geeft en 't lighaam met de vermenging *
van twee lighamen wilt vergelijken, zo behoef ik anders niet
t'antwoorden , dan dat men geen vergelijking tuflchen zoda-
nige dingen behoort te maken, om dat zy heel verfcheideii
van geflacht zijn. Want van waar hebt gy dat al 't geen, 't welk
de «geeft verftaat, indegeeft moetwefen? zeker, indien dit {^.«i.
dus was, zo zou hy, alshy degrootheit van de hele werrelt
verftont , haar ook in zich hebben , en dus niet alleenlyk " uit- u fx.v;.^.
geftrekt, maar ook in uitftrekking groter dan de hele wer-^^*'""-^*'
relt wezen.
VI. Gyfegthiermets,dat tegen my is, en fegt echter veel.
Daar uit dc lezer verftaan kan dat de ^ menigte uwer redenen xMiitud^
niet naar de y wijdluchtigheit der woorden t'achten zij n«
Dus verre heeft de geeft met het vleefch gefproken, cn, gc^y^'^oUxitM^
lyk behorelyk is , in veel dingen daar af verfchilc. Manr'in 't
fluiten ken ik dcwareGaÜendus, eer hem alseen voortreffe-
lyk Wijsbcgerige, en omhels hem als een man, die doordc
Xuivcrheit van zijn gemoed , en oprcchtighcit des levens ver-
maart is, en welks vricntfchapikaltijt pogen faldoor allcge-
Oo z dien-
^92 R. Des-Cartes Antmorté'c,
dienftigheden te winnen. Ik bid hem dieshal ven dat hy 't my
Jiiet qualyk afneem dat ik, in zijn Tegenwerpingen te weer-
leggen, een wijsbegerige vryheit gebruikt heb, gclyk aan
jny ook al 't geen, dat daar in begrepen is, aangenaam heeft
geweefl. Maar ik ben, onder d'andere dingen, zeer verblijd
van dat een man van zo grote naam , in zo lang een gefchrifc ,
Zonaaukeunglykgefchreven, geen reden bygebracht heeft ,
die mijn redenen omwierp, en niets tegen mijn befluitingen
heeft voortgebracht, op 't welk ik niet lichtelyk antwoorden
kon.
BE-
Ai
BERICH T
Van de Schryver,
O P D E
VYFDE TEGENWERPINGEN,
In de Franfche taal befchreven, en daar uit vertaalt.
j Er ik^def ! ^ 'Bedenkingen voor d^eerjle maal in Ucht hagt^ ^ ^cMta^
ï begeerde ik^ dat z>y onderfocht foudenvporden ^ nïet alhenlyk!"'"*
I van mijn Heren de geleerde mannen van de Sorbone , maar
' ooJ^ van alle d^ andere geleerde heden , dte de moeite daar toe
^ f ouden willen doen , op dat, als it^hun ^ Tegenwerpingen , en [^^^''j'^^^f'^
mijn c Antwoorden, in gevolg van de ^ 'Bedenkiingen , jder *^ volgens d^or^ d Mtdii^l
deningi daar in z.y gedaan z^ijn, dec drukken, dit cUenenfou om de waar heit ^'^^J*^^ ^.^^^
klaarblijkflijker te maken, 8n hoewel de^ Tegenwerpingen, die de vijfden dre.
aan my gefonden wier den > my niet degewichtigfien [ :henen , en f ?er lang^^'''^^^'""'''
vparen , z^o de'e ik, ken echter in hm ordening druk^kfn , om 'igeen (loff'e van gDtf/ oiUicr^..
misnoeging aan hun Schryver te geven , aan de welk men ookdoor mtjn be^
ft el de ^^drukproeven behandtgde, op dat'* er niets als 't z^ijne , en dat hj ntet^^^^'l^^J'^^
goetkende , ingefteh fou worden. Maar dewijl hy ƒ "Jcrt een dtk hoekige- pr'ej!mu
maakt heeft , 't welk, de ƒ dve ' Tegenwerpingen, met veel nieuwe ^ T>rmg'
redenen , of ^ wederantwoorden tegen mtjn Antwoorden begrijpt , en dat i W"?«fsl
hy daar in fich beklaagt van dat ik hen in licht gebragt hebj als of ik, te-
gen zijn wil gedaan had, en als ofhy hen alleenlykjot mijn bef onder " onder ^ nihjirhaiotii
wijs had gefonden , zofal ikjny van nu afgaerne naar zijn begeerte fchtk,*
ken, en dit- boek^daar af ontlaflen, Dieshalven , toen ik^verjlontAatmij^
Heer C. L. 7^ de moeite deè van d' andere o Tegenwerpingen te vertalen , o Ob]enions\
zo bad ik. hem def m achter te laten. En op d^t de Lezer geen ^Jlojfe va» P
hen te bewenen zou hebben , zo heb.ik^ hem hier te verwittigen d^a ikjjen on-
langs herleezen heb^ en daar by ook^alle de nieuwe 1 Drmgreedenen van 1 ^"fi*^"^>-
groot boek,y daar zy in begrepen zijn, gelezen , met voorneemen v.m alle de
ftukhen, die ikzou oordelen nodig beantwoort te zijn , daar mt te trekken ,
maar dat ik. '^er met een heb konnen merken, op *t welk,, naar my dunk} , de
genen ^ die de zin van mi jn"^ Bedenkingen een weinigverfi aan , met f onder '^^^^ditatitsai
my lichtelyk.zfillen konnen antwoorden. Wat degenen aangaat, die met van
deboekenydannaar de gYoothettvan*twerk 9 of naar de naam ^ oordelen^^^^
mijn eerTjicht [ireh fich niet mt om hun $ toeflemm 'mg te zoeken, tm/^''
Ooi BRIEF ^
294-
BRIEF
kinftantitt,
Ob'iffionuf»
nes.
^ Ej/ttome,
I Homlnet
m ingtnii,
\ Mcrialeü
m Siucict vt.
fitatu.
t\ Ohftvvare.
O^fi[>rahatio,
tin pratiam
S '2{eccfit4i
(iefenfionü
Vit*.
t foncinna»
rant,
u Mecum
VAN
RENATUS DES-CARTES.
Aan mijn Heer C. L. R.
a e^home. de mik op * V kort Begrip der voornaam ft e Bringreedenen vm
hinji^mu^ Petrus Gassendus gemtwoordmrd.
Heer,
K ken my grotelyks aan u verplicht van dat gy,fien-
de dat ik verwaarloosde op*t groot boek der c Dring -
reedenen, 't welk de Schry ver der vijfde Tegen-
werpingen tegen mijn c Antwoorden uitgegeven
heeft, t'antwoorden, aan enigen van uw vrienden
verfocht hebt dat zydc voornaam fte redenen van dit boek ^te
zamcn zouden vergaderen, en van dat gyhet skort Begrip,
dat zy gemaakt hebben, aan my gefonden hebt. Gy hebt in de-
fe zaak groter forg voor mijn achting gedragen , dan ik zelf:
want ilcfiil onbefchroomdelyk voor u belijden dat 'et myniet
verfchilt of ik van de genen, die door dusdanige redenen bewo-
gen konnen worden , groot of klein geacht word ; voorname-
lyk dewijl enigen uit de genen, die bymy voor » mannen van
zeer deurfichtige geeft geacht zijn, en zijn boek gelefen heb-
ben, aan my hebben betuigt dat zy daar in niets vinden, 't welk
* fchroom of zwarigheit in hen veroorfaakt. Ik begeer hen al-
;Ieen te voldoen. Ik weet dat het meefte deel der ^flerfFelijkc
menfchen meer op de « fchijn der waarheit, dan op de waarheit
felve , n merkt , en meermaals verkeerdelyk , dan recht , van de
■ dingen oordeelt. Dieshalven heb ik nietwaerdig geacht veel
moeiten te doen, om hun «goetkenning te verkrijgen. Het
P kort Begrip, 't welk gy gefonden hebt, is echter «izeeraan-
genaam aan my geweeft • en ik beken dat ik gehouden ben daar
op t'antwoorden,maar eer f tot dank van d'arbcit,dic uw vrien-
den gedaan hebben , dan datde^ nootwendigheit van mijn ver-
wering zulks vereifcht. Want ik gcloofdat de genen, die dat
•tezamen vergadert hebben, nu" met myvan gelyk ^evoe-
lai.zijn,, te wctea dat alle de Tegenwerpingen van dit boek
alleen-
Aan mijn Heer C. L. R. 29 j
allcenlyk op enige woorden , die qualyk vcrflaan xijrï, of op
valfchea onderftellingcn , fleunen , vermits zy geen anderen a//rf»f''*r/i^;
dan zodanig flach, aangctekent hebben, fchoon zy in defê^^f ""^^
2aak zo grote naerltigheit hebben gebruikt , dat zy ook enio-e
' Tegenwerpingen , die my niet heugt dat ik gelefcn heb , daar c ohjemon^r\
by hebben gevoegt.
Zy hebben drie ^ Dringreedenen tegen d'eerfte e Bedenking <i J^P'*nti*>
uitgetrokken. J.'Datik^eenonmogelyk^dmgbegeer , alsil^alle ^voor^{^^^lZ
oordelen mgeroett wil hebben. 1 1, Dat nïemant die afleggen kan , z^onder
fchadelyksr aan te nemen. III, Dat het s Beleed om van alle dmgen tc S
twijfelen , van my voor ge fielt , niet nut is em enige waar heit te vinden .
d' Eerfte fpruit hier uit , dat de^^ Schry ver van dit boek niet J;;r^'*^J^
aangemerkt heeft dat het woort v^iV vooroordeel Cich niet tot allei'pJ^j»^^'
*^ kundigheden, die in onfe ziel zijn, uitftrckt; want ik beken f^;,;,^,^.
gaerne dat men fich niet van hen alle ontflaankan : maar al-
leenly k tot alle defe 'gevoelens , die door "i d'oordelen , die W V I Opinionetm
te voren gedaan hebben , in onz » gemoed ingedrukt zijn, J'^^^^^'
Maar dewijl t'oordelen, of niet t'oordelen een » doening van"-^^i^'Ul
de wil is , gelyk ik op zijn plaats verklaart heb , zoblijkt dat zy
in onfe p macht gelegen is. Want om fich van alle vooroorde- q Prajucu-
len t'ontflaan , word niets anders vereifcht, dan dat men by"*'
fich «vaftflrelt niets van de dingen, die men te voren heeft ver-
fekert of ontkent , te verfekeren , of t'ontkennen , eer men die
weer onderfocht heeft; fchoon ondertuÜchcn de sgeheugenisj j^emmai
alle de felvc » kundigheden behoud. Ik heb echter beleden *
dat'er enige "zwarigheit is in dus uit onz ^ gemoed de dingen-u7)#.«/*-«
uit te drijven, die het te voren daar'' aangenomen , en vgoet-J^^^^^^'^^*'
gekent had : ten deel om dat men , eer men twijffelcn wil , cnuy^pprtlata,
ge X reden van twijffelen moet hebben s en dieshal ven heb ik in z'^'^^'"'^»^'*
d'cerftc » Bedenking de voornaamfte redenen,die daar toe kon- TMc<nr^ihi
nen leiden, verklaart: ten deel omdat, fchoon wy vaftge- ^
ftelt hebben niets te ^ verfekeren, of t'ontkennen , wy echter «S'^r.!"
lichtelyk dit beOuit vergeten , indien 't niet diep in onfe ^ ee-
heugenis ingeplant is; en dicshalven heb ik gcwilt dat mcni^tt^'^tè,
^met opmerken op defe zaak denken zou.
De tweede s Dringreeden is niets anders , dan eeir h Onder- 1 ]iyph% '
ftelling, die opentlyk valfchis. Want hoewel ik gefegtheb
dat men pogen moet die dingen t'ontkennen , die te voren met
i al te groot vertrouwen vcrfekert waren , zo heb ik 'er echter >^'w«)r-:
defe k bepaling by ge voegt i dat dit allcenlyk ia die tijt moeft t"^-;,^^^,-^
gefchie.
29^ Brief R. Des-Cartes
gefchicden, in de welk men befichzou vvefcn met iets zeker-
■rr, r 5^^'^^,"'t:geen> dat men dusloghende , op te zoeken: want
^Jr- dan fal men geen fchadelyk ^ vooroordeel konnen aandoen.
lD7hfutio'u p ^^^^^^^^gi'^jptnïctin ^ich, dan een zuivere ^tcgenkib-
cl vertta-
Dchng. Want hoewel het waar is dat de ^ twijiFcling alleen niet
S/tr" êcnoech is om enige waarhcit vaft te ftcllcn , zo is echter nut
c ^ ' ^ gemoed daar toe te f voorbereiden ; en tot dit s gemerk
£Pr.ti'arart, allecn heb ik dcfe twijfFclinff bvgebracht.
i» ^vv vrienden tekenen zes dingen aan tegen de tweede ^ Be-
^.1r,f4;r ^^^^^^«g-. Eei'^e IS dat de ^ Schry ver der Dringrccdcnen hier
^coiU(ere\ ^l^-> (^^t\kzQg,ik^deni,ik,bendan, k befluit dat ik dit ' meerder
rrjv,e/7;. Voorftel , De geen , ^/.^.«^r , is , onderflel , en dat ik dus alreé
msupfonc- cmg "vooroordeel aangedaan heb. Maar hy misbruikt hier ia
*'pr.-,.di. ^^^vecr het woort^ö^^rWf^/. Want hoewel men defe o uit.
ipraak dus mag noemen, als men haar zonder opmerking uit
o^w,.. ipreekt , of daarom allcenlykgelooft word waar te wefcn , om
pT,.;wy. dat zy te voren zodanig gcoordeclt hccfr geweeft ; zo kan zy
echter , wel overwogen zijnde , geen p vooroordeel frenoemt
worden , om dat'et fich zo klaarblijkclyk aan q 'tgenioed ver-
toont., dat het fich niet kan onthouden van dat te ^^eloven
tMcns ^^^^^^^^^^ dan miflchicn daaropeerft begint te deifken, en
s vrZ*dt^ dieshal ven noch geen geeft heeft , die van ' vooroordeel inge-
ÏXm. T^^V^n^ Maar de voornaamlle doling vandefe Schry ver in
i'. SHpjmcle, deie » itofte is dit , dat hy " onderflelt dat de kennis der befon-
TniX-;! ^^^^^i^^^P^akenaltijt^vand'algemeneuitfpraken, naar d'or-
».K;.p4r;.*«-dening der y fluitreedenen van de Redenkaveling , afaeleid
X ë:iw- T^"" worden. In welke zaak hy betoont dat hy niet we?c hoe
faiihti, dewaarheitgelocht moet zijn. Want onder alle ^ Wijsbeeeri
Öfr^i'"^^^^'' ^V' T^"" ^I^i vaTi dl
,c viniorojsh,, ' belondere kundigheden moet beginnen , om daar na ^
^Jge^^^en voort te gaan j hoewel ook « onderling, d als men d 'al-
gemene kundigheden gevonden heeft , andere befondere daar
r;w..«. ^afgeleid konnen worden. Gelyk een jongen, die in dc
^^^TJn ^'^^"^^^^^en van de Meetkonfl onderwefen flil worden , dit al-
t^i^ tnvcn. gemeen beginfcl , indien men van even dingen even afneemt , z.o z^ul-
ilutZ'r ^f^^^/f"^'^' diebUjven, evenujn, oPt geheel is groter dan z^ijnhefon^
^Fr,ncip.ur»f redden, niet begnj pen fal , 't en zy^het met befondere voor-
^'^^^^T ^v.^^-J- ^^wijl defe Schry ver hier niet op
i T«r4/^^,/; gemerkt heeft , zo is hy m zo veel » wanbefluitingen gevallen
^'^ daar mee hy zijn grootboek noch groter gemaakt heeft Want
Am mijn Hc€r C. L. R. 25^-
heeft overal ^valfche meerdere voorfi-pllz-n .^Ar.^««j
Klaart heb , daar van afgeleid had.
De tvveede '> Dringreeden , die uw vrienden aantekenen k '
(af^UAr Vr ; V ^-r^^^^^V» iv^iiL, ciiiiiccae'Kundiahcden.^^^i/ï-r
tóffiSi 'l'Czoudcrcn.gc.beveft.g.ngotH onc?cn„,„g i;^,, ,
UedM-dcisdatdc 'dinkjng niet x.ondtr ^voorwerp, dat is zolder IJ""'''"'"-
hh^^m . km r^cjcn. Daar men de 'gelyknamiirhï, van't woo. r
-denlung moet fchuwen , 'cwcfk zo wel voor -t d Xnd l"?
fMZriV'f "^"^'^.^''Jd'nge^n ander , voorwerp X":.
üan iich zelf , behoeft, om zijn 'doeninir te plegen, Iioewe P"^" "<'•
^^vicvd^is Schooi
nochunsmet of dcfe dcnktng een- hghamtUjks doLngi , of een . veest'
dat hewogen word , dan een - onftoffehjke 7.elfj}anMghen. Daar de y ^4- c'^t-...
iylinamigheit van 't woort ^denkjngvfccv voorkoomt Ik be
Jucrk hier niets dan een^ gcfchil , dat geen gront veft heeft en
mctditgelykis: Gy oordeelt dat gy ?eii menfchz^^ on.'da^^^;7-
gy muallesbemerkt, om'twelklï^hcn, mdew£h"fc!^^
vonden word, menfchen noemt : maar hoe weet gy of <tv met
eer een elefant zijt, dan een menfch,om enige andere oodaken ^
^^^^ ^H^f ""'"f "f 1f ' ^ ' zelfftandigheit,die denkt,(ich S S^SL.
vei ilandelykgeoordeelt heeft, omdat zymfich alle ^ciLren
Sïf/'cn ^^^^^^^^^ zelfftandigheien heeft waar^ o-'
frn \ ^ ' '^'^ ^^''^ lighaam pallen, heeft konncn b?mer- '"^'^
ken zo vraagt men haar echter noch hierom, hoe zy wecc of zv
met eer een lighaam, dan een ^ onlterffehjke zelfilJnd.'.heit is^ }
De V ƒ de .Dringreeden is i^van gelyk belang :
gttn ^mftrekktng m mijn ^ dcnkjng bemerk, 2.0 volght echter -TJ^"'''^''''''''^
z,y met mt ge {trekt ts , om dat mijn denktng met het "> rcchtfno.y van
de waarhea der dmgen u Gelyk ook de zelle , du het gefchieden
f^andatdcfe ouder] cheidmg, dietk^door wijn denktngti^Jfchen de^' den '-^•^'"A-
ktngen't lighaam vind, va/fchis. Maarhicrihat belbnderlyk dê "'^^S/,
i'gelyknamigheit defer woorden waar te nemen ; rwjn <\ denkm?''^
isnies het ' rechtfmer vm de marhat der dmgen : waiu indien men
tr zeg- 1 '}^t„^^
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
2^S Brkf vm R. Des-Cartes
zeggen wil dat mijn denking niet het rcchtfnoer van anderen
moet zij n , ja zo, dat, om dat ik iets waar geloof te wefen, d'an-
dcren ook verplicht fullcnzijndat te geloven; zaftem ikdit
gacnietoc. Maar dit doet geheel niets ter faak , daar af nu gc-
VcTv/ria Jl^"^^^^ ^^ord. Want ik heb noit gewilt dat icmant » my tot zija
* baken zau volgen. In tegendeel, ik heb in verfcheidcplaatfen
\»evi<icntu vermaant dat men allecnlyk op de ''klaarblijkelykheit der re-
Tl''rfcrim. i^öet aangaan. Wyders , indien het woort lien^mg c zon-
vAum. der ondcrfchcit voor alle werking van de ziel genomen word,
i?i;r"* 2:0 is 't zeker dat wy in veel ^ denkingen konnen ^ vallen , uit dc
co^,M//». welken wy niets van de waarheitder dingen, buiten ons ge-
f IntiAtr».
ftelt , behoren te s befluiten. Maar dit koomt hier ook niet tc
\'("ur7'^ ^r,' ^^^1* ^^leenlyk van defe denkingen gchandelt word, die
u,jt.,Hi., ii l^lare en onderfcheide bevattmgcn zijn,gelyk ook van » d'oor-
Tïïiar- ^^1.^"' ^eenflemmig met defe bevattingen, yderbyfich
k^:wr«f- behoort te doen. Dieshalven feg ik in defe fin, in de welke de-
Vcónufto. woorden genomen moeten worden, dat yders i denking, dat
r»T,r«^,/#,isde™bevattmg, of n kennis, diehy van enig ding heeft, aan
Ï/^S' J'^gcl ^er waarheit van dit ding moet wefen , dat is
P Cunf.rmu, dat allc ° d'oordelcn, die hy daar af doet, p gclykvormig met de.
iyl7uus fc^bevatting behoren te zijn, zo zygoetfullen wezen. Ja wat
fidc. de r waarheden van 't geloof aangaat , wy moeten enige reden
$ DiurmriA ^^^^^^^ ^tts ovcrrecd dat zy van God geopenbaart zijn, eer
r». ' wy de wil » bepalen tot hen tc geloven : en hoewel d'ongeleer-
den wel en recht doen , als zy 't oordeel der geleerden van die
dingen, die fwarclyk te kennen zijn , volgen; xo behoren zy
u/rnTru" nochtans uit hun eige t bevatting te leren dat zy «onkundig
zijn, cn dat de genen, welkers oordelen zy willen volgen hea
^Ckv"'^>. in w kennis overtreffen: want anderfins foudcn zy zondigen
n ^utor»*. met hen te volgen,en eer als * konftgebouwcn of heeften doen
yihUor.phu.^^'^ als menfchen Daaruit dan blykt dat een y Wiisbeceriae
^tt:.. ""-^^ Schandelijker lun dolen, dan als hy x oordelen, die nilt nSt
Is JL ' bcvattingen der dingen overeenkomen, wil ^ vormen.
coZZZs echter met begrijpen hoe de Schryverfich hier in veel
• vanziin Tegenwerpingen van dcfe doling lal konnen fuive-
'c^TZ:r ^•'^"^ «'^^ y^^r zijn eige ^ bevatting volgt,
fcmmona. maar eer ik weet niet wat ^ gevoelens cn ^verdiehtfelen , die't
hem luft ons voor te ftellcn , hoewel zy geenfins bevat of be-
grepen worden.
g Mcdaau». Tegea de darde & Bedenking hebben uw vrienden aangc-
merkt.
Am myn Hter C. L, R* 299
merkt, Ï.Dat alle menf :hen » Gods denkbeelt met in ftg hemerksn. II. Dat x idtA Dfi,
*kdit ^ denkbceit , z.o '/ m my wm, z.on begrijpen. III. Dat veel men{chen ^
mijn redenen geUfen hebben,^ en daar door met ^ overreed z.tjn. IT. Dat hier ^
uit, dat my ken onvolmAakt te wez^en, niet volgt dat God is.
Maar indien 't woort Denkbeelt « op die wijfe verftaan '
word, op de welke ik, gclyk ik klarelyk gefegt heb , het neem, ' ^'
fonder ^ vcrfchoning in de Sgelyknamigheit van enigen te foe« f
ken, die dat tot de ^beelden der llofirlijke dingen , dieindcfwi^.'^^r'*
' verbeelding ^ gcvormt worden, prangen, zo kan niemant ont- "^^-^
kennen dat hy enig i denkbeelt van God heeft , 't en zy hy fegt
dat hy niet verftaat wat defe woorden betekenen , t^oimaaktfte
dmgvan alle de genen , die begrijpen konnen ; want dit is 't geen L^wliTr"*.
t welk by alle menfchen God genoemt word. En te feggen dat
gy niet verllaat wat defe woorden , in yders mont beltorven ,
betekenen, is u felf wonderlyk in" fwanghcit te» drijven , om >« v^"?»-/''-»*
eens anders p gevoelen te bellrijden. Voeg hier noch by dat dit 1';''^^''"^''
de <i goddeloofte belijdenis van alle degenen is , die men ver- p*^>"*"""*.
dichten kan , als gy van u felf zegt dat gy ' in de fin , in de welk
ik't woort ^Denkbeelt genomen heb, geen «denkbeelt van
God hebt. Want dit is niet alleenlyk belijden dat gy hem niet [ llt
•door naturclijkc reden kent , maar ook dat gy noch w'door 't
geloof, noch door enige andere middel , iets van hem kont we- LwJ*
ten : om dat, indien gy geen denkbeelt, dat is geen bevatting l^f'* " .
hebt, dat met de y betekenis van dit woort God overeenkoomt , ^.^^/ï^ai'.S',
hoe fcer gy ook belyd dat gy gelooft dat God is, dit even zo veel
doet, als ofgyzeidc dat gy geloofde dat'er ^«/frns, endusin^K'W,
^ d'afgront van goddelooshcit cn fchrikkeliike onkunde ee-'-^^r/-*
dompelt bleeft. {^Éf-
Dat zy 'er by voegen dat iJ^dit i» denkbeelt , z.o V in my iv^, begrij- " f*"^*'*'»^»^
penz^ou, IS Tonder ^grontvcftgezegt: om dat, dewijl het woort 'lampro,,;-
van ^begrijpen enige <^ bepaling betekent, het niet gefchieden '^'T''-
kan dat een * cmdige geeft God , die s oneindig is, bcrrriipt.
Maar dit belet niet dat men bemerkt dat hy is; gelyk men we
een berg kan aanraken, fchoon men hem niet met d'armcn om'
hclfen kan.
't Geen, 't welk zy ook van mijn redenen feggen, dat veel hen
hebben gelcz^eny die echter daar door niet overreed z^ijn , kan lichtel y k h TcrfMdjr.
wederlegt worden jom dat men enige anderen heeft gevonden, .
die hen 'begrepen hebben , endaar af ten vollen voldaan zijn. Irfr^''"^"**
Want men behoort een meer te geloven , dicfondcr voorne- ^
Ltmiiittit^
Spirittu
Pp Z
men
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
'300 Brief vm R. Des-Cartes
men v.in te liegen verfekcrt dat hy iets geflen of begrepen
^fy.femo. r'""^'' ^;^"^^jf^»tanderen,dieditloghenen, om dat zy 't niet
x.^n.p.d..^,^^^^^^^ Dies heeft men, in ^'ontdekking
üt i 1 ^^gcnvoeters,meergeloofaan't verhaal van enige boots-
.Puir.u- F'^'^^^^" gegeven, diede gehele werrelt rontom gezeik heb-
i^nui.^K ben dan aan enige duizenden van - Wijsbegerigen, die niet ge-
ott hebben dat zy ront was. En dewijl zy hier van Euclides
begnifelen gcwach gemaakt hebben, als of alle raenfchen hen
nn ;f u- ^^^^^^^Y^^ konden vcrltaan , zo bid ik hen t'aanmerken dat uit
!yw;;;i£r ^on^m van de genen,die in de ^ Schoolfche Wijsbegeerte feer
f D.r,.,,/? ëeleert gehouden worden, naauwelyks een is, die hen vcrftaat,
o^van tien duifent een, die alle de ^ betogingen van Apollonius
f ÏÏX::; ^ rchimedes g begrijpen, fchoon zy met min" klaarblijkelyk
^^"'^«'•tn zeker zi)n,dan die van Euclides. ^ ^
Eindelyk, alszyzeggen dat hieruit, dati^my ken onvolmaakt
i/w.. »^'^^,olgtd.tGodi^, 20 bewijfenzy niets: wantikheb
k^r,«....:dit met 'onmiddelyk daar uit alleen. Tonder iets anders daar bv
aillfiu...^.^]^^^^^^ en zy, dus ^redenerende, doenmyaan
de Mift van dcfcSchry ver gedenken, die gewentis mijnrede-
nen maf te kappen, op dat zy onvolmaakt en fwak zouden
Ichijncn.
« Meditatie- Ik kan in alle de dingen, die zy in de drie overige " Bedenkin-
7ropio/è. gf aangetekent hebben , niets zien , op 't welk ik niet elders
ï>z>./,x,/«,.obredelijkgeantwoorthcb. Gelyk,alszy tegenwerpen, /. Dat
«1 ^« mTLemlykheit, door ziekere kundioheden , om ' tnoeplam, te
/'^«'^^^«'^«^-«^n.o. 'tv^elkz^yeenskr^ngnoc^en. val , demjU^daar
t i'crfuufi, na zeg dat wygeenfckerheit van enig Mng kpnnen hebben^ z.o rvy met ' over
r^J^^7W.r G.^... /ƒ. Dat^^ Godskennuntctdten[ltgtsomde-mten^
.erna.... fchapdcr msko^ftigeivaarh^^^^^^ Jj/^ jy^^ hyeenHedne
M.Ou..a- ^er k^an mfen. Befie hier af mijn Antwoort op de tweede Terren '
Cr werpmgen in 't getal van 5. en 4. en 't einde van 't twcde deel
'thic
^^^^'^'^^ Beantwoordinacn.
Zy voegen er eindelyk een ybedenking by, die mv niet
Üh^S: heugt dat van de e Schryver in 't boek fijne? ^ LringreeJene,
è'^'^^J'^^'l'' ' 1^" feer gelyk met de dingen fs, die daar
d -PI,/, voorkomen voortref elyl^ . , feggen zy .
ffZr:""'^''''''"'//' ""'/^ '""'''ken dat de " (y„^<,«7?,„, m,lirekkiH, du il
t^s^.fiS.Uu'^oor ' ihegmfdwmijn '^NaiHurimde ftel, mets anders», dan m,m
t'.rit".''" ] ^"■''"^hiJeU en bmtcn mijn f gemoed teen s onderjiand.^hen heeft , of heb-
fi.jfi.,^ ita kfin , dewijl x.jf een xjiivere i' aftreiking tMU 't mtmrkjindig lichaam
lyim mijn Heer C. L. R . 301
; en dat dteshalven mijn ^ N atuurktinde m 'r algemeen niet dan l> inbeeU ^j^-^f/jf
dtg en verdicht ts , geljk^alle uuvere Wuk^onfiigc dwgen blijken te lyefen : himc.f^tn\rii^
TTiHar dat in de ' d.idelijks '^^^umr kunde der dmgen , die van Godgefcha- t4\!-j%^
penz.ijn, een dadehjk^ 9 vajle enmct inbeeldige floffe behoeft. 'Dit is-reai».
een <^ tegenwerping der tegenwerpingen, en een ^begrip y^n'l^^'jlj*^-
de gehele s lering der treffclykfte ^ Wijsbcgerigcn , die hier 6- non tm^-^
verhaalt worden. Alle de dingen , die wy konnen » verftaan f oS;,
cn '^bevatten, zijn, naar hun * gevoelen, niets anders, dan
*" zuivere inbeeldingen en verdichtfelen van onz gemoed, diC g-n^artaT
geen " onderllandisheit konnen hebben. Daar uit dan voluit
dat wy niets voor waar moeten "ontfangcn, dan ' tgcen, du k condpert^.
wy niet kennen noch Pverftaan, noch ^1 bevatten, i^och "^in-j^^J"^^^'^^;^
beelden: dat is dat men de deur geheel voor de reden moet f"»«/'w;r^,ó»,
fluiten, en dat het genoech is een fim of papegaai, cn geen ^'f[^7»o/Zr/.'
menfch te wefen , om onder de mannen van uitmuntend * ver- » snhfiften*:
nuft, en onder de » Wijsbegerigen gctelt te worden. Want o^,/^,„,^^.
indien de dingen , die men "bevatten kan, alleenlyk om defep^''''^"''-
oorlaak , dat zy bevat konnen worden, voor valfeh te houdcui'^ j^aguZ7é
zijn, wat is 'er overig, dan dat wy dit alleen, 'twclk wy niet*
verftaan, voor waar omhelfen, en van daar de *^ famenflel onfer u clnlifcrè,
^ Ierinc;y te zamen ftellen, metd'andercn tc volgen, fchoon wy il^^'"""-
niet weten waarom wy hen volgen , en met woorden , die wy y Com^mtre^
niet verftaan, naar de wijle der papegajcn, uit te fpreken? Maar
ik vind hier, daar mee ik my grotcly ks kan troollcn , te wcteri-
dat mijn ^Natuurkunde met de ^ zuivere W iskon ft ige dingen ^ ^''?'/^'-'«
vergeleken worden, dewijl ik niets meer begeer, dan dat zy
daarmee gelyk zy.
Wat defe twe gcfchillen aangaat, die zy op 't einde daa-r hj bSb^ifhues;.
voegen, te weten hoe de ^z.tel , z.o z,y met flojfcl)\is , '/ Itghaam be- J
rveegt , en hoe tl) de ^ gedaanten der ^ lighamelijkj vvorvperpen ontfangen
kjin 'y zy geven hier allecnlyk aan my gelegcnthcit van te vcr-^toipj/!*.
manen dat defe Schry ver de rechte weg nicc ingegaan is, als hy,
onder fchijn van s Tegenwerpingen aan my tc doen, veel soda* 5 o'jefr,«r,„i
nige ''geichillen voorgcftclt heeft , welkers 'oplofTing tot dc
^ betoging der dingen, die ik gefchrevcn heb, niet nootwendig
was, dewijl d'ongeleertften lelven meer verlchillcn in een uur
konnen voorftelien,dan de geleertften in de gehele tijt van hun
leven oploiren;en dat ik dicshalven weinig bekommert heb gc. 1 Tr^fuppo-
weeft , om hen te beantwoorden. Maar dcfen ^ vooronderftel- Z'e'xvhc^ti»
len, onder andere dingen, dc'" verklaring vande vcrecniginc ««ro^a.^^i'l*
Fp3 der"^^
AMaieriatk»
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
3 02 Brief vm R. D E s - C a r t e s
der ziel met het lighaam , die ik noch niet aangerocrt heb. Ik
. ^\iHcK\m. fal ondertullchen tot u zeggen dat de gehele * zwarigheit , dic
hiitt'M^^. daar in voorvalt , haar oorfprong heeft uit een valfche ^ onder-
ftelling, en die geenlins bewefen kan worden , te weten dat,
c ^mm<i, indien de c ziel en 't lighaam twee a zelfftandigheden van ver-
Geheide natuur zijn, het niet gefchicden kan dat d'ecn tegen
d'ander * werkt. Want in tegendeel , degenen , die t dadelijke
r4. toevallen toelaten , gelyk hitte, szwaarheit, en diergelijke
l:l^udcn. cliwgen , twijfFclen niet dat defe ^ toevallen tegen 't lighaam
turc^ixi, konnen 'werken ; hoewel echter meer kverfchil is tuflchen
datistuflchen de toevallen en de zclfftandigheic , dan
v^D%rimcn ^ec » zelftland ighcden.
I SKbfi'lnT' Voorts , eer ik defe brief fluit , zo fal ik hier noch twee ^ gc-
ï.%;r..«r. '^y^^^^n^'ghedcn aanteckencn , die ik in dit boek der " Dring-
m,^. reedenen gevonden heb om dat zy my de voornaamfte fchij-
^jnjuntu. -nen te welen, die de Lezers, nietnaerllig zijnde, tot doling
verrukken, om hier door aan u te betuigen dat , indien ik daar
iets gevonden had, 't welk ik antwoordenswaerdig achtte , ik
ditgecnüns voorbygegaan zou hebben.
D'eerftc is inde driccnfedigfle zijde, daar, om dat ik er-
% K^IZit S^"^ S^^egt heb dat de " ziel , terwijl zy van de p wefently kheit
4ynmr,mr.- allcr flofFclijke dingcu twijffelt , <\ z.tch alleenlyk}c(ltptehl^ als een
' onftofFelijkc zelfftandigheit kcnt,en zeven of acht regels daar
.) scpr^cui na , om te tonen dat ik met defe woorden alUenlyl^bejltptelyk^mzt
[7Jf^nr.a aldcrhande uiitfluicing of t ontkenning , maar alleenlyk een
«aftrekking van de wftoffelijke dingen, zeg ik dat wy echter
s£vv/«K niet zckerwiu-en dat 'er niets lichamelyk indczielis, fchoon
iSrr7.v "^^^s zoodanig daar in bevonden hebben ; daar , zeg ik , defe
iKn r,L.- Schry ver zo ongerechtiglyk met my handelt , dat hy den lezer
7^,vror. vvil overreden, dat ik, alsik.W;^^,y?;^,/^/,geregr heb, pc-
..i. poogt heb 't lighaam uit te fluiten, en dat ik daar na mv zelf
tegenfpreek, als ik ontken dat ik dit uitfluiten wil. ïk ant-
yW.-- opde bcfchuldiging van dat ik in de zefte Beden-
X p.r.vr. ^'""^ ' ondcrflelt heb, 't wel k ik niet te voren bewefen heb,
en dus in een» wanbefluit gevallen ben. Want men kan lichte-
Jyk des zelfs valsheit bemerken, dic zeer gemeen in 't gehele
boek IS, enin my vermoeden zou konnen verwekken van dat
des felfsSchry ver met ter goeder trou met my gehandelt heeft
1 r.rr*-y7. ^'i'^ gemoed met kende , en zo ik niegeloofde dat hy eerft
door defe valfche ^overreding bedrogen was.
D'ande-
Am mijn Heer C. L. R. 50 j
D'andere * gelyknamigheit word in dc viercntachtigftezij-aw*^»»^^
de gevonden , daar hy wil dat ^ onderfchetden en c aftrekjkfn een en b i',/fi«m '
't zelve is, fchoon men groot ^' verfchil daar in vind. Want de
geen , die de « zelfllandigheic van haar ^ toevallen 8 onderfchcid, 3 olrcrfmZ'
moet hen beide aanmerken , 't welk niet weinig dienftig is om ^'*i'fl^»ual
des zelfs ^kennis te verkrijgen. Maar indien dei zelfftandigheic g^'^f^^^,^;
door *^ aftrekking alleen van haar * toevallen afgefcheiden [|';,
word 5 dat is, zo zy alleen aangemerkt word, zonder op de iV«7y?l«/4.
toevallen te denken, zo belet dit dat men haar niet zo ^'voU^^j'f^'j^^f^'^'
maaktelyk, als anders gefchieden zou , kennen kan , vev^m Stpar^ru
mits de natuur van de zelfftandigheic door toevallea bekcat "
word.
Daarfietgy, mijnHecr, dedingen, die ik nodig geacht
heb op't groot boek der" Dringreedenen t'antwoorden. Want ° ^»J^'*nU4
hoewel ik miflchien aangenamer ding aan dc vrienden van dc
Schry ver ;&ou doen, als ik alle zijn Dringreedenen, d'cen na
d'ander, weêrlag, zo vrees ik echter dat ik hier door aan dc
mijnen mishagen zou , en dat zy my voorwerpen zouden dat ik
de tijt met dingen , die zo weinig nootvvcndig zijn , vcrquifltc,
cn dat ik dus alle de genen, dien'tluften zou hun tijt te vcr-
quiften met onnutte pgcfchillenaan my voor te ftellen, <ï mee- p ^«^tï,..
Iters van mijn befigheit zou maken. Maar ik bedank ondertuf-
fchen u hartclyk , om uw zorgvuldighcit voor my. » Vaar weL «'iCl"
ZESTI
304.
Z E S T E
TEGENWERPINGEN.
TT Adat wymet grote opmerking uw ^Bedenkingen,
I dingen , die gy tot hier toe op de Tegenwerpin-
1 ^ gen geantWGort hebt, gelcfcn en dcurgelefen hcb-
hStrnfnii. ben, zo Zijn ons noch enige zwarigheden overge-
bleven , die gy met recht behoort wech te nemen.
D'eerfte is dat hieruit, datwy denken, niet fchijnt zo ze-
cco,itar., aZ,^^ Y^u" ^'^^ ^^-i"- ^^"^ ^^^^^^ wefendat men
tienKt , behoort men te weten wat denken oP denkinff , en
. ,.,pnn.u\vaton{b ewefcntlykhcit is. En dewijl gy noch niet weet dat
ff ^1 > /^oe kont gy weten f dat gy denkt , of wefent-
iykzijt? Dewijldan,alsgyzegt;^^^;;^, gy niet weet wat
zegt, en dewijl , ds gy 'er aan voegt hen dan, gy ook niet
weet wat gy zegt, ja dat gy meê met weet of gy iets zegt of
denkt, vermus hier toe nootfakelyk fchijnt, tewetendatgy
weet wat gy zegt, en weerom dat gy kent te weten dat gy weet
watgyzegt, en dus oneindelyk voort; zo blijkt datVy niet
kont weten of gy zijt , of ook of gy denkt.
l-'^iy/rr . .I>enveede zwarigheit is ; als gy zegt g dat^y denkt en mfcmlyk.
z.tjt, zo lal milichieniemant beweren dat gy bedrogen zijt, en
h , "^^.^ '^'''^■^''^ ' alleenlyk bewogen word , en dat cv niets
^^^ders zijc dan een lighamclijke beweging : 'vermits £mant
i -Dcmuvjira. noch UW » bctoging heeft konnen bevatten, daar door meent
Tmou. betoogt te hebben dat 'er geen Mighamelijke bewe|inp kan
jw;^.r... wcren,die men Menking noemt.Meent gy door dcfc .„Onrknn
Fng,diegy gebruikt, alle de bewegin|e^a van u fcheiïï ?c?^^
Mo,^ r..e llofïe zo afgcfneden en afgedeelt te hebben , dat ^v zekrr 7n?
rr en dat gy aan ons , die zec^J^ naau opmerken eifdre^ gc I 4^
wanen , deui^c nig genoech zijn , kont tonen dat he" ftrijdij
-oV-^-isdutonfegedachtenmdcfc hgiiamelijkc bewegingen oovci^.
itort worden? ^ ^
Dedardezwarighcitis gelyk. Want hoewel eni^e Vaders
y^^'- Kerk , met de Platonifchen , geacht hebben Mat d'En'
l/c'w; gcïenlighamelyk zijn, ( 't welk oorfaak is dat de Latera-
r.^ -..M J ^^'hebiflchoppclijke vergadering beflotcn heeft dat —
m/w/,. gefchildcrt worden) cveu'tfelvc vandc 'redelijke
an-
zy mogen
l^c ziel heb-
ben
ZeFh Tegemverpngen. 305'
ben geacht , vermits enigen van hen waanden dat zy « uit over- ,
zetting voortquam \ zo hebben zy echter gefegt dat zo wel de
engelen als de zielen ^ denken, 't welk, gelyk fchijnt, zy eeacht ^ C^i'uru
hebben dat door chghamelijke bewegingen gefchieden kon, ia c mo,u,
dat het ook de lighamelijke bewegmgen felven zijn, van de "^f'*"''»-
welken zy de denkingen geenfins onderfcheiden hebben. Dit .1 C'guati,.
kan ook door de «denkingen der fimmen, honden en andere
beeften beveiligt worden \ want de honden ballen al Hapcnde,
als of zy tegen de hazen en dieven gekant waren. Zy weten ook
dat zy, wakker zijnde, lopen, en, llapende, ballen, fchoon wy
met u in hen ^ niets van de lighamen onderfcheiden bekennen, i'^^hudi.
Indien gy ontkent dat een hont weet dat hy loopt , of denkt \ ^^'^'''Y
zofegtgyditwel, maar bewijft het niet, en miflbhiendoetde"' *
nont van ons een gelyk oordeel , namelyk dat wy ook niet we-
ten dat wy lopen, of denken, terwijl wy lopen of denken: want
gy iiet met zijns innerlijke wijfe van werken, gelyk hy ook de g Mo.-^^at^
uwenietfietj en men vind grote mannen , dieaandc beellcn "'77
reden toeftaan, en eertijts tocgeèigent hebben, 't Is 'er zo '^'^lU'/».
verre af yan te geloven dat alle hun «werkingen fonder zin, je-
ven en ziel, ^ door middel van werkkonft, genoech uitgedrukt ^
Konnen worden, dat wy wedden willen, waarom het ook is, dat
oit, en i^vftcflBf bclaghens waerdig is. Eindelyk , daar fullen veel
menfchenzijn, die feggen fullen dat de menfch felf fonder im
cn verltant is,en alles kan doen * door middel der werklhikken «
met de handen gemaakt, en fonder enige ™ geeft, indien de fnn, tZ""
^ont en elcfant dus hun " werkingen konnen doen; want indien
de fwakke reden der beeften van de reden van de menfch ver- X-i'-
Ichilt, zobeftaatditalleenlykinmeerenmin, die nietde® we-
zentheit veranderen.
De vierde fwarigheit betreft de p wetenfchap van deeodio- pSaentu
chenaar, die hy beweert feer zeker, en ook, naar uw reed
Iclaarblijkclyk te wezen: alshy fegtdat, als men even Van
even neemt, 't overige even fal blijven, en dat de drie hoe-
ken vaneen ^ rechtlijnige driehoek met twee rechten gelyk q7n<*«f«/w
zijn, cnduizent diergelijke dingen : vermits hy niet op dcfe
dingen kan denken, zonder te geloven dat fy feer zeker zijn.
't Welk hy beweert zo waar te wefen , dat , fchoon God niet
TWezentlyk was, of ook niet kan wefen, gelyk hy acht, hy nkt tsxiptrc.
min van defe waarheden feker is, dan of God warely k « vvcfent- ^ W*»"''
lyk was.Hy ontkent ook dat men hem enige reden van twijffe-
(iq len
a Omnipate::
«1 Sptcifi»
3 <^ ^ ^esk Tegenwerfmgen,
len \'oorwerpenkan, die hemenigfins ontroert, ofdieemVe
twijfleling maakt. Want wat zult gy hem voorwerpen , zo
God, mdicn'er een fs, bedriegen kan ? Maar hy fal ook loghe-
■nen dat gy hier m van God, fchoon die zijn *almachtigheit
gebruikte, bedrogen kont worden.
Uit defefpruit een vijfde zwarigheit, diehaar wortel in dc-
febedrieging heeft, dewelke gy geheel in God wilt ontken-
nen. Want indien veel Godgeleerden achten dat de verdoem-
den, zo wel engelen als menfchen, door »> 't denkbeelt van'c
pijnigend vuur , dat God hen ingedrukt heeft , bedrogen wor-
den en dit zodanig, datzy vaftelyk geloven , en aehten dat
zyklarelyk zien en bevatten dat zy warelykvan't vuurgcpii-
nigt worden, fchoon 'er geen vuur is: kan dan Godnietdoor
gehj ke c denkbeelden bedriegen, en geduriglyk ons om de tuin
leiden , met de J gedaanten en « denkbeelden in onfe zielen in tc
drukken? m voegen dat wy achten datwy klarelyk fien, cn
f.f,.., ^^'^^ ^i^^en die dmgens bevatten, die echter niet
^•verc^cu. buitcn oHS ziju , als dat'er geen hemel, of geen aarde is , cn dat
wy geen armen, voeten, ogen en d*andere dingen hebben,
t welk hy wel zonder onrecht cnonbillykheit mag doen, de-
wijl hy d'opperfte Heer van alles , en van 't zijne ^ volkoment-
lykmagfchikken; voornamelyk dewijl hy dit doen kan om dc
vcrwaantheitder menfchen te vernederen, en hun zonden te
üraften, of om hun erfzonde , of om andere oorfaken, dieaan
ons verborgen zijn. Ditfchijnt beveftigcte worden door ver-
fcheideplaatfen van de heilige Schrift , de welken bewiifen dat
wy mets kennen weten, gelyk defe plaats van Paulus is , in
d'eerfte brief aan de Corinthers op het tweede vaers van't acht-
lieHoofcdeel. Indmiemmt , %tgx.\i^^ , ^cht iets tc mtcn , dh heeft
noch nmojkcntgelykhj behoort te mten: en ook defe plaats van de
Prediker, m t zeventiende vaers van't achtfte Hooftdeel. Ik
hebverfl..ndutdemenfchgeenredenvan qodsmrken , Meanderde
^ongefchteden. kanv^nden, en hoe hy meer arbcit omte z^oeken , hoehy
mmz.al vinden: ja fchoon de mjfegefegt had dat hft wfl, z.o z.al hy '/ met
vfndcn. Dat de Wijfemandit om voorbedachte redenen, en
niettcr bop, of onbedachtelyk, en niet onvoorfiens gefegt
heeft, bhjkt uit zijn geheel boek, voornamelyk daar »'t vcrfchil
van de geeft, die gy beweert onfterfFelyk te wefen, voorgeftclt
word , want in 't negentiende vaers van't darde Hooftdecl
zegt hy dat d^ ondergang van de menfch en van de beejlen de :^lve is - en
Mtase.
ZeBe Tegen-iverfmgen. 507
op dat gy niet foud zeggen dat dit van't lighaam alleen verftaaii
word , zo voegt hy'er aan , dat de menfch mets meer heeft dan een
beefi : en, van de geeft zelf van de menfch fprekendc , ontkent
dat 'er iemant is , die weet ofhy opwaarts k,Umt , dat is of hy onfterffe-
lykis, danofhj/metde geejiender beefiennederkltmt y dat is bederft.
Men moet niet bybrengen dat hy hierindeftaat der bofe menl
fchen fpreekt j want anderfins had hy behoren ernftelyk hier
af vermaant, en dedingen, die hybygebracht had, weder-
legt te hebben. Zeg niet dat gy niet op dcfe dingen moet ant-
woorden, en dat de Schrift aan de Godgeleerden behoort:
want dewijl gy een Ghriften zijt, zo behoort gy bereid en vaer-
dig te wefen om aan alle de genen t'antwoorden , die iets tegen
tgeloof, en voornamelyk tegen de dingen, die gy begeert
vaft te ftcllen , voorwerpen , en hen naar uw vermogen te vol-
doen.
De zefte zwarigheit fpruit uit M'onverfchillentheit van't .1 w,/.r.,.
oord«el, ofvande vryheit, die gy ontkent tot de vol
maakt- '"''""».
heit van de wil , maar tot d'onvolmaaktheit alleen te behoren; b V^t^ïi'-T*
invoegen dat d'onverfchillentheit wechgenomen word zo'"'""""*
dikwijls als de ^ geeft klarelyk deurfietwat dingen men gelo- cv?^r«/.
ven, doen, of nalaten moet. Ziet gy niet dat gy , defedingen
vaftftellende , Gods vryheit vernietigt , daar af gy d'on ver- -i /w,/crfii.
fchillentheit wechneemt, toen hy eer defe,dan een andere wer-
relt gefchapen,of toen hy geen gemaekt heeft ? fchoon het ech.
ter het geloof betreft, ^dat God van alle eeuwigheit onver- c ö^ww^if
fchillend heeft geweeft dat hy een, ofontellijke, of ook geen ^ï^^'^
werreltfcheppenzou. Maar wie kantwijffelendat God alt ij t ^
met een helder gcficht alle de dingen, die gedaan of gelaten
moeften worden , deurfien heeft ? dieshalven, het zeer klaar
fien en bevatten der dingen neemt niet wech f d'on vcrfchillent- nnd,f.r.n.
heit van de wil, die, indien zy niet met de mcnfchelijke viy.naMTi!
heit kan overeenkomen, ook niet met de goddelijke overeen-
komen fal, vermits de g wefcntheden der dingen, zowel als f/?^"tr^
der getallen, ondeellyk en onveranderlykzijn , en dieshalven "
word d'onverfchillentheit niet min in de vryheit van de god-
delijke , dan van de menfchelijke wil ingelloten.
De zevende zwarigheitis van de ^vlakte, in de welke, ofhsitperf,
door welks hulp gy zegt dat alle ' voelingen gefchieden. Want f'"-"
wyverftaan niet hoe gefchieden kan dat hetgeen deel der lig-' '^'"^""""'^
hamen is, die gevoelt worden, noch ook geen deel van dc
Qü 2. lucht
^o? Brief vm R. Des-Cartes
XiZ'^r,^ '^"^^^^^".^<^^"""pcn» van de welken gy ontkent dat het enig
Ax'JtmMmA^^^ of c iiitterftc is. Wy konnen ook niet begrijpen dat'cr geen
^^11?''"'''*^^^'^^^^^^^ toevallen van enig lighaam oi< zelftlandigheit zijn ,
e siihHnu^. die door de goddelijke kracht zonder enig ^onderwerp swe-
p f5.fr ^^"^^y^^ konnen wefen , en ook warelyk wefentlyk zijn in 't Sa-
crament des altaarsjgelyk gy verfckert. Onfe geleerden behoe-
hT;;;y7r*. vcn ficH cchtcr nict te bewegen, totdat zy fien of gydefe din-
gen in uw Natuurkunde , die gy belooft , betoont zult heb-
ben,fchoon wy nauwelyks konnen geloven dat die defe dingen
zo klarelyk fal vertonen , dat wy, d'ouden verwerpende,
die konnen of behoren aan te nemen.
wcrïm.t D'achtfle zwarigheitfpruit uit uw Antwoort op de vijfde
jj«wr.« 1 cgcnwerpingeni en is , hoe de ^meetkonftige of overna-
^r...^ur tuurkundige waarheden, gelyk die van u gedacht worden , on-
k D./..«j.r* verandcrlyk en eeuwig zijn, en echter van God afhangen
tc^cn^ca.. Jf'^nt in wat ' geflacht van oorfaak hangen zy van hem af?
/■4. Kon hy gemaakt hebben dat 'er de natuur van de driehoek niet
was? En hoe kon hy, ik bid u, van eeuwigheit gemaakt heb-
ben dat het met waar isdat tweemaal vier acht is? of dat een
driehoek geen drie hoeken heeft ? Dieshalven , of defe waarhe-
hangen van 't verflant alleen , als het die denkt , of van
Lu"'""" d"^gei;i> of zijn "onafhangelyk , dewijl het
^indcfcn. (chijnt dat God niet heeft konnen maken dat een van defe p we-
t £/-;„//^ Icntheden of waarheden niet van eeuwigheit geweeft heeft.
Jmlt... Eindelyk, de negende zwarigheit drukt ons meeft , iilsf^y
' ^^St tiat men de q werkingen der finnen moet mistrouwen , en
'x(ttu,«io dat de fzckerheit van't verftant veel groter is, dandezeker-
,nuu.£iH^. hcitder linnen. Wantwatdan, indien 't verftant geen zcker-
hcit heeft, zo het die met eerft van welgcftelde fmnen heeft
ontfangen ? vermits het niet de doling van enige fin kan ver-
beteren, zo een andere fin niet ecrft de voorgenoemde dolme
bemerkt. Een fiok, in t water gcfteken , fchijnt gebroken, uiï
a W'. oorfaak van de ^ wanfchaduw , fchoon hy recht is? Wie fiil defe
u ^«^"^g/f ^-^^^^^^n ? veraam ? Geenfins , maar «de raking,
.Desge yksis t met alle anderen. Dieshalven , indien gy alle uw
finnen behorelyk geftelt hebt,en indien die altijt het zelfde aan-
brengen, zo zult gy de grootfte zekerheit van alles , daar toe de
menlch naturely k bequaam is, verkrijgen, die gy echter , zo ay
uopde werking van de geeft vertrout, dikwijls zultmiflen ,
vermits de geeft fomtijts in de dingen afdwaalt, van de welken,
gelyk hy geloofde , nict getvvijffek kon worden. pii
vtl
tio de
Am mip Heer C. L. R, 509
Dit zijn voornjimelyk dc dingen , die ons te rug houden \ by
de welken gy noch zekere reden, en zekere a merken voegt ,
dieonszeerverfekert maken, als wy een ding zonder 'tander'''*
20 volkomentlyk verflaan , dat 'et zeker is dat het een van't an^
der zodanig ondcrfcheidcn is , dat zy befonderlyk, ten min-
jften door Gods kracht , konnen ^ beftaan : dat is hoe wy zeker- Suy^ift:
lyk , klarelyk en onderfcheidclyk konnen bekennen dat defe '
« onderfcheiding van de verftaning niet van 't verftant zelf ge- 'i^f^^^J^l
f chied, maar van de dingen zeiven voortkoomt. Want als wy 7intWtal\
Gods onmetelykheit aanfchouwen , zonder op zijn gerechrig-
heitte denken, of op zijn wefentlykheit fien, zonder op de
Zoon of heilige Geeft te denken , begrijpen wy dan niet vol-
komentlyk die e wefentlykheit , of de wefentlijke God , zon- c Eti/ieniUt
der die perfoncn , die van enig ongelovig menfch met zo groot "^x^funT,
recht geloghent kan worden , als gy de ^ geeft of denking van't [^^""^
lighaam loghent ? Gelyk dan iemant qualyk bcfluiten zou dat 'dlplr^!
de Zoon en heilige Geeft gwefentlyk van de Vader onder- " ^Z''''"""'-
fcheiden zijn , of dat zy van hem ' gcfcheidcn konnen worden 5 u^ija^^fu
20 fal niemant u ook toeftaan dat de ^ denking , of dc * menfche- j^^/f.^j^^j^
lijke geeft van't lighaam onderfcheiden word, fchoon meniifw/j«-
d'cen zonder d'ander bevat , en 't een van 't ander loghent , en
datgy niet acht dat dit door enige •» aftrekking van uw gccil m^'>/iraffiQ
gefchied. Zeker, indien gy op defe dingen wel voldoet, 20
dunkt ons dat 'er heel niets overig fal zijn, 't welk aan onfe
Godgeleerden mishagen fal.
BYVOEGSEL.
IK fal enige weinige dingen , van anderen gcvraagt , hier
onder by voegeUjOp dat gy gelijkelyk daar op,cn op de naaft-
voorgaandc dingen zoud antwoorden , om dat zy van gelijke
ftofïe zijn. Enigen van de gelecrfte en. deurfichtigfte mannen
hebben verfocht dat defe drie dingen naaukeuriglyk verklaart
mochten worden.
/. Hoe ik, z.€k,erlyk^ z.al weten dat een J^aar " denkyeelt van mijn !>
oz^ielheb.
I I, Hoe ik, z.ekjrlyk^ zal weten dat du p denkyeelt geheel verscheiden i'
van alle andere dmgen ts.
III, Hoe ik^eks^lyk^^^^^^^^ ^'^^ denhbeelt geheel geen ^li^^ha-^]
fnelykheit heeft. Maar anderen hebbcii dc dingen ^ die volgen,
voore;eftelt.
aq 3 DE
I
SLTWefil'li.
ChUU.
C Tcrst^U».
(Cog'tatlt,
k Sin%uU
vel optratte
MS.
] .^m«r$ins
eorporeii de-
fendtrt.
in J\ltntes,
O Deura
3 1 ^ ^^^^^ Tegemerphgen.
D E
^JVyslegerigen en ^ Meethnfïenaars
AAN
RENATUS DES-CARTES.
HOe zeervvyby ons bedenken of het cbeeltvan onfcof
van de menfchelijke geeft , dat is de ^ kennis cn «be-
vatting, warelyk iets lighamclyk in fich begrijpt, zo
darren wy echter niet verfekeren dat dit, 't welk wy
* denking noemen, niet in eniger wijfe met het lighaam , door
zodanige beweging bewogen , als gy begeert , overcenkoomt.
Want dewijl wy zekere lighamen fien , die niet denken, en an-
deren, gelyk van de menfchen, en miflchien van de beeften ,
die denken, wiltgy ons dan niet van twiftgicrigheit, en van al
te grote ftoutheit betichten , zo wy echter willen befluiten dat
'ergcenhghamenzijn, die denken? Wy konnen naauwelyks
twijiFelen of Wy fouden geduriglyk vanu belacht en befpot
worden, zo wy d'eer ften dit bewijs , zo voor de % geeft, als voor
God, uit h denkbeelden voorgeftelt, hadden darren fmeden ,
en dat gy't daar na door uw 'Ontknoping te zamen had ge-
hecht j daar doorgy felf fchijnt verrafcht en vooringenomen
te zijn, en dit zodanig dat gy alreê fchijnt uw geeft geblint-
hokt te hebben, die voortaan niet vry is , dat hy fien kan dat de
k befondere eigenfchappen, of werkingen van dc ziel, die ey in
u bevind, Wan de lighamelijke zeden afhangen: of anders
maak los de knoop, daar door gy acht dat wy als met onverbre'
kehjke banden weerhouden worden , en die onfc « seeften be
let boven 't lighaam op te ftijgen.
De knoop is dat wy feer wel begrijpen datdrieen twee vijf
• ^^^'^;?' f ïïf " ^^^^^^ even afneemt, het ovenV noch
even fal blijven. Wy worden door defe en duifent andere din-
gen verwonnen; en gy fult fulks ook by u bevinden. Waarom
worden wy dan ook met door uw of onfc "denkbeelden over-
tuigt dat de ziel van de menfch van 't lighaam onderfcheiden is,
en dat o God wefentlyk is ? Gy fult feggen datgy defe waar-
heit ons niet inftorten kont , zowy niet met u aandachtelyk
denken. Zie, wy hebben dedingen , diegy gefchrcven hebt,
zeven-
Ze sic "ïegenwerplngen, 311
zeven maal gelefcn, cn, gelyk engelen, onfc geefl naar onz ver-
mogen daar aan bellced , en echter noch niet konnen overreed
worden. Wy achten nochtans niet dat gy fcggen fult dat vvy
alle zo grof en plomp van geeft zijn , als de beeilen, cn dat vvy,
die federt dartig jaren ons daarin gewent hebben , heelwan-
fchikkelyk daar toe zijn: maar wy menen eer dat gy fult beken-
nen dat uw redenen , tot noch toe uit * de denkbeelden van de a id^^mtntH
geeft en van God getrokken, niet van zo groot belang , enzo^"^"*
krachtig zijn , dat zy de *>geeften der geleerde menfchen, {ichi>-wm«
niet alle hun krachten uit de ^lighamelijke klomp pogende teiXr«w.
redden, (ich konnen en behoren onderworpen te maken. c m.*^» *
In tegendeel , wy achten dat gy ook zo doen fult , zo gy uw TlitdZn,*
^ Bedenkingen met het felve « gemoed overleeft, dat gy aan-"*^'-
wenden foudom hen tot het ^ ontknopig onderfoek te hrcn-fEx^mZ*
gen, indien zy u van uw vyant voorgeftelt wierden. Einde-
lyk, dewijl wy niet weten wat van de lighamen, en van der fel-
ver bewegingen gefchieden kan , gemerkt gy belijd dat nie-
mantalle de dingen kan weten, die God in enig § onderwerp gS^^M/»»*:
geftelt heeft, en ftellen kan, zonder d'openbaring van de felve
God : hoe kont gy weten dat God dcfe macht en eigenfchap ,
als twijfFelen, denken, en d'andere dingen, niet in enige ligha-
men geftelt heeft.
Dit zijn , ó vermaarde man, onfe voorftcllingen, of anders h ^rg^msn^
onfe i vooroordelen, en indien gy die kont oplofl'en, hoe dank- ''^rKjHiid4,
baar, ó onfterfFelijke God , fuUen wy alle aan u zijn. om dat gy
ons van defe doornen , uw zaat verftikkende, verloft fult heb-
ben. God, de grootfte en opperfte, tot welks eer alleen wy fien
dat gy dit alles gelukkelyk aangevangen hebt , geef zijn zegen
hier toe.
ANT-
112
ANTWOORT
O 'P 'D £
ZESTE TEGENWERPINGEN.
A Se cozit^irf,
nccJccxilUrc
h CttgiiAtio.
C txtlientuht
d Scteniia
g C»iT\itio
ti'ttrnn,
h %jltXA.
k IxiJlfKtia,
S waar dat niemant zeker kan wefen « dat hy denkt, noch
wefentlyk is, zo hy niet weet wat denking, en wat
cwefcntlykheitis j niet dat hier toe vereifcht word een
d wecrkeercnde wetenfchap , of door* betoging verkre-
c-i)a»ouflra. gen , en veel min een f wetenfchap van een weêrkeerende we-
fs^utifU tenfchap, door de welke men weet dat men weet, en weerom te
weten dat men weet , en dus tot het oneindige, gelyk men noit
van enig ding kan hebben : maar 't is genoech dat men dit door
dcfe s inwendige kennis weet, die altijt voor de weêrkeerende
gaat, cn die van de 'denkingen wefentlykheit in alle men-
fchen zo ingeboren is,dat wy,hoewel wy miflchien door ^ voor-
ïiruj^diaa. oordclen ingenomen, en meer lettende op de woorden, dan op
de betekenis der woorden , konnen verdichten dat wy hen niec
hebben , hen echter warelyk hebben moeten. Dieshalven, als
iemant bemerkt dat hy denkt , en dat daar uit volgt dat hy we-
fentlyk is , zo is 't niet mogelyk dat hy , fchoon hy miflchien
u^Tih,!-'* "Q^^ voren onderfocht heeft wat ^ denking, cn wat " wefent-
V 111*' 1 f !• • 1/* <
ly kheit is, echter hen beide niet genoechfaam kent , om fich in
dit fluk te voldoen.
II. 't Is ook onmogelyk dat de geen , die bemerkt dathy
denkt , en verflaat wat het is » bewogen te worden, wanen kan
dat men hem bedriegt, en dathy niet denkt, maar allcenlyk;
bewogen word : want dewijl hy geheel een ander p denkbeélt
of kundigheit van de ' denking , dan van de ^ lighameliike be-
weging heeft, zo moet hynootfakelyk 'teen, als van 'tander
gelcheiden, verllaan , hoewel, uit oorfaak van de gewoonte,
van veel verfcheide 'eigcnfchappen , en onder de welken men
lï'^^Tunu g^^" " fimenhanging kent , aan een cn 't felve onderwerp toe
te eigenen , het gebeuren kan dat iemant twijffelt, of ook ver-
fekert dat h v , die denkt, en van plaats bewogen word , een en
defelvc is. Hier Haat aan te merken dat de dingen, van de wel-
ken wy vcrlchcide ''denkbeelden hebben, y op twee wijfen
voor een en 't Ibive ding genomen konnen worden , namclyk
of
ï Cogitutto.
S^Je^Ui CT'
foreuu
y L>HubiU
Antivoort of deZeïie Tegemverpmgen, 5 i j
of in aeenheit en eenzelvigbeit van natuur, of alleenlyk in ^ ^
^'eenheicvan l^unenzctting. Tot een voorbeelt, wy hebben "'Tj"
met een zelve <^denkbeelt van de ^^geftalte en van de ^ bevve
ging , en ook met van de ^ ver ftaning en s v/iilnig , gclyk mede "rr^'"""^*
nietvan'tvleefchen vandc benen, noch van de "denkino- en ^'^'^«r.-
van • 'c uitgeürekt ding : en nochtans verdaan wy klarelyk^'dat ^tXh..
aandelczelvc ^^zelfftandigheit , aan de welke behoort dat zy ^
gcftaltelykis, ook behoort datzy bewogen kan worden ; in V^Xun.
voegen dat igeft.altelyk en bewegelyk door d'eenheit van d.e f', •
natuur een en't zei vc ding is. 't Vcritaande en willende din^ is \ pltli^
ook een en't felve door d'cenheit van de natuur : maar wy heb-
ben niet een zelve bevatting van het ding, dat wy onder de~"'
vorm van been aanmerken, als van het ding, dat wy onder " ''T''^'"
de gedaante van vleefch aanmerken ; en dieshal ven konncn wy
dit met vooreen en't zelve ding nemen door Pd'eenhcit van óc'^A'Zu
natuur, maar alleenlyk door 'i d'cenheit van ümcnzettinrr
voor zo veel het een en't zelve dier is,dat vlcefchen been heeft' '^Z^Z^^u
Maarnuis t verfchil hier in , of wy begrijpen dat hetdenkcnd *
cnujtgeftrekt duig door eenheit van natuur een en 't zelve is ,
te weten zodanig, datwy tuflchen ^denkmg en uitftrekkin<^ rz-o./M//,
enig zodanig s maagfchap of liimenbinding vinden , als wy tuf '''""f^'-
fchen de ^geftalte en beweging , of tuflchcn de " verilaninff en
willing bemerken^ dan of men hen niet eer alleenlyk een en
t zelve noenu door weenheit van de famenzetting , voor zouT;!..,.
veeizy indeielve menfch gevonden worden, eelyk vleefch
enbeen in een zelve dier: welk Icfteik beveilig, om dat ik^^^^^^u.
niet mm een onderfcheiding of verfcheidenhcit tulfchen óty^f'"'^'"'
natuur van een vuitgeftrekt, en denkend ding, als tuüchen-"
t vlcclcn en been , bemerk. y
om^nSrn-*^"''^^^ ^^^^tbaarheitilrijd, zo word ik , fj::::^
om miflchien metnadeelig aande waarheit te zijn , ^edwon-
op 't geen, dat men daar by voegt, te weten J.dJ Zh
mijn'lSetogmgheeftkotinenbevatten, t'antwoorden dat'er hoewd
Xynoch met van veel onderfocht is , echter enigen z,jn, dic^r'^r"
verfekeren dat zy haar verftaan: en gdy keen gefuijr, die in *
Araerikagereifl: hebbende, ,zegt dat hy btegenvoeters <Tcficn,
heeft , meer geloof verdient , dan duifent anderen , die ontken-
nen dat'er zijn , alleenlyk hierom , dat zy 't niet weten : zo is
ook by de genen, die de gewichtigheit der redenen, gclyk
redelyk is , onderfoekcn , « d'achtbaarheit van een alken , die c
■K^i' zege
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuestLLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
5H I^- Des-Cartes
3D,monjira. zcgt dat hy enige ^betoging reelit verftaat, meer t'achten, dan
van duifent anderen , die verfekeren, Tonder enige reden by te
brengen, dat de felve van niemant verflaan kan worden ; want
hoewel zy haar niet verftaan , zo belet dit niet dat zy van ande-
ren, verilaan kan worden. En dewijl de genen , die dit hier uit
b bcfluiten , betonen dat zy niet naaukcuriglyk genoech ^ rede-
^'•^^ ^ neren, zo verdienen zy geen groot geloof,
d I^/l/i'Ó^. Wyders , op dit, dat gevraagt word , of ik^dMrdez.e ^ Omkno-.
unTfM» gebruik, > alle de ^ he wegingen van mijn fcherpfnnige ftoffe x^o^
* i^^ntggejneden en afgedeeli heb , dut tk, zieker ben , en dat tl^ aan wannen ,
die f eer naaté opmerken ^ en denrfichtig genoech z.ijn , k/in tonen dat het
t Ce^itAü»' Jlrtjdtg is dat de « denkingen in ^ Itghamehjke bewegingen overftort worden ;
(»r- is, gelyk ik uitleg, dat de denkingen en lighamelijke bewe-
gingen een en de fclve zijn : antwoord ik dat 'et wel aarv my
feer zeker is, raaar dat ik echter niet kan toefeggen dat ik dit
aan anderen , hoe imerftig , en deurfichtig in hun oordeel zy
gi^rM. ook^ijn^ falkonnensvroedmaken, ten minften zohng alszy
h'inuUipU- hun opmerking niet tot dedingen, die zuiver verftanelyk
iLiptubi. zijn, maar alleenlyk tot id'inbceldelijke dingen keren, gelyk ,
'kDtUM, ^^^i^^^"^^^ zy gedaan.hebben,die verdiehtendat^ d'onderfchei- '
fopLZm' ding van de denking door ^afdeeling van enige fchcrpfinnige
]hijfuh», fl:ofFe van de beweging te verftaan is. Want hier uit allcenlyk
verflaat men dat de kundigheden van het denken , en uitge-
ftrekt , of bewegelyk ding feer verfcheidcn zijn, en onder-
ling niet van malkander afhangen ; en het is ftrijdig dat defe
'^?!uuJ'Jn' ^^"g^"' die wy klarclyk als verfcheidcn en. nonafhangclyk
^.crZÜ' ' verdaan, niet fouden kennen , ten minften van God , " afge-
o.Vrtrariw. fcheidcn geftelt worden. In voegen dat, zo dikwijls als wy hen
1 1':^!'^' i^^'^ een cn't fclve p onderwerp vmden , gelyk de q denking, en.
& de lighr.mehjkc bcwegmg,n^cen fclve menfch,wy daarom niet.
moeten agten dat zy daar een en de felfde fijn door eenhcit van
narur., dc natuui', iiuar al Iccul y k door ' ceuhcit van famenzettinfr,
]^iu2r' ^^I- Geen, dat hier van de Platonifchen, en van der fd ver
navolgers bygebraeht word, isalreê van d'algemene Katho*
lijkeKerk, en m't gemeen van alle Wijsbegerigen verwor-
pen. De^BiflchoppelijkeLateraanfche Vergadering heeft wel
bcfloten dat men engelen mag fchilderen , maar daarom niet
^^Menuu toegcflaan dat zy lighamclykzijn, en fchoon men geloofde dat
zy warelyk lighamelykzijn , zo zou men echter verftaan dat
«i^i. de " geeilen niet meer in hen, dan in de raenfchen , ^ onaffchei-
delyk
I Ccnctii
Antmort op de Zefte Tegcn'iver pingen > 3 1 j
delyk van 't lighaam waren. Ja ook, fchoon men verdichtte dat
de menfchelijke ziel ^ uit voortfetting quam, zo kon men ech-^
ter daarom niet befluiten dat zy lighamclyk was , maar alleen-
lyk dat, gel yk het lighaam uit het lighaam der ouders fpruit, de
ziel ook van hun ziel voortkoomt. Wat de honden en fimmen
aangaat , hoewel ik toeftont dat'er ^ denking in hen is , zo zou c Cogitnu$,
echter daar uit geenfins volgen dat de '^menfchelijke geeft niet
van 't lighaam c onderfcheiden was; maar in tegendeel, dat ook ^cD^jZ'as:
in d'andere dieren de geeften van de lighamcn onderfcheiden
zijn: 't welk ook de Platonifchen felven, welkers achtbaarheit
tei-üont geprcfcn wierd na de Pythagorifchen , gewaant heb-
ben, gcly k uit hun f ziclverhuifing blijkt. Doch ik heb , gelyk f '
hier genomen word , niet alleenlyk gefcgt dat 'er geheel geen
s denking in de heeften is, maar ook met fcer vafte redenen , en g agiut,4,
die tot nog toe van niemant vvederlcgt zijn, bewefen. In tegen- "
deel , de genen, die verfckercn dat de honden weten dat z.y, wal^ksr
SLijnde^hf^n^jaJlapendebafen, alsofzy in hun harten verkeerden,
feggcn dit wel, maar bcwijfen 't niet. Want hoewel zy daar by
voegen dat z.y niet geloven dat de werkingen der beeflen [onder » TLin , le~ 1, oi^cran^Htt
ven en zJcl (dat is, gelyk ik uitleg,fonder ^ denking, want ik ont-
ken niet in de heeften 't geen , dat gemenelyk leven genoemt <w'^!«!"*
word, noch de lighamelijke ziel , noch de 1 werktuigigezin )
door middel van voerkkpnft mgedrnkt kan worden ; ofz.y willen wedden^ 'p>^Z.
waarom het ook^ü, dat dit , tn «Sü»«toï belachcnswaerdtg ü ; zo behoort
dit echter voor geen bewijs gehouden te worden. Desgelyks '"'""''^
is 't met alle andere dingen, hoe waar men die ook fcggen mag:
ja men koomt ook felden tot wedden,dan als'cr redenen gcbre-
ken oni dat te bewijzen. En dewijl eertijts grote mannen byna
op gelijke wijfe met de " tegenvoeters gefpot hebben , zo acht » ^nüi«d,u
ik met dat men terftont het geen, dat van enigen belacht word,
voor valfch moet houden.
'tGeen, dat daar na hier bygevoegt word , te weten ^/^/V
veel menfchen z.tjn , dte feggen [uilen dat de men[ch [elf [onder [m en ver-
Jiamü^ en alles k^m doen ''^door middel der werkfïukkcn , met de handen o^en^fi.U
gemaakt, [onder enige geefl^ z.o de [m, hont en ehfant dm hun P werkingen
\onnen doen , is zeker ook geen reden , daar mee iets bewezen "Tn!!""'''
word , dan dat miftchien enige menfchen alles zo verwardelyk p^^/'^''*'"*
bevatten, en door een vooringenome waan,{ich zo hardnckkig-
lyk daar aan verbinden, dat zy, eer zy daar af zouden fchciden,
liever dit van ftch felven foudcnloghcnen, 't welk zy altijt by
Kr 1 üch
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuestLLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
5ï<5 R. D E s - C A R T E s
fich bcvmden. Wantfekcr, 't is niet mogelijk of wy bevinden
altijt by ons fel ven dat wy denken. Dieshalven, hoewel men
betoont dat de beellen alle hufi werkingen fonder enige «den-
kuig konncndoen, lofal echter niemant daarom befluiten dat
hylclf met denkt, behalven degeen, die, eerft fich felf over-
reed hebbende dat hy niet anders werkt dan de beeften , te we-
tcnhierom, dat hy hen denking toeeigent , zo hardnekkiglyk
aan defe woorden blijft hangen , de menfchen en beeften wer-
ken op een felve wijïe,dat hy,als men hem toont dat de beeften
niet denken , fich liever van zijn eige denking fal willen bero-
ven , daaraf hy nootfakelyk raecwulb'g moet wefen , dan de
waan, van dat hy op gelijke wijze werkt als de beellen , veran-
deren. Ik kan m-y echter niet vroedmaken dat 'er veel dusdani-
ge menfchen zijn. Maarzeker, daar Rillen veel meer, en met
groter reden gevonden worden, die, indien men tocftaat dat de
'^dcnkmgnietvande Mighamelijke beweging <J onderfcheiden
word, beweren fullen dat defe felve denking in de beeften en in
ci z,,//.,.. ons IS, om dat wy alle lighamelijke bewegingen in hen,gelyk in
€'D,jrcrenua. Otts, bcmerken, en daar by voegen, dAttie^verfchilUmhett, dieUn
li[T&Zl- ^^^^ beftaat^nist de g wefmheit 'veraadert'.hocwd zy miflchien
lï^i^Jerredenachtcn te wefen inde beeften, dan in ons, zobe-
f/I'mZ ^^^^^^^^^^ 7.y echter met groot recht dat 'er gceftea ia hen zijn
is„enu gchjke gedaante als d'onzen.
liZl!'* I V- Wat de ' wetenfchap van een godverlochenaar aan-
gaat,, men kan lichtelyk tonen dat zy niet onveranderlyk en
zekeris. Want, gelyk ik te voren gcfegt heb, hoe min hy een
machtige ftichtcr van zijn oorfprong aanwijfen fal , hoe hy
groter geicgcntheit van te twijffelenfal hebben of zijn natuur
millchicnzo onvolmaakt is , dat hv ook in die dingen bcdro
gen word, die zo klaarblijkclyk aan hem verfchijnai ; en hv
lal noit van defe twijftelmg vcrloft konnen Worden, voordai
hy bekent dat hy van de ware God , die niet bedriciren kan, ge-
fchnpcnis. ^
V. Maar dat ftrijdigis dat de menfchen van God bedrogen
woraen, word klarelyk hier uit betoont, dat de^ vorm van be-
dricgmg i met welen is , tot het welk het ^ opperfte wefen met
gebracht kan worden. Hier in ftemmen alle Godgeleerden
overeen j en alle zekerhcit van 't Chriftelyk geloof hangt hier
van af. Want hoe fullen wy aan de dingen , die God geopen-
baiu't hceft,geloven,zo wy achten dat hy ons fomtijts bedriegt?
En
c M IJ' lts
Antivoort ojrdc Z'esie Te^emirer pingen, 317
En Rocwel de Godgeleerden gemenelyk verzekeren dat de
verdoemden door 't vuur der hellen gepijnïgt worden, 20 ach-
ten zy daarom niet dat hedrogcnirorden door een valfch denkbeelt
van 'r pijnigend vuur , dat God hen ingedrukt heeft , maar eer dat zy
van 't ware vuur gepijnigt worden , om dat . gelyk, ^ d^nliThame- a s^nri^w:
lijkc geeji van een levend menfch naturelyJ^m h lighaam gehouden word J'"''^'"^^
hy ookjdm lichtelyk. j ^oor de goddelijke macht, na de doot in '/ Itghamelyk^
VHHY gehouden k^n voorden , en zo voort. Befie Mag. lib, 4. fcnt.
difl. 44. Wat de plaatfen van de heilige Schrift aangaat, ik acht
niet dat ik verplicht ben daar op t'antwoorden,20 2y niet fehii*
nen teftrijden tegen enige gevoelens, diemy befonderlykaan^
gaan. Want als2y alleenlyk tegen de gevoelens bygebracht
worden, die by alle Chriltenen gemeen 2ijn , gclyk delen , di©
hier beftreden worden , namelyk dat men iets kan weten, en
dat de zielen der menfchen niet met die van de heeften gelyk
2ijn , 20 zou ik voor de zonde van verwaantheit vrefen , indien
ik niet liever met d'antwoorden, alrec van anderen gevonden^
wilde vernoegtwefen, dan nieuwen bedenken : om dat ik my
iioit met de godgeleerde oefleningen heb bemoeit, dan voor
20 veel zy tot mijn befonder onderwijs dicnUig waren ; en ik
bevind niet in my zo veel goddelyke genade , dat ik my tot die
heilige dingen beroepen acht. Dieshalven verklaar ikdat ik
hier na niet meer op dusdanige dingen antv/oordcn fal. Maay
ik fal dit voor defe reis overtreden , om niet millchicn aan eni-
gen gclegentheit te geven van te denken dat ik fwijg , om dat
ikde voorgcftelde plaatfen niet bequamely.k genocch kan be-
antwoorden.
Vooreerflfeg ik dan dat de plaats van de heilige Paulus , in
d'eerfle brief aan de Corinthers , op het tweede vaersvan'c
achtftehooftdeel, alleenlyk van de wetenfchap verffaan be-
hoort te worden , die niet met liefde te zamen gevoep-r is, dat is
van de wetenfchap der Godverloghenaars, om dat de geen,' die
God kent gelyk behorelyk is , hem nootzakclyk moe? bemin-
nen, en liefde hebben. Dit word bcwefcn uit de naaflvoorgaaiv
de woorden , de wetenfchap blaaji op, maar de liefde fJicht j en uit dc
naaltvolgende redenen, maar x.o lemant Godbemint,dez.e (namcly k
God) isvanhcm bekent. Want in defer voegen wil d'x^poüel niet
dat men heel geen wetenfchap fal hebben, om dat hy belijd dat
de genen , die God lief hebben , hem kennen , dat is weten-
fchap van hem.hebhen. Maar hy zegt alleenlyk datde geuen ,
l^r 3 ■ die-
R. Des^Cartes
die geen liefde hebben, en dieshal ven God niet genoech ken-
nen , Ichoon zy mifichien menen dat zy in d'andere dingen iets
^vetcn, echter noch niet kennen , gelyk zy behoren te weten,
a CHuirioun f ,^ ^an Gods kennis af beginnen moet. Wyders , dc
aiiornm ow- '^ I^-Cninüen van alle andere dingen moeten onder defe eniee
"r;X ^'^"^^^^«"dergefchikt worden i 'twelkikin mijn Bedenkin-
ifl^d.ou.rJi, gen verklaart heb. Dieshalven, defe zelve plaats, die tegen my
bygcbrachtwierd, beveftigt mijn gevoelen van defe zaak zo
kiaarblijkclyk, dat ik niet acht dat zy door de genen , die van
my verfchillen, recht verklaart kan worden. Want indien men
beweert dat de voornaam cUfe niet tot God, maar tot de menfch
behoort, die van God gekcnt word , zo fal d'ander Apoftel , na-
melyk de heilige Joaiincs, in het tweede hooftdecl van zijn
eerfte bncf, mijn uitlegging geheel bejonftigen , want dus
Ipreekt hy op het tweede vaers : Hier m weten dat wyhem ge~
kent hebben , z^o wj TLijn geboden onderhouden ; en op 't zevende vaers
van 't vierde hooftdeel, Deocen, die hef heeft , is uU Codaehoren»
en kent.Cod, ^
Zodanig is't ook met hetgeen, die gy uit de plaatfen van
de Prediker bybrengt : want hier flaat aan te merken dat Salo-
mon in dit boek niet fpreekt in deftaatder bofe menfchen,
maar alleenlyk in de zijne, te weten voor zo veel hy, tevoren
een zondaar , en een vijant van God zijnde, en daar boete doen-
de, zegt dat hy, alleenlyk menfchclyke wijsheit gebruiken-
de, en haar niet tot God brengende , niets heeft konnen vin-
den, dathem volkomentlykvoldêe, ofin't welk geen ydel-
heitwas. Dieshalven vermaant hy , in verfcheide plaatfen , de
menfchen fich tot God te bekeren , gelyk uitdrukkelyk in 't
negende vaers van 't elfde hooftdcel. En met dat God, om alle
deje dingen , Hten oordeel z.al leiden; en in de volgende vacrfen
tot aan't enide van 't boek. Maar befonderlyk, in't zeven'
tiende vaers van 'tachtfle hooftdecl, zijn defe woorden, Ensl^
heb verft aan dat de menfch gten reden van alle Gods werken , die onder dc
z.ong€fchieden , kan vinden, enzovoort, niet van alle menfchen
te verflaan , maar alleenlyk van de geen , die hy in't voorgaan-
de vaers befchreven heeft , Daar ts een menfch , die des daags noch
des nachts de flaap met z.ijn ogen kan vatten: alsof de Profeet hier
wilde vermanen dat de genen , die al te gedurig in d'ocffening
van't verlbuu belich zijn, niet bequaam waren om dewaar-
heitt'achtcrhalcn. En zeker, de genen, die my kennen , zul-
len
Antwoort op dc Zcsk Te^enwerfingem 3
Icn niet lichtelyk achten dat dit van my gcfcat word Maar
men moet voornamelyk letten op defc woorden , dte 'ondn dt
7j>ngejchiedm\ want zy worden dikwijls in 't zelve bock her^
haalt, en wijfen altijtop natuurlijke dingen, tot der zeiver '
uitauitingvanad'onderfchikkingtotGodi omdat God, ho^ ^s.MrA.,,,
ven alles zijnde , niet in de dingen , die onder de zon gefchic-
den , begrepen is : in voegen dat de rechte fin van de gedachte
plaats is, dat demenfch de naturelijke dingen niet recht kan
weten, zo lang als hy God niet kent, gelykikook bevcfliat
Kr-i* Y^^y^^^^' in 't negentiende vaers van 't darde hooftdeel
blijkt klarclyk dat defe woorden, dat d' ondergang van dc menfch
van de beeflen de TLelve is , en ook dat de menfch mei meer heeft dar^
het alleenlyk van 't lighaam verftaan moeten worden i
vermits daar alleenlyk van de dingen, die tot het lighaam be-
horen , gefproken word. En tcrftontdaarna word^'er i>af/Tc-b
londert van dc ziel bygevoegt : Wie met of de geeflvan Adams\o.
ncn opwaarts kjimt, en of de geeft der heeften nederwaarts k^tmt? dat is
of de menfchelyke zielen de hemelfche zaligheit zullen ^enie^
ten ?. Wie we^t dit door raenfchelijkc redenen , en zo kW als
hyfich niet totGod bekeert? Zeker, ik heb door naturelijke
reden gepoogt te tonen dat de menfahelij ke c ziel met liahame- cu«im,,
iykis; maar ik beken dat mendoor^t geloof alleen kan ken-
nen of zy opwaarts fal klimmen.
¥ I. Wat dc J vry heit van de wil aangaat , des zelfs reden is f ''"''^^
heel anders in God, dan in ons: want het is flrydi^rdat Gods "
wi niet van eeuwigheit .onverfchillend heeft geweeft tot al-c/«rf.f^.«,:.
Je de dingen, die gemaakt zijn , of gemaakt zullen worden , om<
datmen niets, datgoet of waar is, eii dat men geloven, of
doen of laten moet , kan verdichten , welks ^dcnkbeelt eer inVf/^..
goddelyks verftant heeft geweeft,dan des zelfs wil bcHoot om " '"^^^^'^^
van'dee.ftheityantijt, maar ik zeg dat dit ^ dcnkbccit niet '
het 1 eerfle m ordening , natuur of beredeneerde reden , pcI yk
men zegt , heeft geweell , te weten zodanig , dat dit denlfbeclt '
van'tgoed God bewogen heeft om eer't een dan 't ander te:;':;/;r'
verkleien. Tot een voorbeelt, hy heeft daarom de wcrrclt niet ^'*^'"""''*
«indetijt willen fcheppen, om dathy zagdat hetdus beter i)*/-r.«»/>,.
zou zijn, dan of hy haar van eeuwigheit gefchapen had. Hy''*
heeft ook niet gewilt dat de drie hoeken van een " driehoek met " '^ru^^»,
twee rechte hoeken gelyk zouden zijn , om dat hy wift dat hei-
320 R. D E S - C A R T E S
andcrs.nietgefchieden kon, enzovoort. Maar in tegendeel,
omdathydewerrelt in de tijt heeft willen fcheppen , daarom
is't dus beter,dan of zy van ceuwigheit gefchapen had gevveeft:
cn om dat hy gewilt heeft dat de drie hoeken van een driehoek
nootilikelyk met twee rechte hoeken gelyk zouden zijn , daar-
om is dit waar, en kan niet anders gefchieden ; en dus metd\an-
dere dingen. Dit hindert niet, dat men zeggen kan dat de ^ ver-
dienden der heiligen d'oorfaak is, daarom zy't eeuwig leven
verkrijgen: wantzy zijn niet zodanig d'oorfaak daar af, dat
^iiT^'*'^" 2;y God'bepalen tot iets te willcn^maar zy zijn alleenlyk'^ d'oor-
faak van d'uitwerking, daar af God van ceuwigheit gewik
5,|>"n7iir ^^^C^ <^orfvak zouden zijn. En dus ook , ^ d'oppcrlte on-
óomn,{>t* verfchillenthcit in God is 't opperllc bewijs van des felfs ^ al-
e ^Ir* machtigheir. Maar wat de mcnfch aangaat , dewijl hy de ^ na-
omnlf boni & tiHir vau allc goet cn waarheit alrec van God f bepaalt vind , en
TDünm- '^cs zelfs wil niet tot enig ander bewogen kan worden, zo is
n^u. blijkelyk dat hy zo veel te liever , en dieshal ven zo veel tc vry-
willigcr't goet en 't ware omhclft, alshy dat klarelijker fiet,
httffZ::^^ ^'^^ i^'ï^mers onverfchillend is , dan als hy niet weet wat
' beter of warelyker is , of ten minde als hy 'c niet zo klarelyk
\ffumindi. tleurfiet, dat hy daaraf niet twijffelen kan: en in defervoe-
'"'Tfr"t M g^"P^ft c^^^^ccl andere onverfchillentheit tot de menfche-
\vv!vo*'. lukc, dan tot de goddelijke vryheit. Dit doet ook niet hier
m toe , dat men de » wefentheden der dingen ondeellyk noemt :
vef/ntu ^^^wc voor ecrft geen k wcfcntheit kan ^eennamiglyk aan God,
W^''" enaan'tfchcpfelpaflcni en eindelyk , " d 'onverrchiUenthcit
O /^,J*r,f/rt behoort niet tot de " wefentheit van de menfchelijke vryheit,
*'^^ïnd,f,rcn- ^^^"^Ü^ ^^y "^^^ allccnlyk vry zijn , als o d'onkunde van 't recht
p /« , """"ojisP onverfchillend maakt, maar voornamelykookalsdekla»-
*^ re 4 bcvattins aanftookt tot iets te voleen
ssupnficus. VII. Ik begrijp de * vlakte, van de welk, gelyk ik acht
niets anders, dan
van alle « W iskonftenaars , of ^ Wijsbegerigen de gene , die
zy van 't lighaam xonderfcheiden , en diezy y onderllellcn alle
«diepte te derven, gemenelyk begrepen word , of ten min-
2 T^r.^^^^^^ te worden. Maar de naam van vlakte
Timynt ^^^^ ^y WiskonHenaars » in twee wijfcn gebruikt ; .te wc-
Lr.*" tenofvoar'tlighaam, op welks ''langteen breette alleen gc-
^nlir^' ï^^^^^t word , cn dat men zonder enige diepte aanfchout,
c i>ri}Hnti!' fchoon men niet ontkent dat het enige diepte heeft ; of idjccn-
lyk
Antwoort op de Zesk Tegenwerpingen. 321
dSri-T^."" Wijze van': lighaam, te weten als alle diepte.
daar .„ ontkent word. D.cshalyen, om alle twyffelachtighcit "'1-^ .
telchuwcn, heb ik.gefegt dat sk van dele vlakte rorcek wi,.
dewijl zy allcenlyk een^ wijze is. geen deel ^^^'S^hai' -'^i^-
Kan gctnfdcel van zelfflandigheit zijn. Maar ik heb niet oiit
kent dat zy r 't uittcrfte van 't lighaam is : in tegendeel, zy kan '.'-r""
cigcntiyklt'-d'uiteindighcit, zo van'tbegrepe, alsvan'tbe ''■^""■•""'«
grijpend lighaam , genoemt worden , mctdefczin, daar mcê"«™r"
men zegt dat dcfe lighameri malkander raken , welkers uittcr
m.!n^^ '^V^'"^ ^tktAyk , als twee lighamcn
.malkander raken , 70 is h d'u.tëindigliek van beide etn cn de S;:.',,,,,..
zelve , die niet een deel van 't een of 't ander , maar de ' felvc '
wijze vanbeide is , die ook bly ven kan , fchoon dcCc liahnmen
vyechgenomen worden, indien alleenlyk anderen, clic even
mèn^T-' . ^''".""^ «^ng«ft^ltczijn, inderzdver plaatfcn ko-
men Ja deze plaats , die van d'Ariftotclifchen gezect word de ,„ ^ . .
n. vlakte van 't omringend lighaam te wezen , k,m ni?t verftaan i-^tt-'
worden een andere vlakte te zijn, dan defe, die geen "zeltl X;";,,,,.
Ibndigheit, maar "wijze is. Want de plaats van een toren "'''«i";
verandert met , fchoon de lucht, de toren omringende, ver-
Vtwil ƒ " Schoon men een ander lighaam in fteê van de toren
zeit Helde ; en dieshalven is de p vlakte, die hier voor de^^'-f'-fi''"-
ro?en?'"°"''"'^°"'' ^""^ ''""^ d'omringende. lucht of r,."""-
r Ttealirai
ticiideutjunu
'Cu,.
^nnff ^" teweêrleggcn , 20 ^w!
dunkt my datik geen andere redenen behoefby tcbrcnaen
fit ' ^'V^, "''■'^ bygebracht heb. Want voor cerlt ', "^^^i:
aewjl alle 'gevoel door < raking gefchicd, zo kan niets din Hc
' V aktetewe^^^^^^ zo behoren zy ''.ets verlcheiden van dcülf^^f-
waKte te welen die mets anders dan "Wijze is; dieshalven in "•«/"'/;.(«.
dien'er enigen z, n . zo konnen zy niet gevoel wo, den mÏ^, f ^'f
Wie heeft o.t geacht dat zy zijn , dan omdat hy geacht lueft da
men hen gevoelde ? Wydcrs , 't is geheel Ih-ijdig dat men , da SS'T"-
delijke toevallen ftelt, om dat al 'tgecn, dat dldelylL cTfi'" '^^-^H::
derlyk van alle ander " onderwerp , wcientlyk kan wefen ;
maaral'tgccn, datdusafzonderlyk wefentlyk kan wefcn is"-'""'™'-
* felflhndigheit.en gcens toeval. Het helpt niet datmcn fec-t 'lat If.l'.'''"'"'
dehdadclijke toevallen niet ' naturely k , maar ajlecnlylfdoor '
Sf du'"-
32 2 R. Des-Cartes
iZT''" ^^'•\^o^^^^cl{jke macht, van hun i> onderwerpen cafgefcheiden
hjr«iv<7«. konncn worden: want ^^naturelyk te gefchieden is niets an-
d P^'^ ' "^'^^ ^00^' Gods ^ gewone macht te gefchieden , die geen-
rautc'-.^ ijns van des zelfs f bovengewone macht verfchilt , en niets an-
w,«r;i';! inde dingen Üclt : in voegen dat , zo al 't geen , 't welk
ixiraór'^ ^Haturclyk zonder ^onderwerp kan wefen, » zelfflandigheit
lil'"""''"'- is , ook al 't geen, 't welk door enige boven gewone macht
g -^C^tW;. van God 2ondcr ' onderwerp kan zijn , mzelfflandighcit ge-
h "oemt mag worden. Ik beken wel dat d'een zelfftandigheit
isu'it.nua. d'andere zelfftandigheit kan toövallen; doch alsdir eebeurt,zo
txtra^rd.va- ^ mcc dc zeitlland igheit, dic dc " vorm van toeval heeft , maar
rs;*;.;7.;./^^^^/";^y^^ dc ? wijfe, daar door dit toev^^
ni5«^.,»"'».^enklcet krijgt, zo is met het kleet felve , maar alleenlyk gc^
Ifcnrr Y^"^ ' toeval . Maar dewijl de voornaamfte reden»
«, Moduu die de Wijsbcgerigen beweegt tot q dadelijke toevallen te (lel-
waanden dat men zonder hen de 'bc-
n-.'M. vatringenderinmen niet kon verklaren, zo heb ik belooft dit
L,;X: "'-i^i^kcunglyk svan yderfin in't befonder ^in mijn Natuur-
s 7). /v„.«/« kundige dingen te verklaren, niet om dat ik wil dat men my
{VrnV/a.ej'gensin geloven lal, maar omdat ik geacht heb dat, uit de
k'w'"''* ^'"ö^'" ' ^^'^ ^^^'^^ "'^ " Vcrrcgefichtkunde van *c g-éficht
verklaart heb, de genen, die recht oordelen, lichtclyk gif-
fingvan't geen zullen maken, dat ik in d'andere dingen fal
konnendocn.
r>unfn^. V 1 1 1. De geen , dieop x Gods onmetelykhcit merkt, fiet
y p....r.. klarelyk dat 'er geheel niets kan wefen , 't welk van hem niet
y af hangt, met alleenlyk^ niets beftanelyk , maarook geen or-
dening , geen reden van 'c ware en goede ; want anders, selyk
een wcinigte voren gcfegt wierd > zou God n-icr geheel ^ on
verfchillend geweell hebben tot de dingen te fcheppen die hv
iTr.or,,- ge^^l^^P^^^^jïf indien enige reden vangoet voor
zijn i> voorfchikking « voorgegaan was, die hem zou hebben
c . doen befluitcn tot dit , dat beft is , te maken. In tegendeel , om
dat hy bciloten heeft tot dedingen, die nu zijn, te maken, daar-
om z^ij^z^^ecr goed, gclyk in 't bock der Scheppingc ftaat ; dat
a {.c^uonam ïs , dc rcdcn van der zei ver gaetheit beftaat hierin , dat hv hen
i?;^^;;!' ^^u^^J^eeftwiH Men behoeft niette vragen .linwat
fM^r r. g^:flacht vanoorfiakdcfegoetheit, oFd'andere , zo<= Wiskon-
ftige, als fovcrnatuurkundige , waarheden van God afhan-
S^"- wantdewijldcggeflachten der oorfaken door degenen
opgetclc
i -H^.hil lub'
Jilttnt^
t In 'ufertn.
Antivoort op de ZeJU Tegenwerpngen. 323
opgetelt wierden , die miflchien niet op defe « reden van oorfa- ^ R-^'/»
li:en dachten , zo zou't geenfins wonder zijn, indien zy geen
naam daar aangegeven hadden: maar zy hebben echtereen
daaraan gegeven ; want men kan haarde inwerkende oorfaakbrw.»
noemen: en dit met gelijke reden als de koning *^d\iitwerker ^'f*^;^,^
van de wet is , Ichoon de wet lelve geen ding is , dat natuur- \< '
kundiglykeweientlyk is , maar alleenlyk ,gelyk men 't noemt è'^w.
edi ^zedclyk wcfen. Men behoeft ook niet te vragen hoe God fc'» ««rl/?,
van ecuwigheit gemaakt zou konnen hebben dat tv/ccmaal
vier geen acht zou wefen ; wantik beken dat wy dit niet kon-
nen verftaan. Maar als ik van d'andere zijde wel begrijp dat in
geen s geüacht van wefen iets kan zijn , dat niet van God af- g^^""'^"»-
hangt , en dat hy lichtclyk enige dingen zodanig had konnen irkw.-rf.
'inilcllen, dat wy menfchcn niet konnen^'erftaan dat zy anders
konnen v/cfen , dan zy zijn, zo zou het onredelyk zijn datwy
van 'tgeen , 't welk wy recht vcrflaan , twijffeldcn , uit oor-
faak van 'c geen , dat wy niet verftaan , en niet bemerken dat
wy't behoren te vcrftaan. Dieshalven moet men niet wanen
ddt ^ d^eemvige waarheden van '/ menfchelyk. ' verft ant , of van d"* andere ^ ^(rit^tut
^vpefentlijke dingen afhangen y maar van d'enige God, die, 7i\s\"i"uiicau4^
^'d'opperllc wetgever , hen van ecuwigheit ingeftelt heeft. mRf5«vi-
I X. Om recht te bemerken hoedanig de p zekerheit van dc
fin is , zo moet men in defe fin drie trappen onderfcheiden . Tot ° ^"""^'^ '
d'eerfte behoort alleenlyk dit, daarmee ^lonmiddelyk^'t lig. nVi'7f«^.
hamelyk werktuig van ^d'uitterlijke voorwerpen getroffen ^'J^*^^^^^,.
word, en 't welk niet anders kan wefen, dan een ^bev^eging ro^^Lr»''
der deeltjes van dit werktuig , en de" verandering van gcftalte "o^f^'-^J"
_ t hy aan y'tlighamelyk \
raakt, vereenigtis, gelyk daar zijn de bcvattingen van pijn, ^.«^^^^^^^
kitteling, dorft , honger , der verwen, van de klank, van
fmaak, reuk, hitte, koude en diergelijke dingen, die, gc- Zl^^
lyk inde zefte Bedenking gefegt is, uit ad'enigheit , en'als
b vermenging van de gecll met het lighaam fpruit. Eindelyk, L'^^'i^^^r
de darde trap begrijpt alle defe oordelen , die wy van onfe^ T;nei>uo'
kintsheit af, doormiddel der bewegingen van't lighamclyk 7vk{o,
werktuic:, aangaande de dingen , die buiten o°ns fzevondcn^'
r>.. "rr« 111-1 'Tientis chi»
Worden , gewent zijn te doen. 1 ot een voorbeclt , als ik een ^«7»^.
Hok fic , zo moet ik niet achten dat enige ^ oogwittigc gedaan-
Sf 2
ten "o»<i!et.
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuestLLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
3 24 R. D E S . C A R T E S
ten van dc {lok, naar 't oog toevliegen , maar alleenlykdat de
t3frZ' O.. ^^^'^^^^-^ van \ licht , van defe flok « weêrgekeert , enige be-
m».. ' wcginrrcninde bgefichtfenuw, en door defe middel ook in de
* hanlcaen verwekken , gelyk ik bredelyk genoech in de ^ Ver-
Ci -umus ^^^S^^^chtkunde verklaart heb : en in defe beweging der harf-
iradlfcn- ^^'^''C" » die wy met dc bceften gemeen hebben , beftaat d'eer-
Ït'U,. ^l^ ^'^^^ ""^^ gevoelen. Uit defe eerfte volgt de tweede trap ,
fo,'*r«. üch allecnlyk tot de *=bevattmg van dc verwe, of van
't licht , uit dc Hok weêrgekeert , uitftrekt , en hier uit fpruit,
gÜ,w. ^i^eell zo Rinnerlyk met de harlfenen verenigt is, dat
hy van de bewegingen, die in de harflencn gefchieden, ge-
1 Scnnt^. Yinkt word ; en men moet niets anders aan de fin toeèigenen,
zowy haar naaukeuriglyk van * 't verftant willen onderfchei-
_^ den. Want dat ikuif defe i^finvan verwe, daar mee ik ^ge-
^^''^^^ word , oordeel dat de öok , buiten, my geftelt , « verwiê
"firir "duitftrekking van defe verwe, uit haar eindi-
'ur. ging, en uit ^'onderlinge opficht van haar gelegenheit naar
7^::,cfi. ^e^c^cnvan deharflenen, redeneer van grootheit, 'leeftal.
teen ^tuflchenhcit van defe ftoks hoewel hetgcmenelyk aan
P de *fin toegeèigent word , en ik het dicshalven hier tot de
q Fn->*ra, darde t trap van gevoelen gebracht heb , zo is 't echter bliike-
i ^y^' "'^ verflant alleen afhangt. Doch ik heb in
tGr.^«, mijn ^' Verregefichtkunde vertoont dat de grootheit ''tuf-
^chenheitenygeilalte, door dexRedenering alleen , d'cenuit
u •7);V'rrk«. d andcr » begrepen kan worden. Maar hier alleen is verfchil
yF^^LT'"''^^^. wy de dingen, diewy nu eerfl oordelen , uitoorfaak van
z K..r;.r,«4. enige nicuwc bemerking , aan 't verftanc toeèigenen , en dat
r'Waprr..wy de dingen, diewy van onfc kintsheit af geheel op de zelve
wijfc, als nu van de dingen, die onfe finnen raken ecoor
deelt, ofook redenerende befloten hebben, aan de fin toeèi"
genen, vermits wy daar af , uitoorfaak van de eewoonte 7a"
geiwindelyk redeneren cnoordeelen, of eer aan d'oordclen,
diewy eertijrs van gelijke dingen gedaan hebben, gedenken
datwydefe bvverkingen nietvan M'enkele bevatting derzin
onderlcheiden Uit welke dingen blijkt dat, als wf zeggen
datde ^» zckerheit van 'tverftant veel groter is, dandeezclfer-
heitderfinnen, men alleenlyk aanwijft dat die oordelen , die
C.rnr.,. wy, tot hoger ouderdom gekomen, om enige nieuwe aan-
merkingendoen, zekerderzijn dan de genen , diewyvanon-
feeerac kuushcitaf, zonder enige opmerking gemaakt heb-
ben 'y
l»r
t) Ortr^tit-
c Per:(y>io
R'Vf.ex l'tn-
«! fftttittdit
Anfmort op dt Zelie TegenwerpngetJ. 5 2 y
ben-'; 't welk zonder twijfFel waar is. Want het is kkarblijke-
lyk dat hier van d'ecrftc en tweede atmp van gevoelen niet a^^-i-rf'w/Vn*
gehandclt word, om dat daar in geen valsheit wefen kan. Dies- ^^""^'*
halven , als men zegt dat een ftok^m't water geflel^en , gebroken
fchijnty uit oorfaakvan de ^ wanfchaduw > dat is even zo veel , bT^Mff/»^ .
als of men zeide dat hy op zodanig een wijfe ^n ons ver-
fchecn, dat een kint oordelen zou dat hy gebroken was, en
volgens de welke wy ook, naar onfe vooroordelen , tot de =5'^'''*
welken wy ons van onfe kintsheit af gewent hebben, dage-'"*'
lyks oordelen. Men voegt hier by , dat dcfe dolmgniet doof
'/ verliant , maar door de ^ raktng verbetert voord. Maar ik kan dit rnumiu:
niet tocflaan, omdat, fchoon wy volgens de ^ raking de ftokjj,';^^;;-
recht oordelen te wefen, en dit naar de fclve ? wijfe van oor- s ^^«''«^j»'
delen, tot de welke wy ons van onfe kintsheit afgewent heb-
ben, en die dieshalven ''gevoel genoemt v/ord , dit echter'» W*».
met genoech is . om -de 'doling van 't gelicht te verbeteren, i £rr»fv./;i/; -
Maar daar boven is nodig dat wy enige reden hebben , die ons
leert dat wy indefezaak ons liever vertrouwen op 't oorJeel,^
dat van de k raking , dan dat van ' 't geficht , af koomt. En de^^y^^,'*''
wijl defe reden niet van onfe kintsheit in ons geweeft . heeft,
20 moet men die niet aan de fin , maar allecn'lyk aan " 't ver- <" W«;.-
ftant toefchrijven. Dieshalven , in dit voorbeelt zelve is't het l'"!,ul^ch!*'
°vcrfl:ant alleen , dat de p doling van de fin verbetert ; en meap ^w/VrJ;
kan ook geen ander voorbeelt bybrcngcn , in't welk de do-»^*'*
ling hier uit fpruit , dat wy meer op dc 4 w-crking van de geeft, q^""''"'»
dan van de zin vertrouwen. '/"«/i"'^"'""
X. Dewijl de dingen, die nu avcrig zijn, eer als t wijffel- '
achtig, dan als 'Tegenwerpingen, voorgcilclt worden, zo.' ^^'^'^'"^
heb ik geen zo hooggevoelen van my zelf, dat ik dar beloven""*
dat ik het geen , van 't welk ik noch veel zeer geleerde en-
Ichrandere mannen zie twijffelcn , gcnoechfamelyk verklaren
lal. Maar om echter zo veel, alsinmyis, te doen, « en mijn
zaak met te verlaten, zo ful ik oprcchtclyk verhalen hoe't ifc,
beurt IS dat ik my zelf volkomcly k van,dcfc twijftclin^en ver-r
loft heb : want indien dit miffchicn aanandiLren ook'dienftia
is , zo zal ik my daar over verblijden , en indien niet , zo zal ik
my zelf ten minften vry van roekeloosheit kennen..
Toen ik dan, uit de redenen, in defe Bedenkingen vertoont,
cerftbefloten had dat de ^ncnfchelijkc geeft, " dadelyk van t "^'f
't lighaam onderfcheiden , cn bekender dan't lighaam cn d'an- Tiltxui^
Sf3
dere
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuestLLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
525 R. D E S - C A R T E S
dere dingen was, zo bevond ikmy verplicht om fulks toe te
flemmen, om dat ik bemerkte dat daar in alles wel te zamen
b/.^/ï'*' "S' en uit klaarblijkelijke 3 beginfelen , volgens deregelen
' ^'V'ë' van de (> Redenkonft. befloten was. Maar ik beken dat ik daar-
om niet terflont overreed was, en dat het met mybynaeven-
c^^p>nom. eens ging als met de Starrekenders , die , na dat zy door rede-
nen bevonden hebben dat de zon veel groter dan d'aardeis ,
echter niet van fich konnen verwerven, als zy d'ogcn naar haar
keren, dat zy haar niet kleinder achten. Doch nadat ik verder
(iCu„fuiera. "^'^^^'^g^g^'*!"^ was , Ctt , op dc fclvc gronden bouwende, tot
li.rtruL' "^d'aanmcrking der natuurkundige dingen voortging, voor
r£r"' ^^^^^^ merken op de « denkbeelden, of ^ kundigheden, die
iNMci. jk van yder ding by my vond, en met hen naerlHglyk van mal-
kander t'onderrchciden , op dat alle mijn oordelen daar mee
overeenftemmcnfouden, zo bemerkte ik dat 'er niets tot het
lighaam behoorde , dan alleenlyk het geen, dat langte, breette
%lr:T* f " '^'^P^^' .^-eft , en ?i tot verfcheidc gcihiltcn en bewegingen
h.Mo-.w bcquaam is , en dat des lelFs geltakcn en bewegingen alleenlyk
iMu ' ^^U^^" w^aren , die, fonder dat , door geen macht ^ wefentlyk
k Extijcre. konncu zijn : maar dat dc verwen, reuken , fmaken en dierge-
Vumin^^coTr ^U^^^ audcrc dingen, al leenlyk* zekere finnen waren, die in mijn
wefentlyk zijn, en niet min van de lighamen ver-
t^ij.nu). ichillen, als de pijn verfchilt vande geftalte en beweging des
fchichts, die pijn maakt; eneindelyk, datdefwaarheit, har-
digheit, en de kracht van warm te maken, aan te trekken , en
m£>.ai,u. teluivcren, en alle d'andcre •» hoedanigheden, die wy inde
n.4/.n«. lighamen bevinden , in de" beweging alleen, of in " d'ontbce-
ZotZT" ^'^^'^ ^''""^ beweging , en in de p zamenitaltigiiig en gelegenheit
p co>'fi^t*r<t' der delen beftaan. En dewijl defe gevoelens leer Veel van de
ila^ g^"^" verfchillen , die ik te voren van de felvc dingen had ge-
had, zo begon ik daar na t'aanmerken om welke oorfaken ik
die te voren anders gelooft had : en ik bemerkte de voornaam-
<]\ophjf. iteoorfaaktewefendatik, van mijn kintsheitaf, vande qna-
tuurkundige dmgen , als de genen , die tot bewaring van 't le-
ven dienden , daar ik eerfl intrad, verfcheide oordelen had ge-
daan, en daarna de fclve gevoelens , daaraf ik toen te voren
tAUnr, ingenomen was, behouden had. En dewijl mijn^geefl:, in die
'JyfrZI ouderdom, de ' lighamelijke werktingen niet recht gebruikte,
en, zeer vafl daar aan gehecht , niets Ibnder hen dacht , zo be-
merkte hy alleenlyk vcrWvarde dingen ; en hoewel deze mijn
O
O
Jnf'ivoort op de Ze fte Tegenwerpingen» liy
geeft voor fich felf van zijn eige natuur meêwuftig was , en
niet min het * denkbeelt van denking , dan van uititrckking , a/^/f-^ c»gu
by zich had , zo nam hy echter, om dat hy niets verftont , fou- '.TZ^iKun.
der fich tegclyk ook iets in te beelden , hen beide vooreen cnTo'Z
't felfde, en pafte op 't lighaam alle de ^ kundigheden, die 't van hN.uone'
de<= verftandelijke dingen had : en vermits ik my federt in 't K^^^Sf-
overige leven noit van deze vooroordelen ontlloeg , 20 ken- f^.^ij;;,/,^-^
de ik niets onderfcheidelyk genoech , en onderftclde alles lig- «
hamelyktewefen , fchoon ik dikwijls zodanige ^denkbeelden ^ ''^'•'^v*
of bevattingen van defe dingen verdichtte , die ik ondcrftelde"'"'^'"***
lighamelyk te zijn, dat zy eerde geeft, dan 't lighaam vertoon-
den. Want als ik (om een voorbeelt by te brengen) deffwaar-f^'-'^w/'t^,
heit s bevatte als zekere i> dadelijke hocdanigheit,die inde» dik- % ig^j^;!'-
ke lighamenwas, fchoon ik dit een *^ hoedanigheit noem, te:'-^''»'-
weten voor zo veel als ik haar tot delighamen, daar zy in is , J^-/""''
toepas, zo achtte ik haar echter warelyk ' zclfftandigheit te k i^««/;tHi.
zijn , om dat ik 'er by voeg dat Zy dadely k is, op gelijke wijfe \^xuüiul''^
als het klect,in fich felf aangemerkt, " zclfftandigheit is, fchoon " ^«*y?*"t'<*r
'teen^hoedanigheit is, als het op een gekleed menfch toege- pS!"!!"*^'
paft word : dus kan ook de p geelt , fchoon hy warelyk q zelf-
ftandigheit is , echter een ^ hoedanigheit van 't lighaam , daar r Suhihos
hy aangevocgt is, genoemt worden. En hoewel ik * inbeelden
dat de u fwaarhcit deur 't geheel lighaam, dat fwaar is, \QT'l\qrlvnZ'*
fpreid was , zo eigende ik echter dele fclvc ^ uitftrekking daar'"
niet aan toe, die de natuur van't lighaam maakt : wantde wa-
re uitftrekking van 't lighaam is zodanig, dat zy alle ^ deur-^*,fj^'''''''
dringelykhcit der delen uitfluit : en ik achtte zo grote fwaar- *'
heit, als in een hout van tien voeten is , in een klomp van gout,
of van ander metaal, een voet lang , te wezen , ja ik oordeelde
dat alle defe fwaarheit tot een vWiskonftigc ftip ingetrokken vT««fir^
kon worden. Wyders , toen defe fwaarheit over 't geheel
fwaar lighaam uitgcft-rekt bleef, zag ik dat zy haar gehele kragc
inyder deel daar afkon plegen, omdat, aan welk deel dit lig-
haam aan een tou gehangeq wierd , het door zijn gehele fwaar-
heit het tou trok , geheel op de felve wijze als of dcfs fwaarheit
in dat deel alleen , 't welk het tou raakt , en niet over d'andcre
delen, vcrfpreid was. En zeker, ik verfta noch heden niet dat
de ï geeft anders over 't lighaam uitgeftrekt en a geheel in yder ^
deerdaar af is. Maar hieruit blijkt voornamclyk dat ^kditr\k^^l''^ou,T*
beelt vande fwaarheit ten deel yan'tgecn, 't weikikvande^"*'''"^*i'«
geeft
328 ,R. D E S - C A R« T S
geeft had , genomen heefc geweeft , dat ik achtte dat de fwaar-
^Ccnxrum ^^^^ 4^ lighanien naar 't middelpunt van d'aarde dreef, als of
/oT*. zy enige kennis van dit middelpunt in fich begreep j want ze-
kcrlyk, dit kan niet fonder kennis gefchieden, en daar kan
geen kennis, dan in de geeft, wezen. Ik fchreef echter ook eni-
ge andere dingen aan defe fwaarheit toe, die niet op gelijke wij-
i^e van de geeft verftaan konnen worden, te weten dat zy ^ deeU
ttiti"^"^^' ly k , metelyk, en. zo voort, was.
Maar na dat ik defe dingen genoech aangemerkt, en het
^^•^'""""'^•^^ denkbceitdes gcefts naaukeuriglyk van de denkbeelden des
lighaams, en der lighamelijkc beweging onderfcheiden had,
en.verftont dat d'andeix ^denkbeelden der dadelijke hoeda-
/■orr/;^. n]gheden , of der felfftandigc vormen , die ik te voren had "e-
"P!JuL. ^^-^i'-^f Joor my te zamen gezet of verdicht hadden |e-
wceft, zo hebikmy hchtclyk van alle de twijffelingen , die
hier voorgeftelt zijn, ontOagen. Want voor eerft , ik twijfFel-
de met dat ik een klaar f denkbeelt van mijn geeft had, vermits
ik daar af mecvvuftig in my felf was , ook niet dat dit denkbeelt
geheel van dedenkbcelden der andere dingen, Sverfcheiden
yoraiam. was , cn 'Miicts van dc lighamcly khcit had , om datik, ookdc
ware denkbeelden der andere dingen gefocht hebbende, en
menende dat ik hen alle in 't algemeen kende , daar in geheel
niets vond, dat niet geheel van 't denkbeelt desgeefts ver-
fchilde. Daar by , ik zag dat 'er groter onderfcheit tuflchcn
defe dingen was, die, hoewel iknaerftiglyk op beide dacht ,
echter onderfcheiden fchenen , gelyk de geeft en 't lighaam
zijn , dan tuflchcn de genen, van de welken wy wel 't een kon-
nen verftaan , fonder op 't ander te denken , maar van de wel-
ken echter , gelyk wy zien , 't een niet fonder 't ander kan wel
len , als wy op beide denken. Tot een voorbcelt, men kan wel
' Gods anmectelykheit verftaan , fchoon men niet op k des felfs
gercchtigheit merkt ; maar dit ftrijd, dat, als wy op beide mcr-
1 :D.i.v;M ^^"^V '"a'/ " ^,«^den dat hy onmeetely k , en echter niet ge-
^- rechtigis. Men kan ook 1 Gods wefentlykheit recht kennai,
T'^w-.-f''^^?" J'^"^" perfonen van de heilige Driecnigheit on-
ciufhusti. .kundig IS, vcrmus die met. dan van de «"geeft , diedoor't^e-
^öof verlicht is , » begrepen konnen worden. Doch indien die
d,v:n^ begrepen zijn , zo ontken ik dat men tuflchcn hen o dadelijke
TCte ondcrlchciding, p naar de reden van dc Goddelijke wcfentheit,
.tfUu^nHm verftaan kan. , Ichoon die nuar jdc reden der bctr.ekkcly khcdcn
toc-
tia.
O
Antmort op dc ZeSie Tegenwerpnge». j 2 n
miflchien door mijn ^Ontknoping verraflthen cn bedric-cn .
zou , toen >k z.endc dat'er cn.gc lighamen zijn , Sic nje da"
ken, of eer, klarelyk vcrftaande dat enige lishamcn VnnlL,
^denking konnen wefen, liever heb wüfen af n^^/fën dS^.r......
denk.ng niet tot de natuur van'c lighaam behoort, dan dl?
Ik, enige andere lighamcn fiende, gelyk de menfcheliike
die denken, heb willen bclluiten dat de dcnkinsr een = wiifc'^'»-'.«
van t lighaam is. Want zeker , ik heb nooit gcficn of be-
grepen dat de mcnfchclijke lighamen'' denken , maaralleen-
lyk dat het dc zelfde mcnfchcn zijn , ^die dcnkincr en üp-. ea-.;i«i„.
mTh'rK'h !• ?f f door f Samenvoeging van "t "denkeifd tJTTZ
nitt het ighamelyk dmg gcfchied, heb ik hier uit bekent
^'''"i'''"'*^'l'S af^onderlyk onderfocht, ik i^'^t!:i:,u
m mets vond , dat tot het lighaam behoorde , gelyk ook
geen denking ,„ de lighamelijkc natuur, als mèn^dic bcfon-
Sno"" l""g^"J^'^l. ik. alle dc. wijlen, zo van
vS fi' ondcrfockcndc, heb geen Ic-
d ar V h^i'" ■^"'"'"Sniet van de bevatting va.T't dilïg, -
'daai af hctdevvijfewas, hmg. Enookhicruitrdatwydiklir.».,™.
vvijls twee dingen te zamen gevoegt zien , kan men niet bedui-
tendatzy een en de zelfdezijn : maar hier uit, dat wv foratijts
C een daar af zonder't ander bemerken , word zekerl yk bewe
fcn dat zy verfcheiden zijn. Gods macht zelve behoort ons niet'
vanditbefluitaftefchrikken; omdatniet min tege d "b c...»,.
kiiM''f^'"§'"' t^^^' ''l'^-ytwee^erfcheiden
dingen, klarelyk begrijpen, 'inwendiglyk, en zonder '"fa ^'«'M....
mcnzetnng een en de zelve worden, dan dat de dineren jje"'^""''"*"-
geenfinsonderfcheidenzijn, gefche.den worden. Enle^haU
gegeven heef? r T^ TF ''S'^»,™5" " macht van te denken
gcgcvtiineetc, ( gelyk hy ware yk aan dc menfcheliike I;,tIv,
men heeft gedaan ) zo kan hy dcfc macht ook vaS Sci"
den ; en dusis echter defe macht «dadelyk van hem ; oïïe " "
fcheiden Ik ben met verwondert van dit ik eertiits , eer ik '
my van de 4 vooroordelen mijner finnen verloll had wèl en tel
degen had begrepen da, twee en drie v,jf malden , en du, , als men even
vaneven neemt, het overfchot even is , en veel diergelijke dingen
fchoon iknoch met achtte dat de ziel van de menfch van?ijn
lighaam ondcrfchcidcn was : want ik bemerk dat het fclden
gcbeurtis datik, nochccnkint zijnde, vandele voorftellin-
T ^ gen ,
330 R. Des-C ARTES
gen, die van alle menfchen aangenomen worden , iets valfcli
geoordcclt heb., om dat ik hen toen noch niet gebruikte. Daar
by 5 de kinderen leren niet eer twee en drie optellen , voor dat
zy konnen oordelen of dit vijf is , en zo voort. In tegendeel, ik
heb van mijn eerfte kintsheit af de geeft en 't lighaam ( uit de
welken ik verwardelyk bemerkte te zamen gelet te zijn ) als
een enig en felfdeding begrepen : en dit gebeurt bynain alle
onvolmaakte kennis, te weten dat men veel dingen te zamen
gelyk een begrijpt, die daarna door naaukeuriger onderfock
onderfchciden moeten worden. Maar ik ben feer verwondert
van dat geleerde mannen , en die federt dartig jaren fich in
au#j rhyfi. a d'o vernaruurkundige dingen gewent hebben , na dat zy mijn
hheditMio. ^ Bedenkingen zevenmaal hebben gelefen , mcnendatik^^ zoil^
cl r.tme'i fclve gccft ovcrlos , daar mee tk^ hen tot het ^ ontkfiopig onder-
t,aJjiui7n^ foek^z^oH brengen ^ tndienmijnvyant my die voorgeflelt had , met geloven
moa dat deredenen j daar m hegnpen , van groot gewicht en belang
fof'iden z^ijn , dat alle menfchen die behoren toe te Remmen \ fchoonzy
felven ondertuilchen geen misflagen in defc mijn redenen aan-
wijfcn. Enfekcr, zy fchrij ven my meer toe , dan zy behoren^
of ook dan men nan enig menfch toefchrij ven moet , indien zy
^ /'^r^li'ya- ^^chten dat ik enige '^ Ontknoping gebruik , door welke mid-
i.vfl'.j. delofde ware ^Betogingen omgeworpen, of de valfchen zo.
bedekt en opgepronkt worden , dat zy van geen ander weder-
legt konnen worden: dewijl ik in tegendeel belijd dat ik al-
Iccnlyk de gene gefocht heb , daar door mende zekcrheit der
ware redenen , en de gebreken der valfche redenen kennen
kan. Ik word dieshal ven niet zo fcer bewogen van dat geleer-
i^^ndup.on,'.. mannen mijn ^bcüuitingen noch niet toeltemmen , dr^nvan
dat zy mijn redenen met opmerken en dikwijls hervatten gelc-
zcnhcbbende, daar in niets konnen tonen , dat of qualyk op-
genomen , of niet recht befloten is. Want dat zy mijn beflui-
^C^^u'.mh tingen fwarely k willen aannemen , kan men lichtelyk een « in-
^':lu'lZ gewortelde gewoonre van anders daar aft'oordclen toeëige-
'h ^jho»y^M. nen ; gelyk te voren aangemerkt is dat de hStarrenkenders
fich niet lichtelyk konnen inbeelden dat de zon groter dan
dVtrde is, fchoon zy dit met feer fekere redenen betogen^
Maar ik zie niet dat'er enige oorfaak kan wefen , waarom noch
zy, noch enige anderen, by mijn weten., tot noch toe iets in
mijn redenen berilpt hebben , dan dat zy geheel waar en zeker
üija, voornamelyk dewijl zy uit gpenduiftereof onbekende
Antwoorf op de Zclie Tegenwerpingen, 331
'bcginfelen, maareerll uit de grootftc twijfFeling aller din- a TriW^u.
gen, en daar na uit degenen , die aan een geeft, vry van voor-
oordelen , de klaarften en zekerften van allen fchijnen, allengs
getrokken zijn : want hier uit volgt dat 'er heel geen dolingen
daar in konnen wefen , of zy konnen lichtelykvan yd^r, die
flechts met een middelmatig vernuft begaaft zijn , bemerkt
worden. En dieshal ven dunkt my dat ik met recht magbeflui-
ten, dat de dingen, die ikgefchrevcn heb, nictzofeer ver-
fwaktzijn door d'achtbaar heit der geleerde mannen , die hen
dikwijls hebben gelefen, Tonder hen te konnen toeftem men,
dan zy , in tegendeel , door hun ^achtbaarheit beveftigt en be- \irr*Z^'"'
krachtigt worden , omdatzy, na zo veel naaukeurige onder-
foekingen , geen dolingen of ^ wanfchikkelijke befluitingcn f^^„,„fir^,
in mijn c betogingen aangemerkt hebben.
Tt% RENA-
O
d Eyiplicutiot
e Mem hu,
ratMinalu.
1) Dtrtm.
j T,(lè &
k CivtlUrh'
>.n fnu'.cs
n Opiniont!,
O Furma prt
t] Opinioues
332
RENATUSDES-CARTES
ANTEEKENINGEN
Op zeker
'plakschrift,
In V ^/W^ r^w V %ejlienhondert'zevenenveertigfle Jaar
in Nederlant uitgegeven ,
Me^ 6?i> e Offchrift :
Verklaring van de e menfchelijke geeft , of^ redelijke ziel,
daar in verklaart word wat hy is, en wat hy wefen kan.
IK heb over enige dagen twee boekjes om fangen ^ in* teen van de ml^
ken ti opent lj>k en van voren , en in 't ander alleenlyk, ' bedektelyk^
en van ter z.ïjden beflreden word. Ikben om h eerfte niet bekommert',
m tegendeel , tkbedank.de Schaver daar af, om dat hy, door een ver-
keerde arbeit niets vergadert hebbende^ dan ^ beuz^elaehtiggekijf^ en i lafte-
ringen , die van nïemant gelooft voorden , hier door betmgt heeft dat hy in
mijn fchnf ten mets heeft kennen vinden , '/ welk^ hy met recht berifpte , en
dus derfelver vpaarheit beter , dan of hy hen geprefen had , bevefltgt heeft y
en dit ni tot nadeel en qtiiflmg van fijn acht ing. Maar U ander hoekje ont-
roert my meer. Want hoewel het mets in '/ openbaar van my meld , en f on-
der naam van de Schryver en Drukker uit gekomen is, nochtans, dewijl het
gevoelens, die ikfehadely^en va.h oordeel, in fich heeft , en « m jiaat van
een Plakfchrift wt ge komen is , dat aan de demen van de Kerken aancre^
plakt, en aanyder te le^en voorgehotiden kan worden , {en men z^en dat'et
alrce te voren te drukken w^J gegeven , m een andere i' vorm , metiemants
naam, als van de Schryver daar by gevoegt. ) die,gelyiveel achten, .een
anderen, dan mjjn^ gevoelens leert , ^0 word ikechter gedwongen des felfs
r dolingent ontdekken, opdatmijfchiendegenen, w welkers handen dele
fchriftenmogten komen, oidie mijn gefshrtftenniet oelefen hebben, hen
my met aantijgen z^onden, ^
lücr vol&t het Plakfchrifc, gelyk hcc kft in 'tlichr gekomen is.
VER.
R. I> E S • C A R. T E
s Aantetkenirtgen. 3 5 j
VERKLARING
Van de menjchelijke Geefl^ of van de redelijke Ziel, daar
in verklaart wort wat hy is, en wat hy wexen kan.
a Mens ktt»
vmntt.
togitattvs.
c 'Vern^Htim
tut.
Dtfir.
E » menfehelijkè Geeft is dc geen,door de welk de ^ be- ^
denkelijke doeningen eerftelyk van de menfch ^vol-
bracht worden, en ^ beftaat alleenly k in d'enigc ^ magt [^I^IÜ!"
, ^^.v«~w »^ li^ V* I
van te denken, cn in ^'t innerlyk beginfel.
O Nat ara
rerrnn
h Mei
Wat de g natuur der dingen aangaat , zy fchij nt tc lijden dat ^«^X'^^'W
dempeed of i felfftandigheit , of een ^ wijfc van lighamelijkc,^;^^^::''
lelfltandigheit kan wefen; of indien wy enige anderen ivol-'y-
gen, diefich in dc Wijsbegeerte oeffencn, de welken adlen * wl^'"
dat ^ uitftrekkiiig , endenkingn toevoegingen zijn , die in ze- ^""'"^^
kerc O felfftandigheden, als hun p onderwerpen , <i inzijn. dewijl TJ^^nC.
defe r toevocgmgen niet ^ tegenftellig , maar ' vcrfchcidcn zijn,
zo is 'er niets , 't welk belet dat dc " geell fekerc toevoejrinrr ^^i'^p^!'*'
kan wefen , di^aan 't felve ^ onderwerp , metyd'uitflrekkin'r ^'^<''^^^^'<*
pait , ichoon d'een niet in dc ^ bevatting van d'andcr beo repen « w/;»
word. Want al 't geen, 't welk wy ^ bevatten konnen, lun we-
len: en men kan bevatten dat de i' geeft iets van dit al 't geen is t.".. '
vcniiits hier geen c tcgenfeggely kheit ni is :. dicshalven kan dc l^'/:^r'
geelt icts hier af wei.cn.
UI. ImcT'^
Zy dolen dieshal ven, die verfckcren Jat wy de^ menfchelii- on^radk*
ivc geeft c klarclyk en onderichcidcly k, als nootwcndiLrlykf da. d
delyk van.'t lighaam sonderfchcidcn, bevatten. ^
T x;- e cl Art
, . - , défiir.élts.
Voorts dat de' geeft ^ warclyk niets anders is , dan ' fclfft-m ^ ■
djgheit , of - wefen, " dadclyk van 't Hghaain ondcriehciden ' en ' ^^^''i-^
O in bedrijf daar van p aficheidclyk , cn dat hy ^ bcfondcrlyk If r^;,
^door fich kan beftaan, is in de heilige Schrift, op veel pl-iaticn ' SuHUniu.
aan ons geopenbaart: en in deler voegen is 't geen, 't welk dooi' n"i£;..r
de natuur aan enigen twijffelachtig kan welen , door de god-
^v. ....wv* v_,~-- ^"'•'tO TYV-XV-il, UUUi UCgOü-"^'""»
delijke openbaring in de heilige Schrift aan ons nu ontwijf- hIw?!^
felyk. xrlr'/Jj
Tc 3
V.Dat
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
534 Des-Cartes Amteekeningen,
V.
nrnu^M.rif" Diit wy vaii 't lighaam twijfFeleii belet niet ; maar van de
ge", <',.«cn geeft konnen wy geenfins twijftelen : want hier door word al-
^f;^";!;":',',^^,^ icenlyk dit beweien , dat zo lang \yy van't lighaam twijfFelen,
k.-nmsii.-r wy nict mogen zeggen dat de geeft des zelfs ^ wijfe is.
ken. VI,
a.-vM/w Hoewel de ^menfchelijke geeft ^zelfftandigheit is , ^dadc-
''"'lyk van't lighaam «ondcrfcheiden , zo is hy echter in alle ^ doe-
c s«/v/rt.i/M. ningen , zo lang hy in 't lighaam is , werktuigclyk : en dics-
^^^'//«S, hal ven zijn de '^'denkingen van de geeft verfcheiden, naar de
f ^aio„ci verfcheide ' iz;efteltenis des liehaams.
ii Co;ir.i'i». Vil.
y« i'unru. Dewijl hy een natuur is , die van 't lighaam , en van de ^ ge-
kDifi'ofll'o fteltcnis des lighaams •verfcheiden is, en niet van haar kan
TinTrfn ^i"uiten j ZO is hy onbcderfFely k.
V 1 1 1.
dewijl hy geen ° delen , en geen ©uitftrekking in zijn
O s\unf,o. P bevatting heeft, zo vraagt men vergeefs of hy *ï geheel in'tge-
Ti tZ'>^''"' ^^^^^ ' '^^'^ geheel in y der deel is.
toro. I X.
\Iiu'*1'TJ"' Dewijl de « geeft even zo wel van * 't inbeeldelijke , als van
' " 't ware ^ aangedaan of geraakt kan worden , zo is dieshalven
u*^^^':LrM. door de natuur twijftelachtigof wy warelyk enige lighamcn
u Ff^. X begrijpen. Maar de goddelijke v openbaring in de heilige
ï Trro^I^.. Schrift neemt defe *twijfFeling ook wech ; vermits daar on-
^'i>«'Iw«* twijftelykis dat God de hemel, aarde, en alles, dat daar in
z ujmrn. ^^„.^.^^^^^ word , gcfchapcn heeft , en noch bewaart,
a ViBctiUint, *-> X i.
t Lex tr/jwH-
lai'ihiAlH
De ^ bant , daar meé de ^ ziel met het lighaam te zamen gc-
voegt blijft , is de wet der onveranderlykheit van dc natuur ,
VDcÜïrhé' ^3oor de welke yder ding in de zelve jftaat blijft, in het welke
r«r/ " • het is , tot dat 'et van daar door een ander * uiteeftoten word.
ïiaieuova Dcwijl dc zicl ^zclfftandighcit is , en sin een nieuvjc teling
h'^TmT' voortgebracht word, zo dunkt mydatde genen zeer wel ge-
raiituAiu. voelen, die willen dat den redelijke ziel,' dooreen' onmiddc-
wrC'"''iijkefcheppi«^, van God in de ^teling voortgebracht word.
k (^emratiot X I ï.
m^ide^'. De ] geeft behoeft geen denkbeelden , of kundighe-
" den , of"" in ccborc gemene kundit'hcden : maar des zelfs eni-
rnunxé. ge
R. D E s
C A R T E s i^anteehenmgen»
33 J
a Faeuliaé
ge 3 macht van te denken is aan hem genoech , om zijn i,doe- «^.w/.
ningen c uit te voeren. ^ ^atomu
*-* -«7- T T T C Peragtre»
xiir.
En dicshalven, alle «^gemene kundigheden, e in de gcefle^rT"*
S Trudith,
ingedrukt , hebben hun oorfprong uit de ^ waar neem i«g ofW'"*/'*
s overlevering der dingen, ^ o-ufcrvaut,
XIV
Ja Gods denkbeelt zeifis in de 'geeft u ingeplant, of uit k /l'/rXi.
1 goddelijke openbaring, of™ overlevering , of» waarneeming i^'j"'"* rr.
der dingen. mirX..
XV. " Ohftrvam
Onfe "bevatting van God, of PGods denkbeelt, in onfeo7ir«/.f«*
geeft wefcntly k zynde , is een ^ bewijs , dat niet krachtig ge- tvT.lV^*^,
noech is om ^ Gods wefentlykheit te tonen: dewijl niet alle din-q eI^'^chs*.
gen wefentlyk zijn, welkers «bevatting in ons waargenomen Lw/^"'^'"'
word , en dewijl dit " denkbeelt , als van ons bevat , en dit noch ^ 'dUcxI'
^^'onvolmaaktelyk, niet meer, dan een andere bevatting van f^««c.Vf«,.
enig ding , onfe eige " krachten van te denken overtreft. "
XVL r^^"^'*
De y denking van de j^eeft is ^ tweevoudig :. ^ 't vcrftant en
de u wil. ^ ^ ^ yc^vr^^
XVI L
't Verftant is de ^ bcgrijping en'^ 't oordeel.
XVlIl.
y Cvgttat*»
meutu
z 'Dupler,
3 ItiuUe/ifitt^.
b VolHiitat»
tl ludictMm,
e Senltu.
» A 11 • • 1 • 1 •• • • 1-1 fce»lta.
" Alle Zin IS de ' begrijping van enige lighamelijke beweging , j;/»»4^»"4//ft
De begrijping is de <.zin, ^herdenking en s inbeelding,
XIX.
die geen ^ oogwittige gedaanten begeert : dcfe zin word niet in
J d'uitt'*'*^''^^'^ 4« m U^../l'. 11 ; -
maakt,
XX.
J d'uitterlijke zinnetuigen, maar in de harilenen alleen ge- i'^"'"?^'»*-
k Si'ecitf in.
teuiioiiMteSi
I Ex'terntt
De °wil isvry , en «in natuixlijkcdingcn Ponvcrfehillend mf^rltr^^^^
tot het tegengeftelde: gclyk het ' medeweten aanons getuigf.
■j XX ï.
Defe s bepaalt fich zelf, en mag niet blinr gcfegt worden , ^^i'^;;':^
gelyk men « 't geficht niet doof mac noemen. Aa.
Daar s^ijngeen > die lichtclij^cr tot hoge naam van ^godvruchtighcit ge- s '^Deurmi-
rakken » a.ls dc w waangclovigen « cnjchijnhciligcn ofgevcinfdcn. "v'ifia,
U Piet^u.
tiofu
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuestLLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
5 5<^ R. Des-Cartes Aanteekemngen.
.E..mcn. .ONDERZOEK
VAN
i>Tr.r... ^'tP L A K S C H R ï F T.
* ^lltLu Amteekeningen op d V Opfchrift.
f'^^'.'" TT K bemerk in 't Opfchrift: dat 'er geen ^ blote verfekerinsen
fJiTZ'ru. I van de f redelijke ziel , maar ook de s verklaring daar afbe-
jitne,, i looft worden:ja zo,dat wy moeten geloven dat in dit i^Plak-
h %loiZm. fchrift alle de » redenen , of ten minden de voornaamften ,
r«;'. . zullen wcfen, die de Schry ver heeft p;chad om de dingen, die hy
kProOnnria. ^ oorgeftelt hecft, niet alleenlyk te bewijicn, maar ook te ver-
I ^,nmara. J^j'^^'^n^en dat men van hem geen anderen te verwachten heeft.
iionah,. vv at aangaat dat hy de ' redelijke zjel met de naam van menfche-
w^ucns iH- ij;i^e geeft noemt , ik prijs hem daar in j want dus vermijd hy de
1, tJ:<^nivo- " gely knamigheit, die in de naam van ziel is , cn voli2;t mv na in
ö:;;;,„„,....'ierczaak.
vi^a'T'' Adnteekemngen op jder o LU.
q Dejinir,, /« '/ ecrjle Lid fchijnt hy defe p redelijke ziel te willen q bepa-
s ^g^Zt'^'' » ' onvolmaaktclyk ; want hy laat het ' geflacht achter
t sununna- namcly k dat zy ^zelfdandigheit, of" wijfe, of*' iets anders is,en
V^Hui' ^'ci'toont alleenlyk dciverichillentheit^diehy van my ontleent
M, heeft : want niemant heeft (by mijn weten) voor my verfekert
^yilluT' ^'^^ in de y denking alleen , of in de * macht van te denken en
't annerl y k beginfel ( te weten tot denken ) ^ beftaat.
aTr'fJnp»;» ^^'i tvfccde Lid begint hy haar c geflacht t'onderfoeken,cn fegt
hToSl're, '^'^ natuur der dingen fehijnt te lijden dat de'-'^menjfeltjke geefi of^z.elf-
c qlLT* ftandigheit, of ^ z^ek^re wijfe van Ughamelijkjs TLelfftandigheit kan wefen.
tilT^'"" ^^^^ sverfekering ^ fluit geen minder 'tegenfcggelykheit
7$lt/iantia. in, dau of hy gefegt had dat de natuur der dingen lijd dat'er een
^,^'5 ?^ zonder,of met een dal kan wefcn. Want men moet on-
iorf^orc,, derlcheittulichen defe dingen maken, dic uit hun natuur ver-
anderen konnen,gelykdat\k nu fchrijf, of niet fchrijf, dat ie-
i comradi- mant vooriichtig, en een ander onvoorfichtig i$; en tuflchcn de
kz/r.^tM. genen, dic nimmer veranderen,'gelyk alle de dingen zijn,dic
ico.uv^cu- tot de i< wefcntheit van enig ding behoren , 't welk by de Wijs-
mTMr. bcgcrigcn bekent is.Mcn kan fondcr twijflcling van de'gebeu-
lïfrZT'' ^^^"^"^^ dingen zeggen dat de natuur der dingen m lijd dat zy " of
VexLl'u op d'cen, oFop d'andere wijfe zijn,als tot een voorbceltj dat ik
Têfcr.xia nu fchrijf. Maar als men van de i> wcicnthcit v,an enig ding han-
R. Des-Cartes Amteekmngen, 337
delt , zo is 't heel ^ wanfchikkely k en tegenfcggcly k te zeggen a ut^mm &
dat de natuur der 4ingen lijd dat het ^op enige andere wijle is , 'J^I^if'^*'
dan «'t warelyk is : cn tot de natuur van de berg behoort niet -^^V*
meer dat hy niet zonder dal is, dan tot de natuur van de ci men- t%y"r'[
fchelijkc geell dat hy 't geen is , 't welk hy is , namelyk dat hy ^'«^
ezelfftandigheitis, zohy zelfihndigheit is, ofdathyde ^wijfen«!l>4«^M.
van't lighamclyk ding is, zo hys zodanige wijfeisj't welkiiö/'<?«- ï^iodt^'rcc
ƒ<? poogt i vroed te maken, en, om dit te betonen , defc woorden '^TJiu'm*'
daar aan voegt : Of mdien \vy enige anderen volgen , die z.tch in de Wijs- j^'^^yj.^
begeerte oeffenen, en zo voort, daar hy met anderen , die fich m de IVijs- vvcrfL'dcr*.
begeerte oejfenen, my opentlyk aanwijft : want ik ben d'cerfte, die ^jflfrl'l'^!*
de k denking als de voornaamlte toevoeging aan "M'onligha-
melijkezelfitandigheit, en „ uittrekking als de voor naam llc "jf.^^f^'"^^^^^
toevoeging aan de olighamelijke zelfihndigheit aangemerkt " ^«'"'A''*
heb. Maar ik heb niet gefcgt dat de i> toevoegingen in de q zelf- c^r^ffi*!""*
ftandigheden zijn , als in 'onderwerpen , van hen vcrfchciden; p -^'tru-uu,
cn men moet aanmerken dat wy by « toevoeging hier niets anders TsnilhSl^*
verdaan , dan de « wijfe : want wy noemen al't geen, 't welk wy *
bekennen van de natuur aan enig ding gevocgt te wefen , 't zy '"Judtu.
dat dit de wijfe is , die veranderen kan, of de " welencheit fel ve
van dit ding , dat geheel onverandcrly k is , des zelfs ^ toevoeging.
Dus zijn'er in God veel * toevoegingen, en niet y wijfen. D us is ^^^['Ji'/'''^''*
een der toevoegingen van yder zzelfllandigheit , ^datzy doovl sJ''/Untu.
fich beftaat. Dus kan^ d'uitftrekking van enig lighaam wel ver-
fchcide « wijfen in fich toelaten : want de wij fc daar af is anders bsV^nfil*
als dit lighaam rond , dan als 't vierkant is. Maar defe uitilrek- ^^tï*^
Idng, die d't onderwerp defer wijfenis, in fich aangefchout <^-^^'<"^'.
zijnde , is niet de ^ wijfe der lighamelijke zelfftandighcit , maar 'IJforu^'*"'
de toevoeging, die des zelfs Bwefentheit en natuur geftelt*^"''"'»*
heeft. Eindclyk , dus zijn'er verfcheide wijfen van denking ; ]^Te»}t.u'
want te beveftigen is een andere • wijfe van denken , dan ont- f
kennen ; cn dus ook met d'andere dingen. Doch de ^ denking 1';^.'"''^*"
zelve, dewijl zy een 'innerlykbeginfel is, uit het welke dele
*n wijfen ontdaan , en daar zy in zijn , word niet bevat als wijfe , c'»?,utLT. '
maar als een" toevoeging, die de natuur van enige " zelfiii\n-
digheit lighamelyk of onlighamelyk is. ?ri/ut,*,
Hy voegt'er by dat defe toevoegingen niet n tegenflelUg^ maar r ver- \
fchetdenz.tjn:m\vc\kc woorden weer* tegenfegging is. Want als nxjiiodu
men van de «toevoegingen eniger "zelHhndigheden handelt, l';^"''^"*
die w Wefentheit ftellcn , zo kan- er geen groter ^ tegenftelling o .ucituHU4.
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
5^5 R. Des-Cartes Amteekenmgert,
l^ff&uon tuflchcn hen wcfen, dan dat zy > verfcheiden zijn. En als hy be-
' lijd datdefc vande toevoeging verfcheiden is , zo is't evenzo
d ojr^ir* -^'5^^ » als of hy zcide dat dit niet dat is ; en ^ vvèfen en niet wefen
^SnribH. ^'^'^^ 'f welk^belet dat de ^ geeft ziekere S toevoeging kan wefcn,
iS fW ^"^^^'^ ^^^^^ öw^^rvrfy/? wf^ * ^*f^^tfirekktngpaft,fchoond'^een niet in de
l eVillfiT' ^ ^^"^atting van d'ander ^ begrepen word. In welke woorden een open-
k O'x-cptHu baar wanbefluit is. Want hy befluit van alle " toevoegingen
J^'^'^i'r'hcH. g^^ej^^ j,^^ j^ie^ yan de " wijfen, eigently k gefegt, waar kan we-
"Sir'"' ^ bewijft echter nergens dat de p geeft, of q 't innerlyk
beginfel van de denking r zodanig een wyfe is : maar , in tegen-
« ll'ji' decl,ik fal terftont tonen dat hy niet is,en dit uit zijn eige woor-
^rrZ'ipiurn dcn,die hy in't vijfde Z-Wgeftelt heeft. Doch men kan van d'an-
cZl7.o2, ^^^'^ ' toevoegingen , die de naturen der dingen « inftellen , niet
tTaiuwociL zeggen dat de dingen , die " verfcheiden zijn , en van de welken
\ ul^u'^rl. ^"^^^ ^'^'^ ^^'^^^ ^^"^^^^s begrip begrepen is,aan een en'c
« 'mv.rfa, fel ve v onderwerp ^pallen:want dat is even zo veel, of men zeide
ï'/^ XT»:, c^'" ei^^'t felf onderwerp twe verfcheide naturen hadj't welk
ronceputci^. ncgcnfeglykheitinfluitjten minften als'^'tgefchil van^^'t enkel
V niet te famengezet onderwerp is , gelyk in defe plaats,
j! cmvoürc, Mcn Hioct hicr op dnedmgen merken, en indien onfc Schry ver
Vionim^ni I"»en wcl vcrftaan had , hy zou nooit in zo blijkelyke dolingen
c ^'^:lhLm 'f E-erfle is, dat tot de ^ reden van de wijfe behoort dat, fchoon
(mti;/ lichtelykc felfflandighcit zonder ' wijfe verftaan,wy echter
T«m. ' van d'anderc Zijde wyfe niet klarclyk konnen vcrftaan, zowy
il^ftl^t ^^^^^ ^^^.^ zclfftandigheit.daar af het een wyfe is,s bevatten.
f.iud^, ' Gcly k ik int eerfie deelder Principien, of Begmfelen » op 't e^nenz^eftiafle
nSïi". ^^^^''^'^'^''-^''^ ^^^^ • ^^^c Wijsbcgerigen Hemmen hier over-
een. Maar dat d onfe niet op defe regel gemerkt heefc,blijkt kla
.r.,^.uu i-^lyI^^i^,i--^eszelts^.//;/.L,^i want daar belijd hy dat wy van dc
' welentlykheit des lighaams konnen twijffelcn, terwyl wy on-
Jcrtufichenniet van de " wefentlykheit des geeft twijffelcn;
iM..]^.. daar uit dan volgt dat wy de ■ geeft zonder Iighaam konnen
vcrftaan , en dat het dieshal ven niet de wijfe van dc geeft is.
rr.e.t^u 'w^^^*^^» ^ wclk ik hicr aaugemcrkt wil hcbbcn, IS dc " vcr-
tuftchen d'enkele en de fimengefettc wefens : en
^r^phna & dit is te fimengefet,m't welk men twee of meer « toevoeaintren
« Ti^.tu. vind , van de welken d'een zonder d'andere p onderfchadelyk
}^ i>u%rau. vcrftaan kan worden : want hier uit , dat d'cen zonder d'andere
dus
R. Des-Cartes Amiteekeningen, 539
dus verdaan word, bekent men datzy geen ^ wijfc daar af is ,
maar het ding , of de ^ tocvocgnig van het ding , \ welk zonder
t ander beftaan kan : maar 't enkel wefen is dit , in 't welk zo
danige^toevocgingennietgevondenworden. Hieruit bliikr
dan dit c onderwerp, in't welk wy d'enige ^ uitllrekkina met
yerfcheide 8 wijfen van uitftrekking verflaan,ecn - enkel wefen
is; gelyk ook i't onderwerp, in't welk wy d'enigc ^ aenkino-*
metverfcheide »wyfen van denkingen, bekennen: maar d?it
dit, m't welk wy te gelyk m uitftrekking en denking aanmer-'
Ken , het n üimengefctte is , te weten de menfch , uit ziel en lic-
haam «beftaande, die o;^^5^;/;7w hier voor 'tlighaam alleen
^ welks geeft wijfe is , fchijnt genomen te hebben. '
tmddjk^ ftaat hier t'aanrnerken dat in ^id'onderwerpen uit
veel ' zelfftandighedcn ^ te zamen gefet , dikwijls een de voor-
naamite is,die van ons zodanig aangemerkt word,dat het crecn,
^t welk wy van d'anderen daar by voegen , mets anders , dan
wijleis: dus kan een gekleed menfch aangemerkt worden als
u iets,van de menfch en klederen te fkmen gefet: maar crcklec Jt e
wefen is,ten opficht van de menfch,alleenfy k een wijre,7brooa
de klederen w zelfftandigheden zijn. Op gelijke wijlb heeft onU
^c^;?7W inde menfch, die van ziel enlighaam " te zamen ^cfet
IS, 't hghaam , als iets, dat het voornaamfte is , konncn aanmer
J^en,y naar welks regel ^ befielt te wefcn,of ^ denkinjr te hebben"
niet anders , dan ^ wijfe is : maar 't is wanfchikkcly k hier om te
Willenbefluitendatdeczielzelve, ofdit, door 't welk I et !t
haam dcnkt,geen d zelfftandighcit van t lighaam verfcheiden fs"
Hy poogt noch 't geen, 'c welk hy gcicgt heeft, doordei>
fluitreedentebeveftigen: AVtgccn, ^tml^vf bevatten konnen\
^^nymjen; en men k^un bevatten dat de geeft tets van dit al' t ff cents
( namelyk .zelfftandigheit,ofk wijie van lighameliike zelfft uV
e itaat aan te merken dat men defe regel, ^/ V .een, V yvelk wv
bevatten konncn,kan ;v.A«,hoewel hy de nnB?jne,en wlar sas men
van een klare en onderfcheide "bevattu.^^ handelt, n we l ej^
O mogely kheit van't ding i> begrepen is,om datGod al Ies,'n;eH.
wy k arelyk bevatten 'i mogelyk te wefen,kan doenidefè rccrc
zeg ik, met ' roekelooilelyk moet gebruiken , om dat lichtcWk
gebeurt dat icmant acht dat hy enig ding recht verftaat,'t welk
hy echter, door enig « vooroordeel verbfmd, niet verftaat En
^ngchcwnzmdefeSchrper, alshy ontkent dat 'er ^ tcgenfeg.
H ^fc pojftkiii^t tTtmcri, sTr/yuiiaum, t Commdi^lmem i.'np:,care. g^'^ykhcit
l) ^rrnfrw-
■'Hm relt
G S.-nfilüres
'1 ^tlTtl'HtJ,
C S«/';f£?«?».
f'ley,
tatieint/n^
m Extcii/i»
togiuiia,
II Co.-u( vJt.
tum^
O Coiifl^tnj,
p Cuj u mcHi
lit fnodit.',
r Suhjl.u,:,j,
S Cumfofit.i,
Suf.' ff. vin
y K-itiont CU"
J. X'iir^atitrn
a Ctrit lticm
r.tm Ivi'ierc,
l) ^Modiu.
C ^nttr/a.
■\ SniffMi-
fi.i, (t curpore
diverfct.
e Syllo jr-
( Concivcre»
h Vt mem
.'.liqni.ihê'
rum ftt,
I Snift anti /t.
it tnitjt esr-
1 Ctritradi'
£fto.
m J^en fii ,
C?- vera.
n ConceyttUt
p Cofitincre,
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuestLLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Hoog.
199D 14
340 Des-Cartes Amteekeningen,
litlTbT'' gclykhcic in is , dat een en 't fel ve ding een van beide uit twee
Vs'HhflaT>tia. ^'■^^^^^'^^'^ heeft, die gcheellyk verfcheiden zijn, namelyk dat 'et
c Modu*. ' b fclfüandigheit of'*= wijfe is. Indien hy alleenlyk gefegt had dat
c redenen kon begrijpen, om dewelken men behoorde
. g'-loven dat de e menfchelijke geeft eer ^onlighamclijke felf-
l^c*rfi>r"a.' ftaiidighcit , dan s wijfe van lighamelijkefelfftandigheit is, za
O MtdH* M- foLi men zijn onkunde konnen ^ verfchonen. Maar indien hy
/tuH,x curf^- gefegt had dat het menfchely k ^ vernuft geen redenen kan vin-
h /^*ftcr/i^t;/.« den, door de welk't een meer dan't ander bewefen kan worden,
ktl^mwX zo waar hy van ' vermetelheit te befchuldigen , fonderdat'cr
\^Troian\>a. m tcwenfccgclv khcit in fijn woorden gebleken fou hebben. Dog
tho, üewijl hy fegt dat de natuur der dmgen lijd dat eenfelvedmg^
Vitudm!'' " felfftandigheit of wijfe is, zo fpreekt hy gantfchclykoftrijdi-
o'rT^n.i'rfa. ge dingen, en toont p d'ongerijmtheit van fijn vernuft.
^l^cnviHu "' ^^'^ ^^^^^ fpreekt hy fijn ^oordeel van uit:want i^ben dc
geen , die gefchreven heb dat de ' menfchelijke geeft • klaar en
p!li7, onderfchcidelyk als ' felfftandigheit, van lighamclijke felfftan-
S Clare Ó ' ' ' '
vcrl
dighcit vcrlcheiden," begrepen kan worden: maar wd^onfe^hoC'
/iurnu wel hy op geen andere redenen fteunt,dan opdie«tegenfegge-
fuiiuiina ly kheit inlluiten,die hy in't voorige lid verklaart heeft,fpreekt
uitjdat ikdool.Dogyik bekreun my daar niet mê,en onderfoelc
" VSir"'' "^^^ woorden, ^ noamendelyk^ofin bedrijft die ^ enige dubbelfin-
Zcolvldifii* nigheit begrijpenj want zy zijn niet van groot belang,
y Hoe n,H y^y[\ oqI^ 3|- geen, 't welk in '/ vierde Itd van de H. Schrift ge-
^Na^f.^rio, fchrcven is, niet onderfoeken,op dat het niet fou fchijnendat ik
^T^HHihtt recht, van op iemants godsdienft ondcrfoek te doen, aan my
* v.i'/iw.t-.tr'. trek. Maar ik lal alleenlyk feggcn dat men hier i» dricderhande
gefchillen omierfcheidcn moet: want fommige dingen worden
tfltn'i'-.tnda. mct'ct gcloof allccn gelooft,gelyk van de ^ verborgentheit van
*^;;f;„^l;f"„^Chriftusvleeswording,vande'^^
dTn^i'i^. gen, maar anderen, hoewel zy tot het geloof behoren , konnen
t*w«! echter door « naturelijke reden f opgefbcht worden,onder wel-
f ^*'l'\„ ^5-^" " wefentlykheit, en n d^onderfcheiding der menfche-
t^.f " ^Ü^^^ ^^cl van 't lighaam gemenelyk van de ' rechtfinnige God-
^^ffc'l'^l g^^^'^r^c^^ g^ï^cl^ worden^ en eindelijk fijn 'er andere, die geen-
mTcor^ZT. fins 't gcloof, maar alleen de menfchelijke ^ redenering betref-
Vnh!!ii\ ' 't vierkant des ronts , van't gout.door «" konft van
k^artiiifll ftofïcbciding gemaakt , cn diergelijke dingen. Maar gelyk dc
V^L ir.iu. genen de woorden van de H. Schrift misbruiken , die daar uit ,
r* ctrcuii qualyk verklaart zijnde, dit leftc menen uit te trekken, zo ver-
"'Lt'^ minde.
R. D E s - C A R T E s K^mteekeningen* 341
minderen zy ook des felfs achtbaarheit , die aannemen 't eerfte
door "bewijsredenen, van de ^ Wijsbegeerte alleen gefocht, te
^'betogeniEn nochtans beweren allcGodgeleerdcn dat men to- [thniofo^uu,
nen moet dat zyniet tegen't naturclyk ligt ftrijden, en ftellen c-f^f"»»"/''»*
hun voornaamlle ocffening hier in. En fy achten dat de middel-
lle dingen niet alleen niet tegen 't naturely k ligt flrijden, maar
vermanen ook de^ Wijsbegerige dat zy hen, na hun vermogen, 'T'Wphi.
met menfchelijke redenen lullen « betogen. Ik heb echter noit l^''"*"^""'
iemant gefien, die verfekcrt heeft dat de natuur der dingen lijd
dat enig ding anders is, dan de H. Schrift lecrt,'ten zy hy ^ ver-^^'"''^'*^'
keerdelyk wilde tonen dat hy dcfe Schrift niet geloofde. Want
dewijl wy eer menflen geboren,dan Chriftenen geworden zijoi
zo is't niet geloofFely k dat iemant met ernft defeggevpelens fal gofmmin
omhelfen, die hy met de rechte reden , dewelke hem mcnfch hT^.tti9r.^4.
maakt,» ftrijdig agt,op dat hy '^'t geloof,daar door hy een Chri- ' Con^^^ri»»
ilen is, aanhangt. Maar miflchien heeft ow/^ Schryver dit ook niet Ki»,,
gefegt ; Want fijn woorden zi]ndat door de natuur aan enigen 'tgeen
twijffeUchUg kan wefen^'^t vpell^door de ^goddelijke openbaring in de heilige ' ^J*/"'**
Schrift aan om nu omwijffeljk, is : in welke dingen ik twcvoudige m7ó»ir*Ji.
tegenfeggely kheit vindj d'eerfte hier in,dat hy " onderaelt dat f s^!'//;;;;^
de ^'welcntheit van een en'tfelvcdingjvan dewelke hy fegt dat o £"^rr,u4. '
zy niet altijt de zelve blijft, (om dat,ind icn men onder (lelde dat
zy anders word, zy door dit felve een ander ding fal zijn, en met
een andere naam aangewefen moeten worden) door de natuur
twijfFelachtig, en dieshalven vcranderlyk is ; cn d' ander in 't
woort aan emgen, om dat, dewijl de natuur van alle mcnfchcn dc
felve is, 't gcen,'t welk niet, dan aan enigen, twijffelachtig kan
vvefen, niet door de natuur twijfFelachtig is.
'/ ^tjfde Lid is eer tot het twede,dan tot het vierde, p toe te mC- pR'A''""'«*^
fcn. Want de Schryver handelt daar in niet van dc ^ goddelijke o- IvZl^''*
pcnbaring, maar van de natuur des ' gcells , of hy ' felfflandig- '
heit,of»wijfeis:enom te bewijfen dat men beweren kan dat hy ! 'wtïl?''-
niets anders dan wijfe is, poogt hy een " tegenwerping, uit mijn " ^^i"^"-
fchriften genomen, los te maken: vermits ïkgefchrc ven heb dat. -
wy niet konnen twijffelen of onfe ^ geeft ^ wefcntly k is,om dat
uit dit felve, dat wy twijffelen, volgt dat hy wefently k is; maar W^-^
dal wy ondcrtufTen konnen twijfFelen of 'er enige v lighamcn ^^v/iT^^T*
wefently k zijn: daar uit ik befloten cn betoogt heb dat wy hem \ ^Zllx 'J
klarelyk 2 begrijpen, gelykeen » wefentlyk ding , fchoon wy
heel geen lighaam bevatten , ja ook ontkennen dat'er <^ enige \ vZ'.lr'-^.
Uu 5 lïgh^,. r4 immrtl'
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuestLLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
342 R. Des-Cartes Amtcel:cni7igen.
aComepm lighamen wefentlyk zijn;en dieshalven dat de ^bevatting vande
iXvoiverc gcell gccii bcvattiiig van lighaam ^in fig bedraait.Hy meent dit
tnfc- ^ bewijs te ^ vernietigen, als hy fcgt dat dn alleenlyk,be\vefen word,dat
5 MchU^'' ^^^l ^^'^'^ lighaam twijffelen^wy niet mogen f '.ggen dat de '^geeft^des
{T^^fot ^^^^^ ^^'-^^^ ^' t>etoont dat hy geheellyk niet weet wat'et
g Mol'//'* geen is , 't welk vandc ^ Wijsbegcrigen s wijz.e genoemt word.
mfdT'* ^^'^"^ natuur van de wijze beftaat hier in, dat men geenfins
Hv/m. verdaan kan dat de • geeft de ^ bevatting van 't ding , daar af hy
k conatws de 1 wijfc is,in fijn bevatting be£luit,gcly k ik alré. hier voor ver-
VmoHi*}. klaart heb, Maar ö/'ö;?/^ bekent datmcn fomtijts de "'geeft fonder
ÏT lighaam kan vcrftaan , te weten als men van 't lighaam twijf-
0 Efoaia, feit , daar uit volgt dat hy ten minften dan niet des fclfs " wijze
q£/ix genoemt kan worden: en't geen,welk fomtijts van de^ wefent-
iori'orts. hcitof natuur van enig ding waar is, is alt ij t waar. En nochtans
^JonT'^" verfekert hy dat de natuur der dwgen lijd dat de p geeft alleenlj{ M wijz^e
s^nima^ van't lighaam welke twe dingen klarelyk «"tcgenfeggelyk zijn.
^vu?rpn]ur. ^n'tJefteLidhxu ik niet begrijpen wat hy feggen wil.My heugt
w"orZ':ira ^^^^ fchoku geleert heb, dat de ' ztel een ^bedrijf van ^ 't
\Co>i^£iür.i. wsrktHigig lighaam ü: maar dat zy fclf werktuig gefegt word ,
}nZZü[^ ^^^^ "^^^^ ^^'^S ""^^ gchüort.Dieshalven verfoek ik verlof
z ^\icu$ van onfe Schrjver dat , dev^ijl ik hier niets feker te fchry ven heb ,
»sZ"/j,nü. ^"^j^"^ ^ gifiingen,nict als een ware faak,maar alleenly k als gif-
hiuaihcr. fingen vertoon. My dunktdat ikhiery twecdingen, dietegen
^l^D^flfxdct. ip^ilkandcr ftrijden, bemerk- van welken 't een is dat de ^ men-
^^^^^^"^^J^^^ S^^^ felfftandigheit is, b dadelyk van 't lighaam c on-
dcrfcheiden. Ve Schryver i'cgt dit wel opentlyk, maar"' ontraad
^m,.f«r^ het echter door e redenen zo veel, als hem mogclyk is , cn^be-
hZif'ens. weert dat 'et door s d'achtbaavheit van de H. Schrift bewefen
'koii'll'ica wordenr't ander is dat defe felve menfchelijke geeft in al-
1 iJZZ'- Ie fijn 'doeningen kim^f«/^/^,of^gereetfchappig isjte'weten die
!;'S,7;,/pr ^^^^^^ ^T^* ^^^^^ doet,maar van't lighaam gebruikt word,iTeIvk
,cen" medevorming fijner leden, cn andereli^hameliike" wii-
"J;:f;:r {en.ln defcr voegen beveftigt hy,niet met p uitgedrukte woor-
w-r«r«r;. den, maar m met de daat fel vc , dat de geeft niet anders, dan een ' voijz^e
l'E^prcfu h^'f'''' '''^ ftiert alle de kracht fijner redenen, om dit
r^i. enige te bewyicn. Defe twe dingen fijn zo opentlyk tegen mal-
Ï.v/X'* kander, dat ik met acht dat ^/d? 5c/^r;z/fr wil dat zy bcide^e gelyk
ifri^ons. van de lezer gelooft worden, maar dat hy hen met voordacht zo
onder malkander gemengt heeft , dat hy wel fijn eenvoudi^rfte
Godgeleerden door d'agcbaarheit van de heilige Schrift enfger
wijze
11. Des-Cartes ^mtcekeningen, 34 J
wijze voldoet ; maar dc genen, Mie beter geneuft zyn, beken- .N.r«.v«;
nen wel dat hy ,als hy fcgt dat dc geelt v.tn 't Iwhaam onder fc heiden
''fpotredcnen gebruikt. en dat hy geheel in dit ^ gevoelen is,dat d^Ji'.";;
de geeft niets, dan wijzeis. t^M^dus^
In't zoevende en achtfle Z./Wfchijnt hy ookalleenlyk ^ fpotredencn
te gebruiken. Hy houd ook ü de fel ve trant m't achtcrfte deel van't l^^^liXr..
negende Ltd. Maar tnh voorfte deel voegt hy reden aan fijn verzeke-
rnig,en dieshal ven fchijnt geloofFelyk te wefen dat hy daar ern- n,^,,^
ftely k handelt. Want hy leert dat door dc natuur twijffclachtifr «V/^-X
IS of wy h warelyk enige lighamen i begrijpen,cn brengt tot rc^ \^Z;,ria,
aen by , demjl de ^ geeft even z.o wel van ^ tnbeeldelyk.^ als van "» V ware
n a.7nged.,an of geraakt kan voorden. En op dat defe reden waar zou l^^y^oZn.
\velen,zo " Haat t'ondcrftellcn dat wy geen »' verftant.eit^entl vk
gefegt, konnen gebruiken, maar alleenly k defe q magt , die ge-
nienelyk ' gemene fm genocmt word ; in welke magt ook aan-
genomen word dat de^ fchijn der zo wel ware, als inbeeldeh jke r ^i?-!'^
clmgen de geeft ' aandoet, of raakt , en de welke de " Wiisbc£ie
rigen ook gemenely k aan de heeften toeftaan. Maar zeker, die ' fc.
vcritant hebbcn,en met gelyk paarden en muilen gemaakt zijn, "/'^'W-.-
Ichoon fy met alleenly k van de ^beelden der war Jdiiigcn '<aan- x ..#17*
gedaan ot geraakt worden, maar ook van dc genen, die uit ande-
re oorf^iken in hun harflenen voorkomen, gelyk in de dromen 7>- -
gcbeurt,y onderkennen echter klare! yk 't een van't ander,door ^^"^"''^
- t licht van de reden. Ik heb ^« zo Miaau keurig- T^:;^,
ly k verklaart hoe dit recht en vciliglyk gcfchiedcn fal , dat ik
vertroudat niemant,c}ic hen deurgclefcn heeft , en'>bequaaiïv^'^'"P«vm.
IS om te verftaan, een Skepticus kan wezen. ^<^Hcudu
In 't tiende eh elfde Lid kan men ook vermoeden van ^ fpotfpreuk c iro.ia
iiebben. Maar indien men gelooft dat de ziel ^ zelfftandiaheit
IS, zois'twanfchikkelykcnbelachelyktezeggen, dcadei^ant/^'"^''"'''"^
ZlZl^r^'j' ^'i^^'^^^^'^f^^n^^ocgtbU^ft, de^v^et der onver.
ander lykhcn van de nattiur^ , doordemlke y der ding m de z.clve [iaat''"'"''"*
bhjft, mdewelKehetis, Want de dingen , die safgefcheiden zyn,^^.^..
bly ven zo wel m een felve ftaat, als de i^te zamengevoeaden za ^ C'^n^untu^
lang 'er mets IS, 'twelk hun ftaat verandert , 't welk lucr niet •
gevraagt word: maar wel hoe 't gefchied dat de ' geeft aan 't li^. k^o^^»/?.
haamkgevoegt,en niet^afgefcheiden is. Indien men "» onderlteit m^"""'^''*
dat de n ziel de « wijze van 't lighaam is , zo zegt men met recht "-^^^'^^C'*
dat men eeen andere bant heeft te zoeken , daar mede zvi-m*'*'^^'"^"*
t lighaam gevoegt word, dan dat zy in de zelve ftaac blijft,
daar
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuestLLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Hoog.
199D 14
544
R. Des-Cartes Amteekemngen,
Ihrum. (Jaar zy in is ; om dat 'cr geen andere * ftaat der wij Ten is , dan
c.iJ')!;; inde dingen te vvefen , daar af zy ^wijfcnzijn.
*^i^''ion,s waalfdc Lid fchijnt hy niet,dan in de woorden alleen,van
fSr/Ju my te verfchillen. Want als hy zegt dat de « geeft geen *Menk-
t"faT«//^ beelden, of ^ kundigheden , of ^ ingebore gemene kundigheden
logiundi. behoeft , en ondertuflchcn aan hem de smacht van te denken
XXnat. toegeeft, ( te weten naturely k of ingeboren ) zo beveftigt hy
i Mt»u ' in der daat even 't zelve, als ik , maar ontkent het met de woor-
kLUa v.na- ^^^^^ ^^ heb nooit gefchreven of geoordeelt dat de * geeft
»^ingebore denkbeelden behoeft , die hets vcrfcheiden van des
il^FlcHiL 2.elfsra macht van te denken zijn. Maar ik bemerk dat'er in my
teptaudi, enige " denkingen zijn, die niet van ° d'uitterlijke voorwerpen,
ncoiiuiio. ^^^^^ ^^^^ p bepaling mijns wils voortquamen , maar van d'e-
o oi/iea^cx. nige macht van te denken, die in my is, zo heb ik,om de m denk-
p-ö!vV,;/. beeldcn,ofkundighcdcn, die de » vormen defer denkingen zijn,
luiio votun, y^^^ d'undere ^aa'nkomigen of « gemaakten t'onderfchciden ,
^^uc7f!le hen " ingeboren genoemt ; op gelijke wijfc als wy zeggen dat
t"Flrw4 d'edelmoedigheit fommigegeflachten ingeboren is , in ande-
if^Z%o,;. ren zekere fiekten , gelyk de jicht , of de fteen ; dat daarom de
TM-vclut* kinderen defer geflachten in huns moeders lighaam van defe
t' f.uïX"""' fiekten geplaagt zijn , maar om dat zy met zekere w gefteltenis
w 'ïJSr/. of ^ maclit, om die mee te dragen, geboren worden.
xF.f«/,^. ' In't dartiende Lid leid hy een treftelyk gevolg uit het voor-
t^uonT' gaande Lid af.£)r<rj^^/w«,zegt hy (te weten om dat de geeft geen
ti>mmHnts. y ingcborc dcnkbcclden behocft , maar d'enige macht van te
denken aan hem gonoech is ) alU ^ gemene kundigheden , ^ m degeefi
b obrtrvnth inaedrakt , hebben hun oorfprong uit de waarneeming of c overlevering
VFacHiL' der dingen: als of de macht van te denken niets door fichkante
,optn»:!i e weegbrengen , en nooit iets ^ begrijpt, noch denkt,dan't geen
)Tlrf,p7r'i. ^twelkzy vande s waarneeming of overlevering derdingen,
fyTrrX!!" ^i^^^^^"» ontfangt. 't Welk zo valfch is , dat in te-
hSenfU ' gendeel, de geen, die recht aanmerkt waar toe onfe 'finnen fich
k ïw^r*. uitftrekken , en wat ' beftiptelyk het geen is , dat van hen tot
1 pr:edfé. onfe ^ macht van te denken kan geraken , belijden moet dat zy
Taftundi!* de "denkbeelden van geen dingcn,gclyk wy hendoordeo den-
n 'idtA. kingP vormen , aan ons konnen vertonen : ja zo, dat 'er in onfe
J)'i"rji4rr denkbeelden niets is, 't welk aan de geeft , of aan de macht van
q -Aent» ^c dcnkcn niet ingeboren is, uitgefondcrt allcenlyk defe s om-
VürTm- ftandigheden, die totM'ervarentheit behoren, te weten dat
w v oordelen dat defe of die " denkbeelden , die wy nu aan onfe
tevrirttuu*. l al-..,
yxidc*, nlen-
I
R. Des-Gartes Aanteekeningen. 54^
" denldng tegenwoordig hebben , tot enige dingen , buiten ons =■
geilek tocgepaft worden , met om dat defe dingen die denk- "
beelden deur dc •= werktuigen der finnen in onfe ceeft inTefon '
den hebben; maar oradatzy echter iets hebbe^^inaefon(^en'"■''''*'"■
t welk dc geeft gelegentheit heeft gegeven orn doorlje mpcht' l^'T"
hem mgcborcn.defe denkbeelden eer in defe, dan in een !rnde,-è "*
tijt te d vormen. Want daar is niets, 't welk van , d'uittcrlvl-e/-™""''''""
voorwerpen deurdefwcrktuigendcrfinncn tot onics aeeft in f
gaat,behalvei> enige 'nichamcl>jkcbewegingen,gelyk»«AS.i[..H"r"'"^
ftrzcn^m tnegemiende Lid, mt mijn ' beginfclcn verfekert M'iori^"""''"'
vyy " bevatten niet hocdanigdc bewegmgen lUvcn.nog de ee!&-
Ital tcn.daar uit gcrcfen.in de ■» werktuigen der finnen aemaakt ?
yorden , gclylc ik bredclyk ,n mijn " ren^.eM'^^de verklaar " -P""-
hebidaar u,t volgt dat de u denkbeelden felven der bewegingen p S:.,
en geftalten ons 'i ingeboren zijn. En zo veel te meer moeten ' !r"-
de r denkbeelden der pijn, verwen , klanken cn diergelijke din-
gen ingeboren zijn , als onfe jgeelt , by gclegenthcr: vin e i^e '"^
Ijghamely ke bewegingen , hen aan fich kan vertonen • wint zv l',
hebben geen gelykheit met de .lighamelijkc beweg 4n S T"-
wat kan men wanfchikkelijker bedcnken.dan dat aUedeü^eire'
ne kundigheden.die inonfe"geeft zijn.uit defe bewcp-ino-en rii- «
len , en zonder hen niet konncn wefen ? Ik wilde wefdat d'^nfe «"''''Z'
my leerde welke defe licharaelyke beweging is,dlc in onfe creeft- ï ^"'""'^
enige gemene kundigheit » vormen kan ; tot een voorbeePt
dc dingen , dse aan een darde de zelven zjjn , de welven onder z.,ch - tin nV?
enige andere : want alle defe bewegingen zijn befonder Ten d ie '
kundighedenyalgemeen enhebbengeen^gemcenfchapn'è?:^^^
uc oewegmgen , en geen» betrckkclykheit daar tOG. cDivin^ re,
denkÜH^",^^''^" n'-^^' '"^ ^erfekeren dat ^Gods -IS^L
denkbeelt zelf.'t welk in ons is.niet uit onfe ' macht van te den- """"
ke„,den welke zya, „geboren is, maar«« 'goddeHjieopcnbaZ,
ef overhvenng,of .vmrncer^,r,g der dmge»,s. \Vy zullen de do nrvfn' ■=
defef verlekering lichtelifker belfenncn, L wy aanme fda i-^'-V.
men zeggen kan s iets uit een ander te wefen , of om dat dit" ^i^,
zelfs naarte en voornaamfte oorfaak is, zonder de welke het niet ~'-
wefen kan, of om dat zy alleenlyk id'afgclege en toevallige oor- Xt;
liiak is , namely k dc gene , de welke aan M'ecrfte of vooniaam " '"/"f"/.
fte oorfaak gelegentheit geeft van in deen tijt beter, daninTlri'L
d ander haar 'uitwerking voort tc brengen. In dcfcr voeden
zijn alle wcrkmcclters de" voorname en niaftc oorfaak van ''.^'.fT''
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
346 R. Des-Cartes Amteekeningen.
^ ^^^.luiiiwcrkcni maar de genen, die gebieden, of loon beloven om
*cnurt/&" dele werken te maken , zijn de « toevallige en d'afgelege oorfa-
i7wit/o. ^^^^ zy miflchicn niet gemaakt fouden worden, zo defe
couj^rv.tuo kllen 'c niet bevolen hadden. Maar ^d'overle vering, of ^ vvaar-
u cwï* «. i^emmg der dingen is dikwijls fonder twijffel d d'afgelege oor-
rrjHa, faak,en nodigt ons dat wy op ^'t denkbeelt,'twelk wy van God
f [llh.iV8. l^oiinen hcbben,mcrken, en dat aan onfc^denking tegenwoor-
g Caufa^pro- dig vertonen. Dog wat de s naaftc uitwerkende oorzaak van dit
Ttnx'^^^" denkbeelt is, kan Van niemant gefegt worden , dan die acht dat
h men noit iets van God kan verltaan , behalven hoedanig deze
iolfhrZth. naam God is, of hoe de ^ lighamelijke geftalte is, die van de fchil-
^ ^ucZ\ ^^^'^i om God te vertonen, ons voorgehouden word. Want, zo
v^ 'pni»r4, de i waarneming door '^'t gefigt gefchiet, vertoont zy door haar
0 ^ wX*. ^^S^ kragt van de ' geeft niets,dan fchilderijen,en nog fchilde-
^v,%'.'. &' rijen , die uit d'cnige ^ verfcheidenhcit van enige lighamelijke
l'üJ'iifen» beweging beftaan, gelyk onfe Schrper felf leert : indien zy door
. " 't gehoor gefchied, zo vertoont zy nicts,dan p woorden en na-
sKi^T' iï^cnj maar indien zy door qd'andere (innen gefchied, zo is 'er
1 ^,.d,w^ mets in,'t welk tot God ' toegepaft kan worden. En zeker, dat
w Tu};r/i ^ct geligt niets, dan fchilderijcn,en ' 't gehoor niets dan woor-
6-Hr(,, cien of klanken eigentlyk en door fich vertoont , is ieder be-
ys«""(/ïc/tt4. kent:invoegendatalledingen,daaropwy behalven defe^woor-
VFlu'inu '^^^ fchilderijen denken, als der felver y betekcniilen aan ons
<^inand,. door ^denkbeelden vertoont worden,die niet van elders komê,
Vpounua, onT<^ vermogen van te denken, en dieshalven met haar
d JiobUnX ons b ingeboren, dat is<= door magt altijt d wefentlijk in ons zijn-
c want in enig vermogen tc wefen,is niet ^door bedrijf,maar
^ tAfücuiui" alken s door mngt te zijn 5 om dat de naam felf van ^ vemnogen
* nitts anders, dan ' magt betekent. Maar dat wy van God niets,
nF.u«/t.«. behalven dcnaamjOpt lighamelyk*' beeltenis, konnen kennen,
k epiüii!' ^^'^^^ niemant verlekeren,dan de gecn,die fig opcntlyk een ^ god-
•''^jlnXtiui v^^^ochenaar,en ook van alle ^verftant berooft, belijd te wefen.
D ofiiiio de ' Na dat onfcSchryver dit fijn " gevoelen vanGod vertoont heeft,
jj^». verwerpt hy,/»'^ vtifnendc Lui, alle dc« bewijsredenen, daar mee
lu " ik i'Gods wcientlykheit betoogt heb.Zeker,ik kan my hier niec
i;'«?t"i'*'' verwondering over 9't vertrouwen van defe menz onthou-
i*coufide,iüa^ den, om dat hy acht dat hy zo ligtelyk, en met zo weinig woor-
I Mcdiuvo. ^^^^ allesjdat ik door een lange én ernflige r bedenking en over-
i Compofi{i, weging* te zamen gezet, en in een geheel bock verklaart heb y
i tvcrurc. ^ Qj^^y ^i-peii kan. Alk redenen, dk ik hier toe bygebragt heb »
kon-
R. Des-Cartes Amteekeningen. 3^7 ,T^,f,ru%
Iconnen tot twee a toegepaft worden : d'^Eerfte is , dat ik gctoont f;'^,^ „,t/t/,
heb dat wy Gods kennis,of denkbeelt hebben,'t welk zodanig fiv/ldZ,
is, dat,als wy lang genoeg daar op geraerkt,en op defe wijfe,die
ik verklaart heb , de Taak overwogen hebben , wy uit des felfs ïï«
aanmerking alleen bekennen dat het niet anders kan zyn , c of 57"^^'/"*,^
God is wefentlyki omdat ^ in des felfs bevatting niet alleenlyk vdconun.
^ mogelijke, of gebeurelijke, gel y kin de ^'denkbeelden van alle f /'ï*,
andere dingen, maar heel s nootfakelijke en werkelijke wefent- ^J^^fl^'"^
lykheit begrepen word. Defe reden, die ik niet alleen voor een cx^fi.nuJl
zekere en blykelijke^^ betoging acht, maar ook van meer ande- Jj^^J]"'*-
ren, die in ' geleertheit en vernuft boven anderen uitfteken, en i vo'driHi
haar met vlijt onderfocht hebben , daar voor gehouden word, tlllm',
defe reden zeg ik , word van de ^ Schryver van TUi^fchnft dus k ^^-n'^r
Wederlegt: Onfe 1 hevmmg van God, ofm gods denkbeelt, m onfe geeft
^ wefentlyk^z.tjnde^is een be\vi]s,dat met krachnggenoeg ts om Gods wefent- \ionccptttf,
lj/k,heit te tonent dewijl niet alle dingen wefentlyk z.ijn, welkers bevatting in
ons p waargenomen word. Hy toont door defe woorden dat hy mijn " E^-^pn--
fchriften wel gelezen , maar hen geenfins heeft konnen, of wil- ^'^vl^ZX'
len verllaan. Want dc^ikracht van mijn bewijs word niet 'afge-
nomen van^'taenkbeelt,m't algemeen genomen, maar van des s /rua,n«<.
zelfs befondere * eigenfchap,die m't denkbeelt, 't welk wy " van rp;^^^,-^j ,^
God hebben, zeer klaarblijkelyk is , eningecn ^bevattingen uDcDeo.. '
van andere dingen gevonden kan worden j namelyk van de
''nootfakelykheit der wefentlykheit , die tot de v hoping der exijienti*,
volmaaktheden,fonder dewelk wy God niet ^verftaan konnen, Jf^f^Zn»,
vereifcht word.'/ ^nder « bewijs, daar mee ik betoogt heb dat ^ /«t^^err
God is, heb ik hier uit genomen , dat ik klaarblijkelyk heb be- 1;^,'^"'"""
wefen dat wy geen ^vermogen Touden hebben om alle defe ''-^'^'o»/?''*-
volmaaktheden, die wy in God e bekennen, te verflaan, indien c
't niet waar was ^ dat God wefentlyk is, en dat wy van hem § ge- f;";^/^"^;^
fchapen zï]n.OnfeSchryver meent dat hy dit klarelyk los gemaakt
lierf.
Deo:
heeft, met te zeggen dat het denkbeelt , welkjwy van God hebben^ ,
niet meer dan de k bevatting van enig ander dmg onfeeige ^ kjachten van te h idcA
denken overtreft. Indien hy met defe woorden alleen verllaat dat
defe"* bevatting , die wy, fonder hulp van overnatuurlijke ge- J f^'V^^lT-
nadcj n van God hebben, niet min naturclyk is als d'andcre be- mi:tL/>t«f.
vattingen, die wy van andere dingen hebben, zo is hy met my " '^^^ ^-'o,
van een gevoelen; en hier uit kan niets tegen my bcfloten wor- lenu"""' *
den. Maar indien hy acht dat in die bevatting niet meer P voor- l^'f^'^^""'^
werpelijkc volmaaktheden, dan in alle d'anderc dingen,^ gelij- w%«.
Xx 2 kelyk^'^'*-
34S R. Des-Cartes K^mteehningen,
zinvoivtrc. ^cl y k gcnom cii , ^begrepen worden , zo doolt Iiy opentlvk -
want Ik heb. mijn i>bcwijsvan deze enige c overmaat der voll
c£rc4^* maakcheden, door de welke onfc' bevatting van God d'andere
i>cvauingen overtreft, genomen.
cTt-;,.M 1 ^'l'^'^'J overige ieden heeft hy niets aanmerkenswaerdig, dan
VS n>L,, ' d eigenfchappen van de ziel f onderfcheiden willende ,
«''/fSJ'i* zeer ^ verwardely k en oneigentlyk van hen fpreekt. Ik heb ge-
io^i^ro'pnè. ^egt dat men alle defe eigenfchappen tot twee voornaamften
hiyruui. » tocpaflen kan, van de welken d'een de ^ begryping van 't ver-
i uV.rr.. ^^^^^.^,en d'ander de » befluiting of bepaling van de wil is,die van
i ™ en u wtl genoemt word. Daar na deelt hy 't geen,
j iy.ur».>,a- ciat liy verJUm genoemt heeft, in <^ é^egrijping en ooM ; en in defe
nrS;: ^^^t' ^^^^ ^^^y- ^^^^^^ > men, behalvea
n i^iunu^. GC bcgnjping, die om foordelen vereifcht word, ook p bevefti
l^^TS:. ontkenning behoefde , om de ^ vorm van 't oordeel tê
y^jpr,7.a::c. Iteiicn , cn dat dikwijls aan ons vry ftont onfe « toeftemming
rw/I;. '-iCj^Lcr te houden, fchoonwy de liiak begrepen, heb «'t bedrijf
f fi ^ ^^^'^^jc" ' 'üleenlyk in " toeftemming , dat is in
iUci^lji.'' t^evca-iging of ontkenning, beftaat, niet tot de^beeriiping
tvcrUant, maar tot de v befluiting of bepaling van de wü
u-^'lfr^Jio ^toegcpaft. Wyders, onderde ^gedaanten van begrijpins telt
7^:^:^ V ^^\ee"ly 1^ de b .herdenKmg, en ^ inbeelding: daar uit men ver-
itaan kan dat hy geen ^ fuivere verflaningjdat is een verftanino-,
S^cn Uighamclijke bedden verkeert, toelaat ^ en dat Iw
?^^// ^l-""' n'^'^f "^^i "^^-^ Seen g kennis van G od , noch van
ï?;tV i^en chchjkc 1^ geeft, nog van andere onlighamclijkc dingen
V^c'T- ^ ^' . ^ geen andere oorfaak van defe faak vermoedcn,dan
c^.::ii.n. ' uenkingcn, die hy van die dingen heeft.zo verwart ziin.
5X;.:W;4eeHcirver^^^^ Ytu^' "^'^ van alle Mighamelijlcc
c 7'«r.« üceiacn i vei Ichciden is, in lich bcipcurt.
.ei^Htt r-*^' '1^^'= wo°'-^en , uk een van mijn
"'P'"; fl , /'"'SMomcn.daarby: Daar zjjnge,„ , die nchuhjkerL
i ' J'-h'inhchgcn , ofgevemjden. Ik zie niet wat h y Iiier mee alinwii.
fj;;'?r ^" Y ; ''■^^l '•'^ miirchicn tot de igeveinftheit coepalh
^v.v.rfa. om dat Iiy in veel plaatfenrfpotredenen gebruikt heeft : maar
r^r.' acht niet aat hy door dele middel tot ^ hoge naam van god-
et/i/^r/w./ivruehtighcit zal geraken.
i; Voorts,ik ben hier gedwongen te belijden dat ik 'van fchaam-
\ vorcadefe Schrjvery als een " man van feer
»ij.piniitts. deur-
kl'udvrefhJJ'itn'ii--. u Vir pcrQiieaciJIim ingenU»
leert , die ik niet voor de mijnen
n ik fulks fchreef, had ik no^r pcen cSulZ,,
R. Des-Cartes u^Meckenrngen, 349
dciirfichtig vernuft, geprcren,en ergens gefchrcven heb, dat ik
acht dat hy geen'"' gevoelens 'Meert ,
2,011 willen' kennen. Maar toe;
proef van hem gc{ien,in dewelke hy geen ^'getrouwe uit?<±rij-)i^'
ver had gewecft, dan alleenlyk eens e in 't woort je een, 't welk c'iTvMm
fo qualylc aan hem gelukt was,dat ik verhoopte dat hy voortaan
niet zodanig fou darren aanvangen : en om dat ik fag dat hy in
d'overige dingen met grote genegentheit de f gevoelens, die ik f opmontu-
de 5 waarften acht, omhelsde , zoTchreef ik dit zijn vernuft en \ \n£Jilm
deurfichtigheit toe. Maar de veelvoudige ervarenheit dwingt of^rf^ic*"
my nu t'achten dat hy niet zo feer door liefde tot waarheit , als
wel tot nieuwigheit, gehouden word : en dewijl hy al 't geen ,
dat hy van anderen geleert heeft , voor oud en afgelleten acht,
zo is'cr niets, dat hem nieu genoeg fchijnt, dan 't geen , dat hy j ^-^^^p^^
^ uit zijn eige harflenen uitgefloten heeft. Maar hy is zo onge- <='rebro r,-"
lukkig in lijn ^ vindingen , dat ik noit in zijn gefchriftcn enig '^]t'll„ta
woort ('t welk hy nog uit anderen uitgefchrevcn had)gemerkt
heb , of ik oordeelde dat 'er enige doling in begrepen was. Ik 1 opimone,^
moet dan alle de genen vermanen , die fich inbeelden dat mijn ,wïïw'*
^gevoelens van hem voorgefproken worden,dat'er geen zijn, P''yfi"u
(niet alleenlyk" in d^OvernatmtYkiindige dimgo-n, in de welken hy p iaS^rf
opentlyk my tegenfpreekt,maar ook " in dc Natfi^jri^midigen,van m ^«'traéict^
de welke hy ergens in fijn gefchriften handelt) die hy niet qua- Yj^^^'P"^'*^'
lyk voorftelt, en fchend: in voegen dat ik meer t'onvreden ben
van dat zodanig een r Leeraar mijn fchriftenM handelt , en aan- [h».
neemt hen te verklarenjof '^op tc fmckkcn, dan dat enige ande- "
ren hen met de grootfte ^ heftigheit beflrijden. 'i^'i/'mu
Want ' van deze bittere tegenftrevers is 'er niet een,dic ik ge- fvirTorda
fienheb, of hy fchrijft my " gevoelens toe , die zo verre van de
mijnen , als de hemel van d'aarde , verfcheiden, en zo " wan- Ts^n/ilw/*
fchikkelyk en ongcrij ml 2ijn,dat ik niet vrees dat zy v enig ver- ^'^rogare.
ilandig man vroed fullen maken, dat zy de mijnen zijn. Terwijl c iZl}ophtt
ik dit fchrijfjWorden my noch twe nieuwe boekjes toegcbraft, d^>«'»^"'ir*
van enig dusdanig tcgcnflrever gefchreven , in'teerït vanlic S'"i>t,m*
welken begrepen is dat '^y enige ^ •J^emvelingen z.ijn , dieafie zxker '^'-^^'^re.
ïïeloof ^ aan de zwinnen afz^eggen te weigeren , en beweren dat de Wijs* ^anautde
^egengm ^ Godkonnen ontkennen , en van des z^elfs wez.entlykfjeit twijf-
felen, en die onder tujfc hen de '^bedrijvelijke kcnnijfen VM God , door d,€ maua.
niitHHY de fmenfchelijke geeft s ingeplant , de \, gedaanten en • denkpeeldca^^ ^'^'^^^
toeftaan, lu 't ander word gezegt dat defe k Nieuwelingen jimtel)\ \ idexl *'
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuestLLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
3^0 R. Des-Cartes Amteekeningen,
A-s^fr^uvi. uitfpreeken dat (^od niet alleenlyk.^ ontkennigljk^ maar ooJ^^ jlelliglyk^
c ' d'^fiitwerkende oorfaak^van zJchgenoemt moet voorden. En in defe bei-
cicni (Ut ' de boekjes word niets anders gehandelt, dan, dat men daar veel
f^;^*"-^-"'''""^ bevvijsreedenen ophoopt, ^ om te bewijfen , voor eerft dat \vy
c pro. in't lighaam van onfe moeder geen f^tf^^n;W;;4.^ kennis van God
*f 7!im,o gehad hebben , en dat dieshalven geen sbedrijvelijke gedaante
a(tffn!i<,^ en denkbeelt van God onfe geeft mgeboren is : ten twedcn dat
yvy God niet behoren te loghenen^ en dat men de genen, die hem loghenen^als
nÓü godverloghenaars en door de wetten moet ftrajfen. Ten darden einde-
7J/eniZT' ly k, dat God niet ^ d'^mtwerkende oorfaak van lich zeifis. Ik zou
iclnfhjn- y^^^ konnen onderftellen dat dit alles niet tegen my gefchreven
\icnl)Hi * isjom dat men mijn naam niet in defe boekjes vind, en om dat'er
geen der gevoelens is, de welken daar in bcftreden worden, die
ik niet geheel wanfchikkelyk en valfch acht. Maar dewijl zy
iiietongelyk zijn met degenen , diealreê dikwijls door andere
menfchen van gelijke llach uit laftering my aangetegen zijnjen
dewijl men geen anderen kent, aan de welken men hen kan toe-
eigenen: eindelyk>dewijl veel niet twijfFelen dat ik de geen ben,
tegen de welken defe boekjes gefchreven zijn,zo fü ik, by defe
gelegentheitjder zei ver Schryver vcïm2.v\QnyVoor eerfl dat ik by
^'^'^•^ i^ingebore denkbeelden nooit iets verftaan heb, dan 't geen,
\%>rcisis *t welk hy zeifin de zefte zijde van zijn lefte boekje,^ met uitge-
l'^i^uur^" drukte woorden, beveftigtheeft waar te wefen , namdyk dat
11 Nobutn* ^ van naturen " in ons is de o macht fda^r door wyGod konnen kjnnenM^'üV
'iF.,cHitM weet niet of defe p denkbeelden bedrtjvelyk^, of gedaanten
Yidcx, zijn,van^ 't vermogen van tc denken verfcheiden,en ik heb fulx
q ■^^'^'^Us. i^ooit cefchreven, noch eedacht: ja ik ben verder en vreemder,
5 ?u^ii>tM dan lemant anders, van dit * overtollig huisgewaad der Ichoolflc
7's!i'i"rv*i- vvefigheden, en dit zodanig , dat ik my niet van lachen kon ont-
cna fufpeiU' houden,toen ik defe grote" vergadering zag, die defe man,min.
(iduScoia- jjjhicn geenfins quaat, met grote arbeit te zamen vergadert
heeft, om te bewijfen dat de kinderen de ^^'bedrijvelijke kennis van God
hebben, terwij lz.y in hrm moeders lighaam z^ijn ; als of hy in defer voe-
«nu^iis Dei. gen treffely k tegen my ftreed. Ten tweeden^ dat ik ook nooit ge-
X Dcttrn ^ffc hcb ^ dat men God moet entliennen , of dat hy ons kan bedriegen , of
dat men van alle dmgen moet twijfelen, of dat men alle geloof >' aan de finnen
€fe .ibru-rah' afz^eggen en weigeren moet , of dat de droom niet van '/ waken t^onderfchei-
dentsy of diergelijke dingen,die door d'onkundige lafteraars my
fomtijts voorgeworpen zijn : dat ik alle defe duigen met zeer
uitgedrukte woorden heb verworpen, en meezeer krachtige,ja
ik
Jt Arwn en-
W Coim'.io
R. Des-Cartes Amiechnrngen, 351
ik dar zeggen met krachtiger bewijsredenen, dan zy van iemant
voor my weerlegt waren,wederlegt heb. En op dat ik ditbeqiia-
melijker tn krachtiglijkcr zou doen, zo heb ik in't begin mijner
a Bedenkingen alle dele dingen ^'als twijffelachtig voorgeftelt ,
die niet van my eerfl gevonden , maar van dc Skeptifchen alreê b r4„^«4;»
overlang « verbreid waren. Maar wat is ongerechtiger, dan aan '^J^:-^'^*- ^
enig Schry ver gevoelens toe te fchrijven, die hy alleenlyk do^^^LX'^*
«met dit gemerk verhaalt, opdathy hen wederleggen zou ? cf<,/„r.
Wat is f wanfchikkelijker , als te verdichten, ten minflen in die f i^^ctu^
tijt, in de welke defe valfche gevoelens voorgeftelt , en noch
niet wederlegt worden , dat men hens voortleert , en dat dies.sjjj^^«»»f«?*
halven de geen , die de ^ bewijsredenen der godverloghenaars h£jrr!!i7he^_
by brengt, '1 een tijdelijk^godverloghenaar ts ? Wat is kinderlijker,als "ZIh'^"^
te zeggen , indien hy ondertuHchen fterft , eer hy ' z^ijn verhoopte i Sua i,,
^f/(7^/«^gefchreven of gevonden heeft, dat hy een godverloghe-^'""^^''^''*
naar lal llerven , en dat hy, ^ tot een voorgang , een fchadelijke amcj.
lering, geleert heeft ? en dat men geen c^uaat moet doen , op dateer goet ^'"^ •
uitkpomt,cn diergelijke dingen? Iemant fal millchien zeggen dat
ik defe ^ valfche gevoelens niet als van anderen, maar als de mij- J
nen, bygebracht heb. Maar wat doet'cr dit toe l vermits ik in^"^'^'**'
't zelve boek,in 't welk ik hen heb bygebracht, hen alle weder-
legt heb. Ja men kan uit «"de naam en opfchrift van't boek zelf
verllaandat ik " zeer verre ben van daar aan te geloven,, vermits ui'ianeaiit^
daar 'm° betogmgen van Gods wefentl) Inheit belooft worden. Is'er iemant o tJ^^o».
zo dwaas , dat hy acht dat de geen die zodanig een bock maakt
niet weet,terwijl hy d'eerfle bladen daar af fchriift,wat hy aan- ^f/J
genomen heeft inde volgende bladen te betogen? Ik heb defe
tegenwerpingen als de mijne voorge{lelt,om de llijl der beden-
kingen, die ik de bequaamfte geoordeelt heb om de redenen te
verklaren , zulks vereifcht. En indien defe reden aan onfe be*
rifpers niet voldoet , zo wilde ik wel weten wat zy van de heili-
ge Schrift 5 by de welk geen menfchelijke fchrifccn te vergelij-
ken zijn.zullen zeggen^ls zy daar in enige dingen {icn,die men-
niet recht verftaan kan , 't en zy men ondcrflclt dat zy als vaa
bofe menfchen , of ten minllen van anderen , dan van de heilige
Geeft, of van de Profeten , gefegt zijn : gely k defcn, in't twee-
de hooftdeel van de Prediker : Wt niet beter t"* eten en te drmken , en
aan mtjn zetelde goederen van mijn arbeit te tonen ? en dn is van Gods hant.
Wie zal z.0 z^welgen.en in v^ellaflen overvloejen.als ikj en in't volgende
hooftdeel : Ik^ M in mijn hm van de kinderen der menj chengejegt da^
God:
352 R. Des-Cartês Amncekcnïngen,
Codbenfal beproeven, en den heeften gel)k^ tonen te mfen, Dteshalven
don der gang van de menf :h en de beeflen is een, en hebben beide een voor^
waarde» Geljk^de menfch Jlerft , zo ft erven ook,, ademeu alle g^lij-
kel}k 'y cn de menfch heeft niets meer , dan een beeft, en zo voort. Ge-
loven zy dat de heilige Geeft daar aan ons leert dat men zijn
buik moet toegeeven , in vveelden over te vlocjcn , en dat onfe
zielen niet meer onflerffelyk zijn , dan die van dc beeflen ? Ik
acht dat zy niet zo ontfinnig zijn. Maarzy behoren ook niet tc
lafleren dat ik in 't fchrijven niet dcfc ^achterkoufigheit heb
gebruikt , die nooit van enige andere fchry vers, jaook niet van
de heilige Geeft, waargenomen zijn.
Eindelyk, en ^/^r^fVw vermaan ik de Schryver defer boek-
eS'v^'' jes dat ik nooit gefchrevcn heb dat Godmet alUenlyky onilzemigljl^,
\ unul'^i' ^^^^ flelliglyk. d^mwerk^ende oorfauk^van ftch genoemt moet wor-
citmj^t. den ; gely k hy 'in d'achtfte zijde van zijn lefte boekje zeer roe-
kelooflelyk verfekert. Men onderfock, lees en deurlees mijn
fchriftcn; men fiil'er noit iets diergclyk in vinden, maar't geen,
dat heel ftrijdig is. Aan alle de genen, die of mijn fchriftengele-
fen, of enige kennis van my hebben, of die my ten minften niet
heel zot achten te wefen, isklarelyk bekent dat ik zeer verre
van zodanigc ^ gcdrochtcn van ge voelcns vervreemt ben. En
i!ko^ii4, ' dieshalvenbenik zeer verwondert van wat het ^ooggemerlc
defer lafteraars mag wefen. Want indien zy den menfchen wil-
len vroed maken dat ik defe dingen gefchreven heb, van welken
geheellyk het tegendeel in mijn fchriften gevonden word , zo
behoren zy eerft te bevorderen dat al 't gecn.'t welk ik in't ligt
gegeven heb, onderdrukt , en ook uit de geheugenis der gencr,
die't alreê gelefen hebben, gewifcht wierd; want zo hing als zy
dit niet doen , zijn zy aan fich zeiven hinderlyker , dan aan my.
Ik ben ook verwondert van dat zy tegen my , die hen noit ge-
tergt , en nimmer beledigt heb, maar die mifichien, zozy my
tergen, zou konnen befchadigen , met zo grote bitterheiten
naerftighcit invaren , en ondertuftchen niets tegen veel ande-
l ^r^Pu ' ^^"^^ "lering in gehele boeken wederlegt , en hen
i^n.ui.a.u als hneskcbollenen «onbefuisden, of roekelofen belacht heb-
ben. Ik wil echter niets hier by voegen,om hen van't voornee-
men, dat zy hebben , van my door hun boekjes te beftrijden , af
te trekken; ik ziegaerne dat zy my zo hoogachten. Maar ik
wcnfch hen ondertuflchen gcfontheit.
Dii gcjchrcvcn t^Eginoiit in Hdlnnt , vi^t einde van
ti'intcrmMnt > in ^tjAar 16^7.
ZEVEN-
3?5
ZEVENDE
TEGENWERPINGEN,
MET
D'Aaiitekeningen van de Schryver:
O F
REDE NERING
VAN
eerfle Wijsle^eerte,
M YN Heer,
^y^"^ ^ vraagt my naar veel dingen, aangaande dit nicu ^ Be- ^
m leed van't ware te zoeken, en begeert niet allecnlyk dat
\ "Tf ik daar op antwoorden ü\\ , maar ^'dringt my ookftant- b/"//.«»«r
B vaftelyk daar toe.Ik fal echter zwijgen, en niet gehoor-
zamen , 't en zy gy te voren dit aan my toegellaan hebt , dat wy
onz <^ gemoed gantfchclyk in defe gehele ^* Redenering van de d v.fcrta^
fenen «afleiden , die van defe zaak iets gefchrevcn , of gefegt 0"^/,^,,,^^^
ebben , en ik voeg'er by dat gy uw ^ vragen zo g fielt , dat gy isJJiZ'^
niet fchijnt ^ t'eiffchen wat zy gevoelt hebben , en * hoedanig , t^^C"*
of met wat uitgang, en met recht of onrecht. Maargy , als of i ^'<"»n'«''.
niemant van defe dingen iets gevoelt , gefchre ven , of gefegt
had , vraagt alleenlyk naar die dingen , in de welken gy, ^rnkmi mecu;'
bedenken befich zijnde, en enig ^nieu Beleed, vanfich inde[^;j^,,^,^/^^
Wijsbegeerte t'oefFenen , zoekende, enige zwarigheit , zo nov^ i^bthf».
't fchijnt , zult vinden ; op dat wy in defer voegen de waarheit 'il'^t';^,,
nafpeurcn , en zo nafpeuren , dat wy de wetten van de vrient-
fchap en "eerbiedigheit tot degeleerde lieden « ongekreukt en „ oo/.rv.n.
ongequetft mogen behouden. Dewijl gy my p toeknikt, en
zulks belooft , zo flü ik ook op uw s begeerten en tockaikking ZHZf
antwoorden. Dieshalvcn, p^««««.
Yy
A A N-
Zevende. Te gemv er pingen , en Antwoorden,
A A N T E E K E N I N G E N.
a Dz/ir/..- G y vraagt my naar veel dingen. Tom ik, dez.e ^ Redenering van A
irLi vf -^^^f^ Schryver omfangen had , na dat ik, vieriglyk had ^ verfocht dat
c Koxar*e. hy ^[ geen , \velk,hy , gelyk^ik^hoorde, op mijn "Bedenkingen van d'eer^
t^^^dfluma ! ^^''js^s geert e had gefc breven j of in 't licht zou brengen , of ten
fhiiofophin. minften aan my zenden , om dat by d'andere e Tegenwerpin-
tübjtaiones. ggj^ ^ felve Bedenkingen van anderen gedaan, te voegen,
i DtjicrMtif. iljiiet weigeren defe ^ %edenermg hier by te fielten , en ook. niet tmjffe-
len van dat ik de geen ben , die hy hier aanfpreekt ; fchoon my warelyk, niet
g Meihe lm heugt dat t/^ oit aan hem gevraagt heb wat hy van mijn S Beleed om '/ wart
"^IIhTxJ' ' te Z.OC ken gevoelde. Integendeel^ toen ik^over anderhalf jaar z^ekere^ Re~
h veiiuiiiu dentwtfi , van hem tegen my gef :hreven , gef en had, in *t welk ik^oor deel-
de dat hy de waar heit niet T^ocht , maar my 't geen, ^t welk^ik, noitgefchre-
i ^ifjinicu, ^^jj ^ noch gedacht had, ^ op te dichten, en aan teplakX^n , hebtkntetgc-
vemfi voortaan te geloven dat aPt geen , ^twelb^van hem alleen komen
k Sonet.v^ » g^^^ antwoort waerdig z.oh we/ en. Maar dewijl hj fich in een ^ Ge-
1 Dochtna, broedcr/chap heeft begeven , dat om fijn igeleertheit en ^ godvruchtigheit
m i'ui-i^* vermaart is , en welkj leden alle zoodanig aan malkander gevoegt zjjn, dat
r>^ppro'j..- feUen'iemant van hen iets doet i *t wetl\,niet van alle ^goetgekent word;
Tinftanter ^0 bekcn dat tkjiiet alleenlykbegeen , maar ook, ° f^antvafliglyk^ aange-
*''^i{cietv drongen heb ^ dat enigen van htm P Gebroederfchap fich verontwaerdiqen
' " " * ƒ mdan mtjn f ihriften t' onder foe ken, en 'r geen, dat daar in van de waar heit
t; MuMtm^ q ,DcrvYeemt was , my aan te wijz^en. Ikjoeb ookyeel redenen by gebracht ,
om de welken ikyerhaopte dat dn niet aan my gewei^ert z^ott worden. Ik,
vermaande ook^dat , om defe hoop , ik al 't geen, 't welk namaals of
r Socitm. van defe Schryver, of van iemant anders van 't felvc ^ Gebroe-
sorwiones. dcrfchap , van mijn ^ gevoelens sefchrevenwierd > ^zeerhoo^r
^,E>:doiufi'iou achten, en niet twijftelen dat dit, wiens naam het ook
llnffiJm voerde , niet van hem alleen, maar van veel " uit de gelcertften
.!mV«r en wijften van 't fclve Gebroederfchap , gemaakt , onderfocht
\^X!iU' verbetert fou zijn , en dat het dicshalven geen gekijf, geen
u,.>.r. bedroch , geen y lafteringen , en geen ^ onnut geplap , maar
jlÏÏv;/Tr''* alleenlyk feer bcftandige en vafte redenen in fich zou hebben ,
2 !.o:!!uuii<u en dat uit die * bewijsredenen , de welken men met recht tegen
a"'7^^«M^». my inbrengen kan, . geen daarin achtergelaten zou.wefcn: ja
zo , dat ik vertroudc dat ik door dit enig gefchrift van alle mijn
b Srrores,
dolingen verloft zou worden; en dat, zo iets van 't geen,
't welk ik in'c licht gebracht heb , daar in niet wederlegt was,
zulks
Zevende Tegen'iverpmgen , en ^ntmorden, 355:
zulks van niemant zou konnen wederlegt worden , maar dat il;
achten zou dat'et geheel waar cn zeker was. Ik^z.oH dies halven nu
dit alles van defe T^denering oordelen , en geloven dat z.y door '/ kvcl a Dtlfenau*,
van gehele Gehoederfchap g$f ^breven was , z.o tk^ TLekerlyk^ mji dat b ^mcvu,
z.) geen gekijf -i geen bedroch^geen lufleringeny en geen onnut geklap infich
begreep. tJHaar zeker , dewijl ^er enigen in zjjn , tlo acht ik^t ongeoor-
loft , te vermoeden dat falkj van z.o heilige mannen voortgekomen is, 8n
dewijl ik^in dcfe fa.^kjvijyt c oordeel met vertropt , z.o fal ik, hier'^ oprechte- c ludidum^
lyk.en getromvel)'\feggen wat ''er my af dunkt , niet op dat de letter enig^ '!a\lTuC ^
Jins wtjn woorden z.9U geloven , maar alleenlyk, om aan hem gele gentheit , c mihi
van de waarheit t"^ onder foek en, te geven, viucainr.
B Ik fal echter zwijgen, en z.o voorts Onfe ^ Schryver belooft ^iiryf^«tw.
dat hy ntemams gefchrift z.-il beflrijden , maar alleenlyk^ op 't geen, dat tk^s^impugnA-
van hem verf icht heb , antwoorden. Ik_ echter noit iets van hem ver-
focht , ja ook^ de man noit gefprokcn , of ge f en ; en hy ^^fmeed het geen , Co"'po>*it.
't welk^ hy vemfi d^t "^^'f^ hem verfoek > ten meefiendeel ait de woorden , . ^. .
die in mijn » Bedenkingen gefchreven z.ijn : in voegen dat kjaarblijkelyk^ü L^/
dat die alleen van hem beft re den worden. D"* oor faken , om de wel ken lyy het ^. ^.^^
tegendeel ^ verdicht , z.ijn miffohien ' eerlyk^en godvruchtig. Maar tk. ka» 1 :-io>ü/u 'as
met anders vermoeden , dan dat hy gelooft dat'^et „, in def ?r voegen aan hem f^J'r^^^ ^ ^
vrijer fal ftaan 'tgeen > dat hem lujl, my " op te dichten , om dat hy my uit n -'tf"xcrc*
mijn ƒ ihriften niet van leugenen kan beftrajfen , ƒ :hoon hy belijd dat hy hen ƒ''^/■'^i'"*■
niet " befirijdy en daar by , om aan zjjn Isz^ers geen \^ gelegentheit^van die p ow^t/r»,
t* onderfoeken te geven , die hy aan hen geven z.oh , z.o hy daar af fpraky en
om dat hy my liever 7io *l onervaren en ^ wanfchtkkelyk ^vil ^ befchrijven , J I^t»."'
dat hy hen van lezjn van alle de gefchrift en , die oit van my voort gelip- ^ ^^hrcrt.
mcnxjjny wU^affchrik^ken, Bm poogt hy door ziekere ^ g^rijns y mt de\^!'frZr'
y^jinkj^en en brokken mijner 'Bedenkingen x qftalyk^te z.amen gelapt , mijn "^Jf^J-^""/*
aangejtcht niet te dekkfn, maar v lelijk^ te maken. Maar ik fal def ? grijns ditaiionnm!'
aftrekken, en wechwerpen; zo om dat tkniet tot het ambacht van toonneeU ^J^"''
fpeelen gewent ben, als ook^om dat"* et hier , daar ikjnet een geeft elykman , fDéformttrf,
en dit noch in een ernftige zaakje gefchtl heb, weinig betamen zou.
Yy ^
EER.
^iS Zevende Tegemmf'mgen, e» Antmorde»^
EERSTE 'GESCHIL.
ya.An&<in» b Of, en
^miu. Qp ^'^^^ ''g^tw^ffelde voor valfch
moet houden.
GY vraagt voor eerfl of deze wet, van 'twaretefoeke»,
wettig is, te weten, Dat het geen, 't welk ook de ^ minfte
^^maiiom. twijffcling heeft, voor valfch te houden is. Omaanut'ant-
woorden heb ik enige dingen aan u te vragen. I. Wat dit, De
minfle twijffcling, is: 11. Watdit, Voor valfch te houden.
III. Hoe verre voor valfch te houden. Wat de t wij fFeline aan-
gaat, ö .
cp.r.^r.. [EERSTE 'AFDEELING.]
LV;m7/1T Wat de ^min/Ie twyffel'wg is.
g Minimum, Wat ïs dit ff Minflc ? Ik fal u, fegt gy , met veel dingen niec
ophouden. Dit heeft enige twijfFeHng,van't welk ik kan twijf-
h^ n./.fca. fclenof'tis, dan of 't^ dus gehouden word , zeker niet roekc-
looilelyk; maar om krachtige redenen. Wyders, dit heeft eni-C
ic/rr^^w, ge twijfFcIing, ' omtrent het welk ik , fchoon 't klaar aan my
jc G,n,^. fchijnt , van enige quade ^ geleigeell bedrogen word , die my
m !Jm7' ^ befpotten,en door fijn ^ liften en " bedriegerijen te " weeo-
r aihlta. brengen , dat het geen, 'c welk p warclyk valfch is, klaar cn ze-
l£rJ ker Ichijnr. 't Eerlle heeft niet weinig twijftelings : het twede
li iXf/l wel iets , maar de minfte , doch echter genoech dat 'et twiif-
i/:.v.;/>;./..,;.fciachtig gcnocmtword, en is. Begeert gy een voorbeek ^
^coiores. Dat'er aarde cnhcmel is, eadat'er* verwen zijn 5 dat^ycen
Vtl'.vü- ""P""' ^^'"^ ^'^^ ' ^^J'^ " twijffelachti|e din-
J.nJ. van tecrfte geflacht. Maar van ^t twede geflacht znn de-
fen: Tweeën drie maken vijf ^ en 't geheel is groter dan zijn
deel, cn diergelijke dingen.
^JÜZl^L ^^^^"^^U Teer trefi^elyk. Maar, indien 't dus is, ik bid u, wat Hil
X ir^^mune. dan 't geen zijn, dat w enige twijflehng heeft? Wat fiil x vry van
yjjfct JC, ^^^g wezen , de welke van defe y liftige geleigeeft gefpan-
2^J^^»-'"#'''''iien word. Niets, zegt gy, geheel niets , totdat wyfekerlyk,D
K/:'l*/ü4,en uicde ^ fekerfte beginfeien van d'Oyernatuurku.ndc gevon-
den
Zevende Tegeniver pingen ^ en Ant-ivoor den,
den hebben dat God is, en niet bedriegen kan : op dat dit d'eni-
gc wet zy. Als men dit niet weet, namelyk Of'ereen Godü^enof
hy is, ofhy een bedrieger k^an wef in , z.o dmkt my met dat men oit van entg
ander ding volkomelykj^eker k^n z.tjn. En zeker, indien ik (om hier
mijn * geeft ganfchelykte '^bekennen j niet weet dat'cr ecir^ .\fc»s;-
God, en een waarachtig God is, die defe quade*' geleigeeft be- cvl^i'^x"^''*
dwingt, zofalikaltijt konnen cn behoren te vrefen dat men ^^«r""
my bedriegen , en 't valfche onder de ^ fchijn van 't ware , als e sptJUi
Idaar en zeker , voorliouden fal. Maar als ik ^grondclyk verfta y^'*
dat God is, en dat hy niet kan bedrogen worden , noch bedrie-
gen, en dat dieshalven niet kan wefen dat een è geleigeeft my in: s ^^'"'^t
die dingen bedriegt , die ik ^ klarelyk en onderfcheidelijk ver- u curi
fta, zo fal ik, indien 'er zodanige dingen zijn , feggen dat, zo ik
iets klarelyk en onderfcheidelyk bevat, dit waar en zeker is, in
voegen dar dan dit de regel van 't ware en zekere is. Dn alles, dat
ik feer kjarelyk^en onderf ihetdelyk bevat , is waar. Ik fal niets wyder
vragen. Ik koom tot het tvvcde, en
[TWEEDE »AFDEELING]
IPat voor valfch te houden is, .
Gy zegt heel bcvalliglyk , Dewijl het twijffclachtig is
dat gy ogen, hooft , en lighaam hebt, en dit dieshalven
voor vallch geacht moet worden, zo wilde ik wel van u we-
ten wat dit is, voor valfch t'achten, ofte geloven en te fcg-
ecn dat ik ogen, hooft of lighaam heb, valfch is? ofte ge-
loven , en ^ gehectlyk^een ftnjdige zJjde kjefende , te feggen , Ik heb j^/^'j^^"^^
geen ogen , hooft of lighaam , of, om met ecawoort te fpre- 'ir.irium
Dkcn , Hcti tegengeftelde van 't geen , dat twijftclachtig is , te ['o'Jifi*»
geloven, feggen, of ftellen ? Gy fcgt dit fclve. Wel. Maar ik
wilde noch wel dat gy antwoordde, 't Is niet zeker dat twee en
drie vijf maken : fal ik dan geloven, en ftellen tweeën drie
maken geen vijf. Geloof 'et, fegt gy, en ftcPct. Ik ga al voort,
'cis niet zeker dat ik, terwijl ik defe dingen fpreek, waak,.,
en niet droom. Zal ik dan dus geloven, en feggen: terv/ijl ik
fpreek, waak ik niet, maar droom. Gelooft 't, zegtgy, en
fpreek't. Ik fil'er , om niet ^ laftig te wezen , dit noch voor m -Wa/^M; •
lefte by voegen : 't Is niet zeker dat het geen , 't welk den
» twijffeleiide,('t zy hy waakt of droomt)klaar cafeker fchijnts "
Y.y 5 zeker.
3 5^ 8 Zevende tegenmrftngen , en Anf^voorden.
zeker cn klaar is. Zal ik dan geloven en zeggen : 't Geen , dat
i^CUrum & (jen twijflPclcnde ( 't zy hy waakt of droomt ) ^ klaar en zeker
ceruuT,. ^ js j^jej. i^iaar cn zeker , maar duifier en valfch ? waarom
^'^'J^''""'''* t wijffel tgy? Gy kont met meer i dan hillyk,is y aan uw^ mntreuwen
c indiiiiirc ^tocgeeven. Is nooit aan u , gelyk wel aan veel anderen , gebeurt
dat aan een dromende de dingen , die men fcdert twijffelachtig
en valfch bevond , zeker en klaar fchenen ? zieker , nimmer volkp-
mentl)\ op de dingen ^ die ons tenminjien eens bedrogen hebben , te be-
t^tmrum trouwen , is d^aart van voorjichtigheit. Maar , zegt gy , daar is ^ een p
"^"'Diiri ^^"^^^^^ ï'C'^Gi'i der dingen, die volkomentlykfl zeker zijn. Defen
' zijn zodanig , dat zy ook den dromenden , of « fporelofcn , niet
twijffelachtig konncn fchijnen. Spreek in ernll: , ik bid u, die
defe dingen , ten hoogden zeker , dus verdicht , dat zy ook den
dromenden of finneloien , niet twijffelachtig konnen fchijnen.
f Rk/;<-«/a. Welken zijn defe dingen. Maar indien de dingen,die ^"belache-
%^\u'efa>n. lyk CH ^ wiinfchikkcly k zijn, den dromenden, en den genen, die
\Snmmè ^' niet wel by hun finnen zijn, fomtijts zeker , jasten hoogfte
zeker fchijnen , waarom zullen dan de dingen , die zeker , en
ten hoogfle zeker zijn , niet valfch en twijfl:elachtig fchijnen?
Ik heb een gekent , die , in zijn ilaap de klok vier uren flaan ho-
le .Abf^rdiuu i-ende , dus telde : Een, een, eeii, een , en om defe ^ wanfchik-
x'Sinm'^, kelykheit, die hy met zijn ^gemoed bevatte , uitriep : Hoe,
't uurwerk doolt, het heeft viermaal een uurgeflagen. Enzc-
X^//'"^* ^^^^ j wat is zo wanfchikkelyk en vreemt van reden , 't welk
n'Dtiirtu. aaneen dromende en "zinnelofe nietinde geeflkan komen?
't v/clkdcgeca , die droomt, niet goetkent , gelooft, enfich
verblijdjals van iets,dat hy zeer treffelyk gevonden en bedacht
heeft ? Zeker , om niet wyder tegen u te twiften , gy zult noit
« zjf^tim. weeg brengen dat ik defe " reden y 't Geen, 't welk den twijf-
felende , 't zy hy droomt of waakt , zeker fchijnt , is zeker , en
pfundawm- zo zeker, dat het als tot de Pgrontvefl van enige i wetenfchap ,
q7a>«//..', van dc 'zckerfle en«aaukcurigfle O vernatuurkundige , ge-
\J^Snf' ^^.^^^ worden ; dat ik, zeg ik, defe reden zo zeker houd, als
Ltru &M' (lic j twee en drie maken vijf j noch min zo zeker , dat niemant
TgTiuu ^^^.^i"'^^^"'g^"skantwijffeleR, en hierin vanenig quade ^ge-
Icigeefl bedrogen worden. Ik vrees echter niet dat , fchoon ik
t Pervkax, my hicr in volitandig betoon , iemant my daarom' hardnekkig
ILf.'' houden. Ik fal dieshal ven " naar uw bevel dus zeggen : 't Is
niet zeker dat dit zeker is , 't welk den geen zeker fchijnt , die
jtwijfi'dt of hy waakt of droomt. Dicshalven , \ geen 't welk
den
Zevende Tegenwerpingen, en Antmorden, 3 59
den twijiïelende , 'tzy hy waakt of droomt, zeker fchijnt,
kan, ja moet als valfch geacht worden, cn is warelykvoor
valfch te houden j of zeker, indien gy een andere regel hebt ,
die befonder voor u is, gelief die aan my mede te delen. Ik
koom tot het darde , en
[DARDE AF DEEL ING.]
Hoe verre het voor valfch te hou-
den is.
Ik vraag dan , dewijl't niet zeker fchijnt dat twee en drie vijf
maken , en dev;^ijl ik uit de voorgaande regel moet geloven en
zeggen dat tweeën drie geen vijf maken , of ik dit altijt zoda-
nig moet geloven , dat ik my ^overreed dat dit niet anders kan aTcrM}
wefen , en dat dit zeker is. Gy zijt over dcfc mijn vraag ver-
wondert : 't is my geen wonder , dewijl ik zelf daar over ver-
wondert ben. 't Is echter nootwendigdatgy antwoord, indien
gy antwoort van my verwacht. Wilt gy dat ik dit, twee cn drie
maken geen vijf , zeker fal houden ? ofvviltgy dat dit aan alle
zeker fal wefen cn fchijnen , ja zo zeker , dat het van de liften
des quade ^geleigeefts veilig zy ? hgenm^
Gyfpotmetmy, zultgy zeggen. Maar hoe kan dit in een
menfch , die wel by zijn verftant is , komen ?
Wat dan ? lal het twijffclachtig cn onfceker zijn , gelyk dit ,
twee en drie maken vijf? Indien 't zo is , en indien dit , twee en
drie maken geen vijf, twijfFclachtigis , zo fal ik geloven , en c^x/^^/wtf;
= naar u*v bevel zeggen, dat dit valfch is , en dieshal ven het te-
gendeel voorbrengen, en dus ftellcn, Tweeën drie maken vijf.
ik fal my in d'andere dingen op gelijke wijfe drngcn : En om
dat'etniet zeker fchijnt dat'erenig lighaaai is , zo fal ik zeg-
gen , Daar is geen lighaam : cn om dat dit , Daar is geen lig-
haam , niet zd^er is, zo fal ik,^^ geheelly k een ftrijdige zijde ki'e- ^,
fende , zeggen , Daar is enig lighaam 3 en dus fal 'er te gelyk een
lighaam wefen en niet wefen.
P Zois't, zegtgy. Enditistwijffclen, rontom tcdrajen , te
gaan , weer te keren , dit cn dat te beveftigen cn t'ontkennen ,
\verkdoen, en weer t'ontdoen.
Zeker, treffclyk : maar wat fal ik doen , omdedingen, die
twijffelachtig zijn,te gebruiken?.wat met dit, twee en drie ma-
ken
'niitats
iiitiu in
contrArtHta
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
\
3 60 Zevende 7egemveYpin^en , en Antmorcien,
aT<,;M«.''ee ken vijf? enookmetdit, daar is enig lighaam ? ^ zal ik 't flel-
ttnnci.bi\ icn, of ontkennen ?
Gy zult 'et, zegt gy , niet (lellen , noch ontkennen , en geen
b'^w.. ^^^'^ ^^^^^ gebruiken , maar beide als valfch houden , en van de
c^a.^ni .dingen, die dus waggelen , niets verwachten, dari't geen,
Avn.jfim, j.^- ook «waggelig, twijfFelachtig en onfeekcr is.
Dewijl 'qr niets overig is om te vragen, zo falik ^ op mijn
'Jj^'^^jJ'; beurt antwoorden, als ik een <^kort begrijp van uw leer ge-
maakt heb. I.Wy mogen van alle, en voornamelyk van de
lllus'!""" ^^toff^^^lykc dingen twijfFelen, te weten zo lang , als wy geen
z^lTcnfio. andere grontvellen hebben, dan de genen, diewy tot noch
toe hebben gehad. II. Iets voor valfch te houden, is, zijn
stoeftemming hier van, als van iets, dat opcntlyk valfch is , h af
con. te houden,cn, ' geheelly k een ftrijdigc zijde kiefende,zijn waan
trarm^a ^laaraf, alsvalfch en i^inbeeldig, verdichten. III. 'cGeen^
)^ imaiina. dat t w ij ffckch tig is , moet zo verre valfch gehouden worden ,
dat des zelfs tegengc{lelde ook twijfelachtig is , en voor valfch
gehouden word.
Aanteekeningen.
J/JS,^'* ^"^^ '^haamt T^ijn van dat ^ al te naerjlig was , en veel woorden
befleedde in alle de dmgen aan te tekenen , die hier byna met mijn woorden
uitgedrukt z^ijn , en die ik, echter niet voor de mijnen k^en, Maartk^ver-
'TJrc^'Zm'f'^^^^'' ds l^^^rs dat z.y aan' t geen gedenken, Uwelk^tk^in
"""'jii ^ '^'■^^ ^^^^^ ' "^^^ ^^^^ tweede en darde " Bedenkingen , en in
•rta»./. derfclvcr ° Jnhout ge fc breven heb. Wam z.y fullen bevmden dat byna alle
oSyopfi:, de dingen i die men hier heeft , daar uit wel genomen zjjn t maar dat x^y
qS^tu. ^-0^ verwart, ^ gewrongen, en qmlyk^verkjaartvoorgeflelt worden , dat,
t Mnu ^^^^'^^^^^y ^''^^^P^ datfeerwelmet
mZ'!""' dereden' overeenjlemt, i.y echtsr hiér ten meeftendechfeerwanfchihke^
s-^n>fHr.'iii^f lyk^fchijnen,
7f \rfheri. ^^V' ^^^^^^ ^ ^'^^^ " * ^^^'^ ^'""^^ '^'^^ ^'^"^ ^^^A^ BedenkingC
vmu g^^^g^ de dmgen , die wy noch met kUrclyk^genoech t dear-
L/.Zr ^'^''^ ' ''^'i^'^ fnvjfclen , om krachtige en vooi^cdnchte rc^
w' JHeuphy dencn : namelyk om dat daar alUenlyl;^van defe " opper/ie twijjfelmgge-
x'^ifypoLylt. y 'diegelykik^dikwijlsgefegt heb , u' overnatHmliimdig bo-
vengcioojfelyk^, en gcenfms dienjligis om tot het gebruj/^des levens aange^
went te worden , cn tot de welke men aVt geen , dat ook het minfte vermoe-
den aatibrengen k^^n, voer reden , die \r ach tig genoech ts , aauneem.en
moet.
Zevende Tegenwerpingen, en Antwoorden. iG\
moet, Maardefevrient, en goede man brengt haar hier ly tot ecavoorke/t
derdmgen, van de tvelken ikg^fegt heb dat men om krachtige redenm
magtwijfelen. Of' er een aarde ts , of ik^een hghaam heb , endieruelijhe
dmgen, opd.n z.ijnlez.€rs , dtevan defe ^ Overnatmrl^mdige tmjfeli?]. 7.;. .
gen niets weten ^ oordelen zouden dat ^'metgczont van harf enen ben, '^i^^!^
aJs z.y die ^ tot het gebrtiik^ des levens toepaffen. '
p Niets , zegt gy , geheel niets. Ik heh in vevfcheide plaat fcn ge. ^^^cr.ul"''*
mechverhl.ian ^mmllienundit ^ Niets verftaan ^foet worden : te we^l^f/''^''"*
ten zodanig, dat, als wj enige waarhett merken, die wy zeer kj are l)\'^'^'^'''''"'' ^
begrijpen , wy van haar nm konnen twijffckn j maar als wj { geljk^di^.
wtjls gebeurt ) mei dns op haar pnerken , fchoonwy ^ herdenken dat wv te ^:,\UcorcUti,
voren veel waarheden dns deurgefien hebben , zo is ""ergeen , van de welk» '
vv/ met met recht mogen twijffclen , als wy du alles met weten , '/ welk^ xvy
kUrclyk, begrijpen waar te wefen. Maar dcfe hj.taukeim.ie man ver- ^^^^rdurr,
flaatdit ^ Niets zodanig, dat hy hierom, dittkjens gj:fe^ heb dat'er'ti'!^''"*'^"
niets is , van 't welkjnen niet twijfelen k^n , nameljl^wd'cerfte 1 'Beden-
kjng, inde welke ik'"" snderfieldc dat ii met op iets merkte, 'nv^/-{ m iwl'^iX
kjarelykj" bevatte , be fluit dat tkm dc volgende dingen mets zeker kan ken- « r^raycrc'
nen; als of deredenen , die wy fomtijts hebben , omvan enigdm^e twijf-
felen^ niet ^wettigen krachtigziya , zo zy niet bewijfen^dat men aliijt^ ^'v''^'*
van de f üve zaakjnoet twijfelen. '^''•"^•'^
E Het P tegengeftelde van 'tgeen, dat twijfFelachtig is;te .o-elo- p Owofitum
ven , zeggen, of ftellen. Ter plaats, daar ikgefegt heb dat mentueen " "^-'"^ °
'twelk^tmjffelachtigis, een tijt lang voor valfch moet honden, ofnehV'''''''"'"^'
vdfch verwerpen, hebtk.zo kiarelyl^verklaart , dat alleenlyk^verfla ,
dat men , om de 'l waarheden , die ' overnattirirbjindiglyk, zeker zijn, ton- q Ver?,'cf
derfoeken en na tefpenren , hetgeen , dat twijfetachttg is , met hoger moet 'f^^''^P''y-
achten dan *tgesn , datgeheellyk^valfch ü , dat 'er ^ memant vangefondet^n^o/un^
harffenen is , die mijn woorden anders fchijnt te Iipnnen ver kluiten t en dat
njemantmyknnopdickendatikhet Uegengeftelde van't geen , dat twiif- ,9^.on,H^
felachtigis heb willen geloven, voornamllyk, gelykctn weini. daarna '^^^^^^
-^r^Mn ''r^^'^^^'S^'.^^^'^l' '''^ "overreed dat dit niet an-ur./.:..
ders kan wefen, en dat dit zeker is ; niemam , zea ten hy''*
flchmetfchaamt voor een ywiftgier gehoiiM te worden. En hoewel dit c.v^u..
leftentetvan onfe Schryver beveftigt , rj^aaralleenlyl^twijffclachti.7 voor^'"''
geflelt word , zo verwonder tk, my echter, dat zo heilig een man hier
m d'ergfte » achterklappers heeft wdlcn volgen , die dt^wijls h geen , ^ 7),rr4ff<,.
'/ welk, zy van anderen gelooft willen hebben , zo vertellen , dat zy ,
daar by voegende dat zy 't zélve n met geloven , >' onbejïyajfelyker U- y
^ 2i Daar
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
^62 Zevende Tegcnwrpmgen, en Antivoorden,
, SHmmi Daar is een andere reden der dingen , die ^ volkomcntlykftp
b'ir.V/ 2.cker zijn. Dcfcn lijn zodanig, dat zy ook den dromenden of
^Mporelofen niet twijfFelacbtig kennen fchijnen. Il^iveet niet
c ^nniyCn* cioür wclke ^ ontknoping def ? f iherpfimüg^ie man dit m mijn fchnften heeft
c^/Lw/. * kofinen <i afleiden ; want "^my heuot niet dat ik,ott iets TLodanig, alwaar ''t
ooJ^in mijn droom j gedacht heb. Hy had uit mijn fchriften dit wel kon-
fCouciHdtre^ «f» ^cjltiiten : Alle 't geen , dat van iemant klarelyk, en onder fcheidelyk
g Tircipere. 8 begrepen word , is waar , fchoon defe iemant ondertujfchen kan twijffe-
^'^^ ^fh ^v^^kj of droomt , ja ook. ' indien V u dus lufl , fchoon hy droomt ,
k 'Ddirm. of fchoon hy ^ mtfmnig is: omdat men niets kjareljk^ en onder fcheide-
lyk^ kan begrijpen, van wie"* t ook. begrepen word, dat niets zoodanig is ^
nis "^t begrepen word, dat is , welk^ niet waar is, ^y\^aai dewijl de
J,,'^'"'^'^'"'" ^ voor zwicht igen alleen recht onderfcheit tuffchen "^t geen maken , datTLO
in*ncii'itur. begrepen word, en ^t geen, 't welk^ alleenlyk^ zoodanig ^fchijnt, z.o
uVidtiur, / ^-^^ verwondert van dat defe goede m^n hier ^t een voor"* t ander
I/el u('pdrcT, >- •'O
neemt»
En dit istwijfFelen, rontomte drajen, en fio voort, I\hebG
ge f egt dat men' t geen , dat twijfelachtig is , niet hoger moet achten dan
als of^tgeheellyk valfch was , opdat de denking Cenemaal daar geheel
afneweert z,ou worden , maarniet op dat men nu'' teen , en dan des felfs
O. Oicajio Cl- tegendeel , bevefligen tlou. tJMaar onf ? Schryver foekt alle ° ge Ie gent ^
' heit van tegen te f preken. Ondertujfchen is aanmerkenswaerdtg dat hy
^uZ^MhiL ^^^^ ^P '^ ^^^^^ ' daarhy z,egt dat hy een p kort begrijp van mijn leer JaL
mc4. maken > mets van de dingen my toeeigent , die hy m 'r voorgaande of
navolgende benfpt of belacht ', namelyk. op dat wy weten fouden dat
q .yfffiuxiJTc» hy defe dingen my alleenlyk. t*ii jok^^ opgedicht, en niet ^ mernfi gelooft
' heeft.
A N T W O O R X.
^L,_^, Eerfie antwoort. Indien defe « wet in ware te Toeken is , het
geen , 't welk ook de rainfte twijfFeling heeft , voor valfch te
houden; dus verdaan word: alswy nafpeuren wat zeker is,
20 behoren wygcenfins op die dingen tefleunen, de welken
niet feker zijn , of die enige twijfFeling hebben 5 zo is zy wet-
tig , door 't gebruik aangenomen , cn feer gemeen by alle
ï r:4of<^fh;^ i YV ijsbegeriger^.
Tweede antwoort. Indien de gefeide wet dus verüaan word: Als
wy nafpeuren wat fcker is , zo moeten wy alles, dat niet feker,
o/inemger wijfc twijfelachtig is, zodanig verwerpen, dat
wy
■ibiUicerf^
Zevende Tegen-iverpingen , en Antwoorden. 3 6* 5
vvy 't gcenfins gebruiken, en dieshal ven eveneens aanfchou-
Wen, als ófhcc niet was , of eerdat gcheellyk niet aanfchou-
wen, maar onz « gemoed t'cncmaal daar van h afleiden \ zo is zy i
ook wettig , veilig, en « bewandelt, ja ook van de^i leerlingen,
cn heeft met de voorgaande zo grote « genieenfchap , dat zvcSLT:.
naauwelyksdaarafverfchilt.
Darde amwoort. Indien de gefeide wet zodanig genomen
word ; Als \vy nalpeuren wat fcker is^zo moeten wy uUe twijf-
icluchtigc dingcn'zodiinig verwerpen, ^dat wy Hellen dat zy f^^f*"'*-
s in der daat niet zijn, of dat hun tegengeftelde waar is , en dat Tocf^a,.
wy dele ionderltelling als een fckere ^grontveil gebruiken , |\^' /"^'
t zy wy die, 'niet w^clcntlyk zijnde , gebruiken, of op der fcU kF^JX'"*
ver'" niet \vcfentlykhcit (leunen j zo iszy onwettig, bedriege-ï'-r|;^'^v_
iyk, en Hrijdig tegen de goede Wijsbegeerte , als de gene , die ihJèr'"'
enige- twijffeling, en iets onfckcr " onderftclt, om 't ware en fe-;",t;;j/'''
kere na te fpeurcn , of die als Icker 't geen onder ftclt , dat op s^^ppo^^r,.
verfcheide wijfen kan wefcn, namelyk dat de dingen, die twijf. " t!/'!''^'"
telachtig zijn, niet p met der daat 1 wcfentlyk zijn, fchoon 'tgc- 1>
Ichieden kan dat zy wefentlyk zijn.
FierdeaniwooYt. De geen, die defe wet, hier even te voren ver-
Haan, wilde gebruiken om 't ware en zekerste foeken,f Uil ver-r ifo-.cumö-
lorearbeit enkoflendocn, enzijntijt vergeefs verflijtcn , ^ih'l'J^^J"^''''
de geen , die 't geen, dat hy fockt, niet meer volbrennrcn fal, als £i«^^r;"y^-
5 des felfs tegengeflclde. Begeert gy een voorbeelt'? lemant
onderfoekt of hy Mighaam, ofulighamelyk kan wefen, enge-^' clrp'rcu^,
bruikt onder andere daar toe/t Is niet feker dat'er enig lighaam lll'f^^'
wefentlyk is. Ik fal dan,'' volgens de gegcvc wet, het v tegen-
deel (lellen en feggen, ^ Geen lighaam is wefentlyk. Hy fal dan l
dus hervatten : Geen lighaam is wefentlyk : Maar ik ben, Mk 'p'"'
ben wefentlyk, gelyk van elders klarclyk aan my blijkt : Ika w.,
kan dan geen lighaam wefen , zeker, treffclyk ; maar zie hoe
hy uit hetlelfdchooftdeel het tegengcilclde trekt, 't Is niet
feker , fegt hy, dat 'er enig lighaam wefentlyk is. Zo fal ik dan
ilellen , en feggen , dat 'er , volgens de wet, geen lighaam we-
fentlyk is. Maar hoedanig is dit , geen lighaam is wefentlyk ?
zek e r w i e fal d i 1 1 w ij ffel ac h t ig en O n fc k e r in a k e n ? c n !i O e ? ' t Is
al gedaan. Dit is twijffelachtig , geen lighaam is wefentlyk.
Iklal dan volgens de wet feggen , enig lighaam is wefentlyk ,
maar ik ben, en ik ben wefentlyk : zo kan ik dan lighaam we-
fen , ZO niets anders het belet. Zie hier, ik kan een lighaam, en
'/^"z^ z geen
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
3 64 Zevende Tegenmrftngen , cn Antwoorden.
geen ligbaam wefen. Heb ik genoech gedaan ? Ik vrees dat ik
nicc genoech gedaan fal hebben, zo vccl ik uit de volgende vra-
gen begrijp, bicshalven >
Aanteekbningen.
//ƒ kent hicY in de twee eerfte antwoorden al^t geenvoor goet y Hwelk^
ik^van de voorgejhlde faal^ by gebracht heb , en dat men uit mijn gefchrtf-
sTritu-rn* '^^ trekken kfin. ^JHaar hy voegt 'er by dat'et feer gemeen, en* be-
i) j^rmci, wandelt is, ja ook van de ^ leerlingen. fJM^aar hy berifpt in de twee
lefte antwoorden het geep , 't welk hy gelooft wU hebben dat tkg^fegt heb ,
c^i furduri. lj0C]vel het « ongenjmt is , dat het niet m de geeft van enig menfch , die
d ..ifiatc, gefont van verftant is, k,an komen. Zeker ^ met grote liji , op dat degenen^
tjitduuuo- die ?ni]n ^ Bedenkingen niet gele fen hebben , of met met z.o groot opmerkten
hebben gelez^en , dat z.y recht weten wat daar in begrepen is , door d'acht"
foviuicnct baarhett van def ? man bewogen zwijnde , menen f mden dat ik ^ belachelijk?
' gevoelens heb j en op dat hy aan d'' anderen , die dtt niet geloven , ten mm-
z^erfuude- jlcn^ VYoedmakcn TLOfi y dat ikjiicts by gebracht heb , welk, niet feer ge »
hJyromitu ^^^^^-^^ en ook,\\ van de leerlingen bewandelt word, Jk^wil om dit lefte
uni^n.; met twiftreedenen , en heb noit mt de ' niemvigheit mijner gevoelens lof en
\i}:,ouum P'^^i^g^f tegefideel , ik^acht hen ^ d^ om ft en van allen , om dat zjy
7,-:t.<.rnm, de hvaarachttgBen z^ijn : en ik, oejfen ?};y in geen dingmeer , als in alle
d'eenvoudigfle waarheden te vinden , die , dewijl zy onfe ^gsejlen " inge'
fjima, boren z.ijn , een ander, zo haaft als hy daar af o onderrecht word y niet
iVr.
1 (til et.
acht dat hy oit onkundig daar ingeweeft heeft. En fcker , men lichte^
o..idrmnc. lyj^ vcrftaan dat defe Schryver om geen andere oorfaak. mijn gefchriften
beft rijd , d^n om dat hy hen goet en niett acht te wefen. Want gowijfelyk, >
•p^hftirda. indien hy hen zo P ongenjmt geloofde , als hy hen verdicht , hy fou heneer
■[/^IM"" verachiens- en ver,/ wi.jgens- , dan zo lang en opgefmokt cm wederlegging
waerdin oordelen.
toppofiiHnu Zo fkl ik drdi , volgens de gcgeve wet , hét ' tegengcfleldeH
j i.:i:.dj(. /lellen en zeggen. zou welwdlen weten in welke ' tafelen hy oit de-
fe wet gefdneven.heeft gevonden : want hy heeft genoech , en meer dan ge-
noech daar af gefprokcn. ^Caar ik^ heb ook, genoech' ontkent dat zy de
mijne ts ; te weten m d'Aanteekeningen op de woorden , Het tegenge-
llclde van 't geen dat twijffel^iig is te geloven zeggen en
fiel I en. Ik, ^(^ht ook, niet dat hy bewe^h ƒ al dat zy de mijne is, zo hy daar
i Ptra^r,i- af ondervraagt word. Want hy voert my hier voor, in de darde ' afdeel'mg ^
van de dingen , die twijjfelachtig zfn , diu [prekende in : Gy zult 'et
niet Hellen 5 noch ontkennen, en geen van beiden gebruiken*,
maar
1^
Zevende Tegeniverpwgen ^ ev^ AitUvoorden, 365
ni aar beide als valfch houden . En een weinig daar na , in zjjn ^ kort ^ Sjiuim
heorijp van miya leer 4 /cjt hy d;it men behoort zijn tocdem ming van 'c 'Duéhi'
twijffclachtigc, als van 'c opcntlyk valiche, af te houden, en,"'*
geheellyk een ftrijdige zydc kiefendc , zijn waan daar af als
valfch en inbecldig t;e verdichten ; hwvlk, gehedlyl^anders is , als
het tegengeftelde te ftellen en te zeggen : te weten z.odanig , dat
dit tegengeftelde voor waar gehouden word , gelyk^hy hier b onderjielt. En h Suj>]Joneret
alsik^, md^eerjie^ Bedenking, gefegt heb dat ikjvdde voor eentijt pogen cjiudttum^
mj het tegendeel der dingen , die ik^ te voren roekeloojfeljk^ gelooft had ,
vroed temaken , TLohebikJ^er terjiont aangevoegt d.a ik^dit wilde y op[i^,yff
dat ik^y na dat mijn ^ vooroordelen gerechtelj k^tegen malkander opgewogen ^ ^'r^tyidUia^
en geëvenaart zijn , niet meer naar V een , dan naar 't ander ^zoh hellen^ , (TroptmU-
maar niet op dat ik een van beide voor waar zon nemen, en dit als de f-qront- ,
n t r <-t I n II ;;/ ;;" tHncLimai'
vejt van een wetenjchap , die ten hoogsten zeiler tSyjicllen , gel)\hy eldsrs tu.^/chnna
ook^h blaetert. Ik^wilde dieshalven wel weten \ met wat voorneemen hy zijn {"'^^^^[/J'/Jl*
wet bygtbrachi heeft : Is om dat hy haar my opdichten zou j zo is hy met i i^«o infii^
vroom en opreeht : want uit het geen ^ dut ge f egt is ^ blijkt dat hy wel wcet^"'^"*
dat^ zy de mijne niet is , om dat *et niet gef ;hieden kan dat icmant acht dat
zy heide voor valfch te houden zijn , gelyk,hy fegt dat il:^ acht en tcgely^
het ^tegengeftelde van ^ teen fielt , en fegt waar te we f en, gelyk^n^enin^^i'T'^P'»"'*
defe wet fiet. iJA€aar indien zijn gemoed oorf uik^ is van dat hy dn byge- ^ ^^^^
bracht heeft , om iets te hebben , ^ daar tegen hy fich kanten kon , zo ben ik, inlrlu^'
verwondert over de fcherpftnnigheit van zijn vernuft , dat „ niets waar- '^^
fchijnelijker of fpits vinniger bedenken kpn. I\verwonder my over ztjnni^i'n'm^i^it
' ^ ruime ttjt , om dat hy zo veel woorden aanlegt m zo p ongenjmt een ge^ }tj,fu"^'
voelen te weerleggen , dat 'et ook, «^^^ jongen van zeven jaren o oüum^
q waarf ':hijnelyk^ \an f rjoijnen. Want hier ftaat aan te merJ^en dat hy tot '*^*
noch toe mets , behalven def ? wanf :hikX^lykfle wet , beflreden heeft. Ik, 'i ProkuHiit,
ben eindelyk,verwondert over de kracht van zijn ^inbeelding , om dat hy , f ^"^"i'"'»-
dewijlhy alleenlyk^tegen dit ydelfle ^wanfchepfel , uitzijn harffenety tesdimcr^,
voorfchtjn gebracht, firijd , geheel een gelijke gang, en altijt defelve woor^
den gebruikt heeft ^ als ofhy my tot zijn tegenfirever had gehad, en my jirij---
dende voor her» hadgefien.
Zz 3
TWEE-
Eariy European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
lihilofoffh
l66 Zevenk Tegenwr finnen , m Antwoorden .
TWEEDE *G E S C H I L.
0\ het Beleed van mjsheit betrachten ^ door de ver^
werping aUer twijjfelachtige dingen , goet is.
Z Gy vraagt ten tweeden of het « Beleed van wijsbetrachten ,
l'^idic.xio,T^''''f^^ ^i^'^^ wijfehet
' OOK welen mag, twijffclachtig zijn , goet is. Indien gy dit be-
Tx^bi leed niet brcdclykcr uitfpreid en opcYibaart, zo hebt gy van
c vtpilu ^"y.Scen antwoort te verwachten. Maar gy doet'ct dus.
riur!'' " ^ ' Wijsbegeerte te betrachten , en om , zen;t o;y , <'na te
{y./n^an. fpeuren of'cr iets zeker , en ten hoogden zeker isfen wat dit is
doe Ik dus. Ik houd alle de dingen, die ik eertijts gelooft en te r
. ^4!.ucar. gcwctcn hcb, voor valfch, dewijl zy twijfelachtig en on-
ii 7v/.v.,,/,.ieekerzija, jaik ï5 verwerp hen geheellyk , en h overreed my
dat'er geen aarde , geen hemel, noch iets van't geen is , 't welk
^ ik eertijts gelooft heb in de werrclt te wefen ; ja ook geen wcr-
k^ii r^^C, zelve, noch enig lighaam, noch igecft j en , met een woört,
1 ^bd:c.tuo dat er geheel r niets is. Na dat ik defe i algemene verwerping
frSó};. l^el) gedaan, en met enen betuigt dat 'er niets is; zo vang ik
mijn V/ijsbegeerte van de gront op , en , „ haar tot mijn leids-
• rlT* nemende, fpeur liflelyk en voorfichtelyk naar'tware
jcnuu cn zekere,even als of'er een zeer machtige en liftige ^geleigeeit
was, die my in de doling wilde voeren. Dieshalven,om niet be-
drogen tc worden , zie ik nacrftiglyk rontom , en heb dit ce-
li'-^ellyl^vanrgcftelt, dat ik niets fal aanneemcn, 'twelk niet
O ^""^^''r^^^'' dat geen hftige pgcleigeefl:, hoe grote poging hy
OOK doet , my cnigdns daar in fal konnen bedriegen , ia ik zal
/:;;;fV'''^'"'yf ^^/^i^^^ 'ciatik veinstc wefen,
n^duranc. Hochooküat ik 't ontkcu. Ikdenk danik keer cn weerkeer
f ^"^'^1^ 'er iets zodanig voorkoomt , en als ik dit bekomen heb!
zo gebruik ik't als een ^ Archimedifch punt, om alle't ander
neer te werpen , en in defer voegen bekoom ik cehecllvk 't een
tspuia. zeker Uit het andere.
" ^MMu. ^ _^^^^er , zeer treffclyk , en , wat de^ fchijn aangaat,ik fil „ on-
y lieljioitfum
criiiHtia.
& öelcliroomdclyk antwoorden datdit Beleed my ^ deurluch-
i^^ rigenuurteekend fchijnt. Maar dewijl gyeen vnaaukeurige
antwoort verwacht , cn ik die niet geven kan , *t cn zy ik tc vo.
"ren door enig '^gebruik enocffcning dit uw Beleed beproef ,
Zevende Tegemirerpingen , en Antwoorden,
laat ons dcfe betrede en veilige weg ingaan. Laat ons onder-
fockcn wat eindclyk daarin is-. Endevvijl gyde bochten pa-
den cn omkceren kent, cnu lange tijt daar in gcoeffent hebt'
20 wees gy mijn leidsman. Wakkcr,rprcek. Gy zult my tot een
amedgefel, oftot een i> leerling bereid vinden. Wat beveelt '
gy ? Maar hoewel defe weg nieu , en aan my , die de d u iftern if. ^
ien met gewent ben , fchrikkelyk is , zo falik echter gaerne
toetreeden ; zo krachtelyk kan de Ichijn van't ware myc^-r^oViw;
aanlokken. Ik hoor u. Gy gebied dat ik't geen fal doen, 't welk''*
ik zien fal dat gy doet. Ik lalde voet ter plaats veilen , daarcy
d'iiwe geveft hebt. Zeker, een zeer treffelyke wijfe van te
gebieden en te geleiden. Het gaat zo't wil , ik hoor.
EERSTE ^ A F D E E L. I N G.
ly ingang tot het ' Beleed mord gropeyit.
(1 Parair/»
Gy zegt in't begin; Als ik ^d'oude dingen in m\]n'A gemoed^ ^'^^ra.
keer en weerkeer ,20 word ik eindelyk gedwongen te belijden
dat'er van't geen , 't welk ik certijts waar achtte , niets is , van
't welk men niet kan twijlFclcn , cn dit niet door roekeloos-
heit of' licht vaerdigheit , maar om ^ krachtige en voorbedach- it^ir^.
te redenen ; en dreshalven moet ik mijn ^ toellemmincr niet min
hieraf, dan van^tgecn, dat opcntlyk viilfch is , aHioudcn, zo -^ï^^^^^
ikictszekerwil vinden. Ikfaldan niet qaalyk doen., zö ik,^^/:"^"*
'"gcheellyk ecnllrijdigc zijde kiefendc, my zelf bedrieg , en ï^'--^--
verdicht dat dele «oude gevoelens vooreen tijt lang geheerj'r,/;,7
valfch en « inbceldig zijn , tot dat eindclyk , na dat mijn i' voor-"'^'^'"«'«
oordelen als tegen mallcander opgewogen en gec venaart zijn ,
voortaangeen 'ibedorve gewoonte mijn oordeel van de rechte ^ ^''''j'*'^^'
r bevatting der dingen ^ aftrekt. Ik fal dan « onderllellcn dat een TrV...
zeer bofc» geeft, die ten hoogde machtigen lilbV is , alle ziiii.^y'"""'''
naerftigheit hier 111 dar hymy bedriegen zou , |ellclt heeft. s«:.:
Ik fal achten dat de hemel, dc lucht, d'aarde, de verwen ' «l-w""-'-
^gcflalten , v klanken , en alle d'uitterlykc dingen niets anders ^ cZ";
zijn , dan ^bedriegelyke dromen, met de welken hy lagen ''Jli-'"''*
K voor mijn 'lichtgclovighcitgefpannen heeft. Ikfal my ovTr-^'-«'rfW
reden dat'er geheellyk niets in de werrelt is , geen hemel, geen 'Z'lt'"'
aarde , geen geeft , geen lighamen ; ik zeg geen w gceften, gecn/^ Cre/uutr-^,
'-'lighamen en zo voort. Dit zy dc^^ paalftccn , en de vootnuam- IcL'pÓr!^
al i^liiÉAalÉélliÉM'ii
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Hoe
^6$ Zevende Tegemverpin^en ^ en Anfii^oorden,
flc paal (leen. Ik fal my zelf aanmerken als zonder handen, zon-
a Scnf^. der ogen , zonder vleefch , zonder-bloet , zonder enige ^ zin , en
dat ik valfchelyk meen dat ik alledcfe dingen heb. Ikzalmy
hMcdiutii. hardnekkiglyk aan defe'' bedenking vafthouden.
Laat ons , zo 't u belieft , hier een weinig flilllaan , om nieu-
we adem te fcheppen. De niewigheit van .de zaak beweegt my
[mnu^ ^^^^ weinig. Gebied gy al •= 't oude a te verwerpen ?
(1 Mtaire, Ik bcvccl 't ullcs , zcgtgy. . L
Alles ? de geen , diealle^ zegt, zondert niet uit.
Alles , voegt gy'cr by.
Zeker, ongaerne: ik fal 't echter doen. Maar dit is zeer
cjnscmc.^ zwaar , en , om ^ openhartiglyk te fprcken , ik doe dit niet ion-
fScrHi>f.iuu f fchroom ; en mdien gy my niet hier af vrymaakt , zo vrees
g ^ditM. j[. ^jefe oi^fc u ingang niet naar wenfch gelukken fal. G y be-
lijd dat al't oude twijffclachtig is , en, gelyk gy zegt , belijd het
gedwongen. Zult gy dan lijden dat ditgewelt myookopge-M
1) Conati, drongen , dat ik ook gedwongen belijd ? Ik bid u , wat heeft
i"iwiones u gedvv^ongcn ? Ik heb nu terflont uit u gchoort dat het * krach -
ri/ril'f tige en voorbedachte redenen geweeft hebben. Maar welken
zijn dandcfcn ? Indien zy krachtig zijn, waarom verwerpt gy
kT/f«,f ƒ,.. i^j^j^ behoud hen niet? Indien zy twiifïelachtiff, en ^ vol
van twjjftehngenzijn, door welkgewelt konnenzyu dwm-
pVvm'I. ^ ft?-nn,zcgt gy, voor alle de werrelt bloot. Ik ben gewent
defeu, als llingcraars , voor uit te zenden , om de ftrijt te begin-
n? Senf:,t. ^iQu ; tc wetcn , onfc zinnen bedriegen ons fomtijts : wy dro-
,..w«//i men fomtijts: " enio^cn Taaskallen Éy wijlen ; en zy eelovcn
terdum, t gccH tc zicn , dat zy gecnlins licn , en 't welk nergens is.
^'liuülrl *^ Hebt gy gedaan? Dewijl gy p krachtige en voorbedachte
\-nLicu& 'redenen belooft heb, zo hcbik2ulken,diczeker , en van alle
vucuut^é twijffclingvry zijn, verwacht, te weten zodanig , gelyk uw
q udu. H rechtfnoer , dat wy nu gebruiken, vcreifcht , zo « naaukeurig,
I ^iu^vMu. j^^^ ., | |,, |>]^,^j5^^^v tVvHjffcling verwerpt. Maar zijn
defe uwen zodanig ? zijn zy geen zuivere twijfFelingen , en al-
s SenfM. leenly k vermoedens ? De « Hnncn bedriegen ons fomtijts. Wy
^d!lr»us[' dromen fomtijts. 'Enigen raaskallen. Van waar hebt gy dit
zekerlyk , en zonder enige twijflcling ? Uit defe uw regcl.,.dic
M^Smmvi'c' g y 1 1 i j t i n 1 1 a n d e n hebt : IV y moeten " ten hoogUen tocjien dat wj met
iets als iwiar aamicemen , welk^wy met kjjmten Icwijfen waaf te wcf m :
Of heeft 'er enige tijtgewceil , mdewelkgy zekerlyk zcide:
De
Zevende Tegenwerpingen, en Antwoorden. 569
De-' finnen bedrieo;cn mynu zonder twiifFf-1 ? Tir.Tr^o».
Avarclyk; Ik droom .u,; Ik droomde ^In fJS^ "?o " .ïn " ^
fc .3 knu,k,I„nig cn meen: l,c. gc.„ ce z^^f ^ ' 1 ^«"«^-r'
hy hcgt n,ct ? Ind.cn gy zege dut 'er defe tijt gcvvcc% heeft zo
ziehoegy 't bcwijll. Jafietocdacdcfcquadc%dc"eef dw o ■
aan gy gedacht hebt, u millchicn niet bedrog'en h?efc M-^' "
zeker, tistcvreleiidat, terwijl gy nu, als icts krachti-'en
, ^ gclcigecll u met de vinger nawijft, en ede
Nzozeker yk? wy dromen fomtijts. Ofliebtgy, naar uw wet
dusbyubefloten en geilek? 'tis niet gehexl zeker d t onfê
Sdro"or "''f'^''''"^''r^'^^^^^^^^ '^^^^^y fcmuiitshcbb!;'
fl AM ; " '^'^ men ehen lomtijts fgeraaskalt hebben. fz,„,„^,.
Ik ül dan dus zeggen en Hellen : De finnen bedriegen ons nim -
mer, wyuromennunmer, sniemant raaskalt. -w™.,,,,,.
Maar , zegt gy, ik twijftei. r.,;
Hier IS mijn '■fchroom. Ik, mijn voeten toefettendc heb de , o ,
lykdetwijffehngen verdwijnelyk zijn; en dieshalvenheb ,k
ontfien hard te drukken. Ik twijffel. "neoiK
Ik twijftei zodanig, zegt gy. Twijffelen is genoech 'tls"e
noech , zo gy zegt , ik weet niet of ik waak of flaao Ik w?ef
met ofde zinnen my bedriegen. ' iK weet
'Met verlof, ik zeg dat my dit niet genoech is. en kan rrp -t
^S?"'V,'l'"^'''';°^Sydusbefluit:!kweet. e\5
Oof droom. Ik droom dan fomtijts. Wat dan, zo gy nimnxer vvit
hv,fni ""l''?^^"'^'^ geleigeclludaar af bevrijd, om dat k?-"
tifr^i 7, gy droomt, cn dat -v fora-"'*""»'-
tijts bedrogen word, fchoon dit geenfins gêfchied ? ''CeWf
my , federt dat gydefe gcleigeeft hebt ingcvoe?t en m i^-I i „
hiertoe krachtige en voorbedachte redenerbyge'bmcht ièb^^
gy een quade geeft ingevoert , van de welk gy n"ct t„et'l ebt
Wat dan,zo dele liftige aan u alles als twijffbh^ti^ en" vrlcc: . •
lend voorftek,rchoon het vftft en zeker is,en dit m Se di^vnor ' ^J"""'
neemen dat, alsgy alles „ verworpenzult hebbL, hy u ïnkt in VJu""
een ftede gracht zou floten? Zult gy niet voorfichtiSi Lêr
doen, zo gy , eer u zelf o verwe'pt , aan u een zekere wet voor- „ m ,
ftclt,naar de welke 't geen,dat men verwerpen fal.wel vcrwor-
A aa
pen
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
3 70 Zevende Tè gember pingen , en Antwoorden.
pen fiil zijn ? Zeker, dele algemene verwerping aller oude din-p
gen is een grote faak , en van 't hoogfle belang : en indien gy
naar mywik luifleren , zo rultgy met uw denkingen te raad
gaan, om u ernflelyk te beraden.
aT/.M i^uo. Maar , fegt gy , ik kan niet ^ meer , dan redelyk is, aan mijn
c f^fl/tlr,? i) wantrouwen ^ toegeven, en ik weet dat hier uit geen gevaar
of doling fal volgen.
Wat legt gy, ik weet ? is dit fekerlyk , en buiten alle twijf-Q^
fcling , op dat ten minftcn defe overblijffelen van zo groot een
fchipbreuk der Waarheit ten toon gehangen fouden worden ?
"^ïf °P ^^^y ^ Sy "ieuwe ^ Wijsbegeerte openbaart , en
r^^^ir"' uw gedachten e op aanhang veft , die met goude letters aan uw
drumpel gefchreven fou worden , Ik kan niet meer , dan rede-
lyk is , aan mijn wantrouwen toegeven j op dat, zeg ik , men
^^ 'Jnifur, ^dengenen, die in dit uw geheim lullen ingaan , gebieden zou
gïvJ/W.'f^ dit oude, twee en drie maken vijf, afteleggen, maar dit te
behouden , Ik kan niet meer, dan redelyk , aan mijn wantrou-
wen toegeven ? En indien aan een leerling gebeurt dat hy tc-
genmort, en dit als met de tanden verfcheurt, Gebied men
my dit oude , dat van niemant oit in twijffel getrokken is, twe
en drie maken vijf, af te leggen, om dat gefchieden kan dat
h Ccuius. gj^jg h gcleigeeft my bedriegt , en gebied men my dit twijfFel-
}T/.i< achtige, dat zo verwarden hakig is. Ik kan niet * meer , danR
redelyk is, aan mijn '^wantrouwen toegeven, te behouden,
als of defe geleigeell: my daar in niet bedriegen kon ? Wat Tuk
gyfeggcn? fult gy ditaan my te wecgbrengen , dat ik nu niet
vrees , dat ik niet fchroom, cn dat ik niet van defe quade gelei-
geelt vcrvaert ben. Zeker, fchoon gy my met de hand, en mets
uw woort verfekert , zo kan ik echter niet fondcrfeer grote
vrees van al te groot wantrouwen , dit oude en my byna inge-
i ^nnmtn. borcu vcrwcrpcn , cn als valfch afhvceren. ^ 't Bewijs fluit wel
m!w,pK/. en i*echt in Barbara. Wyders, ik ben m iets , uit lighaam en ziel
n cT.r vni'.i* bellaande ; en, indien men " uit gelaat en woorden gilfen kan ,
^ zo zijt gy felf , die u aan d'andercn voor een leidsman uitgeeft,
cn defe weg veiligt maakt , niet vry van defe vrees. Handel
openhartiglyk en oprechtiglyk , gflyk gy gewent zijt. KontT
nMc'irc. gy Ibnder fchroom dit oude ^verwerpen, Ik heb een p klaar
V'hfi,n{f7. onderfcheidedenkbeelt van God? of dit. Al 'tgeen, 'tvvelk
cjTmi>^rf,ik klarclyk en onderfchcidelyk n bevat, is waar? of dit, Tey
denken , gevoed te worden, cn te bemerken behoren geenfins
\
Zevende Tegen'nfeYpingen y en Antwoorden, 371
tot het lighaam , maar tot de « geeft? Waar toe meer andere iA/^«/.
dingen b van defe flachopgchaalt? Ik vraag hier ernftclyk naj ^^idienut,
antwoord, ik bid u. Kont gydit, ^ in 't uitgaan uit d'oudej j;,^^*.
Wijsbegeerte , en in 't ingaan in de nieuwe uitfchudden , uit- ^"M'-f^
trekken, en als vals af zweeren , ik meen ^ van harten ? en met a ex anmu
een oprecht gemoed ? of fult gy heden het tegendeel feggen en
ftellen , Ik heb nu geen klaar en onderfcheide « denkbeelt van f<j^^;;;^';»-
God ? Ik heb tot nu toe t'onrecht gelooft dat ^gevoed te wor- ^5v//Z*
den, g te denken, en Hc bemerken geenfins tot het lighaam , '.^j;;;;;;;^*
maar tot de ' geeft behoorde ? Maar ó my , die niet aan mijn kProco/itu7?u
^ voornemen gedenk I wat heb ik gedaan? Ik heb in 't begin my
geheel aan u tot een ' medegezel of leerling" overgegeven, en ncommnufi.
liet ik blijf in d'ingang" vreesachtig en hardnekkig. Vergeef pf'"'"*'"
my , ik heb grotelyks gezondigt , en alleenlyk de p geringhert p T^mim
van mijn vernuft beproeft. Ik , alle vrees ter zijde zettende ,
behoorde my onbcfchroomdely k in de ^ duifternis der verwer- q caiiioaK
ping te begeven : maar ' ik ben fchoorvoetig geweeft , en heb
llilgeftaan. Ik fal 't vergclden,zo gy my vcrfchoont, en't geen,
dat qualyk gedaan is , met een grote en milde * vryraaking en Iff^l''^"^"
verlating van alle 't oude geheellyk uitwillchen. Ik fal al't«M«i«^./.
oude verwerpen en afzweeren. Neem niet qualyk dat ik de
hemel ofd'aardc, die gy wilt dat 'er niet is, niet tot getuigen
roep. Daar is geheel niets, niets. Welaan , ga voor , ik volg.
Zeker gy toont u gehantfaam,cn meegaande. Gy fait niet wei*
geren dus voor te gaan.
Aanteekeningen.
Die ik te voren geweten heb , dewijl zy twijffelachtig zijn.
lH;'y?^//^itfygeweten heb, -z/ööy ik geacht heb te weten. Daaris
^ftrydigheh tujfchm dewoorden geweten heb , en twijfFclachtig zijn; f^f]"'''''"'''''
V wclk^ hy echter [onder twijjfel niet bemerkt heeft. Doch men moet hem
dit niet tot boosheit aantijgen ; vpant hy z.oh '/ at$ders niet tlo lichtelyk^
aangeraakt en overgelopen ^ maar ^ verdichtende dat defe fhydigheitM^^^iiif^^-
van my voortgekomen was , haar met veel woorden ^ omgefolt en bcfireden J^^f
hebben. "i^T'*
K Ikzeggeen'^geeften, geen ylighamen. Hyz.egtdit, opdat hyl^'^-ii^;^,,,^
daar na lano en vee) ^ blaeten en f nappen fon^ om dat ikj^n '/ begm , toen ^W''^"»
%k_ ^ onderhielde dat de natmtrvan de menjchelijke geeft noch met kJaar Irunui'lumA^
genoechaanmy bekent was, hem onder de twijf duchtige dingen g^fdt'^'*^^^^^^
A a a 2 hebi '*
■
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuestLLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
. Zevende Tegenwerpingen , en Antwoerdem
aiu<,^«< ^^^ J r/}:inr dat il^, hemerkende dat het ^dmg, *t wdk, denkt , niet kjtfp
hNon'cx,Jie^^ ^^^^ u^^/fw///^ wcfin , cft dit <^ denkend dmg met de naam van geefl
rr. noemende , daar na gefegt heb dat de geeft e wefentlyk ^ ' als of if^ had
'Vergeten dat te vooren het [elfde had omkeni , toen de geeft voor
«ï'^vXr/ ^^^^ ' ^'^^ onbekent aan my was , nam s en als of tk geacht had dat
ik, defe dingen , die toen ontkende , om dat zjj onbekent aan my waren ,
voor eeuwig moe ft ontkennen, enalsof'tnietgejchieden kpn dat fe-
f O /Mt» ^^^^ klaarhlijkelyk en zieker aan my f ouden worden. Ook^ü aan te mer-
"eltuZ , ^-^^ hy overal de Uwijffelmg en fekerheit aanmerkt niet als g toepaffm-
fo^m£r '^^^ ^^^^ ^^""^ ^voorwerpen, maar als ' eigenfchappen der
voi'rT"' voorwerpen , die eeuwig daar aan gehecht blyven , en dit z.odamrr , dat
iTropfuL ^^^c^^^f ' 'f^velk^wyeenstwijfelachttghebbengekent, noit zieker {an wor-
inui^Ho. den? ''twelk^alleenlyk^z.ijn goctheit , en met z.ijn boosheit, toegeëigend
^«'«^ moet worden.
^wiT' ^jf'^'^f^^^ ^^^'^^'^ruchteloofely^op'twoort^ Alks, gei^^^^^
iv..\th,\ voren op '/ woort m Niets.
Huu.r.. gedwongen belijd ? /// ""/pst hier even vruchteloo/felykM.
met het woort gedwongen. Defe redenen, diefehentw^felachtigzijn,
en dieshalven met behouden moeten worden , z^ijn krachtig genoech om ons
0 T.//,«rf, twijffelen te dwingen , gelyk^alrei hier voor aangemer\tps . En z.y z,ijn
dtih'n^,m,ti»'. Zieker lyk krachtig , z^o lang wy geen anderen hebben , die , *^ met de twijf-
q V/r'-Zi^'". f^''"l ^y^^^ nemen , zieker heit aanbrengen. En dewijl ik d'eerfte p Be-
%';,r ^^^^^^^:L z^odanigen vond , hoe feer 1% oo^ q omfag , en my fel f bedacht^
xvludAe- ^0 heb i^daarom gefegt dat de genen, die ik^tot twijffelen had , rkrachtig
7urnf* z'öor^i'i/^c^^ waren, ^JHaar dit ü niet naar de ^bevattina van onfg
Schryver; want voegt 'er by , Dewijl gy krach tige eifvoorbe-
1 ^^^^^'^^ redenen belooft hebt , £o heb ik fuiken, die t zeker zijn,
verwacht , te weten zodanigcn , als uw "rechtlhoer vereifcht;
v^'Medta,io,^ls rfdit rechtvoer , 'twelkjoy verdicht , tot het geen, 'twel^in d'eerfte
N lu/crr,. w Tiedsnkmg gefegt w; kan ^ toegepaft worden. En een weinig daar na fegt
y s.u[... 7 ' ^'^^.^^ '^^ ^"^ge tijtgewcefl, in de welk gy zekcrlyk zei-
dc; Dc y zinnen bedriegen my nu fondcr twijfel; ikweetdit
* zekerlyk, en z^f^voort. Hier ziet met dat hyweér^ftrijdighcitinis,
dat wel iets ontwi^ffely^word gehouden, en dat daaraftegelyk^oo^getwijf'
feit word. M aar hy ü een goed man.
Waarom fprecktgy dan zo zekerlyk, wy dromen fomtijts.N
e ^'u''^'uuv ^"^^^ ^^^^ ^^^^^ z^onder booshett. Want ik, fpr eekgeheel niets met ver-
' ƒ f kering in d'eerfle c ^Eedenkjng , die heel vol van twijffdmg is , en uit de
welke alleen hy def ? woorden genomen heeft. M et gelijke reden heeft hy ool^
daar in konnen vinden, wy dromen nimmer, en wy dremen fomiijts^ En als
h
Zevende Tegenmrptngen ^ en Ant-ivoorden, 575 ^
hj een weïmg hier na daar by voegt-. Ik kan gchecllyk niet fien waar-
om gy dus bcfluit ; ik weet niet ofik waak of droom; Ik droom
dan 1 o m t ij ts , ^ dicht hy mj een b Redenering op, die aan hem alleen beta- ^ -^f^H'^',
melyk ^ , te weten om dat hy een goed man is. xutmïn*"
O Wacdan, zodefeliftige {geleigeeH) aan u alles als t wijffel-
achtig en ^ waggelend voorftelc , fchoon het vaft en zeker is. c^".''»^.
Hier blijkt het geen kjarelyk, , h welkjk^te voren vermaant heb , te wefen
dat hy de twijfeling en fekerhek als in de ^ voorwerpen , en niet als in onfe ob-eifa.
* denking , aanmerkt. Want hoe z.oy^ hy anders konnen ^ verdichten , dat ^ Coiiuu<^^
iets aanmy als twijfelachtig vertoont wierd , 'twell^niet twijfelachtig
maar zeker was ? dewijl hier tiit alleen, dat het ah twijfelachtig voor-
ge jl elt word , twijfelachtig word gemaakj. ^JHaar de v> geleigeejl heeft 1; ^J^wu .
mifchien hem verhindert te zien dat\r flrijdigheit in zijn woorden is, *t Is 'f"*-^'""'-
te beklagen dat def ? ^geleigeeft hem zo dikwijls m zijn ^ denkjn(T i voorkp-m ' 9<'nmu
en belet. \ob'"''"l%
^ Zeker, defe algemene verwerping aller oude dinf^en is een m^r/uaM»*
grote faak , en van 't hooglte belang. Ikheb dit genos ch vermaant f^^'i^i^U
tn 't einde van d'Antwoort op de vierde " Tegenwerpingen , en in de ^ Voor-
reden defer Bedenkingen, die tk daarom alleenlyk^aan % v beftandigBe ver- Tr'rsflZ?
nnfien, om van hen gele fen te worden , vertoont envoorgehopiden heb. i* '"i"»»
heb dit ook^zeer mtdrnkkelykgefegt in de T Redenering van Beleed , in V i^N^^-r» de
ze{iienhondertz.evcnendar$igfie jaar tn de Franfche taal uitgegeven, opde^-^ ^naUades
zefliende en zeventiende zijde j ^ daa? ik. twee sgcflachten van vernuften r in 'c \c^r-
befchreven heb, die defe i verwerping ten hoogden moeten fchmven : en in- .op-
dien mijfchien een van defe beide m onf 7 Schrj ver gevonden word , zo moet %ll^Tml
hj ztjn dolingen my met aantijgen, gemornm.
^ \V at legt gy , ik weet ? en zo voort. Als i\ gefegt heb dat my uit
def ? " verwerping geen gevaar zna ontfam, heb ik, 'er bygevoent , om dat " '^f^dicaih:
xk roen niet met doen , maar alleen] yk met kennen befich ^'^ji^t"*
was : mt het welk^ zo k^l^nelyk^bltjks dat ik. d.iar alleenlyk, van de v zedirie ^ Cogi'^cen-
wijze van weten gefprokcn heb , {die genoech u om 't leven te beflicren, tn f*iu!i^ w„
die, gelyk ii dikwijls gefegt heb , feer veel van defe z Overnatmir'^undise
wijle, daaraf hier't^gefchilis, verfchilt) dat onfe Schry ver aUeen htnlfJlX^^^^^
tn fchijnt onkptndig te kpnnsn wefen. a ^«<«///p.
R Dit twijfFelachtige,endat zo verwart en hakig is, Ik kan niet
meer, dan redelyk is , aan mijn wantrouwen toegeven. Hier is
weer b tegenfirijdigheit in de woorden. Tder weet dat de geen, die wantrout, i> T^sruinan.
zo lang als hy wantrout , en dieshalven niet bevefitgt of ontken t , van nie- ^
mant tot dolmrr oebracht k^^ worden, ja ook^nietvan defe c oeleiaeeli ^ n
van de welk echter de geen , die twee en drie te zamsn voegt ^ bedrogon
Aaa 3 i^an.
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuestLLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
(s.^ 574 Zevende Tegenmrp'm^e») en Antwoorden.
a Sx-em- k.^^^ worden , volgens a '/ vóórhelt , Vffelhj>y z^elf te voren van de geen
finm, hj gebracht heeft , die viermaal een mr telde.
hTymorin- Ik kiin iiict zondci' ^zeer grote vrees van al te groot wan-S
dTfflïZ'il trouwen c dit oude verwerpen , en zo voort. Hoewel hy hier met veel
c iw.ec vneni lyoordcn poogt ^ t^ovcrredefj , dat men niet te veel moet wantrouwen , z.o is
txi't'rjZ'uU- echter aanmerkenswaerdigdat hy ook^net deminjle ^fchijn van reden by*
*^S"f«ri ^'^^^^^^» 0^^^*^ tsbewijfen-y behalven aileenlyk^dat hy vreeji of wantrout
dat men wantrouwen moet, In "t welk weêr ^ tegen firydigheit ts j want hier
f R^pi*ivan. ^ dat hy alleen/)' l^vreefi , en niet z^e^erljk^weet dat men niet aanjich
moet wantrouwen , volgt dat hy aan zich zelf moet wantrouwen,
g Sinffcrn. Koot gy , szouder fchroom dit oude verwerpen , Ik IiebT
h'ihcvetHs ccn » klaar en ondcrfcheide denkbeclt van God? of dit, Al
ahdu-ire. gccn , 't welk ik klarelyk en ondcrfcheidelyk ^ bcvac, is
y rf^K'X»' waar ? Hy noemi dit oud , om dat hy v/eefl dat dit voor nien , en van my
Hit- , eerfi waargenomen gehouden fal worden. iJHaar ik^ fiaH hem toe, Hy
iScZpJnl* Wil ool^^ fchroom van God m inwerpen , zj^aar alleenlyk^^ ter vlucht , en
m hr°cere voorbygaan : Miffchien op dat degenen , die met weien hoe ° zorg-
x\oinier. * vuldiglj l^ik^af t geen j 'twelk tot de \' godvruchtigheit en in' t algemeen
p Puf.'J''' zed^n behoort , van dcfe »" verwerping ^ uit ge f mdert heb , achtefi
«1 Jiiarè,. zouden dat il^hem lafler. Wyders , hy Jiet met dat def ? verwerping alleen-
Ve^-cX'^'* '/^'^^ de geen behoort , die noch niet tets klarelyk.en onder feheidelyk^ « be-
t Pcrayere. grspen heeft, Gelyk^i tot een voorbeelt , de Skeptifchen , by de welken dit
gemeen is, hebben nooit tets , voor zo veel zy Skeptifchen zijn , kjarelyk^
begrepen : want indien zy iets kjarelyk^ hadden begrepen , zo zouden zy
aflaten van te twijjfelen , en van Skeptifchen te wefen. Sn dewijl ook^
\x ^bJicitlo^ naauwslykj enige anderen voor defe verwerping ooit iets klarelykbegrij'-'
w Curitu. p^.^ weten fnet defe w klaar heit t die tot ^ d'overnaTuurk.undijie ze
T'>ft>,phi/ic.t. k^erhcit vereifcht word ^ zo ts defe verwerping zeer nut voor de genen y
yj^itim y die zo klaar een kemis bonnen bevatten, en haar noch niet hebben x maar
Unr, niet voor onfe ^ Schryver , gelyk de zaak^uitwijfl , en ik^ acht dat hy fch
z ^HthQT. ^j' x^fiYgvuldiglykjnoet wachten,
OFdit , te denken , gev^oed te worden, te bemerken; bc-U
a t:«r,-«;, horeu gccnlins tot het Mighaam , maar tot de ^ geeft ? Hy ver-^
A:'2u;i9- ^■'^^^^ ^^/^ woorden ah de mijnen , en te gelyk.zo zeiler , dat zy van nic^
uis.^ mant in twijffeUetrokken\onnen worden. Daar is echter niets merkelijk
c! i^ïr't;«.* ke^^f^ mipi-^ Bedenkingen, dan datik.de voeding tot het hghaam alleen
f^/./i/. ^toepas, en met tot de ^ geejl y of tot dat deel van de menfch y ?>^twelk
fiu '*'*^'' denkt. Invoegen dat uit dit enige kjarelyk.bewefen word , voor eerft dat
hy geenfins wijn Bedenkingen verftaat , fchoon hy aangevangen heeft hen
ie wederleggen i en dathu ookjvalfch.is ^ te weten hieram ^ dat ikjnde
tweede
Zevende Tegemi^erfingen ^ en Antwmden, 375?
tweede Bcdenkjng , naart gevoelen van^t gemeen [prekende , de voeding a %utriU^
tot de^ z.iel'^ toenepafl heh endaar nadat hy veel dinjren voor ontwilffe-^
lyk^hofid , die niet z.onder ^ onder j oef^aangenomen moeten worden. Maar .1 Examen. '
hy heeft e'mdelyk, hterin^t emde ^z.eer waarachtiglyk bejloten, dathy in (Temf,'i2'*
alle defe dingen alkenlyk de ^geringheit van zijn vernuft s bc-
proeft heeft. -
T W E E D E ^^A F D E E L I N G.
' If ingang tot het Beleed word bereid.
Mi'thudufn,'
X Als Ik, zegt gy, al 'tóude verworpen heb, begin ik my dus
k inde Wijsbegeerte t'oeffenen : Ik ben , ik denk : Ik ben als ik
denk. Defe ^getuigenis , ik ben wefcntlyk , is nootfakclyk i Pro^nmUr ^
waar , 20 dikwijls als ik 't fpreek , of met dc " geeft bevat. we*x,/h.
Gy krijgthier , ó uitmuntend man , zeer treffelyk een Ar-n^itw, .
chimedifch punt : gyzult,zonder twijffel ,zo'tuIuft ,dewer-
rclt bewegen. Zie, alles is alreê aan 't waggelen geraakt*
Maar ik bid u , dewijl gy , zo my dunkt , alles i' tot aan de\vor'\^^dvivnM
tel afgefneden, en geheel uftgcroeit wilt hebben, op dat 'er
niets onbequaam , niets dat niet ^ te zamenhangt , en niets, dat 1
niet nootfakelyk is , in uw ' Beleed zou wefen , waarom hebt '
gy aan de ^geelt gedacht, als gyzegt metdegeeft begrijp ^s^iem.
YHebtgy niet geboden ^'t lighaam , en de geeft balling te we- tcorpuió-
fen ? Maar dit is u miftchien ontgaanj zo zwaar en kommcrlyk Z'rT"'''^'*^
is , ja ook voor d'ervarenen , de dingen gcheell y k te vergeten,
tot de welken wy van onfejongcn jaren afgewent zijn. Dies-
halven heb ik , die ruw en ongeoeffent ben , noch niets quaac
te verwachten , fchoon ik miftchien aan 't waggelen geraakte.
Alaargavoort , ikbid u.
Ik fal dan , zegt gy , bedenken wat ik ben , en wat ik my ge-
loofde te wefen , eer ik in defe " denkingen viel ; en daar na lal n Coiiuüi» ■
ik hier uit het geen wechneemen , 't welk door dc bygebrach- '["Tradfe.
te redenen ook cnigfins verfwakt kan worden , op dat dus be- * ^«^oW-
ftipttlyk alleenlyk dit blijft , 't welk zeker en onverwagge-y"^ij«af#H/ï*
Zaliku, eer ik mijn voeten binnen zet, darren vragen, «w.
y met wat mening gy , die al't oude naar een plechtelijke wij-
ie als twijfelachtig en valfch ^ verworpen hebt , dat weêr zult b *^hdic^re,
willen^befchouwen, even als of gy 'Hiit defe oude lappenen J'^f^^j^^^v
vodden
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuestLLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
37<$ Zevende "ïegcmverfingcn ^ en Antwoorden.
voddeiy ets, dat zekeren vaft is, verhoopte? Wat dan, zo
gy eertijtsqualyk van u gelooft hebt ? ja dewijl alles , dat gy
ccn weinig te voren afgelworen hebt , twijffelachtig en onfee-
kcr was , (waarom zoud gy't anders verworpen hebben ? ) hoe
fa) gefchieden dat het zelfde nu niet twijfïelachtig en onfeeker
i) i^^t'ir Of is defe ^verwerping gelyk zekere ^ Circefche genees-
mcniHm'uT. middel, ik verfwijg van loog ? Doch ik wil liever uw raat
TZ'x, w "^^^*^^^ff*^"^i"^cren. 't Gebeurt dikwijls dat de genen, die hun
ixiviuw. yj^j^-j^j^j^ jj^ koninklijke hoven , en prachtige gebouwen bren-
gen, omhcntcfien, deur de gemene achterdeuren, en niet
deur de hooftpoort, of grote deur ingaan. Ik volg ookdeur
ondcraardfchc holen , terwijl iK ondertuflchen naar waarheit
tracht.
^ Wat heb ik dan, zegt gy, te voren geacht dat ik was ? te we-
^ ten een menfch.
^^rs. Lijd hier ook dat ik my over uw ''kond verwonder, dewijl
gy , 't zekere nafpeurende , het twijffelachtige gebruikt , en,
c Mergi, om ons in 't licht te brengen , ons beveelt in de duifternis^ néér
tefinken, Gy wilt dat ik overweeg wie ik eertijts gelooft heb^
• ^iatikwas: gy wilt dat ik Mefe oude afgefletelap en vod, die
UM. alreê overlang verworpen is , weer aanneem , Ik ben menfch.
Maar wat dan, zo Pythagoras, ofiemantvan zijn leerlingen
hnaHm}"^* hier was ? Wat dan , zo hy zeide dat hy eertijts een s haan ge-
wcellhad? opdatikhierde harfTenlofen, ontfinnigen, raas-
\\TetitM, kallers en fporclofcn niet inbreng. Maargyzijt hfchranderen
''iverZfZ crvare leidsman. Gy kent de ' bochten en omwegen. Ik fal
f.ivcr.tcn éi. hoop hcbbcn.
Wat is ccn menfch , zegt gy ?
Indien gy wilt dat ik antwoord , zo laat eerfl toe dat ik
vraag. Naar welk menfch vraagt gy ? of wat vraagt gy ,
als gy vraagt wat een menfch is? zodanig een menfch, die
ik my eertijts verdichtte? die ik geloofde dat ik was, en die
jiT«4^r4- ik llcl dat ik niet ben, fcdcrtdatik, k naar uw believen , mijn
ifvrai.to verwerping gedaan heb? Indien gy naar defe vraagt , enhoe-
een ik voor my 'vormde; "'iets, uit ziel en lighaam
VmmaV tc zamcu gclct. Heb ik voldaan? Ikdenkja, om dat gy dus
(trjiortn, voortgaat.
A A K-
I
Zevende Tegemverpingen , en Antmorder»,
Aa nteekeni
3 77
N G E N.
X Begin ik my dus ^ in de Wijsbegeerte t'oefïbnen : Ik ben, ik => rw^^ffc'*-
denk, Ik ben als ik denk. Hterftaat aan te merken dat hybehiddat tk
mijn ^begm VAnftch in dc Wijsbegeme t'oefenen , of het c beoxn van enta^
vafl voor/lel te jiellen, van de kennis van eige mfemljklieit bepn ; op dat Titn!!T^^
men xvetcnfou dat hj m andere plaatfen , daar hj verdicht heeft d.it tk dit ^>*^'*'^i^ch.
van de e fiellige of bevejhgends verwerping aller txvijffdachtige dingen ge. ZilHHZ
daan heb , het tegendeel van 'tgeen , U welk^y warelykgevoeldey verzie-
km heeft. 1 k. (al hier met hj voegen hoe hy mj , dm fcherpfmmgljk van T^nnl ■
d'oeffenmgder Wijsbegeerte beginnende te handelen ^ hier invoert, ^k}enyYJ'lZl^
ik^cnk, en tlq voort. J^Cen k,an, fchoon tk,^\vijg , m alU dm mi zijn oöJI^v^'IluZ
recht i^gheit bekennen. ' .
Y Waarom hebt gy aan dc geeft gedacht , als gy fcgt met dc
geeft begrijp? Hebt gy niet geboden 't ligha^m en de geeft
balhng te wefen ? Ikheb alreë u voren gemerkt dat hy defc '^fcherpfm^ - ^rerm..
nigheden uit het woort geeft bereidde. ^Caar met de aeejl begrijp bete^ ^
kent hier niets anders , dan denken, ^n dleshalver^\^on%rftcl^oyqHahk^^Sn'P'--r^.
dat men ^gexvach van de geeft maakt y voor zooveel d^e een ^'deelvandelJZLa
menfchis. Wjders , fchoon i^'t lighaam en geeft , met alle d' andere dm^
gen^ te voren verwierp , als twijfelachtig, of noch met kl^^elyk^van myl!'f"
\bevjt, Z.0 belet dit niet henfedert weer aan te nemen , indien ''t gebeurt dat ^ ^'""^'P'"*
*k hen kjarelyk,bcvat. iJHaar onf ? Schryve^ begrijpt dit niet , om dat hy
^letsy onaffcheidelyk ^an de voorwerpen gehecht , twijfeling acht. Want,.,
hy vraagt een vsieimg daarna, hoe fal gefchieden dat het fclve , (/e-^i'^?''
mten'tgeen , '/ wejk^te voren twtjjfelachttg w^s ) nu niet meer twiif-
telachtigen onfekeris? Hy wd dattkmy felf ^plechteljk^fd o^|.n/».w
z^weeren , en ü over mijn konft verwondert y om dat ik. het ziekere nafpeu^ o%.rarc,
rende i het twijjfelachtige gebruik^ en z.o voort : als ofik tot een Pgrontveft ^"'^''j"^'',"-
van de Wijsbegeerte genomen had dat al het twijfelachtige alttit voor vals'pTx.
gebonden moet worden.
Z Gy wilt dat ik overweeg wie ik certijts gelooft heb dat ik
was: gy wiltdat ikdcfeoude qlapcn vod meer aanneem, en ,0.0
7^0 voort. Jl^fal hier een fe er gemeen voorbeelt gebruiken, om de re^t lun./..^!;
den van mijn bedrijf aan hem te verklaren , op dat hy haar voortaan""''
foti verftaan , en met darren veinfen dat hy haar met verftond. In-
dien hy by geval een mand vol appelen had , en vreefde dat enif^en van
defe appelen rottig waren y en die wech wilde nemen, op dat iy d"* an-
deren niet f ouden bederven ^ hoe fou hy dit doen? Zou hy voor eerft
hen niet alle gslyk^ m de mand ftorten , en daar tja een voor een beften
Bbb •
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuestLLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
Zevende Te gemverfmge?t ^ en Aitt woorden,
tn de genen alleen , die hy kjnde niet rottig te wef m , wcor aantaflen ,
f» m de mmd doen , en d' anderen achterlaten ? Van gelijken dan hebben
^Nunquam dc gcnen y die Jtch noit recht in de Wiisbegeerte geoeffent hebben y in hm
^faü%nu ^ g^^ft 'verfcheide c wanen, die x.yvan hm kjmsheit af hebben beginnen
b'jl/f».. * op te hopen i endteshalvenmet recht vrefen dat veel daaraf niet waar
d X"vrf- > daarom / chroomen te pogen hen van anderen af te f :hetden.
Ut lilt vrees dat 7i.y , om der z^elver vermenging^ alle onfeekerz^ullen worden.
konnen dit door geen beter middel doen y dan z,o z.y hen alle te gelyk
en eens, als onfeeker ef valfch , verwerpen j en, hen daar na een voor
een bejiende , de genen alleen weêr aangrijpen , die z.y bekennen waar en
ontwijjfelyk. tez^ijn. Dteshalven hebt^. «'^^ qualyk. in ^t begin alles ver^
worpen , en daar na bemerkende dat ik, niets z.ekerder en klaar blij keli j-
e^nodtio y^^y bekende dan ^dat ik. denkende wefentlyk, was , dit niet qnalyk^eerfl
'^trcm! ' verfekert , en eindelyk. ^^^^ na niet qualyk. gevraagt en gefocht wie ik,
eertijts gelooft heb te wefen , niet om dat ik, noch dit alles van my z^oh
geloven \ maar opdat ik » ik i^ts begreep waar te wefen , dat weêr
aanneemen i en, z.o^t valfch was , verwerpen zoff y en dat, zo^eriets
onfeeker was , ik.'^t onderfoe^daar af tot aan een ander tijt bewaren tloü,
Uier uit blijkt dan dat onfe Schryver dit wanfchtkkelyk. noemt een
konfl: van't zekere uit het onfckere te trekken , of , gelyk,
fAfrMu ^^^y f Beleed van te dromen. En* t geen , 'twelk^hy hier van
l.Ta!agra. ^Pythagoras haany en tn de twee volgende 'i^f deelingen van de-^^ge^
anderen , z.o veel de natmr van 't lighaam , en van de
z.iel aangaat , beufeit y behoort geheel niet tot de z^aak^ y dewijl ik. niet
behoorde , en ook niet wilde optellen wat anderen ooit daar af gelooft
hebben , maar alleenlyk wat my van T^elf , en door de geleide van de
natuur daar af gedacht heeft y of gemenelyk.aan anderen fcheen , *t zjy
het waar of valfch is , om dat ik,'t niet verhaalt heb dat tk^t geloveny
maar alleenlyk dat ik onderfoeken z^ou^
DARDE AFDEELING.
Wat het lighaam is.
t Wat is't lighaam, zegt gy ? Wat verfloiid ik eertijts by
lighaam.
xSit^mn'm Nccm hct ttict qualyk , » zo ik in alles omfichtig ben, en
nX'^'' overal vrees , om niet vcrftrikt te worden , dat ik vcrfoek naar
welk lighaam gy vraagt ? of naar 't geen , ^t welk ik my eer-
tijts
Zevende Tegemerpingen , en Antmorden, 379
tijts a in 't gemoed voorfteldc , dat uit zekere eigenrdinppcn ^ ^«
beflont, en ook, gdyk ik onderlid , ^ uit de vvetten van ver-CtCn.u-.
werping? Is 't qualyk gelcgt? of van iets anders , zo'er mif-^'^-
fchien iets anders kan wefen ? Want wat weetik 't ? Ik twijf-!^!^!^.!!^
fd of 'twefcn kan of niet. Indien gy naar 't eerfle vraagt , zo
fal ik lichtdyk antwoorden : By lighaam verfla ik al 't geen ,
dat bequaam is om in enige geftalte bepaalt , en in plaats om-
fchrevente worden, en dat zo ^ruimte vervult , dat hot aIIe«"ïwoJI7,7,
ander lichaam daar ^uitfluit, s met de zin word begrepen
en van een ander lighaani , 't welk het raakt, bewogen word. sxa^utre^
Daar ziet gy't eerfle , 't welk ik dus verdaan heb, dat het geen,
't welk die dingen heeft , de welken ik verhaalt heb , van my
lighaam genoemt word. Ikachtte echter niet tcrflont dateer,
bchalvendit, niets anders lighaam is, of genoemt mag wor-
den, voornamelyk dewijl 'cr noch een anderis. Ik vcrflond
by lighaam dit of dat. Anders, ik verliont niets lighaam te we-
ien, behalven dit of dat. Indien gy naar 't tweede vraagt , zo
fal ik naar 't gevoelen der Wijsbegerigcn antwoorden : want ll f;'*
gy vordert my niet zo zeer ' mijn gevoelen af, als wel ^ wat ie- /JLrwT^l
mant gevoelen kan. By lighaam verda ik al ^t geen , dat 1 be- ^vX^'
quaam is of «"in plaats omfchrecven te worden , gclyk ccnr^J.",^'!'"
Iteen; of^door plaats bepaalt te worden, ja zo, dat het " ge-
heel in dit geheel , en p geheel in yder deel is , gelyk d'ondecl- ^«:*p/,/.
lijke dingen der hoegrootheit , of van een (leen , en van dier- !nlC7,*rw
gelijke dingen , die van »■ enige niewelingen ingevoert worden, '«JcrX?
'naar de gelijkenis der Engelen , of der ondeellijke zielen,";"""'''^*''
( en zy Ieren dit niet zonder toejuighing , alwaar 't hun eige , oTousmi^
gelyk by Oviedo te zien is ; ) of in bedrijf uitgeflrekt te wor- [T r/rL^
den, gelyk een fleen ; ofdoor kracht , gelyk de voorgefeide "^'^J^J^J^''^^-
ondeeTlyke dingen , of deellyk in enig ding tc wefen , gelyk de L ^liZ'tZ'
fleen, ofondeellyk gelyk de voorverhaalde ondeellijke din-
genj of vaneen ander bewogen te worden, gelyk een {ieenV(itn"/or's,
opwaarts ; of van lich zelf, gelyk een fleen neerwaarts, of' gc- ' :^'l!"fruL
y^awaar te worden , gelyk een hont ; of te denken gel y k een lim; an^'JJ'Z'!^ '
ofin te beelden gelyk een muilpaert j of zo ik eertijts iets ge- ^■J,^;'^"'^'^'^'"
vonden heb , dat van een ander, of van fich zelf bewbgen wieVd, i ^'*emrt,
't welk gewaar wierd, inbeeldde, en dacht; ik heb dit alles,
zo 'er geen ander bdetfel was , lighaam genoemt , en noem het
noch zodanig.
Maar t'onrecht, zegt gy, en qualyk. Want ik oordeelde dat
Bbb 2, * kracht
iiiHii'
Early European Books, Copyright © 201
ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Konink
lijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
3 80 Zevc7ide Tegemverpm^en , e?^ Antwoordden,
t^VfietPfum A\mchl te hebben van fich zelf te bewegen, en ook ''van ge-
Tbiw/. waar te worden , ofte denken gcenfins tot dc natuur van't bg-
haam behoorde.
^ovutu- Oürdeeldegy ? Om dat gy zegt , ik geloof, deMenkingen
a Sc.r^« zijn vry. Maar terwijl gy dus dacht , lietgy aan ydcr zijn ^ zin
\aIuorZ''^ Ik geloof u niet zodanig te zijn, dat gy een ^oor-
wnmm, deelder aller denkingen zoud willen wefen, opdatgydefen
zoud. verwerpen , en die goetkennen : 't en waar gy miflchien
fC^non eer- f zckcrc cn gcmakkclijke regel had ; en dewijl gy gefwegeu
O libduare. hcbt , tocn gy aan ons gebood alles te s verwerpen , zo fal ik de
vryheit, van de natuur aan ons toegedaan, gebruiken. Gy oor-
deelde ecrtijts ; ik oordeelde ecrtijts : Ik dus, maar gy anders,
raiilchien beide qualykj zeker niet zonder enige twijffeling,
gy cnikeerflelyk 'M'n de toegang dit oude ^ gevoelen moe-
h In adiia. ZO gy C _
rekken. Dieshal ven , om defe twifl: niet langer voort
P^'ucZZ'tcüepcn, indien gy, '^volgens uw befondere zin, hetlighaam
)L\f,nre, w ü t ' bepal CU , gelyk in d'eerde plaats gedaan is, 20 heb ik 'er
X^^i^PZ "^^^s tegen , en neemt het van zelf aan , zo gy flechs"^ aan defe
uw bepaling denkt, dat gy in't algemeen niet alle lighamcn,
"^uJjuZ ^^^'^ï" " ^^'^^-1* fl'^ch daar af, dat gy begrijpt , befchrijft , en d'an^
deren achterlaat , die volgens het gevoelen der geleerde man-
nen, noch in gefchil ftaan, oi zy zijn , of konncn wefen ; of van
de welken men niet zekerlyk ( ten minden met diezekerheit,
daar gy naar vraagt ) kan bepalen ofzy zijn , of konnen wefen;
m voegen dat noch twijffelachtig cn oniceker is of tot hier toe
allelighaam wel of qualyk bepiuilt is. Vaar dan voort , zo'ru
inamiH- bclicfc, terwijl ik volg, en "zogacrne, als p dcgraaghcic en
i"'> - 5j. vermaak zelf: zo zeer trekt niy tiic nieu en ongchoort 9 ver-
. langen van 't zeker uit het onfecker te trekken.
Y Lu'-etixia,
A A N T E E K E N I N G E N.
Of gewaar te worden, gelyk een hont ; ofte denken gclykAa
een fim ; of in te beelden gelyk een m,.uilpaert. Hy bereirj Imct
^ -u,;*;r>4- s vfoordenjirijt , f« op dat hj te weeg ^oh brengen , dat tl^ tttjfchen de
t ^geej} en V lichaam hier m t' onrecht "'V verfchd gepeli heb , dat de gecfi
u jZ);^.rr«. ^^^^^ ^ w hghaam met , maar dat' et mtgejhel^t is , z.o z^egt hy- dat
yvcor[-fi,. al'tgeeny tweikg^waarword , inbeelden denkt ^ -van hem Ito haam ge^
y mITJsT' ^0^*^^^ word. Dathy vry v U mmlpaert , of de ^ fim noem , V hem Infi ,
enwdien hy ooit te weeg ^an brengen dat defememe namen m't gebruik^
Zevende Tegenwerpingen^ en Antwoorden, 3S1
mngenomen voorden , TLofalik^ niet weigeren hen te gebruiken. Hy heeft
ondennffchengeen reden van te berifpen dM il^de namen , die aangeno^
men zjjn , gebruik^.
VIERDE AF DEELING.
Wat de ziel is.
Wat , zegt gy, is de * ziel ? Wat verftond ik by ziel ? Ik bc- a
merkte niet wat zy was, ofik beeldde my in dat zy iets gering
of weinig was , gelyk een wint, viiur,of lucht,dat in mijn grof-
flc leden ingellort was. Ik eigende haar toe gevoed te worden^
te gaan; gewaar te worden, en denken.
Zekerjal gcnoech. Gy zult,hoop ik, lijden dat ik hier iets aan
U vraag. Als gy naar b 't gemoed vraagt, verfoekt gy 't dan van ^' -^«''^^r
onfc oude finnen , die wy eertijts daar in geloofc hebben ? <^ w»»»-
Bb Zois't,zegtgy. {flVrr^;,.
Maar acht gy dat wy wel gewaargeworden zijn , dat men dit 5^*^;;^""
uw Beleed niet behoeft ? of dat in zo grote duülcrniHcn - nie- \T/mcmu^.
'htlo/ofhf,
riji V'
re punt CS,
mant afgedwaalt is ? Zeker, de ^^gevoelcns der n Wijsbcgen'gen jj jfj;
zijn zo '^^erfcheiden en oneens in 't Huk va<n dc ' ziel , dat ik\ny Ifcn
niet genoechkan verwonderen van dat gy vcrtrout dat delè j^^'^^'"'*'
uw kond , ^ uit zo fnood een droeflcm voortgekomen , een ze- viUcVfl^e,
kcre en heilfame 1 geneesmiddel voortbrengen fal , hoewel uit J^tf*////,;*'
het vergift vaneen üang Theriakel gemaakt word. Wilt gymó/'ü
dat ik by dit uw '^^ gevoelen van de " ziel bydoe wat men daar af i! '/,"!'"^^;
gevoelen fal , of wat enigen daar af konncn " gevoelen ? Gy v opinenutr^
vraagt my niet of 't wel of qualyk is. 't Is genoech datzy dus ï^^'f'LT."
P waneujdat zy achten dat zy m door geen redenen , hoe gewich-
tig ook , ' van hun gecll vervoert en afgetrokken konnen wor- ?«4 wmcl
heit. Want dewijl 't geen , dat ^ uitgcftrckt is , dat v dricder- w^i^'^v
hande afmeeting heeft , en't welk in zekere delen deelbaar is,7J^';,,„^„^
lighaam genoemt word, en ook is, en dewijl zy in een pacrt y^^''"«'i!r'*
( om een voorbeelt by te brengen , iets uitgcllrekt , en ^ deel- 7'É!v,ji!,Ue
baar beaierken, te weten, vlecfch , been en defe i> uitterlijk<^ 3T,m,Jrl'
zam^nvoeging, 'die voor de finnen verfchijnt ; dat zy danl^x?.Z?"
vrv door 'kracht en gewicht van redenen bcfluitcn dat 'er , <^ «^«-«'"^«r^
^ Bbb 5 bchaU'"'"^'"^'^'-
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
3 82 Zevende Tegenwerpingen , en j^nimorden,
li^r^ur behalvendefezamenvocging, noch Mets inwendig is, cn dit
ïfXX" ^ee^.^'^'^^». VTrfpreid , en uitgeflrekt door famenvoeging ,
,\Exu>.fum ^drievoudig afgemeten, en ^"deelbaar, in voegen dat, als men
p,. m.;/.'^- voet affnyd, men ook enig deel van 't inwendige affnyd. Zy
e •Dimenjum vcrftaan dat een paert s te zamen gefet is ^ uit twee uitgeftrek-
fTamWf. ^^^^5 ^P' driemaal afgemeten en deelbaren , en dieshalven uic
zconflam^ tweelighamen, die, gelykzy onder malkander verfchillen ,
Vr^? ^^^^ ^e namen onderfcheiden worden j en 't een, te weten
cxW'
tfintdtnen- i 't Liitterl y k , behoud dc benaming van lighaam , maar'tan-
illL^'''"' der , dat innerlijker is , word * ziel genoemt. Wyders , wat de
k^^VJuuo gewaarwording, wat " d'inbeelding, cn wat de « denking aan-
c^r^ori'. gaat , zy achten dat dit daar in een iMnacht van gewaar te wor-
\^Sen'us '■^^^ ' ^^^^ denken, en van in tc beelden is , in de ziel beftaau-
iUma'iwaiio. dc, of in 't iuwcndig Iighaam,doch echter met enige i gemecn-
p v7]ouiiu ^chap of hebbing tot het üittcrlijke , zonder 't welk geen ^ ge-
a'. waarwording is. Anderen Tullen wat anders feggen, en verdig-
Ixt^'!!!^'.'''^^^^' Mii^n- waar toe dus nnaukeuriglyk opgefocht ? Men vind
r 6o,i!n, 'er ook , die achten dat alle zielen zodanig zijn , gelyk zy een
ti^iSr* weinig te voren fijn befchreven.
MHommci Wcch, CU vau hicr, met dit ^fnode, fcgt zy.
"yvc'oguuuo. Is fckcrlyk fnood. Maar waarom vraagt gy ? wat fult gy
aan de 'godverloghenaars doen? wat aan de " vleeflchelijke
y Me:iódHs. mcnfchcn , welkers gedachten alle zodanig in de " droeflem
lilt'imi'ira. vuilighcit vafl en gehecht zijn, dat zy , behalven 't lighaam
ru en vleefch , niets gewaar worden ? Maar gy , die door dit uwCc
^ Beleed wilt ^ vaftftellcn en ^ betogen , dat het gemoed van
& ipinrtiaiit.de mcnfch ^ onlighamelyk cn geeltelyk is, behoort geenfins
isnidcrl?* t'onderftellen, maar eer u « t'overreden dat'er tegen u ful-
I len komen , die dit fullen loghenen , cn ten minden ( al waar
^^^ui 'c lïïaai' om te twiftredencn ) dit feggen, dat gy uit my gchoort
.uq^orcum hebt. Bicshal ven, ^ verdicht dat hier een derc;cner is, die aan u,
ui:',& Mum na dat gy gevraagt heb wat o gemoed is, antwoord , gelyk hy te
TvUX' voren veihglyk gedaan heeft: 't Gemoed is iets lighamelyk,
i prmajmim dun Cn fiju , CU dcur 't uitwendig lighaam verfpreid, en ' 't be-
ï$\ui'^r S^n^el van alle gewaarwording, inbeelding en denking; in voe-
i ur/r, ■ gen dat'er drie ^ trappen zijn ^ 't Lighaam , 't Lighamely k of
jl?!7.Z«.,'t gemoed , en de Geefi:, naar welks "»wezentlykheit gevraagt
tr, Ment jijl word, Wy fullen dieshalven voortaan deze drie trappen met
m''?'"/;.„t,v,.defedrie,,benatningen uitdrukken; ^ Ligh-^^^jyi^ Gemoed, en
D K...,. Geeft. Daaris, zcirik , een, die aan u , als j^y vraa^zt , dusfal
anc-
o
Zevende Tegemverpmgen ^ en Anhvoorden, 3S}
antwoorden. Zal hy voldaan hebben ? Maar ik wil uw konfi:
niet a omwerpen. Ik volg. Ga dieshalven dus voort. ^7t*vtm
re,
Aanteekeni n gen.
Bb Zois'tjfegtgy. Hy^' voert my hier ^ en hyna op alle andere pïaatfen'^ inducitmt;
in > als aan hem TLodanige dingen antwoordende , die geheel ^ verfcheiden mTJoylIllnt
van mijn gevoelen zijn, tJHaar alle ZAjn *^ verdichtfelen te verhalen
e al te verdrtettg mfen. "l^^^^
Cc Maargy , die wilt fvaftftellen en betogen dat het c gemoed [f^'^'"'-'^'
van de menfch '^onlighamelykis , behoort geenfins dit ^ t*on- ï/""'"^'^'*'
derftcllen. Hy verdicht hier valjchelyk^dat ik, geen onder jlel , ^t welk, i ^,11^^'
ik^behoorde te^bewijfen. En op zoodanige dingen y diez,o ^ onhefchroom-lcm."''^"'
delyk^v er dicht , en met geen , of de mmjle reden bevefligt kpnnen worden,
?metmen met anders antwoorden , dan dat zyvalfch z^tjn. 11^ heb ook^\ubert.
geenjinsvan^t geen'^^ getwijlreedcnt , dat ^'lighaam, of gemoed, of aeefi ^r\T)if^ntare.
genoemtmoet worden. tSHaar il^heb twee dingen verklaart, te wetenlntZC'Xd
'tgeen, dat denkt, en'^t geen^ dat nitgejl rekt is , daar toe, ge/ykikbe-^'"'» *
wef m heb , al 't andergebracht moet worden i en tkheb met redenen aan^
gewef m dat defe dingen twee " z^elffiandigheden z.rjn , i» dadelyk.van mal- " Suhjlun».
kander onder fcheiden, Maar ik, heb d'^een van defe zelfllandrgheden^^\aiij^r
qgce/l , en d^ander ^ lighaam genoemt. Indien defe namen hem niet be-^'^'"^*"
hagen, z.o ks^n hy anderen daaraan toe eigenen-, t\fal hem niet tegen^tOrim},
fpreken.
VYFDE AFDEELINa
Vmgang in V Beleed word verzocht.
Dat is wel, zcgtgy. De ^^grontvefl: is gclukkiglyk gefegt.
tlkben,alsikdenk. Dit is zeker, ditis^'onvcrvvaggelyk. Men
moet hier voortaan opbouwen, en wcl ^^naerftiglyk toeficn
Dddatenigquadc^gelcigccfl my niet bedriegt. Ik ben. Maar wat
ben ik ? Ongetwijffclt iets van de dingen, die ik certijts y waan-
de. Ik geloofde dat ik een mcnfch was,cn dat een mcnfch *lig
haam en ziel heeft. Ben ik dan ^ lighaam ? of' gecfl ? 't lighaan
IS c uitgeflrekt , in plaats begrepen , ondeurdringclyk , aan
fchouwelyk. Is iets van defe dingen in my? Is 't 'Uiitflrek-
king ? Hoe zou die in my wefen , dewijl 'cr geen is. Ik heb
dele in't begin verworpen. ^ Is 't aangeraakt , of gefien te kon-
nca
ta.
t Ego fuT»
dam togito,
U Inconcuf'
U' Cauti,
y Cfnjcbanu
z Corpus «t*.
anima,
a Corpusi
b ^Meutt
c £xtetifiim l
loco cumprc
henfftm , «wj.
permeahtle ,
d Exteufio.
f 'e, j)oJ!( vi4»
■
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
3^4 Zevende Tegenmr pingen ^ en Antwoorden,
ncn worden ? Zeker , fchoon ik acht dat ik gcficn , en van my
^Uv-irc '^'^"ë^^'^^^^t word , zo word ik echter niet gelicn , noch aange-
* raakt. Dit is zeker aan my, fedcrt dat ik ^ verworpen heb. WatEc
dan ? Ik aanmerk, ik denk, ik keer en weerkeer. Niets koomt
voormy. Ik word moede van 't fclve te herhalen. Ikvindin
my niets van de dingen , die tot het lighaam behoren. Ik ben
gecniighaam. Ik ben echter, en beken dat ik ben i cn terwijl
ik beken dut ik ben , beken ik niets , dat des h'ghaams is. Ben
••^^*''^« ikdan i'gcell? Wat geloofde ik ccrtijts dc geelt te wcfcn ? Is^^
'cr iets vun de dingen in my ? Aciitte ik denken tot de geell te
!.*^'.!'" ^^horcn. «^Ila, ha, ikdcnk: gevonden, gevonden is 't ; Ik
jWi»i*- ben, ik denk. Ik ben terwijl ik denk. Ik ben een ^denkend
'/'«.. ^'"8- hen een geell, verllant, reJcn. Ziedaar dit uw * Be-
uaiM leed , dogr 't welk ik gelukkiglyk voorby ben geraakt. Volg
rX*.i-*. fiy. eikbidu.
£.>..ui. O gelukkige, die by namet een fpronguit zo grote dui- *
Aerniiien in 'clicht zijt geraakt I Maar, ik bid u, weiger my de
hand niet , om my, die aan 't waggelen ben geraakt, terwijl ik
uw voet Happen navolg, te (leunen, en vall te houden. Alweer
uk 't felve herhaal , maar, naar mijn maat, een wci-
!• . .elijker. Ik ben, ik denk. Maar wat ben ik? iets van
dL.:.ii_cu, dieikmyccrtijts geloofde te wefcn ? Of geloofde
k ^-r.. ik wcH Dit is onfeker. Ik heb alles, dat twijfelachtig is, ^ ver-
\iufti*m ^°^P^.">e"^^^udhctals vals. Ik heb niet wel gelooft. Cg
II,,. Ja fckcr, wc], roept gy , » zet daar uw voet vall.
^ Zal ijl ? " AlUrs waggelt. Maar wat, zo ik iets anders ben?
Gy zijt 'bleu cn vreesachtig, vocgtgy 'crby. Gyzijt"of
cl.dchantovcr-
, wiar vertrouwen.
^a'gcmocdbcn? watdan, zo ik iets
^ ^ r>f ^Ccft ziit.
Ilh
zevende Tegemverpingcfi, en Antmorden. 3 8 <;
ha, ik denk : gevonden, gevonden is't. Ik bcn.ikdcnk, ik ben
een a denkend ding. Ik ben iets lighamclyk. Ik ben een i' uit-
flrckking, ik ben iets deelbaar i ^ benamingen , welkers bete- [.7'
kenis te voren onbekcnt aan my was. Waarom word gy L^rani ' -'W"^*
en houd de geen , die voorby gegaan is, met dc hant te rug ? I k 'ft'f
heb d'ocver, en lla op de zei ve flrantjdaar gy Haat, en dit ^ door ' »/^''V'- '
behulp van u , cn van dele uw verwerping.
ivlaar qualyk, voegt gy'erby : '•'«••jï-- .'&<^-
Wat heb ik dan misdaan ?
1 i Gy hebt , (lelt gy 'er by , ccrtijts quulyk gelooft dat Denken
iets van't lighaam was.Gy had behoren te geloven dat het ^ iets f
van de geeft was.
Waarom hebt gy my Jan dit in*t begin niet vermaant? waar-
oni hebt gy, my gegord, en l)ereid /.icnde om 't oude geheellyk
ten verwerpen, niet geboden dat ik ten minllen dit behouden , : -^t/H.r,.
ja van u nemen zou , gcly k zeker " rcisgelt , Denken is iets van
de geeft? Maar • ik raad u dut gy defe gelooffprcuk voortaan'
uw ' leerlingen inllainpt , en ook dat gy hen naaukcuriglyk cn- .
derwijft dat zy dic niet met d'andere dingen , cn daar by nicc '
met dele oude gelooflpreuk. Tweeën drie maken vijf, af- u, iVl-....
ywccrcn. Hoewclik niet dar vcrlckcrcn , d.itïy u zullen gc-
lamen. •» Yder heeft zijn zin i cn gy zult weinig vinden, n
' on u zullen la:en bcrullcn , gclyk ccrtijts dc zwijgers
^oras, hierin ; Hy hetfi het ^efe^t, Wat dan, zo'cr zijn,""*
,L . ''^"^!?/ "^'^'^ afzeggen? dic inhun oud ^gevoelen o
volharden ? Wat zult gy doen ? om van d'andcrcn niet tc
iprcken . ik heb 't op u alken gemunt. Als gy belooft hebt
dat gy Pdoor kracht en gewicht van redenen tc weeg fult brcn- p *
gen datdc .jme:, ' ' ' ' • ' - ' ' ' . "
'^ccftclyk
'vk, maa;
JUWC wc
Eariy European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
^s^ Zevende l'egem.^eYpingcn j en AnUvoorden,
hoe veel zijn 'er, cn dit noch ftemmige Wijsbcgerigcn , die
willen Jat dc becilen denken , en die dieshalven achten dat dc
denking wel niet aan yder lighaam gemeen is , maar aan d'uit-
gcftrckte ziel, gelyk zy in de heeften is , en dieshalven geen
»rrff/'rirt • a eigen aandc vierde wijze van de geeft, en van 't geeftelyk
Xlcury,o '\\i ^^^^g- Wat raad met dcfen , ik bid it , als men aan hen beveelt
(p.ntna'H. dit htm gevoelen te verwierpen , om hopeloolTelyk 't uwe aan
ir'!^7m te trekken? Maar gy felf, als gydefc dingen begeert, ï'ver-
tat4, r,:im fockt gy dan geen jonft, en geen begin of aanvang? Maar waar-
vwHii>,Hr?u om krakkeefik ? Indien ik qualy k voorbygcraakt ben, wilt gy
dat ik weerkeer ?
Aanteekeningen.
Maar wat ben ik? ongetwijfFelt iets van de dingen ,, dieikDd
eert ij ts waande. Hj heeft , naar zijn gewoonte, dit, gel^\ookontellijke
andere dmgen , mj f onder enige fchijnvanwaarheit opgedicht.
Dit is zeker aan my , ledert dat ik verworpen heb. Hy dichtst
my hier weer iets op y dat valfch ü. Want iï^heh nott iets be floten , federt
dat ikverworpen heb : maar in tegendeel , ik^ heb uitdrfikXelyk.vermaant
door defe woorden ; het fal miffchien oo^ gebemen dat defe felve din"
gen, die ikonderfielmetstewefen , om dat zy by my onbek^nt zijn , noch-
ZvL ^'^^^ waarhen van de Jaakjuet ^ van defemy , die ikken, verfchillen, en
zo voort.
a Mens, £en ik dan ^ geeft ? Is valfch , dat i^ gevraagt heb , of ik, geefl^^
hen. ; wam tk had noch noit verklaart wat tl^ met de naam van geeft ver-'
■ftond: K-7aar tkheb gevraag: en onder focht of er in my iets van defe din-
genwaó , die ik^anmtjn^ ziel , te voren van my bef chreven , toegeeigent
^'''^'ïj'rum vermits il^ntet alles , dat ik aan haar Uoegepafthad, in my
rX^'^i-- i^ondi maar de dent^ng alleen, daar om hebik^fst gefegt dat ik z,iel
h'^in^é maar alleenl) keen ^ denkend ding: en aan dit denkend dmgheb th
\i',uii*chis, de mam van geeft , of'^verftant, of ^'^ reden gegeven, niet om dat ik.
k ^cfe naam tets anders , dan met de naam van denkend dmg , aahwij-
jenzoti: en hierom zou ik gevonden, gevonden is 't , uitgeroepen
) trij>'.i'J^.m\ hetben , gelykhj hierfeer ' wanfchikkjlykboert» Want tn tegendeel , ik
w i^^a-T* ^eb'^er uitdrukk^lyk by gevoegd dat defe ^ benamingen eerft aan myvan
oijnt^fii- O onbekende betekeniivcaren ; tn voegen dat men met kan tvfijffelen of tb.
^^'T'r.lc 'il^ heb vbefti-ptelyk door defe benamingen alle enlyk ^t felve verftaan , als by
n K<!s fö^^,« q denkend ding,
'i^%ifinmm. Ik hcb uict welgelooft ? ja zeker , roept gy. I^it ts weer ttetfiz
hoog-^
Zevende Tegcmver pingen , en Animordtn. 387
haonjlen valfch, Ik,hth nergens oit die dingen a ondey fielt , dU ih te vóren a Sm'»U
gelooft had waar te wefen i maar /'^ heb alleenlyk onderfocht of z.j waar
waren,
Hh Of ik lighaam of gecH; ben. Is wéér valfch , dat ihjit oit gefick
heb.
li Gy hebt, fielt gy 'erby , ecrtijts ^qiialyk gelooft dat den-
ken iets van 't lighaam was. Is ook, valfch dn tk^ ^et du bygeftelt ^.jjl^lufU
heb. Hvz^egvry^ z^ohywil^ dat het ding ^ ^t welk^denkt, beter hghaam^'"''^'°'"''
dan geefi genoemt ?mg worden. Ik^fta *t hem toe. Hy heeft om dcfe faak^ c! j^cnt.
niet tegen my , maar tegen de ^ Letterkonflenaar te Uwijlredenen . iJ^aar ^ ƒ
indien hy verdicht dat t^, ?»ct de mam van 'i geeft iets meer ^ dan met f i>:'pntar.:
din^r
de naam van ^denkenddmg, betekent heb z.o fiaatUt aan mj ^^tttont-^^^^^^^^,^^
kennen-, gelyk, een weinig daar na, als hy'er by voegt : Zo gy dit,
' Denken is iets eigen van de geeft , of van 't geheel k gccllelyk !/ï'^'«'i
en onlighamelyk ding voorilcit , en zo voort. Vcrlbekt gy yroyrt»'*
dan geen 'jonft, en geen begin of aanvang? Ik^ ontken datikjk\uih:ri.
emgfins geflelt heb dat de geeft onlighamelykjs i maar ik^ heb V eindelyk
in de zjfie "Bedenking betoogt. i'cZtl!^'
*tV trdriet my dat tk hem dik}vijls van valsheit moet overtuigen, '^y''''-'-'
Ik.fal voortaan dem de vingeren z.ien , enz^ijn overig gefpot tot aan't
einde met fiilfwijgen aanfchouwen : hoewel tk z^kerlyk. bejchaamt ben
van teften dat de E.Vader , uit al te grote lufi tot [potten^ de^ kl^icht-^f'"''*'
fchoenen aangetrokken heeft , en hier ^ met fich felf als vreesachtig y
traag y en van kjem vernuft te befchrijven^ met de rolvan Epidicus t of
^Tarmeno, ind'oude bly/peelen, maar de fnoodfle van de hedendaagfche
kluchten , die door hm zotheit tot lachen konnen verwekken . ^^^ft willen
fmvolgtn.
ZESTEpAFDEELING.
^Dlngang word weer verzocht.
Dat gaat wel , fegt gy, zo gy my kort op de hielen volgt.
Ikgehoorfaams ik lal u , voorbygegaan zijnde , indelelvc
voetftappen natreeden. Vaar weer voort.
Ik denk, zegt gy.
Ik ook.
Ik ben, voegt gy 'er by, terwijl iKidenk.
Ik ben ook, terwijlikdenk.
Maar wat ben ik 5 doet gy 'erby?
Ccc 2 Zeer
p T'.ir<igr.i.
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
5 S S Zevende T 'igeyyiv ervingen , en AntmoYden,
Zeer welen wijirclyk: wann ik vraag hier naar ; en't luft
m y mee u te feggca , wat ben ik ? Gy vaart voort , wie heb ik
a gelooft dat ik eertijts was ? Wat ^gevoelen hebjk eertijts van
iny gehad ?•
Verdubbelt niet de woorden, ik bid u; ik verfla hen genoeg.
Ach, ach, ik bid, help my . Waar fal ik mijn voeten zetten j ik
zie niet in 20 grote duifterniflen.
Volg mijn voetftappen , fegt gy. Speur met my op. Wat
heb ik my eertijts gelooft te weien.
iï'm'^oL'; ''Eertijts? heeft 'er een eertijts geweefl ? Hjeb ik certijtsKk
gelooft?
Gy doolt, voegt gy 'er by.
Maargy felf, zo 't u belieft, als gyo eertijts invoert. Ik heb
«w'c'v; al 't oude verworpen ; ook dit, eertijts heeft 'er niets geweeft,
..««M. daar is noch niets. Maar gy, 6 jonftige leidsman ! o hoewelvac
i^y my by de hant, 6 hoewel trekt gy my !
Ik den k, zegt gy, ik ben.
'tiszo. Ikdenk,ik ben. Ik heb dit, en ik heb dit enige, eii
behal ven dit enige is 'er niets, heeft 'er niets geweeft.
Ai zie, voegt gy 'er by, wat hebt gy eertijts van u gelooft?
Gy wilt, denk ik, dat ik aanwijs of ik wel vijftien dagen , of
iLZanJuT g<-^hcle maant in dit ^lecrlingfchap der verwerping deurge-
f untlutlu* bracht heb. Ik heb hier niet meer dan een uur met u verfleten,
q £vlf.> dit met zo grote^'poging van 't gemoed, dat ^ d'uitflrekking
r,,«;.*.«. des tijrs door '^d'uitbreiding van 't werk vergolden word. Ik ,
i^rarw».. hcb 'cr ccn maant , cn , zo gy 't begeert , een jaar toegeftelc.
Ziedaar, ik denk, ik ben. Daar is niets meer. Ik heb aUes ver*
worpen.
Maar gedenk, zegt gy,T)C2in u wel.
Watisdit, gedenk"? Ik denk nu wel dat ik eertijts gedacht
hcbi Maaj' heb ik geduriglyk eertijts bedacht, dar. ik nu denk
dat ik eertijts gedacht heb ?
• zimidus n. i Qy ^ijj- blodc, zcgt gy. Gy vrccfi: voor een fchaduw. Vaar
wcêr voort. Ik deuk.
Och ik ongelukkige. Dc duifterninen vermeerderen. Ik^^^
bemerk nu niet dit Ik denk, 't welk te voren klaar aaa my
icheen. Ik droom dat ik denk ; ik denk niet.
^ La/i;*» Maar>zegtgy, de g<ifi, die droomt, denkt.
v^:c, conita. Dat verlicht. Dromen is denken, en denken is dromeni
llmZ'rZ Gecnfios, zegt gy, ^ denking ftreiit fich wijder uit , dan dro-Kk
men.
Zeve?ide Tegeniverf 'mgett^ en A'atwoorckr)» 389
men. Degcen, die droomt, denkn ; doch degeen , die denkt^
droomt niet iiltijt, maar denkt ook terwijl hy wakker is.
Is 't zo niet ? maar droomt gy dit, of denkt gy 't ? Wat dan,
zo gy droomt dat denken Iich wyder uitftrekt ? ful het fich dan
wyder iiitftrekkcn ? Zeker, indien 'c my luft, ik fal dromen dat
flapen fich wyder uitftrekt, dan denken. Doch van waar hebt
• gy dat denken fich Wyder uitftrekt , indien 'er geen denken y
maar alleenlyk dromen is ? Wat dan, indien gy, zo dikwijls als
gy meent dat gy wakende denkt , niet wakende denkt , maar-
droomt dat gy wakende denkt , ja zo, dat'er dit enige, te we-
ten dromen , alleenlyk is , door welks middel gy dromen llilt
dat gy fomtijts droomt , en dat gy fomtijts wakende denkt?
Wat lult gy hier doen? Gy Twijgt. Wilt gy naar my kiiftcren?
Laat ons een andere ^ deurwading ^ opfpeuren : defe is zorge- ,
lijken ongetrou , ja zo, dat ik my niet gcnoech verwondererv^ ^
kan waarom gy dele , die te voren niet vcrfochtis , nu aan my
wilt openbaren. Vraag dieshalvcn my niet wieik my eertijts
geloofde te wefen, maar wie ik nu droom dat ik eertijts geloof-
de te wefen. Indien gy dit doet, zo fal ik antvv^oordcn. Maar op-
dat defe woorden der dromenden onfe rpdennict fouden fleu-
ren , zo fil ik woorden van wakenden gebruiken , by zo verre
gy in geheugenis houd dat denken voortaan niets anders bete-
kent, dan dromen , en dat gy niets meer in uw gedachten ftel:^
dan een dromende in zijn dromen : jaby zo verre gy dit uw
Kk"-' Beleed dus noemt, Beleed van te dyomcH, en dat dit het begrin c '''r<^.'
cn d'inhoud van deze uw konft zy : D^?/ lemant droom , om mVj^^!^-^
te hcdeneren. Ik denk dat deze raat u behaagt , om dat gy dus e s^^ma"
voortvaart. iiUu.^-rL
i-1 Wat heb ik dan te voren geacht dat ik was ?
Zie daar de fteen, aan de welk ik my een weinig te voren ge-
floten had. Aanuenmy ftaatweltoetefien, L'ijddicshalven
dat ik u vraag, waarom gy dit niet, als een ^^gcloofsfpreuk ,s '^.f''«'»'
voorlaat gaan 5 Ik ben iets vande dingen, die ik eertijts be-
looft heb te wezen, of, Ik ben dit, 't welk ik eertijts gelooft-
heb dat ik was.
Dat behoeft niet, ï^egtgy.
Zeer nodig, met verlofj of gy vermoeit u in een onnutte ats-
beit, terwijl gynafpcurt wat gy geacht hebt datgy eertijts gc-
weeft zijt. En feker , genomen dat gefchieden kon dat gy niet *
het geen zijt,'twelk gy eertijts gelooft hebt te wcfcn,gely k aaii
Ccc 3 Pytlu-
\ Methüdui
'om'iiitndi.
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
590 Zevende tegemverpngen^ en Antmorden.
Pythagoras gebeurt is, maar iets anders ; vraagt gy dan niet
vergeefs wat gy gelooft hebt dat gy eertijts geweefl zijt ?
a Maar, zegt gy, defe gelooffpreuk is oud en verworpen.
't Is v/aar,zo alles verworpen is. Maar wat zult gy doen? Gy
moet of hier liaan bly ven, of die gebruiken.
Maar, zegt gy , men moet al weer pogen ^ en een andere weg
\^jAtm t)^'proeven. Ziedaar, ik ben of ''lighaam, of «^geeft. Lighaam'?
^ Niet wyder, ikbid u. Van waar hebt gy dit, Ik ben lighaam,
of geeft , dewijl gy 't lighaam en de geeft verworpen hebt ? ja
d •Ammiif, wat dan, zo gy noch lighaam, noch geeft zijt, maar ^ <^emoed,- of
iets andcrs?'\yant wat weet ik ? wyYpeuren hier naar,en indien
ik'twift, en indien ik 't kende, zo zou ik niet dus moede wor-
den. W ant ik begeer niet dat gy achten zult dat ik my , alieen-
lyk uit vermaak van te wandelen , en een omkeer te doen , in
defégcweften, vol van duiftcrnis en fchrik , begeven heb. Een
enige hoop van 't zekere trekt my, of ftuwt my voort.
Laat ons dan, zegt gy , weer voortgaan. Ik ben of lighaam ,
cVci^iiquii c of iets geen lighaaip, of niet lighamelyk.
vcmnZy^' Gy gaat nu een andere en nieuwe weg in. Of is dit de ze-
r<«w« lierc ? é.'
't Is, zegt gy, de zekcrfte, cn de nootfakelijke.
Waarom hebt gy hem dan verworpen ? Vreefde ik dan niet
met recht dat men niets behouden zou , en dat het gefchieden
iD.f.uuu. . kon dat gy meer , dan redelyk is , aan uw ^ wantrouwen zoud
tocgccven? 'tzyzo. Dit zy zeker. Wat dan eindelyk ?
Gy vaart voort , Ben ik lighaam ? Vind ik in my iets van de
dingen, die ik eertijts geacht heb tot het lichaam te behoren ?
Ü-^^""''"" tweede aanftoot. Wy zullen zonder twijffel ons
ii oV«r4, daar tegenftoten,zo wy niet op defe ^ noortftar merken : Ik hebL I
eertijts recht van de dingen gevoelt , die tot het lighaam beho-
' ' ^^^^^ behoort tot het lighaam , dan 't geen, dat ik
mt, eertijts verftaan heb daar toe te behoren.
Waarom , zegt gy ?
Namcly k , indien gy eertijts iets achtergelaten hebt , indien
gy qualykacvoelt liebt,(wantgy zijteen menfch, en acht niets ^
menfchcly k vreemt van u } zo lal alle defe uw arbeit onnut cn
overtollig zijn, en gy zult te vrefen hebben dat aan u hetgeen
gebeuren fil, 't welk onlangs aan een boer gebeurde. Defe,
voor d'ccrfteraaal van verre een wolf ziende , was in twijftel ,
cn fpr.ik dus tot zijn Heer , een jong edelman , die hy verfclde.
Wat
I
Zevende Tegen'w er pingen , en Antwoorden. 391
Wat zie ik? zonder twijffel een bccfl. Het beweegt fich , het
gaat. Maar, wat voor een beeft ? te weten een der <>ener die ik
ken. Welken zijn dcfen ? Een os, paert, geit, ezel?' Is't e'en os?
neen; 't heeft geen hoornen. Een paert? 't heeft naauwcJyks
een ftaerts 't is't niet. Een geit ? die heeft een baert,en dit nier
'tisdangeengeit. 'cis dan een ezel, dewijl 't geen os, geeii
paert, noch geen geit is. Waarom lacht gy ? Verwacht het ein-
de van 't verhaal. Wel hoe , zeide defe jonge Heer , waarom
zou men daar niet zo wel een paert, als een ezel af konnen ma-
ken ? Wel aan dan. Is 't een os ? neen 't heeft geen hoornen,.
Is 't een ezel ? geenlins. Ik zie geen oren. Is 't een geit ? Het
heeft geen baert , 't is 't niet. ' t Is dan een paert. De boer was
door defe nieuwe ^ Ontknoping niet weinig ontfet en vcrbaafl. ^ -'i»^^Wr.
Ha, ha, riep hy, 't isgccnbcefl : want de becilen, die ik ken,
zijn ollcn, paerden,geiten, ezels, 't Is geen os, geen paert,gcen
geit, geen ezel. Hy dan, als verwinner huppelende, zeide, 't is
geen dier. Dicshalven iets geen dier. Zeker, een trcffelyk
h W ijsbegerige, niet uit c de hoge School, maar van *c vee. Wilt '^'W*
gy dat men zijn misfla^ toont ?
Ikzie'tklarelyk genoech, zcgtgy. Hy hccfc , fchoon hy 't
verfwegen heeft, t'onrecht in zijn gemoed dus gcfteJt ; Ik ken
alledieren, of Daar is geen dier , behalven degenen, dieikken.
Maar wat doet dit tot onz voorneem eh ? * diujiuicum
Zeker, daar fchijnt niets gelijker aan melk , als melk zelf.
Veins niet. Verfwijg niet het geen, dat gy in^t gemoed hebt. Is
'tnictdit, Ikken allcdcdingcn, die het lighaam aangaan , of •
konnen aangaan ? of dit , Daar is niets, dat tot het lighaam bc-
liüort, dan't geen,'t welk ik eertijts verdaan heb daar toe te be-
horen ? Maar hoe , zo gy noch niet alle dingen hebt gekent , za
gy vergeten hebt , alwaar 't maar een ; zo gy iets , dat warely k
aan 't hghaam , of aan^ 't lighamclyk ding behoort , aan de f ziel . Res c^rp..
oi ^ gecll toegeëigcnt hebt ? zo gy t'onrecht de dcnkin^ , of
de ' zin , of ^ d'inbeelding van 't lighaam , of van dc ' lighameli j-
ke ziel afgeweert en verdreven hebt ? ik fal 'cr by voe^Tcn 20 "
gy ook vermoed dat gy iets van dele dingen bedrèven ifebt of\f/^:.^
gyniet behoort de zelve uitgang te vrelx:n, te weten dat het''*
geen, 'twelk gy befluit , qualyk befloten fal zijn? Zeker,
lx:hoon gy voorttrekt , zo f il ik hier , als gy defe hinderpaal mOi>«v
niet wcchnecmt, hardnckkiglyk blijven liaan, cn niet een
voetvoortfetten.
Laat
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
392 Zevmdt Tegemerpingen \ m Antwoorden.
jLaat onsjzegt gy, weêr te rug treden,en ten darde maal d'inl
gang verfoeken. Wy zullen alle toegangen , wegen , bochten
cn omkeeren beproeven.
ll'-^M? ^ behaagt my wel,doch ^ met dit beding, dat wy de^ twijf-
c Tonder, fclachtige dingen, die voorkomen,niet allccnly k zullen ^ afnia-
i^Sdvi'* jen, maar ook ^affchrappen. Wakker, ga voor. Ik fal alles e tot
-vHm. de wortel.tocaffnijden. Tree voort.
Z E V E N D E ' A F D E E L I N G.
ïfingcïvg Qvord ten darde maal ver-
zocht.
Ik denk, zcgtgy.
Ik ontken 'r. Gy droomt dat gy denkt. Nu
Ik noem dit denken, zegt gy.
Gy noemt het qualyk. Een vijg noem ik een vijg. Gy
^droomt. Gy hebt het. Stap voort.
Ik ben, zegt gy , terwijl ik denk,
Zy. Dewijl gy dus wilt fpreken ,zo fal ik 'er niet tegefn twi-
flen.
Dit is, voegt gy'er by, zeker en klaarblijkelyk.
Ikontken't. Gy droomt alleenlyk dat het zeker en klaar-Nn
blijkclyk aan u is.
Gy blijft'erby,cnvaertdus voort, Dieshalven is't ten min-
Ücn zeker en klaarblijkelyk aan een, die droomt.
Ikontken't. Het fchijnt alleenlyk. 't Is niet.
Gy gaat dus voort : Ik twijfFel hier niet af. Ik ben hier af aan
ïw^r ï^y^e^f^J^céwuftig. De geleigeeft, fchoonhy poogde, be-
driegt my hier in nier.
ictr.f(ius. Ikontken't. Gy droomt dat gy aan u 'meêwuftigzijt, dat
gy niet twijfFclt, dat dit klaarblijkelyk aan uis. Defe twee din-
gen zijn van malkander verfcheiden. Aan de dromende (voeg
'er ook by aan de wakende) fchijnt iets zekeren klaarblijke-
lyk te wcfcn i en aan de dromende ( gelyk ook aan de waken-
kMctM. (ie) is iets zeker en klaarblijkelyk. Maar dit is i^d'eindpaal.
.Nietwydcr. Men moet een andere weg zoeken, op datwy
hier ünz.lcYcn niet ilapendc zouden verllijtcn. Wy zullen ech-
ter
Zewide Tegemverpingen ^ en Antwoorden. jpj
ter iets tocftaan, cn, om t'oogftcn, zaat inwerpen G v züt ze-
ker. Stap voort. Gyhebt'et. r • : J
Wie, zegt gy, heb ik eertijts gelooft dat ik was ?
Vanhier^certijts.Dereweg.s'-onbegankelyk.Hoedik
;t, al t oude is afgcnoten ? Gy zijt.terwijl ev denkt ^
hebikgefegt,
cn gy zijt zeker dat gy zijt terwijl gy denkt. Ik zeg twviil a y
denkt. Art voorgaande is twijffdachtig en onfeeker , en het
tegenwoordige is alleen voor u. Gy houd echter aan. Ik bemin
u , die niet in tcgenfpoet beivvijkt.
c Niets, zegt gy, is in m y, die ben, die denk,die een denkend
ding ben; mets, zeg ik, van 't geen, dat tot het lighaam, oftotM!'""^"
het^' lighamelyk ding behoort. .\K.\cor^,.
Ikontken't. Bewijs het.
Oo Sedert, zegt gy , dat ik alles verworpen heb, is 'er geen Hio-- f orv...
^aam, geen gemoed, geen gcefl,met een woort,' mets. Die"?- 1 1 '""
lialven , indien ik ben, gelyk ik zeker ben dat ik ben , zo ben ik i Ajw!*
geenhghaam, of iets lighamelyk.
O hoewel gevalt gy my,terwijl gy dus y vert, terwijl £ry ^ j-e- k K.u<,uu..
deneert, en u allengs tot 1 vorm brengt. Stap voort. WvzuI-Tf,,
len langs defe weg haaftiger een uitgang van de doolhoven vin-
den,en dewijl gy milt zijt, zo fal ik milder wcfen. Ik ontken het 'ic'\
" voorgaande , het n volgende, en het o gevolg. Word niet ver- C^.Jl^'Z!:
baaft,ikbidu. Ik ontken met zonder reden. Zie hier d'oorfa- n";-. r
ken. Ik ontken p 't gevolg, en noch te meer ; om dat gy «i op crc-
lijke wijfe dit; tegengcftclde zoud konnen tonen , in defcrvSe. ?
gen. Sedert dat ik alles verworpen heb , is'er geen ^ geeft, geen ^ ^ir---' *
« gemoed, geen " lighaam, met een woort , mets. Dieshalven ' r"""'''
indien ik ben , gelyk ik ben , zo ben ik geen x geeft. Zie daar de - ^ï^'
verrotte en wormftckige neut,welks gebreken gy uit het vol- J ^l;?,,,,.
gende zult bekennen. Overweeg ondertuflchenby uzelf of,''
gy met beter uit uw voorgaande voortaan dus zult belluiten'
i^iesnalven,indien ik ben,gelyk ik ben,zo ben ik r niets. Zeker' ^
n"^'"""^^ ^^^^y^' Scftclt geweeft , of het geftcldê 11^'
word ledert omgeworpen , door het bygebrachte bedïncr , Jn. ''i*
dien Ik ben.Ik ontken dieshalven dit voorgaande; Sedert dat ik sT
alles verworpen heb, is'er geen lighaam , geen gemoed , geen
geelt,noch iets anders, en met recht. Want indien gy alles ver-
werpt,zo verwerpt gy t'onregt alles,of gy verwerpt niet geheel
alles: want gy kon dit niet doen, dcv^ijl gy , die verwerptl'noot.
J&akelyk zelf zijt. Maar om c naaukeuriglyk t'antwoordcn , Als
Ddd gy
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuestLLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
3 94 Zevende Tegenwerpingen , en Antwoorden.
gy fcgt , Daar is niets , geen li^haam^geengee^ , geen gemoed , en zo
a Trojjofti^* voort j ZO lluit gy u fclf buiten dit uw voorllel , daar ü niets ,
en ZO voort, en gy verftaat daar is niets , en zo voort, behalven
ik , 't welk gy nootfakelyk moet doen , op dat dit uw voordel
i> Lopca. word en blijft eelvk in de ^ Redenkonft gemenelvk daar af se-
i„jim, legt word ; « alle voorftellen, in dit boek gelchreven, zijn vals;
ik lieg, en duifent andere diergelijken', die fichfelven uitflui-
ten : of gy fluit u felf ook daar in , 't welk gy niet wilt gedaan
hebben , terwijl gy verwerpt, cn terwijl gy zegt , 'DaarisnietSy
ci Prcpoftio, enzovoort. Indien gy uzelf buiten fluit, zo kan dit voorfl;el
^Tiihi!. nietbeftaan, Sedert dat ik alles verworpen heb , is'er <=niets,
f^iiqHid. en zo voort j want gy zijt , en gy zijt ^'iets ; en gy zijt nootfa-
Vur.'/!"' l^clyk ofligbaam , of s gemoed, of '\geefl: , of iets anders, en
dieshalveu is of 't lighaam , of 't gemoed, ofdegeefl, of iets
ifv/yjcr^. anders nootfakelyk 'wcfentlyk. Indiengy u felf influit, zo
zondigt gy , en bedrijft een dubbelde zonde , zoomdatgy't
k "i^hiu geen benaerfligt , dat geenflns gefchieden kan , en ^ niets wik
wefen, terwijl gy zijt ; als ook om datgy dit uw voorfl;el in 't
volgende omlioot, als gy 'er by voegt : Dieshalven, indien ik
bcn,gelykikben, enzovoort. Want hoe kan 't wefen datgy
i.w« 7j]z j zo gy niets zijt ? enhoelangfteltgy 'nietste wefen , die
flellen kont datgy zijt? En indiengy fielt datgy zijt , werpt
gy dan't geen niet om verre, dat gy een weinig tc voren geftelt
hebt, Daaris niets? enzovoort. Dieshalven is 't voorgaande
vals, gelyk ook het volgende. Maargy vernieut weer defl:rijt.
Als ik, fegt gy , fcg daar is niets , ik ben niet zeker dat ik lig-
haam, gemoed, geeft, of iets anders ben; jaikbenniet fekerdat
m ^nimM^ 'er enig ander lighaam, of" gemoed, of" geeft is ; zo fal ik dan,
a£v/Ii* «i.** volgens de wet van verwerping , naar de welke het twijffel-
^.i.^u achtigc als valfch geftek word , leggen en fl.ellen, daar is geen
lighaam, gemoed, geen gcefl;, en niets anders. Dieshalven , in-
dien ik ben, gelyk ik ben, zo ben ik geen lighaam.
Zeker , fecr trcffelyk. Maar ik bid u , duld dat ik yder dingOo
bcfondcrly k onderfoek, weeg, cn evenaar. Als ik zeg , daar is
niets, en zo voort ; zo ben ik niet feker dat ik lighaam, gemoed,
p.Auttct. geeft, of iets anders ben. Ik onderfcheid het voorgaande. Gy
X"i)\iirmi^ zijt niet zeker dat gy ^ bepaaldelyk lighaam , bepaaldelyk ge-
moed, bepaaldelyk geeft, bepaaldelyk iets anders zijt. Dat het
t in.httrmi. ^^^^^'i^''^'^^'^^^ ^y* Want gy vraagt dit. Gy zijt niet ieker dat gy
ua;il ' oübepaaldely k of lighaam, of gemoed , of geeft, of iets anders
" C ex /r^
Ciitiitnit.
tl 'Dtlerrtti-
Zevende Tcgenmrpingen , en Antwoorden, 3 9 J
zijt, ik ontken 't voorgaande. Want gy zijt, en gy zijt iets , en
gy zijt nootfakelyk oftighaam , of gemoed, of geeft, ofiets
anders: en gy kont dit niet in twijfïel trekken , hoe feer de
«geleigecll u ook aanport. Ik koom tot het ^ volgende. Ik fal ^ ^^"'«'.
dan ^ volgens de wet van verwerping feggen, Daar is geen lig- K"'"?^"'"'*
haam, geen gemoed , geen geeft, noch iets anders. Ikondcr-
Tcheid het volgende. Ik üü bepaaldelyk feggen daar is geen
^ lighaam, geen ^ gemoed , geen s geeft , noch iets anders. Dat
het'» gevolg zy. Ik (lil' onbepaaldelyk feggen daar is geen \\g's^^^ZT
haam,of gemoed, ofgeeft, ofiets anders. Ik ontken ^ 't gevolg, ijto.y.^»..';-
Ik fal op gelijke wijfe dit luv leftc gevolgonderfcheiden. Dies- Undcurmi.
hal ven , indien ik ben . gely k ik ben , zo ben ik geen lighaam ,
bepaaldelyk fta ik 't toe;' onbepaaldelyk ontken ik 't. Zie daar rm.""
hoe milt ik ben, Ik heb uw 1 voorftellingcn met wat groter ver- [Jj^"^'^'"'
meerdert. Gy geeft de moed noch niet verloren. Gy ftelt u
weer in llagordcning. Ai hoe bemin ik u.
Pp Ik ken , fegt gy , dat ik wcfentlyk ben. Ik ondcrfoek wie m i^ovi7»e
u defe ik is, die ik ken. 't Is feer feker dat de o kennis hier af, zo \^'j'!,7,Uc,
pbeftiptelyk genomen , niet van de dingen 4 afhangt , die ik
noch niet gekent heb ^ wefently k te zijn. [] T^d'r,,
Wat meer ? Hebt gy alles gefegt ? Ik verwachtte enig sgc- f^',f];;^
volg , gelyk een weinig te voren. Gy hebt miflchien gehoopt
dat'er een beter uitgang uit komen zou. Zeker voorfichtiglyk,
naar uw gewoonte. Maar ik fal yder in 't bcfonder weer voor-
neemen. Gy kent dat gy » wcfentlyk zijt. 't Zy zo. Gy onder- ' ^"^ A'-''*
foektwiedefegy zijt, die gy kent. Zois't; en ik zoek met u,
cnwy hebben al lang gefocht. De" kennis van 't geen, 't welk u^mi^.
gy zoekt, hangt niet van de dingen af , die gy noch niet kent
wcfentlyk te zijn. Wat fal ik feggen. Het blijkt noch niet gc-
noech, en ik zie noch niet genoech waar toe defe uw g^- yy, Ef.itum,
loofsfpreuk behoort, £,n zeker, indien gy foekt wie defe "gy
zijt, die gy kent, ikfoek het ook. Waarom foekt gy, zogy
hem kent ?
Pp Maar ik ken dat ik ben; ik ken niet wie ik ben.
Zeer treffelyk. Maar van waar bekent gy wie defe gy zijt ,
die gy zijt, dan van dedingen, die gy of eertijts kende , ofcer-
tijts wift ? Ik denk niet van de genen, die gy eertijts kende. Zy
krielen van twijffelingen, en zijn verworpen. Dieshalven, uit
de dingen, die gy noch niet weet,fult gy namaals't ware weten.
Ik zie niet waarom gy hier zo feer bewogen word.
Ddd2 Ik
liük
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuestLLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
3 9 <^ Zevende Tegem^erpingen , en Antwoorden.
a txi^iu. Ik ken noch niet, fegt gy, dat defe dingen ^ wefentlyk zijn.
Heb goede hoop. Gy lult hen eens kennen.
Maar, voegt gy 'er by, wat fal ik ondertuffcherLdoen ?
Gy lult verwach ten i hoewel ik n-iet duld dat gy lang in t wijf-
fel blijft. Ikfalonderfcheiden, gelyk tevoren. Gykentniet
^«fïTrr.t. ^^.^^ '^bcpaaldelykenklarelykzijti ikftahettoe. Gykent
c Indetermi-
nict wie gy ^ onbepaaldelyk en verwardelyk zijt ; ik ontken 'r.
«rtc^co«. Want gy kent dat gy iets zijt , ennootfakelykofaiighaam , of
sHÓrpii^. * gemoed , of ^ geeft , of s iets anders. Maar wat dan? Gy fult u
flw'rr* "^'^^^^i*^"iyk cn bepaaldelyk kennen. Wat fultgy hier doen?
i^'Jü^mi Defc enige Remora of htnderingj^^/j^i^i/^/f/^i^en onbepaaldelyk^ fal
\uHci. u een gehele eeuw te rug houden. Vcrfoek een andere weg, za
'cr noch een overig is. Heb noch moed j want gy hebt uw ge-
weer noch niet wechgeworpen, G rote en nieuwe dingen wor-
den van nieuwe en grote fwarigheden omringt.
Daar is, fegt gy, een weg overig: indien die een fteen of hin-
derpaal heeft , zo is 't gedaan. Ik fal de voet weer terug trek-
ken , en ik fal niet meer in defe grenfen van verwerping fwer-
ven. Wilt gy defe ook verfoeken ?
'h f .! Uit. Ja, maar " met dit beding,dat, dewijl hy d'uitterfte is,gy ook
aUe uictcrftcn van my te verwachten hebt. Ga voor.
iT.r.^r.. ACHTSTE 'AFDEELING.
D'ifJgafjg word ten vierdemaal verdocht , en men wan^
hooft daar af.
ïkbcn, fcgtgy. Q
Ik ontken 't.
Gy vaiirt voort. Ikdenic.
Ik ontken 't.
Gy voegt 'er by, Wat ontkent gy ?
Ik ontken dat gy zijt , dat gy denkt. Ik weet ook wel wat ik
gedaan heb als ik gefegt heb, Daar is niets. Zeker, een heerlij-
ke daat. Ik heb met een {lag alles afgehouwen. Daar is niets.
Gy zijt niet, gy denkt niet.
kanfiui. Maar ik bid u, fegt gy, Ik ben feker, ik ben aan.ray ^ raeêwu-
flig. Ditis mijnimedeweting,datikben,datikdenk.
't Zy gy met dc haiit op uw borü klopt , of 'c xy gy betuigt
en
Ze'uende Tegemverfingen, en Amvoorae^i. 397
en fweert; ik ontken. Daar is niets, gy zijt niet, gy denkt niet,
gy zijt niet a mee wuft ig aan u. Zie daar de Remora, die u tegen « co fM
houd, hou haar voor d'ogen,om haar wel te kennen,en tc fchu-
wen. Indien dit b voorftel, daar is niets , waar is , zo is ook dit, [, ^ « o? •
gy zijt niet, gy denkt niet, waar en nootfakelyk. Maar dit, daar *
is niets, is waar, gelyk gy wilt : zo is ook dit waar , gy zijt niet,
gy denkt niet.
Defe c ftijfzinnigheit , fcgt gy , is al te groot. Gy moet haarc \i,»r^
verachten en buigen.
Ik fal 't doen, om dat gy 't vcrfoekt, ja ook van felf. Gy zijtr
ik fta het toe. Gy denkt i ik ben te v reden. Gy zijt een dden-<i Ti" co^i-
kend ding ; voeg 'er by, een ^denkende fclfilandigheit, zo (Qer'^s*b(iantii^
word gy door heerlijke woorden aangelokt. I k ben 'er mee tc '"i;» '»'»^*
vreden ; 'tis my naar mijn zin; maar wy der niet. Gy wilt ech-
ter wy der, en haalt dus de leile adem.
Ik ben, fegtgY» een denkende felfftandigheit, enikkenmy
een denkende felfftandigheit ^ wefentlyk te zijn , en ik ken een f Exi/iere:
denkende lelfflandigheit wefentlyk te wefen. Ik heb een klare ^
cn onderfcheidesbevatting van defehdcnkendc felfftandigheitj t^irlliT'*
en nochtans ken ik niet dat het lichaam » wefentlyk is. l'k ken i ^jff^"''*-
... j L- 1 • 11-1 1-.. V. C'^nitvtus
niets van de dmgen, dic tot de bevatting van de lighamelijker«V'f-«"*
felfflandigheit behoren: maar 't lighaam is niet Vv^efcntlyk; ge-
lyk ook niet enig lighamclyk ding. Ik heb alles verworpen.
Dicshalven,deMvennis van de wcfcntlykheir, of van 't wefent-iT^o,/,/^
lyk denkent ding hangt niet af vande kennis der wefcntlykheit'"-'/''""*!'
of van't wcfentlykc li ghaam. Dewijl ik dan •» wefentlyk ben,en Zc^Hl^,
ik een. denkende felfltandigheit wefentlyk ben , en 't lighaam
fiiet wefentlyk is,zo ben ik geen lighaam. Dieshalve"geelt.Dit „ ^em
is't, dit, dat my dwingt toe te flemmen , dewijl daar in niets is,
dat niet wel overccnkoomt , en dat niet uit klaarblijkelijke be-
ginfclen>naar de regelen van de Redcnkonrt, befloten word.
" O heldere zwane ftcm ! Had gy te voren dus gefprokeir, o 0 crvu^m,
defe uw p verwerping had al overlang vergeten, en al verre
van hier geweeft ! Zeker, ik klaag over u, die geleden hebt dat ^
wy hier lang gedoolt hebben, ja die ons deur af en omwegen
geleid hebt , fchoon gy ons met een ftap ten einde had konnen
brengen. Daar is noch iets , om 't welk ik verftoort ben ; cn
feker, indien gy niet mijn goede vrient waart , ik fou in gram-
fchap tegen u uitbarften: want gy handelt niet, gelyk eertij t&,
oprechtiglykenopenhartiglyk ; ja daar is iets, dacgyvoaru,
Ddd ^ als
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuestLLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
3 p 8 Zevende Tegemmpin^en , en Antwoorden, ^
alsmecnberondcrefchatkift, bewaart, en my niet meedeelt.
Gyzijt verbaaft. Ikfalu niet lang ophouden. Zie daar mijn
voornaamfte beklach. Gy vraagde een weinig te voren , naau-R
wely ks voor hondert fchreden , wie defc gy waart , die gy ken-
de: gy wcetnuniet allcenlyk wiehy is, maar hebt noch een
a C^Mc^u-j, khirc en onderfcheidc ^ bevatting van hem . Of gy hield iets be-
dekt , en veinfde onkundig in't geen re wefen , dat gy klarelyk
verftond, ofgy hebt een onderaardfche ader van 't ware en ze-
kere, die gy verbergt. Hoewel ik, zo gy met de vinger de bron
i (O int,, ^^"^^^J^» liever wil vragen , dan klagen ; Van waar hebt gy , ik
cur!!!&''d>- t>icl u , dele ^ klare en onderfcheidc bevatting van de denkende
C^^(t f }f^,t^n^\'ghcit ? Indien van de woorden,üf van de zaak fel vc,zo
" t elkens verfoeken dat gy defe zo khu'c en zo ondcrfchci-
de bevatting ten minflcn eens aan my toont , op dat ik door des
zelfs aanfchouwing vcrquikt word, infonderheit dewijl wy
daar af alleen de waarheit, die wy met zo grote arbeit zoeken,
verwachten.
«^fr'i;^!''' ^^^'^^ ^cgt^ gy»ik weet zekerlyk dat ik ben,dat ik denk,^ datR
jtibjUnuum. ikeen denkende zelHlandigheit wefentlykbcn.
Verwacht , zo 't u belieft , dat ik my bereid om my naar uw
kommerlijke bevatting te vormen. Ik weet'etook. Ik ken wel
d£v;^r., entedegendatikJwelentlykben, dat ik denk, en dat ik een
denkende zelflhndighcid wefentlyk ben. Stap nu maar voort,
zo 'tu belieft.
Maar, zegt gy,'t is gedaan. Toen ik gedacht hcbdatikwe-
Icnt lyk cn denkende felfftandighcit ben,"heb ik een klare en on-
derlchcide bevattmg van de denkende felfflandigheic gcvorm t.
Ey zie ! hoe fcherpfinnig en vernuftig zijt gy ! dat gy in een
ogenblik alles, dat is,en dat niet is, dat wefen, en dat niet wcfen
^^^"^'«^^^^""gï^endeurwaad. Gy vormtéén klare en onder-
cheide bevatting van de denkende zelfftandigheit , terwijl cry
idarclyk en ondericheidelyk begrijpt dat de denkende zeléan-
digheit wefentlyk is. Watdan? zo gy khuxlyk bekent (ge-R
cE.;/7.r. zc^erlyk bckcut , zo gelukkig zijt gy van vernuft) dat
; ^ • ergeen berg zonder dal cwcfcntlvk kan wefen, zult gy dan
tLo.ui>,Hs, terllont een klare en onderfcheidc t'be vatting van een berg
zonder dal hebben ? Maar dewijl ik defc konft niet ken , zo beu
ik over defe niewedaat verwondert. Opcnbaardit, ikbidu,
en toon hoe klaar en onderfcheiden defc bevatting is.
Zyisgereet ,2cgtgy: Ik begrijp klarelyk en onderfcheide-
Jvk
399
Zevende Tegemverpingen , en Antwoorden,
iyk, dat de denkende zelfftandigheit wefcntlykis j enikbevataJ^v,;
mets lighnmelyk,*^ mets geeftelyk : nog nieus anders,behalven
d'enige'* denkende zeimandiEhcit. Dieshalvcn .HpG^ ,r,nn K^.
prt
lantem^
b Nthil coT'
cN:hil ipiri'
tHdle.
/enige denkende zeititandighcit. Dieshal ven , defe mijn be
vatting van de denkende zelfltandigheit is klaar en onderfchei-
den.
Ik verftau eindelyk,en,zo ik my niet bedrieg,begrijp u. De-L"^"^^'""'**
feuw bevatting is klaar, omdatgyhaarzekerlykkent^'zy is
onderfcheiden,om dat gy niets anders kent. Heb ik de zaak mee
de vinger geraakt ? Ik denk ja : want gy vocgt'erby.
Ditjfegt gy,is volkomelyk genoeg,dat is verfeker,dat ik,voor
zo veel ik my zelf ken,niets anders ben,dan een '■ denkend ding. «'^'■'"i'-
Zeker , meer dan gcnoech, en, zo ik uw zin wel begrijp , De
klare en onderfcheide bevatting van de denkende zelfftandig-
heit, die gy vormt, is hier in , dat zy aan u vertoont dat de den-
kende zelf llandigheit wefentlyk is, met niet op het lighaam, op
het gemoed , op de geeft, of op iets anders te merken, maar al-
leenlyk dat zy f wefentlyk is. En dus zegt gy,voor zo veel gy u f f.v//*»'^/
kent, niets anders zijt, dan een g denkende zelfllandigheit, geen £ s^bfUmu
lighaam, geen gemoed, geen ^ geefl, noch iets anders : in voe- K;^-^
gen dat gy, indien gy k naaukeuriglyk nvcfcntlyk zijtjZo verre
gy u kent, allcenlyk een denkende zclfihmdighcit zijt, en niets ^etlJuuT'
meer, gy lacht u zelf toe , gelyk ik acht, e"n verheugt u , en
meent dat ikdoordit langgcfwier van woorden, die ik tegen
mijn gewoonte gebruik, vcrwijhen de (Irijt fchuw, om uw on-
brckclijke llagordcning t'ontgaan. Maar zeker, ik ben van een
andere zin. Wilt gy dat ik alle defe tocltel , defe achterhoede ,
die gy voorfichtiglyk tot een uittcrflc aanval bewaart , fchoon
zy bcitelswijfcgefchikt, cnrontomwcl gefloten is, meteen'".-'"''/''"'
woort verftrooi ? Ik fal't met drie doen, op dat'er ook geen bo- t.!Z
Rrde overblijft/Zie hier het ecrile. Van kennen tot welen deu^t
valet
etjticntta.
gcnde " tafel keert. « Denkende zclfllandis-heit is de rrenc die '
of verflaat, of wil, of twijffcl t, of droomt, of inbedt, oï -evocl t ^ i-Sr""
cn gewaarword j in voegen dat alle p denkelijke bedrijven , als "
sverftaan' willen, ^inbeelden ,» gevoelen of gewaarworden , '"-»Sv.
alle onder de «gemene reden van denking, of bevatting, o^Y^y/LT""*
mcdewetingtezamenkomen ; en de w zelfllandigheit , daarzy''^'-""^'""'
in zijn , zeggen wy het denkend ding te wefen.
eten»
X Kes cogi^
Den-''*"'*
r
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
400 Zevende tegemverfmgen ^ en Antwoorden.
Denkende zelfftandiglieit
r—
Lighamelyk , of hebbende Onlighamelyk , of geen lig-
lighaam, en dat gebrui- haam hebbende , en dat
kende niet gebruikende
uitgeftrckten onuitgeftrekt en God. Engel,
deellyk ondecllyk
, --A« — — , , «A- — . ^
Dc ziel van De ziel van De geeft Degcefl
ccnpaert. ccnhont. van van
Socrates. Plato.
aDƒ/^rw/ Zic dam* hct twecde. ^ Bepaaldelyk,^ Onbcpaaldclyk. cQn-Rr
^/;;^"""''^'-derfcheidelyk , ^ Verwardelyk. Klarelyk, duiflerlyk. Keer
c-Dtfiinac. cn weerkeer dit ook vijf dagen om in uw gemoed. Ditfalde
c Tro/Ójhio- ïïiocite wel wacrdig zijn, zo gy zelf daar af, gely k betamelyk is,
'uj» tot uw ^ voorftcllingen toevoegt, deelt en ondcrfcheid. Ik zou
dit niet weigeren te doen , zo ik niet vreefde dat ik laftig zou
zijn. Zie hier het darde, 't Geen , 't welk te veel befluit , be-
fluit niets. Daar is geen bepaalde tijt voor overdenken. Hy
parfl; en dringt. Wakker. Voeg uw gemoed weer tot defe uwe
dingen, en bcfie of ik niet op de zelve wijfe voortga. Ik ben een
iSi! ^denkend ding , ik ken my een denkend ding te zijn , en dat de
s SHhjiat,- g denkende zclfftandigheit wefentlyk is,en echter ken ik noch
h £vS'rir7* "i^t ' geed k wefentlyk te wefen,ja daar is geen geefb wefent-
k f vXV ' ^^'^^ ' ^^^'^^ niets ; alles is verworpen. Zo hangt dan de kennis
lExifunnu. vande'wefcntlykheit, of van de ™wefentlijke denkende zelf-
w Extit.nt flandigheit niet af van de " wcfentlykheit, of van de ° wefentlij-
«Sn'T ke geeft. Dieshalven , dewijl ik wefentlyk ben , en wefentlyk
to Exjficntia. een denkend ding ben , en dc ^eeft niet wefentlyk is , zo ben ik
/W geen i'geclt;dieshalvcn lighaam. Waarom zwijgt gy? Waarom
P vWfw. trekt gy de voet te rug ? dewijl ik noch alle hoop niet verloren
heb. Volgmy nueindelyk. Ei zo , heb goede moed. Ikkoom
qF#r;»4. wccr met d'oudc Mvorm, en ''t Beleed van de reden te beftic-
iMtihoiiM. j.^^ ^ ^.^^ ^^j^ ^11^ ouden , ( wat zeg ik ? ) ja aan alle menfchcn is.
Lyddit, ikbid u: draag dit niet ongeduldiglyk : ik heb u ge-
dragen. Dat fal miftchen, volgens zijn gewoonte, een weg in dc
verwarde en wanhopige dingen openen : of indien het dit niet
doet, Zü fal het, terwijl wy vveérkecren , het gebrek van dit
uw
minor.
f Defatt»,
Zevende Te^emver pinden y en Antwoorden. 40 1
wnr.n'y''^'^ indicn'er enig gebrek in is, met de vinger aan-,
Wijlen. Zie daar uw mk in Uaac. °
NEGENDE AFDEELING.
aftocht mrdveiJiglyk in ioude vorm gedaan.
Ss Geen ding, 't welk zodanig is, dat men daar af kan twiiffelen
bot cwefentlykis.isinderdaatwefentlyk. b^,«,/!„
wcfentlyi'is'''''" ^°'^*"'S • ''^ '1'^ar af kan twijffelen of 'c
Ss Dicshalven , geen lighaam is in der daat wefentlyk.
, y°0'"ftcl niet het uwe , om d'oudcn niet weer ' '"ff""
ook' Sn v"i "we, en dicshalven
ooK'tbcfluit. Ik vang dan weer dus aan.
Geen lighaam is finder daat s wefentlyk
Dieshalven, daarisgeen lighaam.dat'hii'iderdaatwefentlvk^
IS. Ik ga voort. Daar is geen l.ghaam, dat in der daat wefentlyk "
Ik/ik 'denkende felfllandigheit) ben in der daat wefentlyk. i ^./,7..„„.
haam '" (ik denkende felfllandigheit) ben geen lig-
Waarom fchijnt nu het .aangelicht zo vrolyk.en waarom ver-
toont fich daar een nieuwe lenten? Ik geloof dat dcrvorm en'r . .
geen.datdoordevormteweeggebraltword.verheu^^^^^^^^
fiehiereen Sardomsgelag.Stel.geeftr„,deplUs van&
denkende lelfftandigheit) ben geen geeft. Te weten "
O ^f'.r"^? ^^'.'^^°'l='"iS dat men daar afkan twijffelen
of t wefentlyk IS, IS inderdaat wefentlyk. „^.„,v,.,
wefentlylTs " '^""^ twijffelen of hy ^
Dieshalven, geen geeft is q in der daat wefentlyk.
Geen geeft is in der daat wefentlyk. ^
Daar IS dieshalven geen geeft, die in der daat wefentlyk is
Daar IS geen geeft, die inderdaat wefentlyk is ^
Ik (ik^denkendc felfftandighe.t ) benindcrdaat wefent-rs..,.„,,
Dieshalven, ik (ik denkende fclfflandigheit) ben geen
'geeft
E ee
Wat
r
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
h Firm/xmeth
tttm fertin-
luiiivnu ittd.
40 2 Zevende Tegemmpmgen , en Antwoorcien,
Wat dan ? de -'' vorm is goet , en wettig ; zo overtreed ner-
gens , en brengt geen valsheit voort , dan miüchien uit het val-
iche, Dieshalyen, dat zy gebrek in 't gevolg voortbrengt, is
noorfiikelyk niet uit de vorm , maar van iets , in 't voorgaande
• qiial y k geftelt. En zeker,meent gy dat defe ''grontved van uvvTt
wijdlopigheit wel geftelt is 5 Geen ding, 't welk zodanig is, dat
men daar afkan twijfFelen of het wefentlykis,en oPt waar is, is
c x^cre, inderdaatcwefcntlyk,ofwaar? Is dit zo zeker, en zo wel on-
derfocht , dat gy met een vaft en vry gemoed hier op kont blij-
ven (laan ? Zeg , ik bid u , waarom ontkent gy dit , Ik heb een
]ighaam ? ongetwijffek om dat het twijiFelachtig aan u fchijnt.
Maar is dit ook niet twijfFelachtig, ik hebgeen jiahaam ? Is'er
iemant, die dit, dat hy voorfichtiglyk valfch acht , voorde
grontvefl van alle zijn wetenfchap en geleertheit , en voorna-
mely k van de gene, die hy als tot een meefleres over d'andcren
d^Tf^M^ wil maken, valHklt? Maargenocch hieraf. Dit zydd'eind-
paal , en 't einde der dolingen. Ik heb voortaan niets te verho-
C Methc-hu
dl.
goet IS , antwoord ik ( gelyk gy begeert ) openbcrtiglyk , vry-
moediglyk , en zonder bcwimpelingender woorden.
ph'an- pt-^n. Dieshalven,opuw verfoek. Of het *^ Beleed van wijsheit-
'icuih.^'^P^^^^^ door de f verwerping aller twijffelachtige dingen
AaNTEEKENING- EM.
zhcAtm cp, 7ot hUr toe heeft d'E, Vader %mt fchimp gefproken : en dewijl hy
in de volgende dmgen fchijnt ernjlelyk^te willen handelen, en geheel een
^'^fl'nZ .J'^'^^^^ toonncelklcei aandoen y tlo fal il^hier ondertHffchen'^t geen feU
^dlcrcT' » '^^^ ' befchimpingen aangemerkt heb. *Dit zjjn zjjn woor»
^''^ 'Hee^-t'er certijts eeneertijts geweeft? en Ikdroom datKk
T;e olim ?
ik deni^: , ik üchk niet ; en diergeluide dmgen , die beufelachti(j uin
' f wei overeenkomende met de i toonneebol , die hy aankomen
^r. heeft ; gelyk oo^ dit zwa^ir gefchil. Of denken mfich wyder uit-
l;fj,^„';'''"' i'trdii , dan dromen, en dtt''fcherpfmntg gefegy Van °'t Beleed
(, MMiu van te dromen , en Dat iemantdroomom w^l te i' redeneren.
pZaC^!;?... ^^ank^acht met dat tk^nan hemhier toeook^deminfiegelegentheitge-
"'^l' ^ffli '^^^^^ ' om dat tk^ 1 mtdrftk}elyk aangewefen heb dat ik > ^ v^n 't ver-
' " ' worpenfprekende , met beve/iigt heb ^dut het was , maar alleenlyk. *
i^Q^HOit eh het f :hcen : in voegen d.itik , mett'onderfoeken wat ikmy eertijts achtte
t Qitvd V de- ^-^ ^vefen, allecnlyk vraagde wat my toen fcheen dat ik,my eertijts ge-
^.jj^ fj^^. ik^gefegt. heb duit ik,denk,y zj) heb ik, met onder focht
of
Zevende Tegen-a^ er pingen , en Antwoorden, 403
of ik * wakende of dromende dacht. En il^ben verwondert dat hy dit b Be- ^ ^^H^^t
leed van te dromen noemt , daar afhy met minig f :htjnt hemgengeweeji 'rMaZdm
te hebben, fvmmaudt,
Hy J redeneert ook. ^ ^^^r beqHamelyk naar de toonneelrol , die hyfpeeit, luUÜ^'
alshy, om d^it ili^ondeYfoek,wattk,my voor defen achtte te wefen , Wil'^ lUüoctna-
dat tk,dit als tot een ^ gelooffpretik , voor af laat gaan , Ik ben iQlsTconvrmen-
van de dingen , die ik eertijts gelooft heb te wefcn; (?ƒ Ik
ben dit, 'twelk ik eertijts gelooft hebdat ik was. En een voei-TÊfafum,
nig daarna wilhy^ om tonderfoeken of tk^hghaam ben , defe ' noortflar ^
^ voor laten gaan , Ik heb eertijts Uxc'ht van de dingen ge- ji '^'V/^.
voelt , die tot het lighaam " behoren , of, ^ Niets behoort tot k^lilZl-
het lighaam, bchalven't geen , dat ik eertijts verffaan heb'''*
daar toe te behoren. Wam hetgeen , dat kjaarbbjk^elyl^ tegen de re- m^cf/L,.
den flrijd , te peggen , is bequaam om tot lachen te bewegen ; en 't is klaar- " """" <•
l^ltjkelyk. dat tk^met ? grote mtttighett kan onder foeken wat ik my eertijts p VuLr.
geloofde te wejen , en of ik^ lighaam was, fchoon ik^mct wijl of ik^ iets
van^t geen was, dat ikgelooft had, en efik, niet wel gelooft heb dat tl^
door d^ onder fiant enhulp der dingen ^ die tkjoen van nieus z.qh bevat- '.]^'<x>i,»,
ten, dttTielveonderfoekenfof/, en dat ik, fchoon tk niets anders leer de,
ten minflen z.oh leren dat ik door defe middel met vinden kpn. , lUcvia
Mm //; fpeelt hier weer treffelyk, z,ijn rol in 't verhalen van de fabel v.w de
hoer : en daar in is niets belachelijk<sr > dan dat hy , wanende haar aan
mtjn woorden ^ toe te paffen , haar alleenlyk^ aan de z.t]nen toepafl. Want s ^pfhozre
hy herifptemy onlangs dat ik defe ^ gelooffpreuk^met ^ onderjhlt had, IktEff^tu.,. '
heb eertijts recht van dedingen gevoelt, die tot het lighaam
behoren, o/ Niets behoort tot het lighaam , behalvcn't «'■een,
dat ik eertijts verftaan heb daar toe te behoren. ^/Caar «« be.
rifpthy, als of het mijne was , 'tgeen, overat welk,hy klaagde dat het
van my niet gefegt was , en *t welkjjy geheel "^uit x,tjn inbeelding te voor- i-
fchijn brengt, en vergelijkt het met ^d\ngerijmde redenering%an z.ijnZf^;"'""
boer, ^aar li heb nooit ontkent dat ha denkend dtmr hohaam v"w«r,/^
(mdat yk^ onderfielt hebdat ikeertijts van de natunr detlioh^ams wei:ZZ7'
gevoelt heb : maar om dat ^ door defe naam lighaam met te oebruiken,
dan tot een dmg, aan te wtifen, dat klaar genoech aan my be\ent was ^ fr"^^'"^"''
namelyk tutgeflrekte z^elfjiandigheit , bekfnt heb dat het ^ denkend dmi '
daar af ^' verfchilt. ^ "J^ZT
^d'^ hartigheden , nu meermaals gefegt , die hier herhaalt worden ; Ik «^«'^i^
denk, zegt gy , Ik ontken , Gy droomt ; en zeker , voegt gy'er cXfcoV-
by , en klaarblijkelyk , Ik ontken , Gy droomt, Het fchijnt al-,','*;;^^"^
leenlyk, 't Is niet, en z,o voort, verwekken alleen lyk^dus tot lachen , cw^/rl«'X.
E c e 2 dat
404 Zevende Te oemv er pingen y en Ant-ivoorden,
Mflva ^"^^ ''^ ^^l^'*^ ' ernftelyJ^handelde , \vanfchtkkelyk,z.ijn. Maar
c iiuo"nui op ^'it leerlingen of nieuwelingen hier m 'iffchien niet z^ouden dolen , en
,'.^<»dcUr^ "-^'^^ ^'^^ , ^//tf tmjfelt ofhy waa^t of droomt , mets anders zieker
ftrc,i',<^r. cnkj.virhlijkelyk^is, maar dat*et alleenly\z.odamgaan hem fchijnt ^ z.9
fi.'^fan!' ^^'^ '^^^'^ aan'' t geen ''gedenken , 'r well^te wen {op F) aanaetekent
f S.'i^od rl- ts , namelyk^dat hetgeen , d mlk^kjarelyk^ begrepen word , iv/V'^ ook.
T,Z ^egi^<^p^» ^vord , waar is , e« niet alleenlyk waar fchijnt : hoewel ^er zieker
\- Sluodpcr. wemtgz^ijn , die ^ recht onder fcheittuffchen dn maken , ^ dat warelyk.be^
h'^Cilr'j'é-'^' g''^^P^^ ivö?-^ , en dit , s welk^men waant dat begrepen word , om dat weU
(t,ftin£t*i>er. ntg mcnfchcn , ^^tot kjare en onder f ihetde bevattwgen gewent z.ijn,
ï!C/hZiicr. "T^'f ^'^^ i ''"^ Toonneelfpeelder^ geen gedaante van een (redenh-Oo
k7iuUn,.<^ waerdtgeftrtjt aan ons vertoont, maar alleenlyk, enige kleine ^aanftotinzen
'^:7:ZnLf^^'^<^orgeliclt-, en als hy enige ttjt daar tegen geboot ft heeft , z.o^blaafi
Vühices terflont d'aftocht , en k^^enfich " naar een ander kant. ^aar hter
n qZchU. beg'f^t h eer ft een zoware ft rijt tegen een vyant , P als op z^n toonneel pafty
Tsmtin. cc ^'^^ ^fchaduw , dic aan geen anderen , «• fichtbaar is , maar
die hyuit zjjn harffenen te voorfchijn heeft gebracht , en y uit vrees dap
r !r:j:!:r ge^oech fchtjnen z.ou , ' mt het l^iets z.elf gefm eed heeft, Hy
Y ü'.nhvx ftr.ijdemllelyk daar tegen , 'brengt bewijsreedenen by , z,weet , belaagt,
c]'y^t;r roept de ^Redenkpnft te hulp y vernieut de ftrijt, onder foekt y der dmg
t ^'ifii-i'i:. * in 't bsf jnder , ^ wikt en evenaart : en om dat hy de ^ fan en van z.o mach-.
MiocoJfia.'- H t-egenftrtver met opz^ijn fchilt dart verwachten, z.o ontwijkt hy
j-'v hen met het Itghaam , onderfcheid, en geraakt eindelyk^ deur y d^m-^
l.^arr"'"'' ^eegen » ^bepaaldelyk en onbepaddelyk , al vluchtende wech-,
V'l^i^ -^^^^J^» d'aanfchouwmgvandit fchoufpel is z.e er aangenaam , inf onder ^
truuuat/ heit alsmend'oorfaak,van z.o groot een twift verflaat , namelyk^ o?/t dat
VihvlrucH "^^ff^^"^^ "^'P gefchnfien gelefen heeft, dat, indien wy , eer wy
sns ernflelyk tol d'^oejfcmng der Wijsbegeerte begeven , enige a ware ae*
voeUns hebben, en die met veel anderen , of valfch , oftenminftentwiif-
'feUhtig , vermengt, dat, z,eg tk, het beft ts , om de waren van 'de
;"r"" 'v^^Men^aftefchaden, hen alle m't begin te d verwerpen , ofhenae-
iPcr^ufU heel 'af te z^eggen., op dat men daar na bequameliiker de genen , %e
.uL'jurC'^^'^*^'' of metiwen vinden, en de genen alleen , die
/ 4dZ'!u ^^"^"^ ^'^^ ' ' ^"^f"""^^^ '^eel , als ofik^gefegt had dat
'""^'"''wen, om te verhoeden dat* er m een korf of wand vol appelen niet enioe
verrotte blijven z^ouden , in^t begin hen alle uit ftorten moefl , en nehecl
niets daar tn laten, en daarna de genen alleen , in de welken men (reen
gebrek bemerkt , of we:r aanneemen , of van elders hebben moet : maar
i^'X'L * '^eenz.aak,van z^o diepe een opmerktngniet vattende, of ten min ft e
mn»:"" " (gelyk^hy doet ) vemfende h^armet te vatten , is voornAmeljk^vcrvp onder t
om
Zevende Tegemverptngen , at Ant-ivoorden, 40^
om dutter gffegt word, ^ dat men alles moet verwerpen^ en heeft ^ met^^^'^""^
Lw'T en veel op i' Niets te denken , dit z.o vaft m z.ijn kr/fenen gedrnkj,
dat hy , fchoon hy nu dikwijls daar tegen Jïrijd , echter mets lichtelyk^ftch
dAarafontjlaan
Hy i na de fe grote ftrijt ^ ^ door de waan van de z.ec^e y opgehlafen ^'t'"*''""
tergt z.ijnvyant ^ dte hpveêr acht mtjn *^fchadmv te wefen , de%elke ge^'ü!!''^'*
fiadiglyk, voor z.ijn ^ verbeelding verfchijnt. tSVCaar hy maakt haar uit ^ ^1"'^^^'^^^^
^niemveftofe , namelyk^mt woorden. Sikken dat ik wefentlyk b
Ik onderfock wie ik ben, en tlo voort. En om dat dcfe fchadmv'^JJ^*^.
minder i dan de voorgaande , aan hem hekent is , z.okpomthy hier om" '>='P<:r**
fchtiglijkeraan , en alleenljkvan verre. D'^eerfie fchicht , die hy werpt,
is defe, waarom ondcrfoekt gy , zo gy hem kent r En om dat hy
acht dat x.tjnvyant defe fchichtop dit fchiit, ik ken dat ik ben, ik
ken niet wie ik ben, ontfangt ^ zo druk^t hy'*er terfront met de f e lan^^^^^f" ^''^
ge fpiets op in , Van waar bekent gy wie gy zijt , dan van de din-
gen, diegycertijts kende, of eertij ts wifl ? Niet van de din-
een, diegycertijts kende, zy 'krielen van twijfïelini^en , en'
Zijn verworpen. Dicshalven , uit de dmgen , die gy noch niet
weet , zult gy namaals't ware weten ? Hy waant dat hy , d elen- )J:^J,fil'*
digefchadiiw y door defe flag z,eer getroffen , en byna ne^rgevelt y hoon\ Exifide^
uitroepen y Ik ken noch niet dat defe dingen 'wefentlyk zijn „[J'^^J-^^:^^^.
en , z^ijn gramfchap dan m " meedogen veranderende , troofi haar dus- ; "'a» '
heb goede hoop , gy zult heneen^ kennen.. Op 't we/k^hy haar, " /^'f;*//"*
met een kjagende enfmeekende pem, dusmvoeyfy Wat fa l ik onder- q'^'C/^^
tu (Tchen doen ? Daar op hy weer , P als gebiedende , gelyk^aan een ver- [^hitermi
winner pa fl yZ^egt \ Gy zult verwachten. Doch hj ^ als meedogend
x^ijnde , laat haar niet lang m twijfel blijven, (JVC aar , wccr tot ^ d'om- Mut^'^"'^'
ii7f^f«''bepaaldelyk,5onbcpaaldelyk ; Uvlarelyk" vervvardelyk, ^^'"''r .
vluchtende , zjgepraalt daar alleen , om dat hy niet z.tet dat temant hem X^-irmm^ut
daar vervolgt. Zeker » alle defe dingen z.tjn mfieekend ^ m. zjtlk^fach^"'"'*
van boerteryen; om dat z.y genomen is van d' onverwachte vemfn'i der}JenIrum*
Tiotheit , m een man , welks gelaat en kleding grotey wtjsheit en r.jlem- y ^'"i"*'"*"»
rmgheit beloofden. ^JHaar op dat dit I^larcltjksr blyken z^oh , z.o moetl^iTorZ'^
men ^onfetoonneelfpeelder aanmerken als een '\jlemmig en gelecn man^yi^'"*
die , om dit 'Beleed VAn de waarheit ts z^oeken te bejlrijden t (^'t welk,'^ ^o^n^^**^
beveelt datwyy alle onfel;iere dingen verworpen hebbende, beginnen z.ut-'^ f^l'J^^'f'**
len van de ks^nis van de etge wefentlyk,heit y en van daar voortgaan tot ^"-'tiuu
het onderfoek, "^^^ onfe natmr , of van het ding , V welk,wy nu kennen t^r^^'*^
« wefentlykjc z.ijn ) poogt te bewijfen dat"* er f langs defe weg geen toegang '>^'ftcm,x,
tot wyder kennis open ts , en daar toe defe reden gfbrm kt :. dewijl gy al- \ v^ri'^^;
Kee 3 ^ keulyk ""^
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuestLLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
40^ Zevende Teiemv ervingen , en Antmordcn,
Iccnlyk kent dat gyzijt, maar niet wie gyzijt, zo kont ey dit
niec van de dmgen leren, die gy eertijts hebt eekent, dewijUv
•alles verworpen hebt; dieshalven van de dingen , die gy noch
iiietvveet. Op'txvelf^ook,een kimvandrie j^iren z.oh konnen a'ntmor-
den ; dat mets hem beletten z.ou van de dingen te leren , die hy tertijtsgt^
kpm had , om dat T^y.fchoon verworpen, als twïjffelachtt<j , echter daarna,
mir aangevat konnen worden , als z.y waar blekken te wtfen. En dieshaU
ven, fchoon men toeflond dat men niets van 'tgeen, dat men eertijts gekent
tSnuUo& hnleeren, Z.0Ü echter geheel een andere wcgopen, te weten doorat
^mmadva. , dat men noch nict gckfnt had , maar dat men ^ door naerflioheit en
tZ(i,rfr. <^P^'rktng kennen z.oh. Doch '>d'onfe verdicht hier aan fch een teocn^
i[.d.crfa- J^'';^^^^^ v^^eg gefloten ü, maar die
c_M [elf ook^d andere flmt, met defe wemigc woorden : Ik ken niet dat defe
t ^'''"^^ ; il^^T ^^^^^'^^^^y^^ ^ü"- of men geen ^nieuwe kennis van wefent^
verkrijgen , en als of des felfs f onkunde alle g kennü van we.
Tl^^rno J'^^^'^^^'^'^^'y 'tweliz.ekcr^'feerz.ottelykü. JUaar hyifpeelt hier
g o>g.L f y« ^voorden j want ik heb gefchreven dat het niet cefchteden kan dat
fe. ^'f'^^kcnni, dieiiniiheb, vanfekerdmg, 'twelk^ ^kenwefentlykte
m.^,rru wejen van de kemm van *tgeen ^ afhangt , V wel^ ik noch met ken we-
rS;:;. Y^^V» en hy voert du , V welk tk^lleenlykvan het tegenwoordige
k sot,!,a, ' gejegt heb , belachelyktot het aanflaande over , even op eenfelve wijfe als
Kv.v, ..V,- ofhy , or» dat wy nu met degenen konnen üen , die noch met geboren ztjn,
inv^uderc. f^a^r m dit jaar geboren fullen worden, be floot dat wy hm nimmer konnen
O M'^To:n.' "-^'J- ^^'^»'f^ker , het is ki^arblijkelyk^at defe " kennis, die men nu heeft,
l vanfeker ding , <> dat men als wefentlyk bekem , niet van de kemis
p/w'/rr. tdmg\^af hangt, t welknoch niet als we fentlykbekent word-, omdat
r ^'^ A ;1 ' "'"'^ ' ' wefentlykdmg behoren-
Vr.Ax,//.;/. > nootjakelyk oo^begrepen word dat het wefentlykis. fJHaar heel an-
\ S:iT; ! "^'f ^^fy^^^«^^ > 0^ 'er mets ts , V welk belet dat de ken^
, ^^^^fdmg, ' twelktkkenmfemlyktewefen, doorandere dinaen
•^^m.W, dseiknochmetkenwefentlykte^ijn, maardieskdan
v^Danon. ^'f'^Kf^^bekenncn^alsikbcgrijp^^ jy
i Heb goede hoop , gy fult hen eens kennen.
:tri.r. ^''f^;'^^' Jl^^uldnictdatgy hmgintwijfFelingblijft. Hybe-
IJLrff. '^7^ ^oor defe woorden dat wyu van hem f allen verwachten , of dat hy
Ti'ncvt.m \ *'^^'^'"jf/''^, ^'''^e voorgeflelde weg tot ^een^ w/der k^mis k^n
hN.ih, * Ko^fe», of dat hyy indien hyV onderfielt dat hy vaneen-^ teaenjhever aeflo-
V^:tTc"'!,' ('^^^^^^'^^^''''^ngerij^mfouz.fjn) een ander fatopenen. Maar
Ni, hyvoegt'eralleenlykby, '> Gy kent wie gy c onbcpaaldclyk en vcr-
wardclyk , maur niet bepaaldcly k en klarcly k zijt. Vit welke
' t
woorden
Zevende regemverpingen, €n Antwoorden, 407
woorden men [eer ltchtel)\ kan bejlmten dat voor ons een weg tot ^mder^ Co^nttn
kennis opems , om dat \vy door overdenken en befinnen te ^ wees^ konnen"^"""^'
hengen dat wj 'tgecn , 't welk m allcenl)\onbep.taldelyk en verwar delyk jt^r.'"^"
bekennen, namaals klarelyk, cn bepaaldel)!^,\ bevatten. 3]/Caar hy beflmt
echter dat de woorden bepaaldelyk en onbcpaaldelyk de fRcmo J pf/.'p...
ra, en verhindering is , om dat zy ons een gehele eeuw ophou-
den kan ^ en dat men dieshalven een andere weg te verfoeken heeft. Ze- ''crtiilfè'.
hr> wy dmkt dat hy niets bequamer , dan dtt alles, k^an bedenken, /l^^j^,.
^ijn grootfle s ongerijmtheit , en defe fwakheit van z.ijn eige vernuft m"^^ sL:Ui,dal
te beelden.
Qa Ik ben, zegt gy. Ik ontken 't. Gy vaart voort , Ik denk, en^
7^0 voort. Hy vecht hierweértegend'^eerfle fchaduw, en, wanende haar
terjl ont met d'eerfle aanloop gedoot te hebben , roept vol roem uu ; zeker,
een iheerlijke daat : Ik heb met een flag alles afgehouwen, i
aar, dewijl def ? / ihaduw haar leven uit 7jjn harffenen heeft , en
dan met hem , kanfierven , tlo word z.y weêr levendig , fchoon zy gedoot
ts. Hy dan y met ü\n ham op z.ijn borfl kloppende , fweert dat hy ts , en.
dat hy denkt', en, door dit meu flach van bidden ver noegt , bewtjfl aan
defe fchadm de genade van te leven , en^de lefle adem halende, verfchaft
V£el floffe van wanf :hikkjlykte z.wetfen , die hy felfmn verwerpt , maar
e^er vrientfchap met defe fchaduw maakt , en tot andere vcrmakelykheden^
overgaat.
Voor eerfl: beflraft hy haar diis\ Gy vraagde een weinig te va-
ren , ^ naauvvely ks voor hondert fchrcdcn , wat gy waart : gy
weet 'et niet alleenlyk nu , maar hebt ook een » klare en onder- ^vo'ü """"
Ichcidc bevatting daaraf. Daarna vcrfoekt hy dat men een zo i^^/X^
klare en onderfcheidc bevatting aan hem tonen fal , op dat hy ^^ondnZ.
door des felfs aanfchouwing n verquikt fou worden. Dan ver- ntfi'Jlru'..
dicht hy dat defe bevatting aan hem vertoont word in dez^e woorden : \\<;^ohUcx,i}cr*e
weet Ibkerlyk dat ik ben , dat ik denk , dat ik wefentlyk een !:!l^";t?
denkende felfflandighcit ben: P't Is gedaan. Hy toont dat dit me tP^^^"""*'^^*-
genoechis, door dn voorbeelt : Gy bekent dat 'er geen ber^^ Tonder
dal wefentlyk kan wefcn, dieshalven gy hebt een klai^ en on-
derfcheidc bevatting van een berg fonder dal ; 'twel^hy dm tut-
legt: Uw bevatting 15 klaar, om dat gy haar fekerlyk kent : zy^,.,,,,,,^
is onderfcheiden, om dat gy niets anders kent. En in defer voe- '^««'«^ ^
gen is de klare en onderfcheide bevatting , die gy ' vormt jff^^jf^'^r
hier in , dat zy aan u vertoont dat de ^ denkende felfllandigheit ^ ^'^»i^^'f''nnè-
« wefentlyk is, met niet op 'tlighaam, op "'t gemoed, opdcri^SX,
geeft, of op iets anders te x merken, maar alleenlyk dat zy "
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
40 8 Zevende 7egemverpingm , en Antivoor icn,
wcfcntl yk is. Hy , daar na de geefl en moed van een krijgsman aanne-
i Oinfaüm mcnde , acht dat hy daar een grote toerffjiing, en krijgslieden, ^ beitelswij fe
ht^r''ö'2 fi'T^^'^^^ifigftaande,fiety die alle van defe nieuwe^ opfnijer en blaaskaak
utut, ' met een adem verflrooit worden ,
Gelyk men van de wint het riet,
En 't lillend blad verjagen ziet;
fuiwf'*,! i*-^*^ , dat 'er ook geen bode overblijven zou. Met d'^eerfle
v'aht adem geeft hy defe woorden uit : J Van kennen tot wefen deugt het
c' S'-'^'^^S niet. Hy toont ook, te gelyk. > ^ vaandel , ziekere Hafel ,
i ^UncM. * m de wslke hy de S denkende felfjlandigheit naar fijn believen befchreven
^n'^tilT'^ ^^^f^* f"/ de tweede adem geeft hy defe woorden tut : » bepaaldelyk,
h>r» .IrLi- ^ onbcpaaldely k , i Ondcrichcidcly k , verwardelyk. " Kla-
TDcurr,wu> ''^lyk , " duiilcrly k. tJHet de darde adem defe woorden : 't Geen ,
tc. . 't welk te veel bclluit , bcHuit niets. Hyverkjaart het lefie inde^
k /M/cf.r/7;;y^^ ^ Ik kcn my wefcntlyk een denkende felfftandigheit
rai'/fl/Vf * f^^^^^*^" » ken echter noch niet dat dc geclb vvefenrlyk
"é'.v/Vi è, js. Zo hangt dan de ^ kennis van mijn wcfcntl ykheit niet af van
oimi'ttov, de kennis mijns wefentliike Dicshalvcn, dewiilikwe-
cv,ncre icntlyk ben, cnde «geelt niet weientlyk is, zo ben ik geen
ifuTüi.T S^'^^'^j dicshalvcn 'lighaam. 'De fchadmv ^ dit gehoort hebbende ^
<j Menrrm * J^vijgt , trckj de voet to rug, verliejl de moed, en lijd dat 7jy van hem m
t'^'H^uiU g^p^^ial gevangen omgevoert word. Jk^zou hier veel dingen kennen tonen ,
•xifitHtu die een " cemvig gelach waerdig z.ijn. iSKaar ik, wil liever 't klf^ct van de
TSuns Mn ioonncelfpeeldcr f paren ; en ik. acht het ook, met betamelyk^ voor my lang
daarom te lachen. Ik fal dieshalven hier alleenlyk^^t geen aanwijfen ,
u io/hT'm, welk, 3 hoewel het ^' verre van de waar hen vervreemt is , mijfchien van
vioriAh', enig^in gelooft fon worden, als van my toeflaan j tlo ik.geheellyk. daar
ytrnlu^ '^ ^f fweeg, f^oor eerft ontken ik, dat hy met recht k^laagt , als of ik ge-
^i^Ttf" ^^^^ ^^^^ ^ klare en onderfcheide bevatting van my had, eer
c'onup-.hiJ'tnik,^ g^nocchfamcly!::^vcrklaart had hoe men die heeft, en ^ g'^hK^J
* dewijl ik naauwclyks voor hondcrt fchreden vraagde wie
„t, jkwas. Want il^i^hcb alle ^ cigenfchappenvan het denkend dingonder dc'
ll'rTilT^^ rw^f ^//«^^«^(yf/f/r, te weten d.n het verf aat , wil, inbeeld, gedenkt 9
tHhtu. f gevoelt, en 1.0 voort cn daar by rdle andere eigenfchappen , die aan' t ge-
c.wfp/iu ^^^^ bekent üjn , de welken tot des felfs bcvattingnict ^ behoren , om
c lertitKre. '/ gen van 't ander t'onderfchetden , 't welk^alleenlyk gewen Jcht kan wor-
tiA^'^** " 9 vooroordelen wechgenomen z.ijn, eJ^Caar ik^beken dat de
genen , die fich met van de vooroordelen onilafcn , niet Uchielyk. <^en
^uZ"&" K^'^^^ onderfcheide bevatting van enig dmg konncn hebben : want
d'pndHs, bet ü kjaarblijkelyk. dat dsfe Uvattingcn , di£ wy in onfe kjntshctt
Zevende Tegen'werpingen , en Antmorden. 409
gehaA hebben i niet kj^ar en onderfc heiden hebben geweefi , en dat dies-
huiven door defen , ^x.o z,y niet wechgedaan wierden , alle anderen , a K.f.futrnt
diewy f e der t verkrijgen y ^'dnifler en verwart gemaakt worden, utlls ^-'Z ^ J"^'//,;^, ^
dan wil dat men defe klare en onderfcheide bevatting aan hem toonen ^^^/./A-
faly t)m door dés felfs ^ aanfchoHwmg verduikt te worden j x.o ^ bc^^^^^^^^^tf^'j^
feit hy\ gelyk^ ook ^ invoert dat ik^ die aan hem toon , m defe c
woorden ; Ik weet fekerly k dat ik ben , en z.o voort, aar als hy
defe fehe beuzelmgen met dit voorbeeltwd weerleggen , Gy weet ook
fekerlijk dat 'er geen berg Tonder dal ^wefentlyk is, dieshal-
ven, gy hebt een ^ klare en onderfcheide bevattinï^ van een f^'^"""'/^'*'
erg londerdal; x^o bedriegt hjfich felf?rtet defe bedriegery : w.int jiruim.
uit het voorgaande volgt alleen)) k.^ Dieshalven, gy begrijpt kjarehl^ en^^ '^'i'"-^'""-
onderf rheidelyk^dat'^er geen berg f onder dal ' wefemlykj^ ; en niet gy hebt i ex:/Ure^
de bevatting van een bergfonder dal , om dat , dewijl er geen zoodanig üy
men niet achten kan dat 'cr enioc beri f onder dal ts. 'Doch k hy ts z.o
gelfiksjg "van vernuft, dat hy defe felve ^ ongerijmthedcn , die hy ver- I/'k/o*.
d4cht heeft , niet f mder nieuwe ongerijmthedcn wederleggen kttn. eJ^aar
als hy daar na fegt dat ik, de denkende felfjlandighcit bevat , en s-i'Mti*
^niets lighamelyky mets geejielyk^y ^» z.o voort, begrijp, z.o Jiatk hem'fi-llu
he , voor z.9 veel 'r lighamelyk, aangaat , om dat tk eerfl verkjaart '■'"'^"'"''^t
had wat ik^by de ^naam van Ughaam , of van"* t lighamelyk dmg ver-o'^'^-il',!',,,^,
fiond, te weten alleenlyk. g^^^i ^ welk^ uitgeflrekj is , of in welkj ""^
^\ bevatting ' uitflrek^kmg begrepen is. V oorts , wat het geen aangaat , :^"/u'i*ji
^twclk,hy van ^^tgeefielyk^ daar by voegt , ^hy verdicht dit p^<>^p^^}k'>\^'fj"ff^^,,
gelyk^ook m veel andere plaat f en , daar hy my invoert , dm f wrekende : H^uufio, *
ben een " denkend dmg , maar ik^ ben gemeen lighaam , geen ^ gemoed , ^
geenVg^efty enzovoort: wamtk^kjin van^t denl^end dmgmets omk^n-^rficf
nen, dan* t geen, in welkers bevatting tk, weet geen denkjfig begrepen '^j^l'ff^^*'
te worden ; en tk_ heb nooit gefchreven ja ook. w^^^ gedacht dat tk. corjm.
ffilkj van 't gemoed, of van de geefl wif. En als hy daar na z.egt'^^.-f^f'^'f"*
»dat hy mijn z.in wel begrijpt , en dat ik. acht dat ?mjn ^ bevattmg'^'Ki^^t'*'»
klaar ts , omdat tl^ zieker lyk. beken , en 00!^ onderfcheiden , om dat ik^^'n'cru"*
niets anders ken, 7^0 verdicht hy fich fel f traag van vernuft te wefen:'-'^'
want klareljk. te begrijpen ts tets anders , dan z^ekerlyl^^ te weten : ver- IXmcu,.,
mits wy nu, met alleenlyk door 't goddelyk geloof, maar ook. om dat^^^J"^'^:^'"-
wy te voren f kjarelyk deurgeften hebben, veel dmoen zekjrlyk we-l-^n//'^'
ten, die wy echter nu met kjarelyk^begrypen , en dewijl de ?>ks'n^is derYcf^^'^*
andere dingen, geenfins belet dat defe , dis wy van enig dmg hebben, tu,^
ondcrfcheidcn is. Ik. heb ook^nooit het mwflewoort gefchreven, mt het\-^^'^''^^
wel karnen zoodanige beuz^ehngen afleiden kan. IVyders^ z.ijn gelooffpreuh, '-a C«'^r.tu,,
Fff Van'^^-^"""-
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
4 1 0 Zevende Tegermverfïngen , en Antmorden,
Van kennen tot wefen ^ deugt het** gevolg niet, is geheelly^
h£Ê''' valfch. Want hoewel hier uit , datvpyde ^ vpefentheit van enig dmg l^en^
d clnf'r"'*- » f^'^^ volgt dat het ^wefentljk^is , noeh ook^dat hier ^ dat w/ menen
^s^fT^ntia. '^'^ kennen y met volgt dat het is, z.o wy bedrogen konnen vue'
i£K>H:rc, fen z.0 'èdengt echter het gevolg van kjinnen tot wefen, om dat het
\^Voïno!ctre. ritet gefchteden kan dat w) enig ding ^kpnnen^ indien het niet geheeüyk^
le^'tflent, zoodanig is, ge lyk. of wj/'^t kennen ; namelyk.^wefentlyk^ zjjnde ^ z.owy
f/Sr* dat ^begrijpen ^wefentlyk te x^ijn; of vandefe of die natuur, z.o alleen^
TnSuhfiantici lyj^ des z.elfs natuHr aan ons hkent is, '/ Js ook^ valfch , of ten mirt'
rrS'«« fi^^ '^^^ z.onder enige, ja ook, de minfie reden bevefligty dateni^
o^t't''"- ge m denkende z^elffiandigheit ^deelbaar is, gelyk hy indeje ° tafel heeft,
^^u!cT/ub- ^^^ke hy vverfchetde gedaanten van denkende Tielfftandigheit ,
fi^uüxcop. als uan enige godfpraak^aan hem ^geopenbaart , x voorfielt: want vpy
^'Tdo^'tu koenen geen ^ uit (l rekking of deelbaarheit van denken ^verflaan^ en^tis
tP^<>p°yj''* geheel lyl^^ ongertjmt dn , 'twelk^niet van God geopenbaart is , ^ en
^J^'t^pZU'ili- dat wy niet met het verftant bereiken, met woorden , als waar , te
tui ^^g't''""- verf e keren. Ik. ka^i ^^er niet verfwijgen dat my dunkt dat dit ^ ge»
Tintftti7ere, voeUn van de deelbaarheit der denkende z^elffiandigheit zeer gevarely^
\''!^'ff^^t^is , en ten hoogflen tegen de Chnftelyke Godsdtenft flrijd , om dat ie-
tj ',in,Hr tn~ mant , z.o lang hy dat toelaat , nimmer de y dadelijke onderfcheiding
^''oriniode mcnfchelijke z^iel van lighaam door kracht van reden bekent. De
1^ .rtihiNt .tc woorden beip^Mdyk , onbepaaldclyk. Ondei-fcheidclyk , ver-
^:Jfr^«!!;! wardelyk. Klarelyk, duifterlyk, hebben geen zin, als zy, ge^
yD\pn>nii) lyl^hier, alleen ge ft elt worden, en zijn niets anders , dan t-opfmokr
Tnmjrr'' kingen, met de welken, gelyk^ fchijnt , onfe Schryver zijn ^leerlin-
*"'^Cm** ^ff» wil ^ overreden , dat , dewijl hy niets goet heeft , dat hy zegt , hy
"^offTis. echter iets goet denkt. Z tjn andere geloof sfpreuk., 't Geen , 't welk
* ''"^'u'i£c ^^^^ dbcüuit, beüuit niets, moet ook niet zonder^ onderfchei^
\^F.il'um.'' dmg Ktangenomen worden: Want indien hy door't woort Ste veel aU
tT)7iipdhL ^^^^ '^'^ ^^^^ verflaat, dan 't geen , dat gefocht wierd , gelyk^dan^
k ^dmitti. als hy daar na de bewijsreedenen beflraft , door de welken ik,'^ Cjods
l^J,7^^lmen- mfenthkheit ^betoogt heb , en du hierom, dat hy acht dat daardoor
tl. * meer ^be floten word , dan de m wetten der voorfichtigheit v&reiffchen ,
Jï'ÜfL?'' " '^^-^«^ '^^^ menfchen begeert , zo is ^t geheellyk^ valfch en o ö«-
k -Vcmon^ gerymt , om dat , hoe '^r meer befloten word , zo men flechs recht be-
^Co'iciuderrjl^i^ > ^oe beter is ; en geen wetten van de voorfichtigheit konnen ooif
mU7e:frH i^jgy {g^en Zijn. Doch indien hyby't woort j;,lG.vtc\verfiaat , niet'^een-^
i'"'^l*,lqunniVoptdtglyk,tets meer, dangefochtword , maar iets, dat zonder 'tegen»
TinfZT fp^^ke» , zo ish waar. JA^aar d'E.f^ader doolt grovelyk, alshy
r i^tm». * tets zod^mig am my poogt * op te dichten, V/am als tk^dusgef chreven hebt
s ^ j)e
T Controviffi*' »
Zevende Tegemvevprngen , en Antmorden. 4 1 1
De a kennis der dingen, dieikkenwefentlykte ï^ijn , ''hangt ^^J^'^;)^"*^;**
niet af van de kennis der dingen , die ik noch niet ken welbnt- vTIv,lïIrr.
lyk te wefen: maar ik ken het Menkend ding wefentlyk
zijn , en ik ken noch niet dat het lighaam wefentlyk is ; dies- mJ!
halven , de kennis van't denkend ding hangt niet af van de ken- \ ^^JT'^'*
nis des lighaams , z.ohé il^ mts te veel, en mets t^onrecht heJlotenA ^un,"^
tJHéar als hy daar Hyneemt, Ik ken het denkend ding evvefent- g^';;,';^,^,
lyk te wefen, maar ik ken noch niet de ^ geelt wefentlyk te
zijn, ja daar is geen geeft wefentlyk, daar is s niets , ^'d\\Qs\s\f^^J,[^^^*'
verworpen , z.o neemt hfer een beuf üachtig en vxtfch dmg by, W ant '^''^'jj*^^^
ik^k/tnvan de geefl'^ niets ontkennen y ofbeveftigen, TLotJ^nietweet vcattl^i cont^tif.
by de fe naam geeji verjia : en il^ kjtn niets uit de dmgcn verft aan , die ge-
menely kohier door , in welk^geen * denkjng begrepen is , verft aan ivor- n vi rfi>u-
den: invoegen ^^dat hetftrijdtgts dat iemant beleent het ° denkend dmg^^"^*^
P vpefentlykje wefen , en niet de qgeeft of tets daar af, dat met de naam van unr,
geeft betekent word, bekent wef '.ntlyk.te z.tjn, 't Geen, welk^ hy daar aan^ [J fif'/lT*
voegt , ja daar is geen geelt wefentlyk , daar is niets , alles is ver- r tUfurdHrn.
worpen, « z.o ' wanfehikj^elyk > dat het geen antwoort verdient. IVant als, \ j^xlfieuul'
fia de ^ verwerping, de ^ wefentnkheit van V denkend dm^ " bekent is , z.o ts
ook wefentlykhett van de w geeft bekent , ( ten mm ft en voor z.o veel als a/^,,,.
met defe naam het denkend ding aangewejeu word ) en dieshalven is z.y ^f^f^^'^^l"**
met ^langer verworpen. Eindelyk., hy , yindevofmeen"^ ftmtreedenge-yu}lrn,^^
brmken zjillende , en dat als enig " 'Beleed van de reden te beflieren , U welk f^i^f'^^'f"'^'
hy tegen* t mijn ft eU , verheffende, jLofchi^nt hy te wtllen^ overreden dat
i\de^ vormen der ftnitreedenen niet goetk^en, en dat tk, dieshalven ^^^gll'p,"'^^^^^^
Beleed heb , dat T^eervreemt en verre van de reden ts. ^JHaar dat dit c Fotmx Sy{.
valfch is y blijkt genoech uit mijn f :hriften , in de welken tk, altijt ftmtree- '^^S)TJnf.''
denen gebruikt heb , als de plaats z,ulks vereifcht heeft. '
S f Hy brengt hier de '^ftmtreeden by « uit een valf :h voor fel en byftel , die IrJmijis!
hy de mijnen verfekert te wefen , maar die tk^ontkjn , jageheellyk ontken. ^ j:*^-**-
Wam wat het meerder voorft cl aangaat , Geen ding , 't welk zodanig f.ri/?/t/
is , dat men daar af kan twijffelen f of 't wefently k is , is s in der ^
daat wefentlyk , ts z.o ^ ongerijmt , dat tk niet vrees dat het enicr^en • o- \e.
verreden fait' achten dat het van my voortgekomen ts , ^t en z.y dat' et hen
wet enen vroedmaakt dat ikjiiet wel ^ by redensgebnuk^ben. Ik^kj^m my niet i Mcdn^tuf.
genoech verwonderen met wat voorneemen , wat z^ekerheit , wat hoop , en ^r,^fjp*y'
wat vertrouwen hy dit aangevangen heeft. Want in d'^eerjie ' Bedenking , txeu^ia^
in de welke linoch niet gehandelt heb van enige waarheit vaftteftel-''^^ '''^"'^'*
len , maar alleenljk van de " vooroordelen wech te nemen , heb ik^, na dat o opinione,.
fkgetoont heb dat men defe o gevoelens , Vop welkers verir ouwen 'trfjttl
Fff i hoogden
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Der
199D 14
4 1 1 Zevende Te gemvcr pingen , cn Antwoorden,
hoogflen gewent wt^i , in twijfel k/in trel^f^en , en dat men dieshalven daar
3 .A(f.:»fio, afz.ijn ^ toeftemming niet mm , dan van degenen , diC openbaarljkvalfch
c int!nut\ ' ^^^^ ^ afhouden , op dat z.j niet aan my tot belet fel zouden lirckh^*^
tj-..zre>.d.t. comds waarheitte z^oeken^ defe woorden daar by gevoegt : Maar 'c is
d^f«r.«./H./. niec gcnoech dat ik dele dingen bemerkt heb , ^ik moet maken
eopimona dat ik dïkwijls daaraan gedenk ; want d'oudeen e gewone ge^
V^cm''^.'^<!^^^"{ komen altijt weer, en^ bemachtigen mijn slichtgelo-
hu:,fot,/H, vighcit, als hdoor een lange gewoonte, en door 't recht van
/^i g^'^^c"f<^^'''H'' ^'^^^ fich verbonden , ja ook fomtijts tegen mijn
tievtna.t, dank. Ik fal my ook nooit ' ontwennen van hen ^ toe tc ftcm-
'V'X£'rl: men , en daar op tc i vertrouwen , zo lang als ik hen m onderftel
jf,.Kr.^ zodanigtewefcn, als zy » warelyk zijn , namelykwel °inemger
n y^jfe twijfel) k^, gelyk alrêegetoont is , maar echter zeer Pwaar-
T" Y 'Zli^ fchijnely k , cn van de welken men meer reden heeft hen te ge-
'^7r!uX loven , dan t'ontkennen. Ik acht dieshalven dat ik niet qualyk
^J;;';;'';;;,.^j^l_docn, zoik, '^geheellyk^eenftrijdigez.ijdekiefende, my zelf be-
fr.!r;y^v'.. drieg, en een tijt lang verdicht dat zy geheel valfch en mbeeldelyl^
j"'nn,ir,.:ru.^^^^^^ tot dat cittdclyk ^nadatmijn vooroordelen gerechtelyk
j ivu- tegen malkander opgewogen en geëvenaart zijn ,de« gewoon-
P.%T7r ' "^^^ '"^^^i^^* bedorven zijnde , mijn " oordeel niet van de rech«
U.^p,M- tc wbevatting der dingen aftrekt. Vn de welken onze Schryver de-
t 'cUmiudo. woonden vcrkjeji , en d"^ anderen wechwerpt : Ik geheelly k een flrydi-»
ge zijde kiefende, fld verdichten dat de'' gevoelens , die yin c-
nigerwijfetwijffelachtig zijn, geheel valfch cn verdicht zijn >
X Ofj^'^"- ^« wjders , m de plaats van "t woon ^ik h\ verdichten , ftelt hy , «ik
LliTL ^•^'^ Hellen , geloven , en zo geloven , dat ik het tegendeel van
""fr/ir' geen ,,'t welk twijflPelachtig is, voor waarheit bevcftig. Mn
%JZu' h ^vil^at dit als een ^ geloofsfpreuk. , of ziekere regel fal wefcn , die
i.iVur^. t\ altijt gebruik^, niet ^ om de vooroordelen wsch te nemen, maar om de
'JV^^'um, ^grontveJIenvanWOvernatuarkunde, d^e ten hoogde zeker en nam-
Xt' vafite'iflellen, Hy heeft echter die eerftelyk^alleenlyk}^fchoor'
^„V voetende, en dni (Ier lyk voor ge fielt , Namehk^ in de tweede en darde
. ^fdcelmg van zijn eerfle ' gefchil. Ja in defe darde k afdeelmg , na
taf,:arhj. dat hj gefielt heeft dat naar defe regel twee cn drie geen vijf maken ^
^unuTl- of ^^^^j^ zodanig moet geloven, dat hy Ikh
r.ir.A^. overreed dat dit niet anders kan wcfen. Op welke ^wanfchik-
c'^'ia2!ur ke/ykjle vraag hy , na enige l twijfelachtigheden en overtollige woorden^
Nr.w,.ba. my mvoiïty emdelyk, dus aan hem antwoordende: Gy zult het niet
i%:^/ih. Hellen , noch ontkennen , en geen van beide gebruiken, maar
'^ZT"^'''^ beide als valfch houden. Vit welke woorden , die hy aan my toeetgentt
] s^fs^faton geheet
nbjurdtlllmhm^ va xAmbagn, *^
Zevende Tegenwerpingen, en Antwoc^rden. 4?^
geheel kj^icirblijkel^k ts dat hy wel geweten heeft dat iJ^ niet het tege^u
deel van ''tgeen , dat twijfelachtig ts , als waar geloof , en dat , ^^vol- ■■
gens mijn gevoelen , niemant tot een ^'meerder voor el van entfr ^^fm-u'^Jp
reeden k.an (lellen , mt de^ivelke een zieker ^ bef uit verwacht word : n^fofi^o,
want defe dingen z,ijn tegenfeggel)\, te weten noch te [lellen , nochfconi!!^^'
ontkennen , geen van heide te gebruiken , en een daar af als waar
hevefligen , en dat te gebrmken, ^Dsch hy , daar na allengs ^de dm- coi'i.ti^
gen vergeten hebbende , die hy als de mijnen verhaak en by gebracht*'^""*'
had , heeft niet alleenlyk^ het ^tegendeel bevefliot , maar dat ook, z.o
dikwijls » ingefiampt , dat hybyna dit enige m z^ijn- gehele ^^ ^edenerina incaUare^
beftrafty en alle defe Uw aalf misdrijven ^ die hy my van daar tot aanXq'!c7^tT'^
^ temde opdicht , uit defe enige ^gemaakt en te z^amenz^ct in voegen '^'*<"i'<-'»'*
dat hy , z.o wel hier , daar hy beveftigt dat dit hyjeerder voor fel ,\mZT'''
Geen ding, 'tvvelk zodanig is , dat men daar af kan twijf-
fclen '"of het wefentlyk is, is "in der daat wcfentlyk , hst'^a'^"''^^
mijne is , als in aHe andere plaatfen , daar hy tets z^od-wnr aan my " -^'/"«^V
^ toeeigent , kjaarblijke^yk, ï' betoogt ( z.o i^ met geheel on^^mdig benp^LfZZ'
wat liegen betekent ) dat hy q onverfchonelyl^ liegt y of teoenz^tfn «" ^r-
moed en ^geweten fpreekt. En hoewel z.eer ongnerne \tilk eenon-Vhflrl**^'^
eerlyk woort gebruik^, z,o vereifcht echter de ^voorftant van de waar- ^^^^*"'*
heit i die ik^ aangenêmen heb , dit van my , <iat ik^ ten minften niet \ ^ï^i^'X^"*'
weiger met d^etge naam^t geen te noemen , V welk^ hy niet ^efchaamt'""''^'"")
heeft 7L0 opcntlyk, fe doen. En dewijl hy in dit gehele ge fchrift bynaV^"
niets anders doet , dan defe z^elve " ongerijmfle lengen^ op ontellif-'y;;^/!^^'''
ke ver/chcide wtjfen mtgedruks , ^(^z,cr yin te planten, en yin te f'JP^'Z'
[lampen , z.o zie ik niet dat hy anderfms verontfchaldtgt k.an worden , "'.,f^'^'7*
dan met dathy mijfchienhet z.elvez.0 dikwijls ge fcqt en bevejhgt heeft ^ "^"^ 'xfrel'"
dat hy allengs aan fch z.elve z vroedgemaak/ heeft dat het waar is , ^xTerfuade^
en het niet meer voor lengen houdt. P'oorts , wat het ^ minder voorftel
aangaat. Alle lighaam is zodanig , dat ik daar afkan tWlJf4/vr^X*
felcn bof het wefentlyk is, of , Alle geeft is zodanirr , dat
men vaa hem kan twijffelen of hy wefentlyk is ; mdten ditlZ7f''
c onbepaalde lyk^ J van alle tijt verf aan word, gelyk^hei tot des z^elfsbe- f'-^'"^''/'<'|.
flniting verf aan moet worden, 7.0 is't ook val fch , en ii ontken 't het d nt/u'ó'vt^
mijne te wefen, Wantterftont na de tweede <^ Bedenking, daar ik, ^ z^e-'^^^""'"*
kerlyk. deurgefien heb Zdat het denkend dmg wefentlyk^ is , ( welk den- ^cLT'"
kjnddmg, naar'^t gemeen gebrtitk^, geeft gen ocmt word , heb teniet lan-l'^^li^
ger kpnnen twijfelen of de geeft wefentlyk : gelyk ik ook, na de z,efte^tau,7mli-i
'Bedenking i tn de welke de wefentlykheit van't lighaam kent heb
niet Unnr daarafhel^kounentïVfjJfelen. iSHaarvan ho^ verwonderlyk'^^'x'jfanu
Fff 5
4 T 4 Zevende Tegemerpin^en , en Antwoorden,
i 7>u.(ruifx een vermft is onfe Schryver ^ die ^twee valfche fle Hingen z.o h k^onflig^
b^^mfinuli, ^'^^ ^''^ ^ Menden en uitvinden , dat daar uit , in een goede vorm , een
c excopuire. ^ valfch bejlfiit volgt, tSHaar ikverfta niet waarom hy my hier een Sar-
fJmaT* ^M^b gelach toefchrijft , dewtjl in des felfy f Redenermg alleenlyk, oor-
c conciufio faak^ van blyfchap , veel met feer groot , maar TLekerlijk^ waar en befian-
fv,}crutw. ^% » gevonden heb te weten om dat hy , met daar veel dmgen te be-
h ^fmlilm ''^^•IP^^ ' "'^^ mijnen z.ijn , maar die hy my s opgedicht heeft , kla^
wX.f r T^cly Kloont dat hy mets onaangeroert heeft gelaten , om iets, dat berifpens-
ui>idcm, waerdig ü , in mijn f :hnften te vinden , en echter geheellyk niet i gevonden
heeft,
\ Evam tJ^taarfeker, dat hy tot hier toe niet ' uit de geefl gelachen heeff Je
KfZuo"'" g(^noe6hverkJaat , z.o door TLijn ^heftige benfping, ^daar meé hy
\'s»^'hanc dn deel fluit ^ als voornAmelyk door z^ijn volgende antwoorden, in de
K/T'"''* welken hj met allcenlyk droevig en ftreng, maar ook^ warelyl^xvreed is.
Want hoewel hy geen oor faken van haat ^ en niets om te berifpcn gevon^
^biHrTim ^'^^f^i behahen dit enige ongerijmde, dat hy my ^^metvoordasht
M rrl'ZU- wetende opgedicht heeft , en ^t wei^ ik, een weinig te voren niet ecr-
jac„s,.ijjin- lijker, d.in een 'Heugen uan hem heb konnen noemen , nochtans^ dewijl
o^iteiida. hy acht dat hy dit alree volkomelyk^ aan z.ijn lez^er P vroedtremaakp
fT!rr>i.,0c*^^^^^ ' (^^^^ "^^^ '^^^^ ^^^^^ '^^^ redenen, om dat hy'er gten heeft,
q V, ratio, maar vooreer fl met een wonderlyk^ ^ vertrouwen van bevefttging , het
t'co»fiJe»tu ^^^^^ ^^^^ ^'^^ ' die bez.onderlyk. van de Chnflelijke
^jfjrm.indi. ^ godvruchtigheit en Uiefde belijdenis gedaan heeft, van een valfch ding
«iet Z.0 groot y en z.0 feer fonder fchaamte , kan we f en-, endaar na met
&^fic''Z1 ''gedurige en hardnekkige herhaling daar af, door't welk dikwijls
Tc(>ciTor weeggebracht word dat wy , uit de gewoonte van te horen , ook de din*
gen , die wy weten valf :h te wefen , dc gewoon te verkrijgen van hen voor
xPUis!"^' ^^^^^^^^^^«^^«5 en de fe twee vonden z.ijngemenelyk'^by aemeen , en
hy alle degenen die de dingen niet naaukeurigly konder foeken , kyachtiijer»
iZlm"" "^"^^ "^^^^ yi^iviV^/ van redenen ) zo ^ befprmgt hy my nu , als vcrwonten,
Tinfuitarr. f^er verwuandelyk, en, als een ^flatig leermcefier , befiraft my als een
flTo'U. YH^'^r', '^'k'^de twaalf antwoorden , ^ aan meer mis-
6 r«,r: daden fchuldig , dm 'er geboden d m de twee tafelen des wets begrepen z^ijn.
fi}ZZ/^^Z echter te verfchonen, om dat hy niet meer zjjns felfs
caxurnm, machtig fchijnt te wefen, aar gelyk de genen , die wat flerkg^'
'^^"^"''iH'- dronken hebben , gemene! yk^wee dingen m plaats vaneen fien , z^oword
hy ook door tlo groot een y ver van liefde ontroert ^ dat hymeeneniae re^
tTecrau. "^^^ ^^^^ » ^^2>^^ eige gemocd en geweten , gevonden heeft dat hy
" w7'* twaalf"^ misdaden toeeigenen k^n , die, z^o ikmy met fchaamde ^ opcm^
ö y^^^ en f onder ^bewimpelmgvan woorden te f preken 9 tk^iet anders dan
^ laffe ^
Zevende Tegenwerpingen , en Antwoorden. 41
^UfleYingenenfcheldredenen z.ou moeten noemeni maardieth^, dewijli\aConv}tU&
tiH acht dat 'et mijn ^ beurt van te boetten is , aUeenlyk^ ^ misgrepen fal '^'^'""^"i"*
achten. En tkjivilde wel dat de lez^er beducht dat ^er ook, , in *t vohende S/ '^"
'/ mtnjie woort , dat hy tegen mj gefproken heeft , met is , in 't wei^' hy ^''^^«"»'»*
niet gemijl heeft, '
Anvwoort,
I.erfle Antwoort, Het ^ Beleed zondigt omtrent de ^ beginfe-
len : Want het heeft 'er geen , en het heeft ^"oneindïgc begin- f/»/JS''**
felen. Maar d'andere s vermogens , gclyk zy ^ uit het zekere f
't zeker afleiden, Aftellen klare, blijkelijke,' en aan fich inge- edncant eens
bore beginfelen. 't Geheel is groter dan zijn deel. Uit niets i/,^^^;^/,^.
word niets, en veel andere diergelijken , daar zy op fteunen , t/'» c^iw*
en fich dus in de hoogte opheffen, en veiliglyk hun llreek naar i!!'^^'^'^
de waarheit nemen. Doch dit Beleed doet anders, dat, om
iets te maken, niet ^ uit iets , maar' uit niets , alle™ d'oude be-!"L','^/l
ginfclen, ja tot een toe, "afkapt, verwerpt, en p afzweert,
en dat, geheellyk een ftrijdige zijde kiezende, opdat het niet p^J^'/lrT;
lou fchijnen vleugels te derven, vleugels voor fich van was
maakt en bereid, en nieuwe beginfelen, die geheelly k tegen de
ouden flrijden, fielt, in en defer voegen 'i d'oude vooroordelen <ï
1 uittrekt, om nieuwen ' aan te trekken. Het legt het fekereaf, TSr*^
om't twijfFclagtige aan te nemen. Het bcreit voor fig vleugels, ' ^"^«"-'t
maar van was. Het heft fig op in de hoogte, maar om te vallen, t MUur
Eindelyk, het ^onderftaat iets uit niets, om niet te maken. ^J^^;'/''
Tweede Amwoort, Het" Beleed zondigt omtrent de midde-/'^^''''t'J;//.
len ; want het heeft 'er geen, terwijl het d'ouden wechneemt, VllnZTc^
cn geen nieuwen tevoorfchijn brengt. D'andere ''Jcringen'^"»-
. hebben vredcnkonflige vormen en Sluitredenen, en zckcvc^ugli^lt
awijfcn van bewijsredenen , door welkers beleid zy fich , als
met Ariadnes draat, uit de doolhoven redden,en verwarde din-
gen lichtelyk en veiliglyk ontwarren. Maar defe, in tegendeel, v''"^"^orHm^
bederft en fchcnd d'oude vorm, terwijl zy bleek word v^^ncf^mavv
een nieuwe vrees , die zy zich van een Gelcigeeit verdicht •
terwijl zy vreeft dat zy {laapt,en terwijl zy twijffelt of zy « ont- e dZII
finnig is. ^Stel een fluitreden voor; zy lal op 't meerder voor- rjl,^^'"'"
fleljhoedanig dat eindelyk fal wefcn, bleek worden. Mifichien,sJ/«!^;^.*
zegt zy, word ik van een ^ geleigceft bedrogen. Wat het Mnin- 'C-en\
der voorftcl aangaat, zy faj fiddcrcn , en dat twijfielaehtig noc- tX^'^^i^
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
4 ï <^ Z evcndc Tegêmverpi?i^en , en Antmorien,
men Wat dan, zo ik droom? Hoe dikwijls hebben aan een dro-
mende enige dmgen feker en klaar gefchenen, die na de droom
l^uffU. 1^ ^^^onden zijn? Wat fal zy eindelyk tot het - befluit doen?
p.rf/T ■ , ^'^^ ^^ïcs als^ ftrikken en voetangels fchuvven. Menen
c7i*r,w«.n. ^ Y^^"'^^/^" ' fporelofen en ontfinnigen ook niet dat zy treffe-
d Mem & |y redeneren , fchoon zy gebrek van verdant en oordeel
f^^^'^^'^ ? Wat dan , zo nu desgelyks aan my gebeurde ? Wat
{Fnau,'& dan, zo de cgclcigeeft zijn ^bedrogen lagen aanwend ? hy is
f-Zmcxi.^^f^' ï^^wcet noch niet s dat God wcfcntly kis, endatdefe
(icrc, bedrieger van hem bedwongen word. Wat lult gy hier doen ^
^^^^ilin.^o Wat dan, als zy, cn noch met een halftarrig gemoed , fegt dat
Het 'gcvoIg twijfelachtig IS, ZO gv te voren niet zekerlyk
verax f^^^ ^'^^ "^^^^ drcomt , CU uict doolt, maar dat God is, en dat
\(jc,n,u er een ^ waarachtig God is, endat hy dequade igeleigeeftin
;i^~'^^"^enJioud? Want dan, als zy de - ftoffe en vorm vandefc
/^/^W;//- llLiitrcden verlloot , en verwerpt. Iets in de " natuur of bevat-
n:^(!;«r4 ^"\^5vnncnigding begrepen te worden, in even 't zelve , alsof
jivj^ ^ouc.i,. men fcgt dat du van dit ding v/aar is. Maar de ^ wefently kheit,
O Exijicntu. 20 voort ; cn noch meer andere diergelijke dkigen , op de
welken zy, als men daar op dringt, feggenfal. Verwacht tot
l^ZZf' T;} ^^^^^ "^^^ God is , en dat ik de m geleigeelt gebonden zie.
rtoo./«^,. Maar zyheefc, legt gy,ten minftendefe' nuttigheit, dat zy vei-
L. ^^^^ ' wan bel] uitingen fchuwt, vermits zy 'er geen ' üuit-
i.yii.^i^rui, redenen by voegt. Zeker, feertreffelyk, dat men een kint, om
niet belnot te zijn, de neus affnyd. Is 't niet beter dat de moe-
ders aan hun kinderen 't fnot afvegen. Ik heb dieshal ven hier
-^.let meer, dan dit enige, te feggcn : Als alle " vorm wechgeno-
X M ibtiM ^^^^ blijft 'er niets anders, dan w wangeftaltc.
yf^^ÜlT' , ^^''^^ ^niwoou. Het ^ Bcleet zondigt tegen 't gemerk cn
y t emdc, terwijl het niets zeker verkrijgt, ja ook niet vcrkrij-
S^^'^^^"' ^ewijl het voor zich alle wegen tot de waarheit toe-
topt. Gy hebt dit felf gefien cn beproefc - in d'ülyffifche do-
a^..«<. [^"S^" ' ^' en ook my , uw ^ medemakker, vermoeit
hebt. Gy beweerde dat gy i. gecM waart, of een geed had: doch
gykondeditgeenhnsteweegbren^ven, maar gybleeft in de ha-
gen en doornen hangen, en dit zo dikwijls , dat ik 'er naauwc-
iyks aan gedenken m ig , hoewel het nut zou zijn nu daar aan
cMMu4 ['r gedenken , om defe onfe antvvoort krachtig te maken. Zie
fc^T* ^'^^^ voornaamfte delen daar af, met de welken her
'j^i. c j3^.j^^.j. .^^^ fel ven de zenuwen afgefncden , cn alle hoop
tor
men
X MclhtiM»
Zevende Negenwerf 'm^en ^ en Antmorden* 4^7
tot het licht der waarheit buiten gefloten heeft. I. Gy weet
niet a of gy droomt of waakt j en dieshalven moet gy uw ge- rMfimm^i,
dachten en ^ redeneringen (indien gy noch enigen hebt, en
niet alleenlyk droomt dut gy hen hebt ) niet hoger ftellen, dan c *
een , die droomt, de zijnen Helt. Hier uit fpruiten alle^' twijf- j
felingen en « onzekerheden , en ook d'onzekcre ^ befluitingcn. c^nu^iu.
Ik fal geen voorbeelden by brengen. Ga felf derwaarts; deur- ^^p'"/»"""-'
fnuffcl de hoeken cn winkels van uw geheugenis ; en indien ^
'pi.t.
gy daar iets vind , dat vandcfe ^ fmet niet befmet is^ zo breng ilX'*^**''
k ik fal my verblijden. " " "
het te voorfchijn ; ^ ik fal my verblijden. 11. Eer ik weet dat
God , diedequadci geleigecll binden fal, wefentlyk is, moet inSx-ifilrf,
ik van alle dingen twijfFelcn , en alle " voordellen *^ verdacht "^f^^^,
houden , of, ''t welk de p gemene Wijsbegeerte , cn m 't oud o Sfl'ff^s'ÓA.
Beleed vante redeneren is , r men moet voor alle dingen bepa-
len of 'er voortellingen zijn , en eindclyk Vv^elken defc « vrijen q vcvu
zijn , en van welken men de leerlingen moet vermanen fich te '''"f!^!^,,'^"'"'
wachten. Dit is d'oorfaak da: , gelyk in 't voorgaande , alles r^/'t^
twijffclachtig , en tot vs^aarheit na te fpeuren geheel onnut is.
III. Indien 'er iets is, dat ook de minlic twijfleling heeft , zo s^/''-'''''''-
geloof, "gcheellyk een flrijdigezydc kiezende, dit valfch te ^^J,
wefen \ geloof het " tegengellelde , en gebruik dat als een
beginfel. Dus fijn alle ^ toegangen tot de waarheit gefloten, n orWt«»-'.
Want wat verhoopt gy hier af; Ik heb geen hooft,Daar is geen ^^^j;;'""""
. lighaam, geen geefl: , en meer dan hondert diergelijke din-''
gen ? 'c Is waar , gy fegt niet dat defe v verwerping voor ecu- y ^^'^
wig moet wefen, maar, ^naar de wijze van't gerecht, voor -^/J/J."*
eentijt, vooreen maant, voor vyfticn dagen j opdat ydcr
^groter vlijt en naerftigheit daar toe bededen zou. Genomen 3 j^u\'>r
dat zy voor een tijt is , maar is zy dan in die tijt , in de welk gy Z'''i^^lur\*
de waarheit nafpeurt,b daar in gy't verworpe gebruikt en mis- t/'iv^.<t«, <s-
bruikt , even als of alle waarheit daar van athing , en daar op , * TuZ'm.u
als nootfakelyk op een cgrontvefl:, beflaat ? Maar, fcgtgy , ''^"'Z''''^^**-
ik gebruik haar, a om een fliijl cn vaftigheic vafl; te flicUcn, '-'ge- i^ZZ/.''
lyk de boumeefters gemenelyk doen. Rechten zy i"iict inder^^'^'y^JJ-^^
haafl: enige lofe fl:ellingen op, die zy gebruiken, om de pyler op IfturctZast
te hefl^en en in fijn plaats tc letten, en die zy, als't werk afgedaan
is, losmaken en wechnemen ? Waarom fou ik hen ook niet na-
volgen ? Ik ben te vreden , maar fie wel toe dat defe ^ dylen en ^/'/[f^:'"
pylcrs niet zo op defes lofc flelling fl:eunen , dat , als men defe g f'Ll'Z"*
wechneemt, 'tander ook invalt. En dit is 't geen , 't welk ik ^j;*;;;-^^"'
G s s in ■ *
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
4 1 8 Zeve-fide Tegeniverpm^en , ra Antwoorden.
iM,tho:hi^. in ^'t Beleed bcrifpcnswaerdig acht. Het legt valfchei'gront-
tl^Üa,"' veften, en fleunt daarop zodanig, dat , als men die wcch-
d êittT' neemt , dit ook wechgcnomen moet worden.
c mXX . ^fcrde ^mmoYt, Het Beleed Zondigt door overmaat ; dat
LtS!^'"*' ^""^^ ^onderlliaatmcer, dandc ^wetten der voorfichtigheit
0 siy.tfc]uam daar af eiÜchen , en meer dan e iemant der menfchen daar af be-
h'^Dac^: g^^^*^- Enigen eiflchen wel dat men h Gods wefentlykheit , en
jhuua. id'onfterfFelykheit van de menfchelijke geeft aan hen '^beto-
jj^rrri'" S^^^ • maarzeker, daar is tot noch toe niemant gevonden ,
rr^eniu, dïc nict gcnocch voor fich geacht heeft dat hy zo zekerlyk weet
fi^JrT"' ^^'^^ wefentlyk is , en de werrelt van hem '» beftiert word*
1 icum ex>' en dat de " zielen der menfchen " geeftelyk en onfterfFelyk zijn'
{^'Ihnni- als hy dit weet, dat tweeën drie vijf maken, ofalsikdit, ik
jir.^re, hcbccnhooft, ik hebeenlighaam i in voegen dat alle de vlijt
ho'lpTr*. cn nacrftigheit van enige groter zekerheit natefpeuren over-
ifó-lm^' ^^^^'gis- Wyders, gelyk'er Pin de handeling cnbeftelling der
Z.ruiZ dingen zekere einden van zekerheit zijn , die meer dan genoech
r^".^'.^^r^^^j" omllch voorfichtiglyk cn veiliglyktc dragen, zozijn'er
^;fr«,: ' ook, 'lin't overwegen en befpiegclen der dingen, bepaalde
JLlir'r'" merkpalen ; en de geen , die hen bereikt heeft , is zeker , en zo
fc^HUudH seker , dat hy , of van d*andere dingen , die iemant verder wil
onderfoeken, of wanhopende , of hen veroordelende , voor-
fichtiglyk en veiliglyk daar mee te vrcden is. Niet wydcr, Niec
teveel. Maar, zegtgy, Mit ongemeen lof kan ^d'eindpalcn
* uitbreiden , en de " wading , die federt alle eeuwen herwaarts
VZlm!'' niet deurgewaad is, "'deurwaden. Zeker, een uitfteckcnd lof,
V- Ttrv,uU' cn dit noch terwijl men zonder jfchipbrcuk de wading deurwa-
den kan. Dicshalven.
y. 'Diftüii, riifJe ^ntmort. Dit Beleed zondigt ^ door gebrek: dat is de-
wijl het meer bevat, dan redelyk is, befluit het niets. Ik begeer
u alleen tot getuig en rechter. Wat hebt gy met defc heerhikc
Vs[t!,7 tocficly uitgewerkt? Watmetderczo ^plechtelijke verwer-
.u:i.u,.. ping, die zo algemeen en edelmoedig is, dat gy ook u zelf niec
'rSi'" gclpaarthcbt, ^dan dit , dat zogefleten is , Mk denk , ikben,
Ik ben een denkend ding? Dit, zeg ik, dat zo gemeen is, zclt
iHmr:. co^^f c jQechtc volk, dat'cr , federt de bouwing der werrelt, nic-
Vsfft^'* rnant gevonden is, die daar af ook enigfins gctwijffelt heeft,
I tl'dtjhrt. veel min die ernllelyk heeft verlbcht dat men aan hem zou be-
i^se7flnr» ^"^^ '^^^^ » !^ ^'^^ hy wcfcntlyk is , ^ dat hy denkt , dat hy
ZmLuX' ecu deukend ding is j in voegen dat met recht niemiuit u bedan-
1 }htC
V01I vuliaru
5 Mtii,
a Proüxs
1) CmatM^^
Zevende Tegenwerpingen , en Antmorden. 3 1 9
kcnflil, 'tenwaarhy (gelyk ik om mijn' vrientfchnp , cn bc-
fonderejonfttotudoe) uw ^ grote jonft tot het menlchelyk
geflacht, cn uw ''poging prees.
Zefleu4ntwoon. Het*-' Beleed zondigt een gemene zonde, die c!lvf]Tod>u
'tin anderen bcdraft : want het verwondert fich vandar <!ll^- '"''"^ """"
menlcnen m't kort dit zeggen , en met zo grote verfekertheit
flellen ; Ik heb een hooft , ik heb ogen , en zo voort : cn het is tlu7, ""^^
niet over fich zelf verwondert , als't met gelyk vertrouwen
zegt ; Ik heb geen hooft , en zo voort.
Zevende Annvoon. Het zondigt ^ een zonde, di'eaanfich ei-
gen is : om dat , ichoon alle d'aiidcre menfchen verre genoech,^^'
en genoechlamelyk zeker achten, Ik heb een hooft, daar is
lighaam , en daar isgccU , dit door een raat, befonder aan fichj
het ^ tcgengclteldc , ik heb geen hooft , daar is geen lighaam , ^oppofuu»..
geen ingeeft, niet allecnlyk zeker (lelt, maar ook zeker,dat men '^-^f^"'.
daar op een naaukeurigc O vernatuurkunde kan {lichten , en
daar op zodanig (leunt , dat het , indien men defe ' flcun wech- T^hiTuZ!'
neemt , ^ voorover op 't aangeficht ncêrftorten fal. ^ in vuKnf»
^chtfte Amwoort^ Hetzondigt 1 onvoorfichtiglyk : want ^/X^/Xu.
het bemerkt niet m dat het twijffehichtige een twcefnijdig
zwaert is ; terwijl het d'een "Icherpte vlied, word het van
d'ander gequetft. 't Is by hem twijfFelachtig "of 'er enio- hV- l^^Z '^.i
haam wefentlyk is ; om dat'et het twijffelachtig wechdrijtt , cn ^'>'i''''^^exi'
het P tegengestelde ftelt, Daar is geen lighaam, en in defe twijf-
teling, als of het zeker was, word het gewond 5 terwijl het 011-
voorlichtiglyk daar op fteunt.
Negende Antwoort, Het zondigt voorfichtiglyk , terwijl het q*^^"^"" •
wetende en willende, en vermaant zijnde, fich zelf verblind , X^'''""^
en , door een ' gewillige verwerping der dingen , die noetfake- ^
lyk zijn om 't ware op te zoeken, fich van zijn ^ Ontknoping r^J^w;^*
•Jaat bedriegenden afhandig makcn,en dus niet alleenly k't P-ccn '
teweegbrengt, daar 't naar tracht , maar ook het ceen, daar
'tmeeft voorvreefl.
Tiende uintmort, Hetzondigt u door bedrijving , dewijl het» c<.nmiif..,
tot het oude weerkeert, 't welk het door een plcchtclyk ver- .
bod verbied, en, tegen de wetten van de verwerping, X >t ver-
Worpen weer aanvat. Het heucht u noch wel
Elfde Antvpoort. Het Beleed zondigt ook ^door nalating , de- y"^^^'-]
wijl't geen, dat het voorfchrijft, gelyk een valte gront,te we- if,^'"'
ten dat men ten hoogden «moet toefien dat men niets voor^» c*4vn;/«;«
'cattonu.
waar
\v
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
42 O Zevende Tegemver fingen ^ en Anf^oorden^
a .Aihmtter,, -vviinr ^ roelaatj't welk men niet kan bewijfen waar te 2ijn,t> meer
^cui'pl»"!''* dan eens overtreed , cn als ten hoogden waar en zeker ^onbe-
^ ^frZ'Zl' ^chroomdclyk aanneemt , zonder te bewijfen , dat de = finnen
,tu^l'.incir ons fomtijts bedriegen , dat wy alle dromen, f dat enigen bui-
fi^nnlh ^^^^ finnen zijn eadiergelijke dingen.
üdirunt. ' Twaalfde uimwoort* ^ 't Releed heeft of niets goet , of niets
T!!^laulZ* ' ^^^^^ ^''^^ overtollig is. Want indien hy zegt dat hy
(Uinrum^ door Zijn ^ vcrwcrping dcr twijfFelachtige dingen , M'overna-
l^tallir/uZ tuurkundige aftrekking , gelyk men't noemt , verftaat , k door
jh-' de welke het twijfFelachtige niet , dan als t wijffel ach tig , aan-
i!!4»imf*f. gemerkt, en dieshal ven ^ 't gemoed daar van afgeweert word,
m ^vouire. als men iets zeker zoekt , en. dan daar in niet meer (telt , dan in
't val fche , zo fal men 't iets goet, maar niets nieuw noemen, en
l^HZ^'" dcfe» aftrekking fil niet nieu, maar oud, cn «aan alle Wijsbe-
l>ln!o^o^l»l- gcrigen , zonder een. uit te zonderen , gemeen wefen.
Z*m" Indien hy door dcfe i' verwerping der twijfFelachtige din-
i'vllf^r''" S^-^ ' '^^^ ^'^^ ^^^^ twijfFelachtige dus verbetert fal worden,, dat
men ondcrfleltenzegtdathet valfchis, en dat als valfch, of
'^JT'' ^^^^^ tegengeilelde als waar gebruikt , zo fal hy iets nieu ,
miiarnicts goet zeggen ^ en defe verwerping fal wel nieu , maar
rspuru. echter ^onwettig wefen.
Indien hy zegt dat hy s door kracht en gewicht van redenen
»".'.-^. ' dit zckerlyk en klaarblijkelyk kan * uitwerken , Ik ben een
*n%es7oll " denkend ding , en door 't welk ik , die denk , geen »v geefl ,
geen ^ gemoed , en geen lighaam ben , maar eending , y zo daar
af wechgcvocrc , dat ik vcrflaankan worden., zonder dac mea
dit noch verflaan heeft , even als men een dier , of een ^gevoe-
lend ding verllaat, zonder noch het brieflchend of brullend
ding , en. zo voort , te verflaan , zo zegt hy wel iets goet , maar
niets nieu, dewijl de ^fcholen en preekfloelen overal daaraf
weergalmen; en dit word met gierlijke woorden van alle dc
i, a^iiratio, genen gclecrt, die achten dat enige dieren , cn , indien dc^^ den-
Idng ook de zin bchelil,dat dit ook denkt, 't welk gevoeIt,fict,
hoort ,cn van alle de genen , die achten dat de beelten^^ gevoe-
len, dat is alle, geen uitgefondert,
^ ^ Indien hy zegt dat hy door krachtige en ovcrbedachtc rcdo*
jt.Pu,atop' ncn bcwefen heeft, dathy warelyk wefentlyk eenji denkend
ding, of denkende zelfilandigheit is , en terwijl hy wcfcntlyk
Ls, dat de geefl zelf, 't lighaam of' 't gemoed niet wefentlyk
is , ZQ zegt hy wel ict5 nieu., maarnictsgoet ,, en niet meer dan
of
•zV.esfcn-
ïicr.s.
li Sentire.
t'^d hmtn
iSx,ile>e.
}> Kcs & f i '
Zjevtnds Tegemverpmgcn ^ cn antwoorden. 421
ot hy zcide dat het ' dier wcfcntlyk, en echter geen leeu of vos, 3-^"''"*
of iets dicrgelykwas. tf'-
Indien hy zegt ''dat hy denkt , dat is verflaat , wil , inbeeld ,
gevoelt, en dus denkt , dat hy c door een wecrkecrend bedrijf,
defezijn denking aanfchout, en bemerkt, en zodanig denkt^W^t*/.
of weet , en bemerkt dat hy denkt , ( 't welk warely k is'^ meê- S/rl/,'c«.'*
wuftig te wefen , en c medeweting van enig bedrijf te hebben ) *
maar dat dit fd'eigenfchap van 't vermogen» of van't ding is ,);JS«r
't welk boven de ftoffeis geftelt, en dat '^geheellyk geclle- ^ ^ï ''':'''^»
lyk is 5 en dat hy i in defer voegen geelt en 1 adem is ; zo zegt
by het geen , 't welk hy noch niet gefegt heeft., cn't welk hy i^'v
behoorde te zeggen , 'twelk ik verwachtte dat hy zeggen fï^wÏL.
20U , en 't welk ik meer dan te voren heb willen doen ged'cn-
ken , mals ik hem met een vruchteloofe poging in barensnoot
gefien heb ; hy zegt , zeg ik , iets goet , maar niets nicu , ver- 1'';:"/"*
raitswy dit eertijts van onfe " Icermeellers , zy wcêr van de "r/.
hunne , en gelyk ik acht , anderen van anderen , tot aan Adara ""^^Tuw*
toe, ontfangen hebben» q7w'r**
Wydersjindien hy dit zegt,welken en hoe grote dingen zul-
Icn 'cr overig zijn ? wat een overvloet fal 'er wcfcn ? hoe groot
een «hatelijke herhaling?. Watecn Pgrote tocllcl, of totde}jf;;^;X^.
s praal , of tot de ' guighclfpelcn ? Waar heen de « misleiding u Udu-ru *
gen der zinnen , de ' bedriegerijen der dromenden ,.en.dc u fpo- w!^t7,ZZ\
rcloosheden der uitfinnigcn ? Wat einde van dcfc vcrwer-'*
ping, die zo flrcngis, datzy ons ook niet dan ccn '^fier, aaiiLT/T/x^
ons zeiven overlaat blijven? Waarom dcfc zoverre en lang- ^^''-^
durige yreifen in dc buiten gewcltcn, verre van de afinnen, ïSió-
rulTchcn de ^fchaduwen en fpoken ? Wat zullen <Je dingen
eindelykdoen, om '«^ Gods wefentlykhcit valt te flcllcn ,^als /w"//?!*/-
of die niet beftaankon, zo men. niet alles overhoop wierp ?'^7/;;;p„/^.
Waar toe zo veel en zo groter c vernieuwingen der gevoelens , th!us%w,t,
om d'oudcn afteleggen^ en nieuwen aan te doen, en, defeniSV.iw
verworpen hebbende , d'oudcn weer aan te nemen ? Maar ge- t?"'»^ f""-:
lyk eertijts miflchiende <^ kerkplcegingen vandcgoddin Goete ï.«,..
cn Mee wuftig , en der andere goden ydcr hun c gewoonten en f
gebruiklykheden hadden, zo zijn ook dcfc fplechtelykhcdenrrrL.
der niewe gcheimenilfen nieu. Ja hy heeft , g zonder ommewe- s"^"'»^
gen te gebruiken , defe dingen'klarely k en kortely k , met een ''^7h"
woort, dcwaarheit vertoont. Ik denk, ik heb medeweting^*
van dc denking , dieshal ven ik ben igctft. «IIS^»»;
Ggg 3 Einde.^-^^^"*»
42 2 Zevende Tegenwerkingen ^ en Antivoorden.
a inuVAgtrt, Elndclyk , indien hy fegt dat * verflaan, willen , inbeelden,
ifnjMtr'c. gevoelen, dat is indenken, zodanig ^ 't eigen van de geeft is , dat
hOi.iare. Hcel gecn dieren , uitgefondertde menfch , denken, inbeel-
^Jiu!'" " ' gevoelen , fien , horen, en zo voort j zo fegt hy wel iets
^Gr'Tü''^ nieu, maar niets goet , en dit noch ^ dengenen , die 't begeren
'irirriuu!^ cn niet begeren , zo het geval niet iets bewaarde, en verbergdc
mrfnpnm. (wclkc enïgc ^ toevlucht overiG;is) totziin tiit, als om dat 8 on-
(hifuu vcrliens aan de genen, dic verbaalt zijn, te vertonen, Maar hoe
lang heefn men dit verwacht, ja zo, dat men gehecllyk te wan-
hopen heeft ?
Lejie AntwooYt, Gy vreeO; hier , gclykik acht, voor dit uw
Ij ,mm,', h Beleed , 't welk gy bemint, dat gy omhcUl , . (ik vergeeft u)
't welk gy gelyk uw dochter kuil,; gy vreell: dat ik achten fal
\I(iult]H,L.^ dat men 't by d'oudc vodden en flettcn moet verwerpen,*^ om
dat ik 't aan zo veel zonden fchuldig heb gemaakt, vermits het,
)t^Jttr'm ge^yk gy felf ziet, i'fich in (lukken fplijt, en van alle zijden
f,ci rtum. vervloeit. Vrees niet , ik ben uw vrient. Ik fal uw * verwach-
^Exp'^aluo. ^'^"'g verwinnen , of bedriegen ; ik fU fwijgen en verwachten.
ra^cia Ik ken u, en de ""fcherpfinnigheit en deurfichtigheit van uw
ZlrTac'*^ vernuft. Als gy enige tijt tot overwegen genomen fult heb-
^cr(lnc.tx. ben, en voornamelykalsgy met defeuw getrouwe Ontkno-
ping in een geheim vertrek te raat gegaan fult zijn , zo fult gy
't ftof affchudden , de vuiligheit afwiflchen , en een gefuivert
en befchaaft Beleed voor onfe ogen vertonen. Hou ondertuf-
fchcn dit, en hoor naar my , terwijl ik voortga met t'antwoor-
dcn op 't geen , dat gy verfoekt , en daar in ik wel veel dingen
begrijp, dic ik , om kort te wefen, ter vlucht overloop , gelyk
de dingen, die de geeft, die de klare en onderfcheide bevatting,
die 't ware en vallche, en diergelijke dingen aangaan : Maar gy
herleeft felf de dingen, die den wijfen ontvallen zijn , en
DARDE GESCHIL;
« t!t!::it of men een " Beleed ° oprechten kan.
Gy vraagt ten darden , of* D^E. Vader heeft niet meergefonden^
€n toen men 't overige van hem verfocht , antwoordde hy dat hy nu geen tijt
Ïi^'/hJ^' ^^dvan meer temaken. Maar'? \vy TLonden^t voor z.onde houden ^ ook^de
q sjiub'^^ minjle ^ Jyil? van fijn gefchnft achter te laten,
A AN-
Zevende Tegen-ivcrpingen^ en Antivoorden, 423
A A N T E E K E N I N G E N.
Ik^z^oH voor genoech geacht hebben dtt ^heerljk oordeel van mijn Beleet ^ n^rcrium
om ^t ware te f nken , hoedanig het ook^is^ te verhalen, om des f elf s valsheit j»'''^^'»'» 'i*
en ^ vpanfchikjielykjpeu te verklaren , tndien het van een c onbekende voort- 'cum^Üf"
gekomen was . tj^aar dewijl des ƒ ?/ƒ; Schryver in zoodanig een plaats ^^^j^'^'>°'^<^
geftelt is j dat niemant lichtelykg^^ovenfal , dat hy of^ fijns felf nut mag- cf/Jmt'"^'
ügis , ofdathy een overgroot leugenaar , lajieraar en onbefchaamde is j^ljj"^]"^^^^^^^^^
zj) bid ik, > {op dat z.ijn al te grote achtbaar heit nieis tegen de waarhcit ver- c7^o« cow^-m
mogen t^oh ) de lez^ers dat zy gedenlien dat hy hier boven , voor defe ant-^"^'
woorden , mets , ja ookniet het minfte ding, tegen my bewefen heeft , maar
adeenlyk. hvanfchikkjlijke fnappingen heeft gebrmkj , om rny ^gevoelens ^CuviU^th.
op te dichten , dte ook.z.0 belachelyk ^'/« > dut ocen weèrleqqnKT behoe- '"j^"'** ,
ven ; dat hy nu tn deje antwoorden mets poogt te uewij^en, maar valjchelyk 'o-nntor.es,
^ t"* onder ft ellen dat hy alrée te voren alles , '/ welk hy my opdicht , bewefen
heeft i dat hy , op dat de bdlykheit van des f ilfs oordeel meer z,qh blijken , *
eerji, m '/ befchnldigen , alleenlyk^gebocrt heeft , en d.iar na jich hier in
oordelen al te Jlreng en heftig betoont j en in d^ elf e erft e antwoorden ^ on-'^JMiian-
twijjfelyk en ' befmtelyk^ my veroordeelt , en emdelyk. in de twaalfde ant- \%ecrctoriè,
WooYt beraadftaagt en onderfcheid. Indien het dit zegt, zo heeft het
niets nieui indien dit, zo heeft het niets ggct , en z.o voort y hoe^
wel hy echter in aHe defe antwoorden alleenlyk,van een en 't jelve ding ,^op^ Divttfn
verfcheide wijf en aangefchout , handelt , te weien " van een enig zjjn ver- Tnlnlfjut
dichtf ü , welks O wanf :hiklielykJoeit en ongerijmt heit tkjjier met een P (re- h^'»^o.
Ik heb overal in mïjn gefchnften getmgt dut ik^dc ^ boumeeFlcrs hier in ^
navolg , dat z^y, om vajie en hechte gebouwen te makjn , ter plaats , daar r SoZiT ^
de ft- een , ofleemgront, of enige andere vafiegront met z,am bedekt is, eerft 'l'^,!!*',
grachten delven, en al't z^ant , en al 'tgeen, dat op '/ z^ant gebottt, of daar t S!.i./i.mia
mee vermengt ts , uitgraven , om daar na op de vaftegromdegrontveji te ^r!'t',T'^^*
leggen : wam dm heb tk^allc ^ twijffelachtige dingen, gelyk,z^rnt, eerft ver- " £>:>li'rc,
worpen , en , diar na bemerkende dat men ten 'minjtcn met kan twijjfelen FttndZi'en-
van dat de t twijfelende , of denkende f üfftandtghen " wefentlyk^ is , heb
dttgelykde ft een gebruikt , op de wel^i^de ^grontveften van mijn mjs- y S^««t4.
begeerte gel^gt heb, cJ^Caar onf ? Schryver isgelyk^een y meffelaar , die
vermits hy m fijn ftadt voor een trefelyk,'^ werkbaas gehouden wil wefen, en Inf/tl^
dieshalven de ^ "Botmeefler , daar een Kerk ftichtende, grotelykj benijd, ^.^^'"''"^e-
merfliglyknaar alle gelegentheden tracht , om'^'t werk. van de boumeefter b 'sactiiumi
te benfpen , maar dte ( vermits hy z.o * rtm en plomp is , dat hy niets van l '^l'j^
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, [
^24- Zevende Tegenwerkingen , en Ammorden. -
t geen , t welkjvan de Bonmeeji er gedam word, begrijpen kan ) niets an-
arrima.& ^^^^ dart aantaften , dan ^ d'eerjie begin felen, die meejl amjfotelyk aan
ZirZii^ «^/w ^y/;. Want hj heeft aangemerkt wat de Boumeefter in 't begin groef ,
M.m» fnmetalleenlyk,hetz.ant, en de^ mulle aarde , maar ook^t bout endefie-
Tflndarncn. '^^^ ' ^" andere dingen, onderst z.am vermengt, opdolf, om tot de
u, y^Jlt: grond te komen, en daar de ^ grontvefi vm een keri^te leggen. W)'
d Su erScui ^^^^ ' ^^^^^ g^hoort dat de Boumeefler aan degenen , die hem vraagden
urrl. ' waarom hy dw groef, geantwoort heeft dat de'^ vlakte van d* aarde , daar
wyopflaan niet alttjtvnfl en befiandig genocch is , om grote gebouveente
c uiiMn. dragen j en dut bet z.ant voornameljk." los en onheftandio is , om dat het ,
door f waar gewicht gedrukt , niet alleenl)\neéYfmkt , rnaar ook.om dat het
van 't water, da-t 'er aan f poel t y dikwijls méegefleept word, daar de
i;;;;,;r''''^f^^<-'rprting van 't geen, dat 'er op (iaat, opvolgt, fchoon men't met
g /„^M/«,. verwacht, Emdeljk , dewijl zoodanige neérflortingen gemenelykj' m kfulen
^ur,m'>i*. 'Voorvallen , zo ge ucn de gravers d'oorfaak^daar af aan de fpoken en qua^
ajtmaiu<Je^ de gceflcn , die ^ d' ondcraardfche plaat fen bewoncn , Vit welke dingen de
Tucafiib. ^^pl^i^rgclegemheit heeft genomen van te verdicht en dat hj de fe gracht ,
die de bonmeejt er gebruikte , voor de bonwing van de kerk heeft gebonden ,
en ook. cf de gracht , of de (leen, in des felfs gront ontdekt , of ten mmjlen
tgeen , 'r welk, z.o boven op de gracht gejiicht wierd, dat de gracht [elf
ondertujfchen leegbleef, voor de kerk^te bouwen; en dat hy f elf tlo dwaas
esn boameejier is , dat hy vreesde dat d"* aarde , daar hy op fiont , jlou be-
MLcmnruu f^^-ijj^en, of Van de ^' nachtgeefien omgeworpen worden. £n dewijl hy dit
aan enige jongens vroedgemaakt heeft , of aan enige anderen, die z.o onkun-
\^^^rch,tcau.Mgtnde^boukpnfUrjn\ dat bet by hennieuen ongehoort :lou z,tjn grach-
Tn*^d locnr.. ten IC makken om grontvcjlen der gebouwen te leggen , en die Itchtelykje
il!!.'fHnJa. » V kenden , en de welke z.y ervaren genoech in z.ijn kpnfl , en
inttitu. ' voor c^ngoed man bidden , in "^t geen geloofden , V welk^ hy van de " bou^
n^rchiun^' ^eefterz^eide , die aan hen ontkent was , en die, gelykz^y hoorden, noch
metgebcm , maar alleenlyk grachten gegraven had j 7i.o beeft by z^o groot
^Tiimcnwm vermaak mditz,tjn verdichtfel gefchept , dat hy verhoopt heeft dat hy
desgelyks aan de gehele werrelt vroedmaken z.ou. En hoewd de boumeefler
aile de grachten, die hy eerfi groef , met ftenen heeft gevult , endaarz^tjn
ll'muurt] ^^^^^ ^^^^ ^'^^^^^^ bouftofen vafl opgebom heeft , en aanyder ten toon fielt ^
iLo blijft hy noch al met te mm by zijn eerjle hoop en oogwit , van zjip beufe-
len aan alle menfchen vroed te maken y en tot dit gemerk fcbdanelykjop
attn begevende , vertoont z,f}n fpelen van de boumeefler aan't voor»
bygaandd volk » daar af d'tnhout dusdanig was.
i\yirth,tcirtt> l^^oor ecrfl voerde hy de M boumeefler in , dat hy beval dat iLy grachten
fonden ma\en , en met alleenljk.al V z^ int , maar ook al gcen^ dat onder
'/ T^ant
zevende Tegenwerpingen , en Anfivoorden. 4 2 y
'tz.am vermengt, of daar op geboum was , ook,de gehomve (leen , v:sr^
kante ft enen, en, met een mort y ^ ^lles z^ouden verwerpen , en- Niets :>o..-ni.,
daarlaten. Ia hy ft ampte dcfe woorden , Niets, Alles, ookdecTc
houwe en andere ftenen , feer diep m ^ en verdichtte met enen %it
hy de je konft van hem wilde leren , en met hem in defe grachten afhhm^
men, <^Toon u een leidsman, z.eide hy , wakker, fpreek: cv ^
fultmy of tot een medemakker, of tot een Meerling vaerdig
hebben. Wat beveelt gy ? Iknadergaerne defe weg, fchoon.'-^r;,,,
hynieuis, en fchrikkelykaan my fchijnt, die niet tot duifter-
nillen gewent ben. Ik hoornaar u. Gy beveelt dat ik ditfal
doen , 't welk ik fal fien dat gy doet. Ik fal de voet ter plaats
zetten, daar gy d'iiwe gevelt hebt. Zeker, een treffelijke
wijze van te gebieden, en te geleiden. Hoe wel ne valt 2v mv!
Ik hoor. ^
Ten tweeden , hy, veinfende voor ^ [poken en nachtgeeften in defe nyach. Umurn,,
tenbevreefttewefen, poogt dm d' aan fch omver s tot lachen te verwekken.
Zult gy dit aan my tc weegbrcngen, dat ik nu niet vrees, dat ik
met Icliroom , en dat ik niet van defe quade ggelcigceft ver- j^owu'.
vaert ben? Zeker, fchoon gy my met de hant,<!n met uw woort
verlekert , zo kan ik echter niet fonder feer grote vrees der-
waarts afklimmen. Bneenwemtgdaarna: MaaVómy, die niet
aan mijn voorneemen gedenk! wat heb ik gedaan ? Ik heb in 'c
begin my geheel aan u tot een medegezel of leerling overge-
geven j en fict ik blijf in d'ingang vreesachtig en hardnekl^^K.
Vergeef my : ik heb grotelijks gefondigt , en alleenlvk de
H^n ""'u ^^j^' Y'"^^' hf^iozh. Ik , alle vrees ter zij- u
den zettende, behoorde my onbefchroomdelyk in de duifter-
nis der verwerping te begeven. Maar ik ben fchoorvocti^- ae.
weeft, en heb ftilgeftaan. ^
Tendardenvertoondehyficheen i bor^mee/ler , die aan fichinde (rrontUni.iuii.,
Tn h tïT T^^"" '^'^^ z^^jn geheel gebon wilde vtften;
cnhy omfingthemhierr^etditgelach. Gy verkrijgt hier, ó uitmuni
tend man, eer treftcly k een '^Archimedifch punt. G3 f™"- ^ r..^..
der twijftcl, zo 't u luft, de werrelt bewegen. Zie, alles is alrec 7^"""^'
aan 't waggelen geraakt. Maar ik bid u dewijl gy , Pclykik
meen, alles tot aan de wortel wilt affnyden , op dat'er niets
onbcquaam , mets, dat met te zamenhangt , en niets, dat niet
nootfikclykis, in uw Beleed zou wefen , waarom behoud gy
hier defe fteen Hebt gy niet geboden de ftenen met het zanc
balling tc wefen Maar dit is u millchicn ontgaan j zofwaar
H h h CU
b Rttder^t
r;;M.
fitn.lt>.
0 Ltii>'uqH,i.
h C XMeura-
1 \r.htteSfai
k Demon-
prat io ^r-
%KtmtdtA,
426 Zevende Tegemverfm^en , Antwoorden,
cn koinmcrlyk is 'c, jaookvoor d'ervarenen, de dingen ge-
hccllyk te vergeten, tot de welken wy van onfe jonge jaren af
gewent zijn. Dieshalven heb ik , die ruw en ongeoeffent ben,
niets quaat te vrefen , fchoon ik millchien aan't waggelen ge-
r aii k t c 5 en z.o voort» Wyders, de houmeefter vergaderde enige ^ jlnkken en
brakken met het zjintj dat uit de grachten geworpen ü, om die tot de boming
te gehrptikcn ; V welk, van d'^ ander dm befpot wierd : Zal ik u , eer ik
mijn voeten binnen zet, darren vragen met watmeninggy,
die alle oude ftenen en brokken naar een plechtelijke wijfe ver-
worpen hebt , hen weer wilt aanfien , en befchouwen : alsof-
gy «=uitdeie voddenen fletteniets, dat zeker cn vallis, ver-
hoopte? en z.9 voort. Ja dewijl alle 't geen , dat gy een weinig
tevoren verworpen hebt, waggelde, cnzwak was, (waar-
om hebt gy 't anders verworpen ? ) hoefal gefchiedendathet
zelfde nu niet waggelt , en zwak is? en z.o voort. £n een weinig
daarna. Lyd hier ook dat ik my over uw konft verwonder, de-
wijl gy, om iets beftandig vaft te ftellen, het zwakke gebruikt,
en , om ons in 't licht te brengen , ons beveelt in de duiftemis
ncêr tefinken , en z.o voort. Hy redeneerde hier wanfchikkelyk^veei
dingen van de namen en ampten des d boumee fiers , en des ^ metfelaars ,
die tot de z.aak,met dienftigz.ijn , dan dat zjy ^ Hit oorfaak^van een ver-
warde betekenis der namen , te minder van malkander onder f ;heiden kpn-
nen worden.
Ten Vierden , z.y flonden beide daatvaerdig ^op de gront van degrasht ,
daar de BoHmeefter poogde de grontveft tat boHwing vanzjtjn k/rk^te leg-
gen-, maar vergeefs. Want voor eer fi y toen hy daar een g vier kant e (i een
. wilde plaat f en, wordhy ter (lont van de ^^mejfelaar vermaant , dat hy
geboden heeft dat men alle [lenen z.ou verwerpen , en dat dit dieshalven
* tegen de regelen van zjjn konfi firijd ; door welke woorden de ^ BoH'
mee fier , als door een ^ Archimedifch betoog overtmgt , gedwongen word
van '/ werk op te hpuden , en ƒ :hoon de Botmeejier daar na fleen , en k^ilk^
m£t z^nnt en water ge mengt , of alle andere dingen , aantaft , z.o riep ech-
ter de mejfilaargedtiriglyk^, Gy hebt alles verworpen , gy hebt niets behoe-
den 'y en tnet de fe enige woorden , 1 Ntets , ^ u4lles , en tlo voort , als met
ziekere ^^betoveringen y verwoeftte hy des boumeeBers werken. Hy ge-
brtukjc hier toe i van de vijfde tot de negende ^ afdeelingy woorden^ die7L<y
' gelyk^z^ijn met degenen , de welken hy te voren gebrmks had , dat het niet
n.odto is de z^elfden hier we^r te verhalen.
Ten vijfden en lefien , toen hy z,ag dat hy een tamelijke grote menigte
van 't gemeen volk, romom hem vergadert had veranderde hy , naar een
nm
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
Zevende Tegenivcrpingen, en Antwoorden» 427
nmgéimk > vreucht van z.tjn ^ hlyfpel in een treur fpeeltge Jlatigheity ^ Cor^^a*.
eny de f patten van de kalk, 'van zijn aangeficht afgemfcht^ en een ft''ntg)JlXZ
gelaat aangenomen hebbende y begon alle de dolmgen van de Boumeeftcr
(te wetende genen ^ dtehj/in de voorgaande bedrijven onder jlelde betoogt
te wef en) op te lef en ^ en te veroordelen. Jkf^l^tjn geheel vonnis verha-
len, gelyk^hy z^elf voorat lefi , 'tn''tWHlk.hy defe f pelen aan'^t volk heeft
vertoont, in' t licht gebracht heeft, opdat men bekennen k^an hoena^m.
kenriglyk^onfe Schryver dn heeft gevolgt, Hy verdichtte dat de Boamee^
Jieraanhem verfocht had dat hy zijn oordeel van des z.elfs konft zoti ge-
ven , en antwoordde aan hem in defer voegen.
Ten eerften zondigt dc konft ontrent de cgrontveflen: want ^ ^^^d'xmf
zy hecft'er geen , en zy heeft oneindigen. Maar d'andere kon-
flen van huilen te bouwen leggen zeer valle gront veftcn , als
gehouwe ftenen,gebakke ll:cnen,en meer andere diergelijken,
op de welken de gebouwen gcveften opgetrokken worden.
Doch defe doet anders, om '4ets te maken, niet ^ uit iets, maar ^i-^z/^-^rrf.
uit ^nicts. Zy verwoeft, delft uit, en verwerpt alle oude gront- e e>: ,:i,q:,»
veften , geen uitgcfondert , en , gcheellyk een ürijdige zijde
kiefendc, opdat zy niet geheel zou fchijnen vleugels te der-
ven, maakt en bereid voordch vleugels van was , en legt nieu-
we grontveften, die gehecllyk tegen d'ouden flrijden, en myd
in defer voegen deg wankelbaarheitder ouden, om in een nieu- "
we wankelbaarheit te komen. Zy werpt het vafte om,op dat zy
zwakke zou aannecmen. Zy bereid voor fich vleugels , maar
van was. Zy trekt het gebou in de hoogte op , maar om te val-
len. Eindelyk; zy^ onderftaat iets uit niets, om niets te maken. iuw,/«r
.Allevoelkc dmgen, oftenminflen de ks^k., vande Boumeefter alreè '^f^'^Jf^^'^
gebofity ztjnbelachehjke valsheit aamvïjjl . Want het was kj^iarblijkelyk^riciutmbit,
dat hy zeer vajieen flerke \grontvefien heeft gelegt y en mets uitgeroen ^'^"^'trrtn
heeft, dan ^t geen, datuitgeroeit moeji we/en , en daarby dAt hy nergens
inde ^ leerreegels der anderen afgewek^en is , dan daar hy iets beter heeft ^ ^r.ueijta.
gehad, en* t gebou dus om hooggebont , en opgetrokken , op d,it het met
onder de voet zon vallen > en emdelyk dat hy met ' uit niets , maar uit zeer ]^^^
vafie en beflandige fioffe , niet Niets , maar een vafte Kerk^ , die oedu- m^unihu
rigfal zijn , tot Gods eer heeft gefticht : gelyk^{ beneffens meer dierjelijke
dingen , in de welken onfe Schrjver gedoolt heeft ) mt de « Bedenkmaen " -^^^'^'t*-
alleen y die ik^uttgegeven heb , kjarelyk^ genoech blijkt' dPl'Ccn heeft de '
Hifloriefchryver y Piit de welk^ik^de woorden van de meffelaar ungejchre-
ven heb y met te bcfiraffen van dat hy hem y vleugels aan de boukunfl
toefchrijvende y ingevoert heeft , en veel andere dingen y die weimg aan
Hhh 2 " hem
4 z S Zevende Tegermerfmgen , en Antmorden.
hem (chiynen te paffen. Hy heeft dn miffchien met voordacht gedaan ^
om d^ontr oer enis van'' t gemoed y dat z.hI\s z^egt ^ uitte drukken. Maar
^'f'l"j!dt'" ^^k.^^> ^^^^ defe dtngen pajfen niet beter tot het Beleed van de ivaar-
Vcniatu, heit te z^oeken , aan't welk^z,jr echter van onfe Schryver toege'éigent
worden.
\^rll"^" ^"f^oorde ten tweeden : Defe ^ boukunft zondigt omtrent de
middelen. Want zy hcefc'ergeen , terwijl zy d'oudenwech-
neemt, en geen nieuwen te voorfchijn brengt. D'andere dier-
gelijke konften hebben rijen, draden en fchietloden, door
welkers beleit zy fich , als met Ariadnes draat , uit de doolho-
ven redden , de Heen , hoewel ruw en onbehouwen , bequaam
en van pas maken. Maar defe , in tegendeel , bederft en fchend
cFormivf cd'oudevorm, terwijlzy vaneen nieuwe vrees bleekword,
Tumum. diczylich van de 'Upoken en nare geelten verdicht, terwijl
zy vrceft dat d'aarde zinken fil , en terwijl zy twijfïelt of het
fS'"XV ^^mtnictfal uitfpattcn. Zet een «pyler, hy fal opde* voet cn
g 7?4y?;. iigront ved , hoedanig die eindelyk is , bleek worden en befwij-
kcn. Denachtgceften,zegthy , zullen hem milTchien omwer-
h Stapa,, p^^i-,^ Maar wat doet dit tot de ''fchouder? zy falfiddercn , en
i gjifam, zwak noemen. Wat dan , zo hy alleenlyk van "pleiftering ,
en niet van marmer is? Hoe dikwijls hebben andere dingen
hard en fterk aan ons gefchenen,die , nadat men een proef daar
genomen had, broofch bevonden zijn ? Wyders , wat doet dit
] t2<'""' ^ Zeker , zy fal alles als ftrikken en J voetangels
khuwen. Hebben quade boumeefters niet dikwijls anderen
gellicht, die, hoewel zy hen valt en llerk oordeelden , echter
van xelfnecrgcftort zijn ? Wat dan, zo nu dcsgclyks aan defe
m Lemurtu. gcbcurdc? Wat dan, zo de ,„ nachtgceften de gront doen fchud-
ü lufts. den ? zy zijn qiiaat. Ik ken noch geen " gront veft , op zo vafl
een (leen gclcgt , dat de nachtgee Iten niets daar op vermo^^en.
Wat zult gy hier doen ? Wat dan , als hy, en noch met cenlial-
^^r'!^ gemoed, zegt dat dco vaftigheit van't hooft twijffclach-
\!oiy.r'!n.i. tig is, 't en zy gy tc voren zckerly k weet dat de v pylcr niet uit
brooflche floffe beftaat , en niet op zant fteunt , maar op een
vaflefteen, een ftcen, die nooit van enige nachtgeeftcn kan
qj,urn,a bcv/ogcn wordcn ? Wat dan, als zyde n Iloffe en vorm van
Tijf-Hu defe pylcr verwerpt ? ( /// bracht hier , door een befpottende fiontheity
^'t afbeeltfel van eenuitdefe pjlaars te vn orfchijn , die de bonmeefter in
z.ijn kerkg^flelt had ) en noch meer andere diergelijke dingen, op
de welken , als men daar op dringt , zy zeggen fal l verwacht
Zevende Tegenwerpingen, en Antwoorden, 429
tot dat ik weet dat'cr een ftcen onder is, en dat daar geen nacht-
geeften verkceren. Maar zy heeft , zegt gy, tcnminftcn defe
nuttighcit , dat zy , geen pylers bybrengendc , veiliglyk toe-
fiet dat zy'er geen zet,die quaat zijn. Zeker, zeer trerfely k, dat
men, om nietbefnot tezijn , en voorts gslyk kifr voor. Want
dit is al te Jlordtg om \iceh verhaalt te worden : en ih^ hid de Icz^er dat het
hem gelief defe bef ondere antwoorden met der z^elver wsèrgaanvmonfe^> cumeirnm
Schryverte vergelijken, [^HtlTrliZ.
f^oorts ^ defe antwoort i gelyk^ook^de voorgaande , ten minflen van dei^"'
kfrk^alleen, word van eenz^eer onbefchaamde lengen overtuigt ; omdat
daarin veel vafle en fterke pylers fionden ; en onder defen ookfdefe z^elvs ,
daar afhy afbeeltfel , als van de Botmeejler verworpen , toonde, "^Bcs- ^ ^i^i'"'*»
g^lykjt dat ik^de flmtreedenen niet verwerp , noch der zeiver oude vorm
bederf en fchendy T^ullen mtjnfchrtften genoech aanwijfen , in de welken
ik^hen al tijt gebruikt heb , als z^nlkj nodig heeft geweejl : ^a hy heeft , on-
der d' anderen , defe z^elve , welks '^flojfc en vorm , geljk, hy hier ver- '^^^^^^^2'!
dicht i tk, verwerp uitgefchyeven : want tk^heb defe in 'r einde van d'ant-
woort op d^eer/ie Tegenwerpingen , in eerfle voorflel , daar ;4 betoog
c dat (jod wef Uitlykis, Ik^ z.ie niet ^ met wat voorneemen hy dit verdicht , e i^eum exh
dan miffchien om aan. te wijf ?« dat alle de dingen , die tk, als waar en zieker f '^^^
voorgejielt heb , firijdig z^ijn tegen de ^verwerpingder twijjfelachtige din-f'*'^-
gen , die hy alleen door mijn 'Beleet ver [laan wil hebben. Zeker , dn is ^ifiltlm"*
ul 't z.elve , en niet min kjnderlyk. en ongertjmt , als de ' verdichting van !' -'W^'^orfwr;
demetfelaary die de ^ graving ^ de wel kf gedaan word om de grontveflen\tm"Xini!!
der gebouwen te leggen , voor de gehele konft van de boumeefter neemt , en ^
alle 't geen, datvande 'Boimecfiergeboutwordy als tegen defe graving
ftrtjdig , berifpt.
Hy antwoordde ten darden : De konft zondigt tegen 't ciiide en
gemerk , terwijl zy niets vaft enbellandig Iticht , ja ook niet
ilichtcn kan , dewijl zy zelve alle wegen, om werk te vorderen-,
toeftopt. Gy hebt dit zclfgcfien , cii beproeft in uw Ulyffi-
fche dolingen , door de welken gy u , cn ook my , uw mede-
makker, vermoeit hebt. Gy beweerde dat gy een Boumeciter
waart, of dc boukonlb had. Doch gy konde dit geenfins te
weeg brengen , maar gy bleeft in de 'heggen en hagen hangen,' ^-^'ci'ra^
en dit zo dikwijls, datik'cr naauwclyks aan gedenken mag,'^'"^""*
hoewel het nut zou zijn nu daar aan te gedenken, om aan de-
fe onfeantwoort zijn kracht tc geven. Ziehier dan de voor-
naamfte delen daaraf, met de welken defe konft aan fich zel-
vciidc zenuwen afgcfnedcn, cn alle hoop tot het werk voort
Hhh
tc
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
a Suptrjicics
urrx.
è fefi ran
fmidumcn'
i LulnrnnA,
430 zevende Tegêmverfmgen ^ en Antmorden,
tc drijven buitengeflotcn heeft. I. Gyweet niet of onder dc
^ vlakte van d'aarde zant of fteen is i en dieshalven moet gy u
niet meer op de fteen ( zo gy noch eens de fteen treft ) betrou-
wen , dan op 't zant. Hier uit fpruiten alle twijffelingen en
onzekerheden, en ook de fwakke gebouwen. Ik fal geen voor-
beelden bybrengen : ga felf derwaarts, en MeurfnufFel de
hoeken en winkels van uw geheugenis ; en indien gy daar iets
vind , dat van defe fmet niet befmet is , 20 breng het te voor-
fchijn: ik (ïü my verblyden. II. Eer ik een valtegront flil vin-
den , beneden de welk ik weet geen mul zant , en geen nacht-
gcellen , die dat omwroeten, te wefen , moet ik alles verwer-
pen , en in 't geheel alle ftoffe verdacht houden , of, 't welk
de gemene en oude Boukonfl is, men moet voor alle dingen
bepalen of 'er ' floffen zijn, en eindelyk welke flofïen men niet
moet verwerpen , en men moet de gravers vermanen die in de
grachten tc behouden. Dit is, gelyk in 't voorgaande , d'oor-
laak van dat alles fwak, en tot de bouwing der huifen geheel
onnut is. 111. Indien 'er iets is, dat 00 k op 't minfte bewogen
kan worden , zo geloof, geheellyk een flrydige zijde kiefende,
dat dit alreê neérgeilort is , en dat het uitgedolven moet wor-
den , en gebruik een ^ lege gracht als een grontveft. Dus zijn
alle toegangen tot de bouwing gefloten. Want wat verhoopt
gy hier af, Daar is alrec geen aarde , geen zant, geenftenen,
cn meer dan hondert diergelijke dingen? Doch, gy fegt niet
dat dcfc graving niet ecuwig fiil zijn , maar , naar de wijfe van
't gerecht, voor een tijt, en tot zekere hoogte , naar dat het
zant in ydcr plaats hoog is. Genomen dat dit voor een tijt is :
maar 't is in die tijt, in de welk gy meent tc bouwen, in de
welk gy de leegheit van de gracht gebruikt en misbruikt , als
ofdaar alle bouwing afhing, endaarin nootfakelyk, gelykin
ccncflcunpyler,bellont. Maar, fegt gy, ik gebruik haar om
een f flyl en vaftigheit valt te (tellen, gelyk de boumeefters gc-
mcnelyk doen. Rechten zy niet in der haaft enige ftellingen
op , die zy gebruiken, om de pyler op te heffen, en tlq voort, gcljl^
in 't voorgaande.
I n welks dingen ook f^i^fs belachelijker van de mejfelaar , dan van onfe
Schryver, bedacht is. Want de dmgen , die ikfedcrt betooqt heb , verkilt-
ren genoech dat tk^door de verwerping der twijfelachtirre^drngen voor my
niet meerde wegen tot de kennis der waarheit toege flopt heb , dan de boit^
weejler^ door de graving , tot da b&mving van de kerk^. En z^ekjT , hj be-
hoorde
Zevendi Tegettwerpngen , en Antwoorden, 43 r
hooYde ten minflen daar in of tets valfch , ofonfeeker aanocwefen te hebben.
Aiaardcmjl hj dit met doet, en met doen k^n , z,o moeUy beiennen dat
hy {onder verfchomng van rechte pad afdnolt. Ik heb non meer aearbeh
ifmtetonend.it li, ef het denkend dmggeefi -.vas , als d\mder om tetonen
dathyeenBoHmeeflerts. Maarzeker, onfe Schrjver heeft met nrote po^
ging en arbeit daar mets bewef en, dan dat hj/ geen ^geefl, ten m%fiendie,Mens
goet u , heeft. En hier uit , dat ^ d'overnatmrktmdige twijffelwg fich z.0 ^ ^«"'*t«f/»
Wijt mtflrekt , dat lemant ^ onderflelt niet te weten ofhy droomt ofwaa^t , ^Zi '^tV
volgt met meer dat hy niets fekjr kan vrndcn, dan hier t^it, datdebots-
meefier, als hy begint te graven, noch met weet of hj [leen, khü, of
tets anders onder '/ TLam fal vinden , niet volgt dat hj daar geen fieen \an
vmden , of, als hy die gevonden heeft , ftch daar op met moet vertrouwen
Noch hier mt, dat lemam , eer hy weet dat ^ Cjodwe{ently\is , oorfaa'k^i^i^cu.»..^
om van alle dmgen te twijfelen heeft , {namelj^van alle dmgen , daarap'^"*'
hy noch geen klare bevatting voor fijn gemoed tegenwoordig hetft , oelykjk
enige malen verklaart heb) volgt ook met meer, dat alles onnut is om' t
ware tefoeken , als hier uit , dat de Boumeefler alles uit fjn grachten heeft
doen uitwerpen, eer men een vaflegront gevonden had, vtlgde dat geen
fienen of andere bouftojfen daar hebben geweeft , dte hy oordtelde dat aan
hem daar na , in '/ leggen der gromvefl , dienfligfouden T^ïjn. En de mef-
f "Jaar doolde niet wanfchik:ielijker met te ƒ '^ggen , na^r de oemene en oude
"Boukonfi , dat men de fe dingen met uit de grachten moefl werpen , en dat
men de gravers moefl vermanen hen te behouden ; dan onfe Schrjver doolt ^
7^0 met te f eggen dat men v.oor alle dingen bepalen moet of'cr
' vooraellingcn zijn , en welken eindelykdclc voortellingen, CPr.^/Tt/..
vry van tWijfi-ehng, zijn: Want hoe konnen 7Ly van de neen bepaalt"'''
worden, diewy Underjiellen noch geen voorficllmgen te kennen? als met^^'m>^
te verfekeren dat dit het onderwijs van de gemene en oude Wijsbeaeerte is
want men vind daar in mets z^odamn, 'De mcffeiaar verdicht oo^niet wan^
? wU fie^
fcht^kelijker dat de boumeefler de lege gracht totmjn grontvefi
kruiken , en dat alle fijn werk^ daar op fleunen fal , als onfe Schrr.
kjaarblykelijk doolt met te f eggen dat ik 1
geen, dat twijffelachtig is*, als een
ccgengciteldc van ^t^oppofitum
- '•, ^^S»n^cl gebruik, en 't,7TV,„.
geen, dat verworpen is, misbruik, even als of alle waarheit'-r
daar van afhing , en daar in nootfakely k , gelyk in een ' (leun- '
pyler, beftont; fonder aan de woorden te gedenken, die hy te voren
voor de mijnen hygebracht had, Gy fult het niet Hellen , noch ont-
kennen ; geen van beide gebruiken, en beide als valfch houv
den. Emdelyi, de mejfelaar betoonde met meer fijn onkunde , met de
gracht^ gegraven om de gromvefl te leggen , bydejhlling, indtrhaafl
toe»
r
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
a In futiiU-
ntentn Tij;.
i/i!it
retitr.
c l.iTfJites
ünltUlmnist
432 Zevende Tegemerpingen , en ommorden.
toegeftehy om de pyter op te rechten, te gelijken, als onfe Schryver met de
verwerping van twijfelachtige by defelve fteüing.
iiy antwoorden ten vierden : Defe kond zondigt door overmaat^
dat IS zyonderftaat meer, dan de wetten der voorfichtigheit
van haar eiflchen , en meer dan iemant der menfchen van haar
begeert. Enigen cillchen wei dat men vafle en fterke gebou-
wen voor hen fal (lichten: maarzeker, daar is tot noch nie-
mant gevonden, die niet genoech voor fich geacht heeft dat het
huis , in 't welk hy wonen zou, zo vaft cn ftcrk was, als d'aarde
iclve, die ons draagt ; in voegen dat alle de vlijt en naerftigheit
van een groter vafligheit en iterkheit te fockcn onnut is. W y-
ders, gclyk'er, om te wandelen, fekere einde van vafligheit
des gronts zijn , die meer dan genoech zijn , dat yder veiliglyk
daar op gaan kan , zo zijn 'er ook, in 't bouwen der huifen, ze-
kere palen j cn de geen, die hen bereikt heeft , is zeker s enz.o
voort , geijk^ hier voor.
Hotwcl de T^oumeefter daar t^onrecht van .de meffelaar hefchtildigt
wierdy Z.0 word ik ool^ noch veel meer t'^onrecht tn gchjl^e faak^ van onfe
Schrjvcrbejhraft. Want het ü waar dat er , in't bomven der hnifen , z.o-
dantg ƒ i^ere einden zijn , minder dan de groot [Ie vafiigheit van de gront ,
dat mm met gewent is dieper te graven. 'Defe einden engemerken TLtjn ver-
fc heiden, naar de groot heit van'tgeboH, dat men daarop fttchten fal:
want men zet flechte en laege hmten veiltglyk. ^« fonder gevaar op zant
neèr , dat niet mm vafl genoech is om hen, als de fleengront om hoge torens,
te dragen, tJHaar^tis va/fch , ja feer valfch dat'^er , ^ in de grontvcfien
van ds Wijsbegeerte te leggen , enige zodanige palen , minder dan de haog-
fte zekcrheit^ zijn , op de welken \vy voorfchtiglyken veiliglyk. geruji mo-
' gen wsfen. Want dewijl de waar heit ^ m '/ ondeel lij ke bejiaat , zo kan
gebeuren dat het geen , 't welk, wy niet kannen ten hoogfien [el-jr te wefen ,
gehecllyk. valfch is , hoe waar[chijnelyk, het ook^fchijnt ; en de geen zoti
■ fich met voorfchtigljk, ^ tn de Wijsbegeerte oefenen , die zodanige gront-
. vefen van alle zijn wetenfchap Jielde , de welken hy kende mrjfchten vals
te wef En f ^ker , wat fal hy den Sl^eptifchen antwoorden, die alle ^ pa-
len van twiifelmg te buiten gaan ? met wat reden fal hy hen weerleggen ?
tly fal hen by de wanhopigen of verwefenen flellen? Zeker trejfelyk^. A4aar
by wie ffillcn zy hem onder tufchen jiellen. cJ^ten heeft nü't te menen dat
hpm aanhang nualmtgeblujcht en gedempt is. Zy heeft noch heden feer
grote kracht ; en bynu alle de genen , die achten dut zy tn vernuft tets bo-
•■vcnd'andercn uttjteeken , inde gemene II ijsbegecne mets vindende , dat
hen veruQegt , en geen andere fende , daar meer waarhett m is , nemen
hun
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
zevende Tegenwerphigen \ en Antwoorden. 4 5 5
huntoevlmht tot de Skeptifch aanhang-, 't^ell^voowamelyh de zenen
aoen, dte begeren dat men ^Gods wefentl^khett , en ^'d'onflerffe/ykheit
vm de menfchelijke geeft aan hen tonen Jal : in Voegen dat de dDen , uV::.,.;..
dte van onfe Schrijver her gefegt worden , van een z,eer quaat voor.''^"*"'^-'*
beelt iLijn, ir^fonderheit dewijl hy voor ge leert geacht word- wam z.y to
nen dat hy acht dat men de Uolmgen der Skepttfche godverloahenaars ^ ^rror.
met kan wederleggen en onder fletmt en bevefitgt hen dus zoveel als m^^"''"''"'"
hemts', vermits alle hedendaagfche Skeptijchen in de dagelykfche han^^^^'''^'''^"''
del met twijfelen of zj een hooft hebben , of twee en drie vijf maken ,
en diergelijke dingen: maarzij ze^cndat zjdie alleenlyk als ware^dm-
gen gebrmken , om dat dus fchipen , en met om dat z.y 't zehrlyk
geloven , vermits zy door geen zekere redenen daar toe oedreven wo-Z
den hn dewijl met op gelijke wijfe aan hen blijkt ^dat God
wefenthk
cn de - menfch.hjke ge^ onjlerffelyk^^^ zo achten zy geenfins dat m^n^MUn.
ait als waarin de dagehjkfche handel heeft te gebruiken y 't en zy men 'T""""
teerftaan hen betoont , en dit door zekerder redenen , danem.en m detsT'''"
genen zijn , om de welken zy alle fchijnb are dmgen omhelfen. 'Èevoiil dan
dit dus van my bewefents, en vanmemant voor my , ten minften dat tk.
weet, dunkt my dat men geen groter en onbetamelijker Ujienn<r^beden-
kenk^m, dan de gene van onfe Schryver is, vermits hy in de ftzijnge^
hele i%edeneringdefeemge doling, in de welken d"" aanhang der S^epti- ^ ^'iT^^t'^^iu
fchen bejlaat , te weten een al te grote twijfeling , my deurgaans opdicht ,
ent'elkensinjiampt. Zeker, hy is zeer milt m mijn gebrek^en op te tellen
TVant hoewel hy hier zegt dat het geen gemene lof is § d'eindpalen - -^^^^^
uittezetten, ende^vading, vanalle eeuwen herwaarts niet -r
verfocht, te ideurwaden , reden heefc van te vermoeden dat
tk.dit m de zelve zaak., daar afhy handelt , met gedaan heb , zei j {ik ter.
flonttoon , zo rekent hj my echter dit tot misdrijf toe. Zeker, zc^t hy, een
uitlfceekcnd lof , en dit noch terwijl men zonder fchipbrcuk de
dwalmg deurwaden kan. Wamhy wil den lezers doen aeloven dat
zk^daarfch^pbreukgeleden, of enige doling bedreven heb ; 'twclh echter
hy zelf met gelooft en met met reden kanvermoeden. Want zek)r, rn^-
dienhyookdemmfie reden kon vmden , cm te vermoeden dat ibe^/ens m
gedoolthad, m de fe gehele reis, tndewelk.ik dc^ geefi van de^ Lmis b
van zim eige m w^fentlykheit tot de kennis van " (jods wefentlyhhen en *
tot d'onderfcheidmgzijns zelfsvan'tlighaam\Ueleidheb , hy zoi/zon^T,t'^'"'' '
der twijfel haar m zo lang een Redenering , die zorij^ van woorden , en ï,^,
ydel van redenen is , met achtergelaten hebben , en haar veel liever hebben ^""^'P'^cft»
willen te voerfchijn brengen, dan {o^ely^hy ahijt gedaan heeft ) ^t gefchil^Z',!'J!^! ^
veranderen , zo dik^vi^ls als het werlivereifchu dat hy vm de zaak forak '''''^«•v».
lii . ^'<\T>^JrcTuti^
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
43 4 Zevende Tegenmrpmgen , en jintivoorden,
a rts to. <« , ivrf«/ chikj^ly}^ mj wvoerefjde , met te twijÏY eedenen a Of het denkend
j-ira»nfit ding geeft was. Hy heeft dies halven geen reden gehad, om te vermoe-
den dat ik^enigfins in dte dingen heb gedoolt , de welkeen ik^verfeken heb ,
en door de welken ik^ d^eerfte van allen de tvpijjfeling der Skeptifchen heb
omgeworpen. Hy bekent dat dit uitftee kende lofwaerdig is, en heeft ech-
ter onbejchaamtheit genoech om my om defe oorfaak^te beftraff'en , endefe
twij fel op te dichten , die met beter recht aan alle d' andere menfchen , die
haar nooit weder legt hebben , dan aan my alleen , toegeéigent mag worden,
%JMiaar de mejfelaar
b £x d^fcHu. udntwoorde ten vijfden : zy fondigt ^' door gebrek: dat is, dewijl
.w.'i/wr. nieer c ondcrflaat , dan redelyk is, volmaakt zy niets. Ik be-
geer u alleen tot getuig en rechter. Wat hebt gy met dcfe heer-
lij ke toeftel uitgewerkt? wat met dcfe zo plcchtelijke graving,
die zo algemeen en edelmoedig is, dat gy ook de fterkfte ftenen
wiet gelpaart hebt, dan dit, 't welk zo gefleten is , De Steen-
gront, die beneden alle zantgront gevonden word , isvaften
beftandig? Dit, zeg ik, dat zo gemeen is, zelf by 't flechte volk,
en Z.0 voort , gelyk^te voren.
Jk^verwachttehiervandemeffetaar , als ook^van enfe Schryver , dat
iT c^rncntA' ^) ^^^^ bewijfen tloh. ^JHaar gelyk, de mejfelaar vraagde wat de ^ bou^
»-"^« meejler met de graving had gedaan , dan dat hy de fteengront had ontdekt y
verfwijgt dat hy op defe fteengront x.ijn kerk^ heeft gebout j z.o vraagt
d^onfe alleenlyk rvat tk met de verwerping der twijfelachtige dingen heb
uitgewerkt , dan dit, dat z^ogefteten is , Ikjdenk^^ tkben ; te weten om dat
♦ D<j" cxtjiof ijy 'tgeen voor mets acht , dat ikjiier uit ^ Gods wefentlykheit , en veel an-
dere dmgen heb betoogt. Wyders y hy begeert my alleen tot getuig , te weten
van z^ijn tlo uitfteekende ftomheit : gelyl^hy ook^elders^ van andere dingen^
die oohjioch met waar z^ijn^ z.egt dat hy hen alle, tot een toc,gelooft,
dat de preekftoelen en fcholen overal weergalmen , dathy
van zijn leermeefler ontfangen heeft , en zy van anderen , cn
zo v an Adam af , en diergelijke dingen , die men met meer behoeft tege-
lüven dan d'eden van fommige menfchen ^ die hen gemsnelyk^ zooveel te
meer gebruiken , als zy tgeen, '/ welk overreden wdlen , ongelooffeltj*
ker en meer vals achten. Maar de meffelaar
Antwoorde tenz^efien: Zy 2ondigt in de gemene zonde, die
2y in anderen beflraft. Want zy verwondert fich van dat alle
menfchen geheellyk ditfeggen, en met zo grote vcrfekert-
heit verzekeren : Het zant , dat ons draagt , is vaft genoech.
Defe gront, daar wy op ftaan, word niet bewogen, en zo
voort, enisnietoverüchfeif verv/ondert, als zy met gelyk
vertrou-
Zevende Tcgenmrp'mgeny en AntmorcletK 43 y
vertrouwen fegt : het zant moet wechgeworpen worden , ea
Zo voort.
't Welk.niet\vanfchik^elijkjrmSidan ^tgeen^ 'txvclk^onfe Schrper in
geltjh faakjuerfekcrt,
Hy atJtwoorde ten z^evenden, Zy Zondigt een ^ zonde , die aan a Peccitw*
fich eigen is, om dat, fchoon d'andere menfchen verre genoccli j^'^;;*'''*'*
en genoechfamelyk d'aarde, daar wy op (laan, 't zant en de fte- '
nen vaft en bcllandig achten , zy door een raat , aan fich eigen
en beronder,hct tegengcftelde, tc weten de gracht, uit de welk
het zant, de (lenen, en andere dingen uitgedolven zijn , niet
alleenlyk voor een v aft: en bcft:andig ding neemt, maar ook
voor zo vaft: enbellandig , dat men daar op een zeer vafte en
bcftiandige kerk kan bouwen: jazy ft:eunt daarop zodanig, dat,
zo men dcfc ft:ut wechnccmt , zy voor over op haar aangcüchc
neérft:orten ful.
Hy doolt hUf rjtet meer , dan onfe Schryver ^ terwijl hj niet aan de
woorden gedenkt , Gy fult 'et niet ft:cllen , noch ontkennen , en
zo voort.
. Hy antvpoorde tenachtften : zy fondigt onvoorfichtiglyk; want
zy, niet bemerkende dat d'onvaftigheic en weekheic van de
gront een twcefnijdig fwaert is , word, terwijl zy d'een fcherp-
te vlied, van d'ander gewond, 't Zant is voor haar geen gront, *
die vaft en beftandig senoech is , om dat zy dat wechdnjft , en
het tegengeftelde ftefi , te weten een gracht, leeg van zant; en
zy word in defe gracht gewont , terwijl zy , als of dit een vafc
ding was, onvoorfichtely k daar op fteunt.
Hy behoort hier wéér aHeenlyl^aan de woorden , Gy fult niet ftellen
noen ontkennen, gedacht te hebben ; en du van *t fwaert paji beter aati
de wijsheit van de meffelaar, dan van onfe Schryver,
Hyantwoorde ten negenden : Zy fondigt voorfichtiglyk, terwijl b TnJ^nt*
2yc wetende en willende, en vermaant zijnde , fich lel ve ver-
blind, en, door een gewillige verwerping der dingen, die^'"'*
nootfakelyk zijn om huifen tc bouwen, lich van fijn regel
laat bedriegen , en niet alleenlyk 't geen tc weegbrcngt , daar
zy niet naar tracht, maar ook 't geen, daar zy mceft voor
vreeft.
boHwing vandekerk^ verkj^^rt hoe waar dit van de T^oumeejler
TLon zwijnt en de dingen i dietl^ betoogt heb , betonen hoe waarljl^ dtt van
Hy amwoordc ten tienden: Zy fondigt door bedrijving , dewijl
lil X zy *
tum.
iVatnitM
455 Zevende Tegemverpinge?} ^ en Ant-ivoorden,
%y tot het oude wêcrkcert,'t welk zy door een plechtelyk ver-
bod verbied, en, tegen de wetten van de graving, 't verworpen
weer aanneemt. Het heugt u noch wel.
tJMaar onfe Schrwer , al navolgende y gedenkt niet aan de woor-^
den, Gyliilt niet ftellen, noch ontkennen, fw/öt^om. Want met
vpat onbefchaamtheit [oh hy andtrs verdichten daf het geen ^ ^twelk^ hy
ierflgefegt heeft datgeenjtns is te loghenen , door een plechtelyk gebod ver-
boden is,
Hy antwoorde ten elfden: Zy zondigt ^ door nalating, dewijl
.zy'tgecn, dat zy voorfchrijfc , gelyk een Haftegront, te we-
ten dat men ten hoogden moet toefien dat men niets voor waar
toelaat , 't welk men niet kan bewijfen waar te wezen , c meer
dan eens overtreed, cn, als ten hoogden waar enfeker, on-
befchroomdelyk aanneemt, fonder te bewijfen dat een zandi-
ge gront niet vall genocch is om huifen te dragen, en diergelii-
i^c üingen.
Zeker ^ hy y gelyk^ook onfe Schrijver , dook hier geheel y vermin
hy aan de graving , gelyk, d'onfe aan de verwerping der twijfelachtige
cUnge-ny 'tgeen toepafi y dat alleenlyk^ tot de hmvmg , fi wel der geboft-
' wen , als der ^ Wijsbegeerte , behoort. Want het is^feer waarachtia dat
men mets als waar moet toelaten , 't welk men ntet kan bewijfen waar
te wefen, als men't vaji ft ellen y of beveftigen fal'y maar als men al~
lunLjk van uitgraven y of verwerpen fpreekt y fo is't nenoech dat wy't
vermoeden. ^
Hy antwoorde ten twaalfde» : Defc konfl: heeft niets goet , of
nietsnieu, maar veel, dat overtollig is. Want; I. indien hy
ilgt dat zy daar defe zijn verwerping van 't zant defe graving
. vcrllaat, die d'andere ^" boumeefters gebruiken , terw'ijl zy 'c
zant niet verwerpen , dan voor zo veel het niet vafl: en beftan-
dig genocch is om de laftdcr gebouwen te dragen ; zo falhy
weiietsgoet, maar niets nieu feggen , en defe gravingfiil niet
nicu, maar oud, en aan alle boumeellers, fonder een uit te
fonderen , gemeen wefen.
II. Indien hy door defe graving van 't zant zodanig alle het
zant wil vervoeren, dat het geheel wechraakt, en niets daar af
behouden word, en dat wy dat als geen,of des felfs tegengeftel-
de , te weten de Heegheit van plaat-s, de welke het eertijts ver-
vulde , als een vaft en beftandig ding gebruiken; zo fal hy wel
iets nieu, maar niets goet feggen, en defe graving fal wel nieu ,
maar s aawetüg wefen»
III. In-
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
Zevende tegemverfingen y en Antwoorden, 437
tlL Indien hy fegt dat hy door kracht en gewicht van rede-
nen dit fekeriyken klaarblijkelyk kan uitwerken \ Ik ben a er- '/f"^
varenindc boukonlt, enik oefFenhaar, en door dc welke ik
echter noch Boumeefler , noch meflelaar , noch fl-eendrager
ben, maar een ding, van defen zo afgefcheiden , dat ik verftaan
kan worden, zonder dat men delen noch verftaan heeft, evea
als meneendier , of gevoelend ding verftaat, fonder noch het
briefTchende, en brullend ding, enzovoort, te verftaan , zo
fal hy wel iets goet, maarnietsnieu feggen, dewijl overal ds
kruisftraten daar af weergalmen; en dit word met cicrclijkc
woorden van alle de genen geleert , die achten dat enige mcn-
fchen in de boukonft ervaren zijn ; en, indien dc boukonfl ook
de bouwing der wanden in fich behelfb, dat zy ook de boukonü:
weten, die kalk met zant mengen , die dc flcncn houwen , die
de bouftoffeiiaanbrengcn , hoe veel werklieden zy ook achtca^
dat dit doen, dat is geen uitgefondert.
IV. Indien hy legt dat hy door krachtige en overbedachte
redenen bewefcn heeft ^'dat hy warely k weicntly k, en ervaren '> rtveu^
in de boukonfl is, en, fchoon hy wefentlyk is , dat dc Boumee-'^'^"''*
meeftcr, meflelaar, noch fteendragcr in der daat wefentlyk is j
20 fal hy wel iets nieu , maar niets goet feggen , en niets meer,
dan of hy feide «dat het dier wefentlyk , en echter geen Iccuic ^mm^
geen vos, en zo voort was». tKiiUn,
V. Indien hy fegt dat hy bout , dat is de boukonfl; gebruikt
in 't bouwen derhuifen, en zo bout. dat hy dcfc zijn doe- d^^,,*
ning door een ^weérkeercnd bedrijf aanfchout en aanmerkt ,
en zodanig weet en aanmerkt dat hy bout, ( 't welk warelykfw^^*.
is ^meêwuflig te welen, en smedcweting van enig bedrijf i^'^alfdu^U
hebben) maar dat dit d'eigenfchap van de boukonlt, of van
ecnkonltis, die boven d'ervarentheit der ftecndragers is ge-
ilde , en-dat hy in defer voegen een Boumeeller is y zo fal hy 'c
geen feggen , dat hy noch met gefegt heeft, en dat hy behoor-
de te feggen, en 't welk ik verwachtte dathy leggen fou , en
welk ik meer dan te veel heb willen doen gedenken , als ik
hem in barensnoot , maar met een vruchtelole poging , gcfien
heb : Zy fal, zeg ik, iets goet , maar niets nieu leggen*^ vermits
wy dit eertijts van onfe leermeefl:ers , zy van de hunnen , en ,
gelyk ik acht, anderen van anderen, tot aaii Adam toe, ontfaiv
gen hebben.
VI. Wyders,. indien hy dit fegt, welke en hoe grote di^gan
I H 5 fullco.
45 S Zevende Tegemverfingeny en Antmorden,
zullen 'er overig zijn? wat zal'er overvloejen ? hoe groot een
^n^noiogU. hatelijke a herhaling ? wat een grote toeftel, of tot de praal , of
tot de guighelfpeelen ? Waar heen d'onbeftandigheit van
'tzant, en de bewegingen van d'aarde, en de nachtgeeften ,
of ydele vcrfchrikkingen ? Wat einde van defe graving , die zo
diep is, dat zyook niet een ^ zier aan ons over laat blijven?
Waarom zo verre en langdurige rcifen in de buitengeweften ,
verre van dc finnen, en tullchen de fchaduwcn en fpoken? Wat
doen defe dingen cindely k , om de kerk valt te (lellen , als of zy
niet ftaan kon, zo men niet alles overhoop v/ierp ? Maar waar
toe zo veel en zo grote vernicv/ingen en verlappmgen der ftof-
fen , om d'ouden wech te doen , en nieuwen te verkiefen , en ,
defen verworpen hebbende, d'ouden weer aan te nemen ? Of
miÜchicn, gelyk wy in de kerk , of voor de groten ons anders
moeten dragen dan indefchuur ofkoken,zijndefeplechtelyk-
heden der nieuwe gcheimeniflen ooknieu. Maar heeft hy, de
twijffelachtigheden verre wechgefonden hebbende , klarelyk,
belcheidely k, kortclyk, en dus met een woort de waarheit ver-
toont, ikbou, ik heb medeweting van defe bouwing, ikben
dieshalveneen Boumeefter?
V I. Eindelyk, indien hy zegt dat huifen te bouwen, der zei-
ver kamers , vertrekken , portalen , deuren , veinfters , pylers ,
cn d'anderc dingen met de geeft te voorfchikken en t'overleg-
gen, en wyders om defe dingen te maken , over de timmerlie-
den, ftccnhouwcrs, meflelaars,laidekkers, opperlieden, en over
d'andcre arbeidslieden te ftaan, en der zeiver werken te beftie-
ren, zodanig 't eigen van de Boumeefter is » dat geheel geen an-
deren dit konnen doen , zo fal hy wel iets nieu , maar niets goet
zeggen, en dit noch den genen , die 't begeren en niet begeren,
zo het geval niet iets bewaart en verbergt, ( welke enige toe-
vlucht overig is ) tot zijn tijt, als om dit onverfiens aan de ge-
nen , die verbaaft zijn , te vertonen. Maar hoe lang heeft men
dit verwacht ? ja zo , dat men gehecllyk te wanhopen heeft.
Lefie antwooYt. Gyv reeft hier, gelyk ik acht, voor defe uwe
konft , die gy bemint , die gy omhelft t , (ik vergeeft u) die gy
als uw dochter kuft ; gy vreeftdatik achten fal dat men haar
by d'oude vodden fal werpen , om dat ik haar aan zo veel zon-
den en mislagen fchuldig heb gemaakt , vermits zy , gelyk gy
zelfziet, fichin ftukken fplijt , en van alle zijden overvloeit.
Vrees niet j ikbcnuw vricnt. Ik fal uw verwachting verwin-
nen,
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
ZevendiTegen'iverftngen^ en Antoorden. 439
nen, of zekcrlyk bedriegen. Ik fal zwijgen en verwachten. Ik
kenu , en de rcherpfinnigheic cn deurfichtigheic van uw ver-
nuft. Als gy enige tijt toe overdenken zult genomen hebben ,
en voornamelykals gymet defe uwe getrouwe rechtfnoer in
een geheim vertrek te raat gegaan zult zijn , zo zult gy't ftof af-
fchudden,dc vuiligheitafwiflchen , en een gefuiverdc en bc-
Ichaafde boukonft voor onfe ogen vertonen. Houondertufl
fchendit, en hoornaar my, terwijl ik my fpoed opuwver-
foek t'antwoorden , en daar in ik veel dingen begrijp , die ik j
omkorttewefen, ter vlucht overloop , gelyk de dingen , die
de gewelffels, die't openflaan der veinftcrs , die de pylers,
't poortaal , cn diergelijke dingen aangaan. Maar zie hier het aP^o^nw?*
^ Plaklchrift van een nieuwe klucht.
of men de houkonjl weer oprechten kan, )h!raT'^
Gy vraagt ten darden, of. Toen de ^mejfelaar aan defe woorden c ctwent^
gek,omen was , hebben enigen van z,ijn vrienden , z.ïende dat d'^al te grote
haatennijty daar afhy getrojfen merdy nu geheel m z.tekje verandert
rvas , met oeleden dat hy dm langer op de graten z.oti tieren , maar hent
terftont naar de Geneejmeefier gebracht.
Zeker y ik. dar niets zoodanig van onfe Schrjver vermoeden , maar
ik z.al alleenlyk voortgaan met hier aan te wiffen hoe naankenriglyk^hy
hem in alles gevolgt ts. Hy f peelt geheel op een z^elve wtjfe de rol van
een rechter , te weten die z.eer oprecht is , en fich z.eer omftchtclyk^engod-
vrnchtiglyk^wacht van tets roekeloojfelyk^wtte fprekjen , dewijl hy, na
dat hy my elfmaal verwefcn heeft , alleenlyk^terom ^ dat ik^ het twijfeU
achtige verworpen heb , om't ziekere vaft te fielten als of tk^grachtenge^
maakt had om de grontvefl vaneen geboti te leggen , emdelyk^ten twaalf-
demaal tot onderjoek^van de TLaak kpomt y en z.egt. X.Indten tk^haar
verjiaan heb y gelyk tk.warelyk.weet dat ik,haar verftaan heb ^ en gelyk.
ftit de woorden blijkt i Gy zult niet (lellen , noch ontkennen , en
Z^o voort , die hy my toeeigent , tlo heb ikwel tets goet ^ maar niets nieui
1 1. ^.^(tar indien ik, op def ? andere wijfe verftaan heb , mt de welken hj
de voorgaande elf z^onden afgenomen heeft , cn die hy echter kent z.o verre
v^in mijn gehele un vervreemtte wefen, dat hy te voren y m de dard^
af deeling van z,ijn eerftegef :hil , my ingevoert heeft , met verwondering d T'nra^.t:,
en qelach dm van hem [prekende , Hoe kan dit in een menfch , dicp^^l'^^'*^
wei bv zijn vcrftant is , komen ? z,o heb tk, wel tets nieu , maar niets
gQet, {Vts heeft QOitm te Uft eren y tk^z^almet z.eggenz.o onbefchaamt y z.o
I) C<*>nenta'
rnn^
mus tVel
terpus
4.40 Zevende Tegemverpingen \ en Antmorden.
achtig , en 7,0 groot een verachter van alle waarheit en vcaarfchijnlykheit ,
r/taarz^o onvoorfichtig envergetelyk geweeft , dat hj in eenoverbedachts
en denrmochte redenering een en'^t z^elve gevoelen dikxvijls en t' eiken:
aaniemant verwijt, van''t\vell^hy beleden heeft m'^t begin van de zelve
Redenering y dat degeenz^elf, aandewelk^hy het verweet ^ z^odamg af*
f :hrikte , dat hy achtie dat z^ulks. niet aan een ge font menfch m de zin kp^
komen ?
IV at degef :hillen , die volgen , aangaat , ( te weten ^. 4. ƒ. j z,o hy onfe
Sehryver , als hy de mcffclaar , zjy behoren geheel niet ter zaak^ , en zijn
viet van my , noch van de ^ Boumeefler opgenwrpen. Maar is waar^
, f ihijneljk. dat zj cerjl van de ^ meffclaar bedacht zijn , op dat het dewijl hy
niets van "^t geen , d.it van de Boiimeejier gedaan was , darde aanraken %
omzijn onkunde niette veel t"* openbaren y fchijnen zou dat hy tets meer ,
dan des zelfs grarjing, berifptc, en dat onfe Sehryver hemook^m dit deel
nagevolgtis. II I. IVant als hy zegt dat men ^''t denkend ding ver fl aan
k(in 5 zonder de geeft , ^t gemoed, of't lighaamte verflaan zo ^ redeneert
terpuu ^^^^^ mcffelaar , als hy zegt dat de geen , die tn de boukpnfi
c i'iuilj(,i>hA' geleert is , niet meereen ^Bpumeefler is dm de mejfelaar of ft eendrager , en
Tiemcogi. van hen ver ft aan kan worden. I V. Geljk^het ook^ zekerlyk^
tantemmn (ven wanfchikkflyk^s te zoggen dat het ^dsnhend ding wefentlyk^ts ^ als
Vxf/cZj de geeft niet wefentlyk, is, als de geen , die in de boukonft geleert ts , we-
mtntt. fentlyk^is , zonder dat de ^BoHmeefter wefenthk^ts , ten mmften als de
f» \<rw"J*7/. naam van. '^g€eft zodanig genomen word f als ik 9 volgens gewoon ge-»
^plrffine'' ^^^'^^g^^^f^^ hcb dat ik.hem genomen heb. En het ftrijd met meer
é.rporr. dat het denkend ding zonder lighaam wefemlykjs , als de geen , die in de
Sfalltlnl'* boiikpnft geleert is , zonder mefelaar , cf opperman, V. Wjders , als hy
1 Jiuuna, zegt d.it,hes met genoech is dat , op dat enige » zelfftandigheit ^ denkends
jn Si>n,tK.i.j ^ij^j ^ ^gy^^j I ii^jjr^ ^ en geheel '"^^ geeftelyk^geftelt z.y , die hy alleen
wMenu ^ gecft gcnoemt wil hebben-, maar dat daarenboven ver'üj cht word dat zy
^ dom een wehkjerend bedrijf denkt dat zj ^snkt.^ of ^ medewetinn van
haardenkjng heeft ^ zo doolt hy even zodanige als de mejfelaar, als.hy
zegt dat de geen , die in de boukonft geleert is , M met een weerkeerend
bedrijf behoort t"" overwegen dat hy defe kennis heeft , eer hy een Bom-
meefter jvefen kan. Want zeker, hoewel"* er geen Bonmeefter , die niet
dikyvijls aangemerkt heeft , of ten minflen heeft kpnnen aanmerken , dat hy
l^ïufZT"' ^^'""^^ ^^^'^ bomvcn heeft , zo is eehter kjaarblijh^lykjat defe aanmer-
Uiijiauiia hngnietvereifcht word om een Boumeefter te wefen: daar word ook^niet
li^Aiauru, T^^^^ g^^^jh ^ aanmer kjng, of^ wehkeermg vereifcht , om de^denksnde
\v 1'rhta * zelfftandigheit boven de ^jiofe te ft ellen. Want alle.eerfte dcnkj^g^door de
unt." y^^^k^ '^f^ bemerken,, verfghilt met meer van de. tweede , door de welke
IV >
O kAüu re-
A-.VO
p Con:ctent:
togitalivnii
Jlexê,
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
r
II
ZevenkTegenwerfingen, tn Antwoorden. 441
voy hemerktn dat wy dit te voren kmerkt hebben, dandefevan de d.ndc ,
door de welke kmcrks» d.u wy t bemerkt hebben : en men ban Hen,
ja ook met demmfie reden bybrengen , z.o d\erfte aan ^'t Ugha%ehk.T,..r,,.
dmg toegeliaan^vord, waarom ook »'« de tweede. Dicshalvln ft. Jts "''
merken dat onfe Schrjver hkr in veel gevareUjker dook, dan de r»efr,laar-
want h\ , mpf hfith ^. a , ^ / . . J-'.
want hy met het^ ware, enmeefiverftaneIjkverfM, dat tujfhen dei^-m
rent ia
inteliigtm
^Ugh.w>eU^ke en onhghamehjk^ dingen >s , mch te nemen, namehb dat -
de leSleni denken, en d\erfienmet , enmet een ander in des felfsplaatsZ':.
te pellen , twelk geenfins vjefentlji k"» fihijncn , namelyk dat defe Ie.
iten aanmerken , dat z.j denke» , end'anderenftdks niet aanwerken, doet'^iti:.
'U tgeen, datmhemis, om te beletten dat men ldedad:l,jke onderrchet-'^i';""'-
d^ng desmenfchehjkegeefis van '/ hghaam verftaat. VI. Hy ts ook min f öV-.ï:.
te verfihonen van dat hy defaak der heeften voorftaat, en aan hen met mm , i:t:"r
aan aan (te msnfehen, S denking wil toef chry ven, dan de rfiejfelaarvan'"f"''-
aat hjgepoogt heeft de boukunde met min aan fich en fijns oe/ijten loet'ei. "
genen, danaande Boumeefiers. J J J\-
Emdclyk , inalledmgen blijk' k'^relyigenoech dat z.y «iet beide op oe.
Itjkemiz.ew.ttwaar, ofwaarfeh,jnelykis, bedacht hebben, maaralleen.
lykvsM men kon verdichten om hem gelafiert temaken , en by de «enen,
die hem met kenden , en fich niet bekrennden met de waar heit van de fa ik
naaMkettrigtijker na tefpeiiren, als geheel onverfiandig en dwaas af t^
fchtlderen. Enfeker, de H.fioriefchryver van de mefjelaar verhaalt heel
ml van pas, om des felfs Mie nyt mt te drukken , dat hy de oravtn^ va»
de-BoHmeefler, als eenheernjketoejlel, verhtef, maar de fieLrent,door
^^imontdekt, endekerK, daar op gehout , als een d,n\vaLeen
belang, verachtte; endathy hem echter, un oorzaak vantm vrtem-
fchap, en befonderejonfl tot hem, bedankte, enx.ovo,rt. -Daarby,,nU
beflmt voert hj hem ,n, dm mbarftende : Wyders, indien hy dit fecr,
welke en hoe grote dingen fullcn 'er ovcria zijn? Watftl'er
teloeftel'' of r''°^S'"°°S"']-'''''''j^''= herhaling? wat een gro-
En Zl1.Ll Pi^?*'' guighclfpeelen ? ^0 voort.
uvveKonlt die gy bemint, die gy omhclft; ik verffeef 't u -
Want dn alles vertoont z.o levendig de fiekte van de mefelaar^dat hee
fchttnt dat geen Dtchter hier toe ms becinameli^ker ^ou konnen verdichten,
^eker, tts wonder dat onfe Schrjver dn alles metx.o groot een begeerte
navolgt, dat hy , wat hy ookdoet , niet bemerkt dat hy dnweêrkterend
bedmfvan dsnkmg, daardoor hy onlangs z.eide dat demenfchenvande
beenenonderfchcidcnwterden, niet gebruikt. Want war elyk., hy zou met
Kkk
x.egae)t
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, [
442 Zevende Tegenmrfingen , ej^ Antwmdcn.
TLcggen dat ^er al te grote pracht en toejiel der woorden in mijn gefchnften
waren , 2L0 hy aanmerkte hoe veel groter toejiel hj maakt om d'enioe twijf-
feling , daar af ik ge handelt heb , ik, z^eg niet te beftrijden , om dat hj haar
met geen redenen bejïrijdj maar {*tz,y aan my geoor looft een vpoort ^ dat
wat ruw is , te gebruiken om dat my geen ander , dat zj) bequaam ü om de
fwaarheit van de faakjitt te drukken , voorkoomt ) aan te bajfen , dan ik
«m de felve voor te Jlellen» Hy zou ook, aan geen hatelijke herhaling ge»
dacht hebben^ z.o hy bemerkte hoe breed , overtollig en ydel gef nap hy in
z.ïjn gehele T^denering gebruikt heeft , in welkj einde hy echter fegt dat hy
Jtch tenaerfttgt heeft kort te wefe». iJHaar dewijl hy daar z.egt dat hy
mijn vriend ü , z,o beveel ik j om vnndelyk met hem te handelen , defe
onfe Schryver aan zjjn Overfle, gelyk^e mejfelaar van üjn vrienden naar
de Ceneesm^eHer gebracht wierd.
BRIEF
445
BRIEF
r N
RENATUS DES-C. ARTES,
Aan
d'E. VADER DINET,
Opper fle ToeziejjJer der Jefuiten in Fraitkryk
Oen ik onlangs aan d*E. Vader Mercennus door gefchrift bekent
Trovinfialit,
A maakte dat ik vieriglyk begeerde dat de bRedcnermg, die ±bD'fcrut,u
m hoorde van d'E. Vader tegen my gelchrevcn te wefcn , of van
d'E. Vader zelf in 't licht gegeven , of ten minften aan my gefon-
den mogt worden , om tc bevorderen dat zy , beneffcns d'andere
c Tegenwerpingen , van anderen aan my gcfchreven j in 'c licht fouden ko- c ot;«7w««.
men > en aan hem verfocht dat hy pogen zou dit of van hem , of ten min-
ften, omdat ik 'tfeer gerechtig oordeelde, van uw Eerwaerdigheic te ver-
werven, kreeg ik van hem tot antwoort , dathy mijn brief aan ^uw Eer- d Kevcremi»
waerdigheit overgelevert had , om gelezen te worden, en dat hy niet alleen-
lyk aangenaam aan u heeft geweeft , maar dat gy ook veel tekenen van bc-
zondere voorfichtigheit , beleefcheiten ionft tot my aan hem hebt betoont.
Ik heb dit ook met de daat beproeft , om dat^ terftont daar na deze e Rede- c Dilfcn^-
nering aan my is gefonden. Defe dingen parflen my niet alleenlyk om u od 'c
hooglte tc bedanken , maar nodigen my ook om mijn gevoelen van defe Re-
denering onbefchroomdelyk t*openbaren , en daar by om raat in 't voornec-
men mijner lecroeffeningen te verfoeken. Zeker , toen ik haar eerft in mijn
handen kreeg , verblijdde ik my daarom , als om een grote fchat. Want
daar is niets wenfchelijker aan my , dan dat ik of de zekerheit mijner gevoe-
lens beproef, zo zy miflchien van treffehjke mannen onderfocht , nergens
in vallch' bevonden worden, of ten minften van mijn dolingen vermaant
word, om hen te verbeteren. En gelyk in welgeftelde lighamen zodanig
een gemeenfchap en overeenftemming aller leden onder malkander is, dat
yder van hen niet alleenlyk zijn eige krachten gebruikt, maar dat 'cr ook
yoornamelyk zekere gemene fterkte en kracht van 't geheel is , die by yder
lid koomt , terwijl het werkt ; zo meende ik ook, wetende hoe eng een ver-
ccnigingder gemoeden , gemenelyk tuilchcn u allen is , de Redenering niet
van een enig E. Vader, maar een gerechtig en naaukeurig oordeel van 'c
geheel f Gebroederfchap , zo veel mijn gevoelens aangaat, te hebben, f^.,^,-^^^
Maar nadat ik die gelezen had, wierd ik geheel verbaaïtj en ik bekende *
dat ik heel anders daar af moeft geloven. Want zeker, indien zy van eeii
Schry ver was gekomen , die van een felve geeft, als uw geheel Gebioeder-
fchnp , beftiert wierd , zo zou 'er meer , of ten minften niet minder gulhar-
ligheit , lankmoedigheit en zedigheit in blijken , dan in de fchriften der be-
zondere lieden, die van dele zaak gefchreven hebben. Maar in tegendeel,
L\kk 2 indien
^144 Brief vm R. Des-CartES
iO>'](i}io»es. indien 7.y mee dc ^ Tegen wsrpiiigen der andercii tegen mijn ''Bedenkingen
u^lu"'*' vergeleken word, zozalyder geloven d;u de voorgaanden c<er van geeltc-
lijkc lieden zijn gemaakt j maar dat defe mee zo grote bittcrheic is gelchre-
ven, datzy ook niet aan een onbeampt menfch, en door geen bclbnderc
belofcen meer , dan d'andere menfchen , ter deucht aangeprikkelt , betame-
lyk kin» wefen. Men zou ook zijn liefde tot God , en vierige begeerte van
eirimiyU deszeUs roem uit te breiden , zien : maar in tegendeel j de cbeginfelen ,
tTnV'' "'^ welken ik dGods wefentlykheit , e en d'onderfcheiding der menfche-
tT)'ift'in(Iio lijkeziel van*t lighaam f"afgeleid heb, worden daarin, met grote vlijt,
itni' en nacrfligheit , tegen de reden en waarheit , met g valfche achtbaarheit en
mx k cordore, h verdhchtfelcn belircden. Men zou ook zijn gelcertheit , reden'en vernuft
t^'j/a'J^uto bemerken. Maar indien wy miflchien niet zijn kennis van de Latynfche
rtr^. "'taal, gelykdie eertijtsook by'tflechte volk te Romen was, vooreeleerr-
h f;>w«/<r. heit achten ^ ZO heb ik *er geheel geen geleerheit , noch ook geen redene-
ring, dieniet onwettigof valfchwas, en daar by ook geen fcherpfinnig-
heir gevonden, die niet beter aan een meiïelaar, dan aan een jefuitfche
Vader paih Ik verfwijg de voorfichtigheit , en d'andere deuchden , die,
UW.-M, hoewel zyinuw > Gcbroederfchap uitmunten, echter niet in defe kRede-
Diffcrutio blijken, noch geen, ja ook niet deminfte, reuk vanzich daar in
overgcdort hebben. Maar ten minften zou d'eerbiedigheic tot de. waar-
]Npt4. hek, de goetheit en oprechtigheit Wijken : in tegendeel, uit 'd'Aantee-
HdCflwvu/rfw. keningen, die ik daar aan gevoegt heb , blijkx dat men geen mlaftering.,
die verder van alle fchijn van waarheit vervreemtis, verdichten kan , dan
defe gehele, die hy mydaar in verwijt. En dieshalven , gelyk. een grote
ftrijdigheit van -een enig deel tegen de gemene regel van *t gehele lighaam
aanwijddat dit deel vaneen ziekte, dieaanfich eigen is, gepijnigt word;
20 blijkt ook klarelyk uitde Redenering van d'E. Vader , dathy diegefont-
hEx!J}ere^' heit niet geniet, die in uw overig lighaam n wefentlyk is. Wy achten
't hooft i of de gehele menfch hierom niet te minder, om dat milTchien
enige quade vochtigheden, tegen zijn wil , of zonder fchult, naar de hand
of voet toevloeien: maar integendeel , wy hebben zijn ftantvaftigheic en
deucht in achting, als hy niet weigert dc pijn van dc, genefing.re lijden.
Niemant heeft ooit C. Marius veracht , om dat hy bulten en knobbels aan
de benen had ^ maar hy word dikwijls niet min geprefon , om dat hy
ftantvalfelyk leed darmen in zijn een been fneeden kerfde, alsem zijn ze-
ven Burgermeellerfchappen , en veelheic der verwinnigen , die hy op de
vynnden behaalde. Zo ook, dewijl ik weet met hoe godvruchtige cn va-
trTnlftrta' derlijke gcncgentheit gy alle d'uwen geleid, hoe defe oRedenermg erger
i»". aan my Ichijnt, hoe ik uw oprechtigheit en voorfichtigheit hoger acht^
om datgy haar aan my hebt willen zenden: cn zo veel te hoger eer en
\>Sf,(icuv. j^cht ik uw geheel i' Gcbroederfchap. Maar om dat d'E. Vader zelf zijn
Redenering gegeven heeft, op datzy aan my gefonden zou worden , zo
fal ik, onmiet te fchijnen roekelooffelyk t'oordelen dat hy dit niet gewil'
liglyk ged.ian heeft, verhalen wat my aandrijft om dit te geloven, en
daar by alle't geen , dat tot nocii toe tudchen hem en my voorgevallen
is. Hy heeftal tevoren, in't zeftienhondertenveertigfte jaar, tegen my
aJü^u^'" q Verhandelingen van de gefïchtkundige dingen gefchrcven , diehy.
Am ie Vilder D i n n T. 44 f
heeft vooraclefeii, en ook aan hen gegeven , op dat zy die zouden uitfchrij-
ven • miflïhien niec aan allen, want dat wcec ik mee j ten minften aan
enieên te weten , gelyk gelooffelyk is, aan de genen , die hy liefll had ,
en dien hy meell betroudej want hoewel ik van een , in welks handen zy
sefien waren , een affchrift dcê verloeken , zo kon men 'c echter niet
verwerven. Sedert heefc hy a Stelhngen daar af uitgegeven, die hy drie aTr^j.m«-
daeen lan^, in uw vergadering te Parijs, met grote pracht en toeftel
onder 't volk heeft verfpreid , daar hy ook wel van enige andere dm-
een maar voornamelyk van mijn b gevoelens, getwiftreedent , en veel^W-.
verwinningen op my behaalt heeft , en zeker met weinig moeite , als
opeen, die niet tegenwoordig was. ]a ik heb ook een cwoordenanjt^^/^''-"-»
of voorreden defer twiftingen gciien , in 't begin verhaalt, en van d E.
Vader met grote naerftigheit gemaakt , m de welke geheellyk nergens
af eehandelt word, dan van my te belbijden ; en echter wierd daar m
niet een woort , als'c mijn, beftrafc, 'c welk ik ooit gefchrcven of ge-
dacht had, en 't welk niet zo opentlyk ongerijmc is, dat het met meer,
dan 't ceen , dat hy in die Redenering my opgedicht heeft , aan een-
menfch , die «efont van harflenen is , in de zin kan komen j gelyk ik
toen in d d'Aanteekeningen , daar op gemaakt , en aan de Scliryver , ^^^/''^"^
als aan een bcfonder man gefonden. , vermits ik toen noch met wift
dat hy een der Jefuiten was , verklaart heb. Hy zeidc m zijn o SteL-c^"'-»»
linden niet alleenlyk dat enigen van mija gevoelens valfch zijn, 'cwelk
wa'ïelvk yder doen kan , infondcrheic zo hy redenen heeft om dit re-
bewijfen : maar hy , volgens zijn gewone oprechtigheic , veranderde
ook de betekeniflen van enige woorden , gelyk (om een yoorbeelc by
te brengen) hy gaf aan de hoek, die toe noch toe van de ƒ Gefichtkua- f W.,..
dicen trr^Biii genoemt heefc geweelt , de naanr van angnlm ^fraBvo^
riK met eehjkefchranderheic, als hy in zijn s Redenering zegt by tli^- sO/'/,«.
ha-'m 't eeen te veiftaan , dat denkt, cn by ziel'c geen, dat uitgeftrekt
is "en door middel van defc konll heeft hy enigen van de dingen , die
ik'aevondcn heb, met woorden , zeer verlcheidcn van de mijnen, als-
de zijnen voortgebracht , en my bellraft , als of daar af iets , dat ge-
heel wanfchikkelvk was, gevoelde. Zo haall als ik hier af bericht was,
fchreef ik brieven aan d'E. Vader, overfle van. dat kloolter, in de wel-
ken ikvcrfocht, dut, dewijl mijn gevoelens waerdig geacht waren om
daar opentlyï wederlegt te worden , by my ooi niet onwacrdtg :[ou acuten ,
om deje hwederlczgingen aan my y die ookonder uw Iccrlinri^en gctch k^on wor- h^DlJTtrft^
dcny te "enden. Ik voegde 'er noch veel andere dingen by , door de wcl-f"^
ken ik zo my dacht, dit behoorde te verwerven j gelyk onder anderen ,
dit ik veel liever van dauwen, dan van enige anderen , ondcrwcjen wilden
worden, omdat ik. uy als noch mijn Iccrmeejlcrs y en d'cnige onder wij fen
nanmiinTchclejeiichty tenhoogjlcn eer y cn m hoge achting hou y cn dat i^K^
'iiitdritkkchk in de i Redenering vant Beleed , op de k vijjcn:(evcntigjle -ijde i "Difcrnrrdt
•ocrfochM dat ^^y vch :;ouden verent iva ar digen om my van de dolingen , die ^^H^';^;^
Zinmiinfchriften :touden vinden y tcvermanen, en dat tk,my l^cretdheb
hllnntom hen te verbeteren y dat ik.niet achtte dat' er iemant, voornamelyk.dte dt 5 j zijde
óelZenis vamen geeftely Inleven doct^y wejen ^0//, dinny > mmijnafweefgny
■' l\k k 5, Itcvcf-
44^ Brief vm R. Des-Cartes
liever l>y anderen van dolin^i ^ou willen veroordelen , dan aan my ^elfmijndo-
hnrrcn aanmj^^en, ten rmnjien van wdkj liefde tot :(ijnt7aaflen het my niet
vry :ioujtaan te twi]ffclen. Op *c welk niet d'É. Vader , Overfte van't Kloo-
a Tr,i^.*f;M. ücr , maar d'E. Vader zelf in 't begin geantwoort heeft, dat hy zijn aHan-
Qclingen, of redenen, door de welken hymijn gevoelens beftreed , aan
my zenden zou j en een weinig daar na hebben enige Vaders van*c zelve
b i^ocHuu i, Gcbroederfchap in zijn naam het zelve binnen zes maanden belooft : mif-
^'''"'^■'^'•''^ '^'^\'^icnoTnd.iixY ^ dewijl zydefec Handelingen nier goetkenden , ( wantzy
bekenden opentlyk dat zy van't geen, dat hy tegen my opgenomen had,
niet meêwurtig waren ) defe tijt verzochten om hen te verbeteren. Ik
kreeg eindelyk een brief van d'E. Vader, niet alleenlyk met zijnhant ee-
fchreven , maar ook met het gemene zegel van 't gehele Gebroederfchap
bezegelt, op dat ten leftcn blijken zou dat hy met believen zijner Overllen
fchrccf. Hy rchreefdaar Hl I ģ. r.r^rr , Overjle van V Gebroeders
Jchap y aan hem bevolen had dat , deunjl de brief, dte il^ aan d'Overfie ^e-
(chrevenhady voornamelyl^hcm betrof y hy daar op :^ou antwoorden y en de -re-
den van T^^ijn voomecmen en bedrijf openbaren. \ 1. Dat hy a^cen eige o f bedon-
der efrijt teren 7Jiijn^^evoele7ïf aanvi7igy en 7uct aanva7i^en :(du. \U.\>at
mc7i zijn on leunde 7nocft toefchrijvcn dathy niet vol^em't ver:{cck {cdaan
had y 't welkjiopdevijfenfeventirjle :^iidc van7nijn Be/eed vooYFeJïélt heb y
ojn dat hy 't Bcked riict ^ele^en had. I V. Dat hy y veel mijn Aanteekc7iin'
tl ProUif^o, nn op -ijn d Voorjhel of Proefjhik aanjraat , niet anders daar by :^ou voeden ,
jan't^^ceny dat hy over lan^e tijt j^;e:^ert had y en dat hy ge fchreven :(ou heb-
ben , indien :{ijn vrienden he7n niet anders hadden geraden y dat is geheel
mets, om dathy te voren niets gezegthad, dan alleenlyk dathy de rede-
nen , dic hy tegen my had , zenden zou ; in voegen dat hy door defe woor-
den alleenlyk verklaarde dat hy hen nooit zou zenden , om dat zijn vrien-
den hen zulks ontrieden. Hoewel uit alle defe dingen klarelyk bleek dat hy
.vaneen zeer grote begeerte, omquaat van my te fpreken , brandde, dat
Hy dic uit eige brant, en met met toeftemming der andere Vaders van
tS^ntm, « cCjebroederfchap , had aangevangen , en dieshalven vaneen andere
geeft dan gy, gedreven wicrd , en voorts dat hy niet min begeerde, dan
dat ik 'tgeen zou zien, 'twelk hy tegcnmy fchreef, en hoewel my ook
.dacht dat 'et betamelyk voor een geeftelyk man was , met de welk ik nooit
vyanrfchap, ja ook nooit kennis had gehad, zo opentlvk, voorvder
en
zo baldadiglykquaatvanmy tefpreken, en geen andere ontfchuldi^ing tc
.f7)A';..n^. hebben, dan te zeggen dat hy mijn fRcdcnering van 't Beleed nietgelefen
/uA/.;W.. heeft j en hoe waar dit IS, Wijkt klarelyk hier uit , dathy enige mak.i mijn
An^lylïs, of Ontknoping, zo in zijn s Stellingen , alsinzim hProefftuk ,
hiroluj.o. .ofVoorfpe benfpt heeft, fchoon ik nert^ens daar af gchandelt , ja ook de
• . . "aam Anaiyfeos, of van Ontknoping, niet gcfchrevcn heb, behalven in
\^'j^'j2i'i^^^ Beleed, 't welk hy verdicht nooit gelefen tc heb-
«-ben: zo zag ik echter dit alle>gacrne deur de vinjzers, om dat hy beloofde
dat hy voortaan ruften zou. Ik was geenfins verwondert v:in dac d'E. Vader,
•Overftevan dat Kloofter, niets ftrengcr voor d'eerftemnal tegen hem bc-
lloreu heeft, dan dat hy zelfde reden van zijn bedrijf aan my zou openba-
ren, en dus niet bedektelyk belijden dat hy niets van *t geen , dat hy in zi)ti
^Scellin-
Aan dè E> Vader D i n e t. 447
t> Snellingen, b Twilh-edenering en c Handelingen mee grote pranl tegen my a n.r.s.
bygebi-acht had , verantwoorden kon , en dac hy niets hnd , 't welk op ■>
d d'Aanteekcningen , die ik tegen znn ^ Woordenltrijc had gefchreven ,
antwoorden kon. Maarzeker, ik ben hier af verwondert, dat defe E. Va- e Ï^/IL-.
der van zo grote begeerte om my te tergen hecit gebrand , dat , hoewel
defe eerfte fchermutlel zo weinig gelukkig aan hem heeft ge wccfl , en hoe^
wel, federt dat hy belooft had hy geen eige of befondere Itrijt reocn mijn
gevoelens zou aanvangen 3 niets meu tiiiichenmy en hem, ofniemant an-
ders uit d'iiwen voorgevallen is , hy echter daar na zijn ^ Redenering ge- ioijiruij,,
fchreven heeft. Want zeker, indien daar in geen eige of befondere 'itrijc
tegen mijn gevoelens begrepen is , zo weet ik niet wat het is tegen iemants
gevoelen Ib-ijden : 'c en zy hy mifïchien fich hier mee wil verontlchuldigen,
dathy warelyk niet mijn gevoelens beftrijd, maar anderen , dieheelVpo-
reloos zijn , endiehy my uit iaffering opdicht^ of ook hier mee, dat'hy
verhoopte dat zy niet in mijn handen zou komen. Want zeker, iiitdef^iji
blijkt dat zy niet met dit voorneemenen oogwit gefchreven is , ombyde
Tegenwerpingen , tegen mijn bedenkingen gemaakt, gevoegt re wor-c,'f^^M7'W
den : en dit blijkt ook uit dde andere ü-iandelingen , die hy niet wilde dat
ikzien zou 5 want wat kan.daar in erger , dan in defe Redenering , wefen? TTm/futtu,
Eindelyk , het blijkt ook uic zijn wonderlijke ffoutheit van my gevoelens opk rDtf^crum.
te dichten , die zeer verfcheiden van de mijnen zijn : want hy zou geen zo-
grote ftoutheit gebruikt hebben , zo hy geacht had dnt ik dit ooit opentlyk-
aan hem verwijten zou. En dieshalven heb ik niet hem, maar't geheel-
Gebroederfchap , enu ten hoogflen te bedanken , gclyk ik ook doe : en ik
wilde dat defe eelegentheit, hoedanig zy ook is, die nu aan my "cgevcn
word, van dankte bewijfen , eer met veinflng en bedekking van zi"jn lafter^
en fmaat tegen my, dan met enige wraak, verzelt mogr w-efenj- op dac
nietfchijnen zou dat ik dit om mijnent wil dc^, 't welk warelyk nier ge-
fchieden zou , zo ik ook niet achtte dat dit tot lof van l't Gebroederfchap , 1 Socieuu,
cnvan u, en tot ontdekking en verklaring der waarheden , die nut zijn om
geweten te worden , dienitig was. Maar dewijl d'E. Vader de «" Wiskunft ^f^tiufis.
leert in uw «Vergadering te Parijs, die als d'ccrlfcen voornaamlte van de" OiUiium,
gehele werrelt aangefchout mag worden , en dewijl de » WiskunO: een p ver^ o Jiutimfis,
mogen is, 't weik, zo men zegt, ik voornamelyk gebruik, dieshalven , P
gelyk'erin uw geheel «i Gebroederfdiap niemant is, die door zijn iicht- <\ SvciitM^ .
baarheic meer vermogen zou om mijn gevoelens te belhijden , zois'erook
niemant, welks dolingen , in defe zaak begaan , lichtelijker aan u allen toe-
gefchreven zouden worden , indien ik daar af zweeg. Want veel overreden
fich zeiven dat hy alleen uit uw geheel lighaam verkofcn is, om van 't mij-
ne t'oordclen , en dat zy dieshalven van defe zaak niet min hem alleen , dan -
u allen, te zamen genomen , behoorden re geloven , en dat zy niet anders
vanu, dan van hem, hadden t'oordelen. 'Wyders, hy isecn raatgevolgr,
die , hoewel hy zeer krachtig is om de kennis der waarheit voor een tijt lang.
te beletten , en te vertragen , echter niet genoech is om haar geheel te ver-
drukken , en die, als zy eindelyk ontdekt wierd, niet tot eeraanuftrekr
ken zou. Want hy heeft niet gepoogt mijn gevoelens met redenen te we-
derleggen , maar anderen, zeer wanfchikkelyk en ongerijmt, byna met
mijn
44-8 Brief vm R. Des-Cartes
mijn woorden uitgcfproken , in plaats van de mijnen , voorgeftelt , en , als
weerlegging onwaerdig, belacht. Door welke lift hy lichtelyk alle de genen,
die my niet kennen, en mijn fchriften niet gefien hebben afweerenzou vati
hen tc lezen j en ook de genen , die hen wel hebben gefien , maar hen noch
niet gcnocch verftaan , dat is, hyzou byna alle de genen, die hen gefien
hebben , aftrekken van hen verder t'onderfoeken ; want zy zouden noic
a S (iff.K. hebben vermoed dat een geeftelyk man , voornamelyk uit uw « Gebroeder-
b o.'tumcu Ichap , zo vrymocdiglyk gevoelens , die warelyk de mijnen niet zijn, voor
de mijnen voorftellen en als de mijnen bclachen zou. Én dit zou 'er noch
c'Diff.r'.atio. vecl toc geholpen hebben, dat hy zijn «Redenering niet opentlyk voor al-
len 3 maar allecnlyk in't befondervoor zijn vrienden las: want duszou hy
iXFuTuenta. Hchcclyk vcrhocd hebben dat enigen van de genen , die zijn verdichtfelcii
konden kennen , defe Redenering gefien hadden : en d'anderen zouden
dieshalvcn hem te meer gelooft hebben, omdatzy zouden denken dat hy
haar niet in 't licht wikie brengen , om mijn achting niet te quetfen , en om
dat hy mijn vrient was. Zy zou ondertuflchen van genoech menfchen gele-
cXoHe^iif"* zen worden; want indien hy alleenlykaan uwinedegenoten , in uwe ver-
gadering te Parijs , 'tgeen, dat hy verhoopte , dieisgemaakt had, zo zou
f SociciM^ tilt felvc gevoelen lichtelyk van hier tot alle d'anderen van uw f Gcbroeder-
icbap j in de hele werrelt verfpreid > overgelopen hebben , en van hen ook
byna tot nllc d'andere menfchen , die d'achibaarheit van uw Gebroederfchap
geloven zouden. En zeker, ik zou my niet verwonderen , zo dit gebeurt
tuaa, ^y35^ \v^ant dewijl d'uwcu altijt , yder metzyn eiges leeroeffeningen , feer
befichzijn, zo is't niet mogelyk dat yder alle nieuwe boeken onderzoekt,
die dagelyks in groot getal in 't licht komen ; maar ik geloof dat men 't oor-
deel van de geen verwacht , die d'eerfte uit het Gebroederfchap aanvangt
enig boek te lezen , en dat, naar dat hy daar af oordeelt , d'anderen namaals
dat ook lezen » of zich daar af onthouden. My dunkt dat ik alrcê een proef
!l7'S/Ï!ïoT;» ^^^^^ af gehad heb in zekere Handeling van de Verhevelingen 3 die ik uitge-
i 'i'hiiojeph'ia. g^ven heb : wanc dewijl zy een deel van de i Wijsbegeerte begrijpt , dar ,
' zo ik my nier grotelyks bedrieg , daar in naaukeuriglijker cn warelijker ver-
klaart word , dan in enige gelchriften der anderen , zo acht ikdat'er geen
l T/*/'<*rï' '* 2"'^^'"'^ oorfaak is > om de welken de k Wijsbegerigen , die jarelyks in yder
" " *** vanuwvergaderlngendel Verhevelingen lezen en onderwijzen, haarvoor-
bygaan , dan om dat zy , de vall'che oordelen van d'E. Vader tegen my ge-
lovende , haar millchién noic gelezen hebben. Doch zo lang als hy allecnlyk
u ^uJ!h%>* ^^^^^ dingen uit de mynen , die tor de Natuurkunde of "Wiskunde behoor-
""* den, beltreden heeft , heb ik my weinig daar mee bemoeit j maar dewijl
aDtfirutio. hy in zijn 0 Redenering aangevangen heeft defe p overnatuurkundige begin-
^LtThVua fclen, door welkers hulp ikq Gods wezentlykheit, ende rdadelyke onder-
^ 'd1, Ixf^' fcheiding der menfchelijke ziel van 't lighaam betoogt heb , om te werpen ,
niet m.et redenen , maar met lalleringen , zo is de kennis dezer waarheden
vsu ZO groot gcwicht , dat aan niemant» die vroom en oprecht is > misha-
n.tM'„m!!T gen kan dat ik 't geen, 't welk ik daar afgefchrcven heb , naar mijn vermo-
ro>porf. gen voorfpicck. Ik fal dit met weinig moeiten doen j want dewijl hy my
du. jjjgj. anders , dan s d'al te grote twijffcling , tegengeworpen heeft , zo is 't ,
om tc tonen hoe ongcrechriglyk hy haar aan my opdicht , niet nodig dat ik
Aan de Vader D i n e t.
449
alledeplaatfen mijner a Bedenkingen verhaal, iade walken ik haar naar- 3 'Mcdiia-
fliglyk, en, zo ik my niet bedrieg , naaukcuriglijker dan iemanc anders,
diens fchrifcen w/ hebben, wedeilegt en wechgenomen heb. Maar*tis
genoech, als ik flechs hec geen verhaal, 'twelkik uitdrukkelyk in 't begin
van mijn b Antwoorden op de darde Tegenwerpingen, gefchreven heb j '^'/f""'^*
namelykdatikgeen redenen van te rwijfïelen voorgellelc heb , met die ge- ^t'/^"**
merk , dat ik hen zou doen aanneemen , maar in tegendeel , om hen te we-
derleggen, geheel op een zelve wijfe als de fchrijvers der geneesmiddelen
defiekten befchrijven , daaraf zy de middel van te genefen willen onder-
wijfen. Wie heeft dan ooit zo Hout en onbefciiaanu m te lafteren geweeft,
dat hy Hippocrates of Galenus befchuldigdc , omdat zy d'oorlaken , uit
dew^elken dc ziekten gemenelyk fpruiten, verklaren, en dat hy daar uit
dart befluiten dat zy niets anders leren , dan de middel en 't beleed van
ziekte wefen ? Zeker, degenen, die weten dat in dele E. Vader zo grooc
een ftoutheit heeft geweelt , zullen fichnict lichielyk overreden dat hyin
defezaak allcenlyi^z,i)n eige en bclbndere raat heeft gebruikt, zo ik zelf
Ziulksniet getuigde, en bekentmaakte hoe dedingen, die hy tevoren te-
gen my gcCchrcven had , niet van d'uwcn goetgekentziju , en dat defe zijn
lefte c Redenering door uw gebied aan my gelcwiden is : en dewijl ik dic^ Dtf^ruu*.
aergens bequamelijker kon doen , dan in dele brief, zo achtte ik niet on-
gevoegelyk te wefen te bevorderen dat hy, beneffens mijn J Aanteekenin-
gen op de Redenering , in 't licht zou komen. J^r"'""
En op dat ik ook daar uit enige vrucht mogt verkrijgen , zo zal ik hier
iets van de c Wijsbegeerte zeggen , die ikbefchrijf , en die ik, zo 'er geen '*'^'V»-
verhindering voorkoomt , na verloop van een of twee laren , meen in^""*'
't licht te brengen. Toenik, in 't zeltienhondertzevenendartigfte jaar , e-
nige f Proeven daaraf uitgaf , zo heb ik alle vlijt en naerlligheit aangewent Z'^?""^"'''*
om de nijt te fchuwen , die ik bemerkte dat my , fchoon onverdicjit , bo-
ven't hooft hing. Dit was d'oorfaak , om de welke ik mijn naam niet
voor defe Proeven wilde ftcllen, aiet (gelyk miflchien fommigen zullen
achten) om dat ik my niet op de redenen, daar in begrepen , vertrou-
de , of my daar af fchaamde : en dit was ook d'oorfaak , om de welke
ik , met uitgedrukte woorden, in mijn g Redenering van't Beleed, op P'^'/"-""''»
de zesenfeftigfte zijde , verklaarde dat ik niet gefint was mijn Wijsbegeer- ^J*'^^"'"'*
te , terwijl ik leefde , in 't licht te brengen. Ik zou noch in dit voorneemen
blijven, zo, gelyk ik verhoopte, en de reden vereiichte > die my , ren min-
ften ten deel van nijd verlolt had. Maar 't is geheel anders uitgevallen.
Want het geval mijner h Proeven is zodanig , dat , fchoon zy niet Specimina,
veel verÜaan konden worden , nochtans , om dat enigen , en dcfe de ge-
Icertften en verltandigllen , die zich verwaerdigc hebben, hen naerrtiglijker
t'onderfoeken , bevonden hebben dat daar in veel waarheden , te voren
noch niet gemeengcmaakt , begrepen waren , zo is dit gerucht tot veel o-
veroelopcn , die zich dieshalven terllont overreed hebben dat ik in de i Wijs- ' ^'''""J'f
beoeerre iets zeker , en dat geen gefchil cn tegenfpreking onderworpen
W-as , verklaren kon. Hier uit is gevolgt dat wel 't gvootlfe deel , te weten
niet alleenlykde genen , die buiten de Icholen zich vrywilliglyk in de Wijs-
begeate oefenen , maar ook veel uit de genen , dic onderwijfen 3 en voorna-
L H melvk
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
45-0 Brief vm R. Des-Cartes
melykdc jongen , en degenen, die meer op 'c vernuft, dan op 'converdicni'
gcïriicht van geleerthcic ftcunen , en , met een wooit , alle de ^encn , die de
^- wnaihjicbcminntn , gewenfcht hebben dat ik de gehele x Wijsbegeerte in
't licht zou brengen. Maar 'tander deel.
b C ontrovtr-
fia.
te weten de genen , die liever ge-
leert willen fchij nen , dan wefen , en die wanen dat zy alreê enige naam on-
der de geleerden hier uit gekregen hebben , dat zy geleert hebben hef tiglyk
van de ''fchoolfchegefchillen tetwiftreedenen , vrefendedat, als de waar-
heit ontdekt was, defe gefchillen van kant zonden raken, en dat daar by
faun geleertheit veracht , en door *t uirgee ven van mijn c Wijsbegeerte , dc
waarheit ontdekt zou worden , heeft wel niet opentlyk darren tonen dat het
niet begeerde dat men haar uitgeven zou, maar zijn met grote nijt tegen
my onrlteeken. Ik ken ook zeer lichtelyk defen van d'anderen onderfchei-
den; want de genen, die naar mijn Wijsbegeerte wenfchten, hebben zeer
wel geweten dat ik voorgenomen had haar , terwijl ik leefde, niet gemeen
te maken j en enigen hebben ook geklaagt dat ik haar liever aandenanee-
ven, dan aan mijn tijrgenoten , wilde gunnen, hoewel alle oprechte lie-
den, d'oorfaak, daarom ik dit deê, bemerkende, en fiende dat my geen
wil gelxak om aan 't gemene nut dienfl: te doen , my daarom niet minder be-
minden. Doch de genen, diedaar voor vrcef den , hebben dit geenfins ge-
weten , of ten minften niet willen geloven , maar integeikleel valfch geacht
dat ik d'uirgeeving daar af belooft had. Ik word hierom by hen een treffelyJi
/r/owr genoemt, en by enigen geleken, die veel )aren tevoren vergeefs
zeggen dat zy boeken , diezy veinfen onder handen te hebben , uitgeven ful^
len. Hierom zegt ook d'E. Vader dattnendit :^olang van my verwacht y
dat men voortaan te wanhopen heeft. Zeker belachelyk , indien hy acht dat
men van eenmenfch , die noch niet oud is, lang het geen heeft kennen ver-
wachten, 'twelk van anderen noch in veel eeuwen niet gedaan heef t ge-
weeflj enonvQorfichtiglykhierin, dat hy ter plaats, daarhy my poogt te
laftercn , toelhat dat ik zodanig ben, dat men dit al aver lang binnen wei-
dig jaren had kennen verwachten , 't welk ik niet van hem in zes hondert
jaren, indien onz beider leven zoverre verlangt wierd, verwachten zou^
li Ttrfttade. Defe lieden , dewijl hyfich vroedmaakten dat ik voorgenomen had defe
e Wij.sbegeerte , daar zy voor vreefden , uit te geven , zo haaft als zy vaer-
dig zou wefen , hebben niet alleenlyk defe gevoelens > die in de gefchriftcn,
slreë van my uitgegeven , verklaart worden , maar ook voornamelyk defe
zelve Wijsbegeerte , die noch onbekcnt aan hen was , met veel lafteringen,
zoheimelyk, alsopenbaar, en voor yders oren , vervolgt, ofommyafte
Schrikken van haar uit te geven, of haar, in 't licht gebracht zijnde, ter-
llont om te werpen , en als in dc wieg te verflikken. Ik lachte wel in *t be-
gin om hun pogingen j en hoe ik hen 'heftiger zag in mijn gefchriften tebe-
l^rijden , hoe ik oordeelde datzymy in hoger achting hadden: maar toen
ik zag dat hun getal dagelyks toenam , en , gelyk gebeurt >datzy veel naerfti-
ger warenom gelegenthedcn , van my te verhinderen , tezocken, dan eni-
gen jonrtig waren om my voor te fprcken, en vrefcndc datzy miffchien
door hun heimelijke pogingen iets zouden vermogen, en mijn oeffening
meer fleuren , zo ik in 't voorneemen bleef van mijn f Wijsbegeerte niet uit
te geven j danot ik my opentlyktegen hen- (lelde, en, raet het geen, dac
zy
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
Jm de E> Vader D i n e T. 451
2y vrefen , geheel in 't licht te brengen , te maken dat zy voortaan niet meer
te vrefen zouden hebben : hier om , zeg ik , befloot ik alle dit weinige , dat
ik van de Wijsbegeerte bedacht had , gemeen te maken, en re pogen datzy ,
zo zy waar was , van zeer veel aangenomen zou worden. Ik Helde haar dies-
halven niet met dezelve ordening enftijlvoor, daar mee ik te voren een
groot deel der dingen in defe Handeling heb gefchreven , daar af ik d'inhout
van mijn a Redenering van 't Beleed verklaart heb , maar in een andere orde- a Oifcmu
ning , meer naar 't gebruik der fcholen gefchikt , te weten met de befondere ^ah».
gefchiilen in korte leden in te fluiten , en in zodanig een fchikking hen te ver-
volgen j dac het bewijs der volgende dingen van de voorgaande alleen afhing,
en dat zy alle tot een lighaam gebracht wierden. Ik verhoop dat ik door defe
middel de waarheit van alle de dingen , die gemenelyk in de Wijsbegeerte h Thihfij^
betwiftreedent worden , zo klarelyk vertonen zal , dat alle de genen , die i'^''*'
haar zoeken, zeer lichtelyk haar daar zullen vinden. En zeker, alle jonge-
lingen zoekende waarheit, alszy fich eerft vaerdig maken om de Wijsbe-
geerte te leren, Alled'anderen j van wat ouderdom zy ziju, zoeken haar
ook , als zy by fich alleen de dingen van de Wijsbegeerte overdenken > en hen
tot hun eige gebruik onderfoekcn. Alle Vorllen en overigheden > of anderen,
die hoge fcholen oprechten, en de koften verfchaffen , op dat de Wijsbegeer-
te daar in geleert zou worden , willen dat men geen andere 3 dan de ware ,
zo veel gefchieden kan , Ieren zal > en dulden niec dat men daar twijfFclachri-
ge en tegenfprekelijke gevoelens in 't licht fal brengen , op dat door gc woon-
tevantwiften d'onderdanen twiftgieriger , hardnekkiger en weêrfpaltiger,
en dieshalven hun overigheden min gehoorfaam, en bequamer om beroerten
te verwekken, zouden worden , maaralleenlyk ophoop van de waarheit,
die, gelyk veel zich vroedmaken , uit defe twiftreedeningen noch eens op-
borrelen zal j of indien zy alreê door lange crvarentheit geleert hebben hoe
feldenzy indefer voegen gevonden word ,zobenaerftigen zy haar echter zo-
danig , dat zy achten dat men ook de minfte hoop daar af niet verwaarlofen
moet. Want geen volk heeft ooit zo woeft, zo onbefuift , en zo af keerig van
'c recht gebruik der reden, door de welken alleen wy menfchen zijn, geweeft,
dat het gewilt heeft dat men by hen c gevoelens Ieren zou, die tegen ósbc- co^mmef^
kende waarheit ilreden. En dieshalven isniet tetwijfFelen of de waarheit
is hoger t'achten dan alle gevoelens , die van haar verfcheiden zijn , hoein-
gewortelt en gemeen zy ook konnen wefen , en dat alle de genen , die ande-
ren onderwijfen , gehouden zijn haar naar hun vermogen te zoeken , en ge-
vonden hebbende , re leren en onderwijfen. Maar men gelooft niec dat zulks
ïnde nieuwe Wijsbegeerte , die ik beloof, gebeuren fal : 'tis niet waar-,i
ifchijnelyk dat ik alleen meer gefïen heb, dan veel honderc duifenden van de /f/i;'/^/'*,
fchranderfte vernuften , die de gevoelens , de welken gemenelyk in de fcho-
len aangenomen zijn , gevolgt hebben : De gebaande en bekende wegen zijn
altijt de veiligfte voor de nieuwelingen en onkundigen, vooi namelyk uit oor-
faak van de c Godgeleertheit , met de welke , gelyk d'ervarencheit van veel ^ t/Wost/j.
jaren alreê geleert heeft, d'oude en gemene ^ Wijsbegeerte beft overeen- (Phiiojcpha^
koomt , maar van dc nieuwe is 't onfeeker : en dieshalven beweren enigen
dat men haar tijdiglyk moet verbieden , en uitbliiflchen , op dat zy miflchien
niet allcflgs zou aanwaflen , cn krachten krijgen , met d'ongeleerde menigte.
Lil X die
45 2 Brief vm R. D E s ^ C A R T e s
die naar niewigheit haakt, tot fich te lokken , en op dat zy niet devi'edeen
riilKier hoge Scholen (leuren , of inde Kerk nieuwe ketterijen inbrengen
7.0U. Dx)ch ik , in tegendeel, antwoord dat ik my wel niet beroem , of belijd
dat ik meer zie dan d'anderen, maar dat dit mifïchien vorderlykaan my heefs
geweelt , dacik , dewijlik niet veel op mijn eige vernuft betrou y effe en ge-
makkelijke wegen gevolgtben: want het is geen wonder dat icmantdaar
langs meer vordert , dan anderen , met groter vernuft begaaft , langs onefïc
tn ondeurdringelijke wegen , die zy volgen. Ik voeg 'er by , dat ik niet wiJ
dat men my geloofs in de waarheitder dingen , die ik beloof, maar dat men
a Speciwiiié. uit de a Proeven, die ik alreê gegeven heb,oordeel. Want ik heb daar niet eea
h ^«../?;«. of twee i maar meer dan zes hondert i> gefchillen verklaart , die dus van nie-
mant voor my uirgelegt waren. En hoewel veel tot noch toe mijn gefchrif ten
eTtaruvtr- c Q-^ezxUv^ïüc ogcu hebben aangcfïen , en opalderhande wijfen gepoogt heb*
ben die te weerleggen, zo heeft echter, dat ik weet, niemantiets, dat niet
waar is, daar in kannen vinden. Men td alle de gefchillen op, die in zo veel
L\r!iiiof,j>hia. eeuwen in de welken andere <1 Wijsbegeerten gebloeit hebben , en door der
zei ver hulp opgeloffzijn , men zal miflchien hen niet zo veel, en zo vermaart
l^i'rim'' ^^^^ tegendeel, ik verfeker dat'er noit , c door middel der befon*
)nrat,lutic* 'i^I's en eige beginfelen van de Peripatetifche W ijsbegeerte, f d'oplofling van
i::,xi.foibu enig.gefchil gegeven is , de welke ik niet kan sbetogen valfch en onwettig ts
fTchi'n'T' weCen. Men verfoek een proef hier af. Men flel voor, niet alle, want ik acht
nnu "cj'tLjüo. ^^^^ "iet de moeite waerdig te wcfen veel tijt in defc zaak te fpillen, maar eni-
n:<, ge weinige der uitgelefentflen, ik zal mijn beloften nakomen. Ik vermaan aU
^/j^wan. icenlyk , om niet achterhaalt te worden , met tc fpreken van hd'eige en be?-
'h Pnlaria ^""^^ere beginfelen der Peripatetifche Wijsbegeerte , dat ik hier af uitfonder.
peyip.v ua dcfü gefchillen , welkers oploffingen afgenomen of uit d'örvarencheit alleen ,
^'ciJ^'ü* allemenfchen gemeen is, of uit d'aanmerking der »geftalten enbe-
UnurTó- wegipgen , 't welk k 't eigen der Wiskundigen is j of eindelyk in I d'overna-
7>,o 'iu. tuurkundige dingen , uit defe m gemene kundigheden , als ook de voorgaan-
^Hl'u!nn fo^l3at,gelyk uit mijn a Bedenkingen blijkr. Ik vocg'er noch by ('t welk
mc/.«"/. miiïchten een " wonderfpreukzalfchijnen) dat'er niets in defe P Wijsbegccr-
lMttai>hj. te-is voorzo veelzy Peripatetifch , en van anderen verfcheiden geacht word,
'c welk niet nicu is, en niets in de mijne, 't welk niet out is. Wantwatde
!">/iS'/rr ^^^eginfelen aangaat, ik laat alieenlyk de genen toe , die tot noch aan alle
n ^M/u- Wi)sbcrigen zekerlyk gemeen hebben geweefl , en dieshalven d'oudffen van
w.. allen zijn , en ik toon zo klarelyk dat de dingen , die ikdaar na hier van af-
l!X ^^^^ ' ^^'^^.^ ^^^^ begrepen en ingewondeu hebben geweeft , dat
;'n!hfi!'i>,^. zyoükbhjkend'oudlientezijn, als van de natuur in de menfchelijke'aeè-
q Tr..nr'"^ ffcn ingeplant In tegendeel , de r beginfelen van de gemene Wij sbecreer te,
nliö'pHZ tenmmllenin die tijt, in de welk zy van Ariftoteles, of van ande?en ge-
vufz^trih vonden zijiv, waren nieuj en men behoort hen nu niet betcit'achten, dan
, zytoenwarenj en niets word daar van afgeleid , 't welk niet in gefchil ftaat,
j smi>jop us. ^ gebruik der fcholen , niet van ydcr s Wijsbegerig.e verandert mag
worden , en dieshalven 't welk niet zeer niea. is , dewijl her noch dagelvks
tTtjitioria. v£rnieut word Wat i Godg.eieertheit aangaat , dewijl d'een waarheit nooit
Ml^fajW ; ^egcn. d'ander kan ftrijden , zo zou't goddelooshcit zijn re vrcfen dat de
' '^"'^ ' waaihejJen, in de "Wijsbegeerte gevonden , tegen de genen , die't ge.-
Am dc "E. Vader D i n e ic.
loof betreffen , ftrijden. En ik belijd wnrelyk dat*er niets tot de «Gods- ^^'-h^*
ciicnfr behoort , *t welk niet zo veel , ja ook gemakkelijker , door mijn Ij be- ^
ginfelen verklaart word , dan door de genen , die in 't gemeen aangenomen
zijn; Mydunktdatikhierafeenproef, die klaar gcnoech is, gegeven heb
in't einde van mijn cAntwoort op de vierde Tegenwerpingen , en dit in
«ï \ gefchil , in \ welk de c^^ijsbegeerte zwarelyklt van allen met de i God- •
geleertheic overeenkomen kan ; en ik ben bereid om , indien't nodig is , des- »i ^«.f/?/o!*-
gelyks in alle andere dingen te doen. Ja ik kan, integendeel, ook tonen dat*; ^''^'^''^'^'^'*«
*er veel dingen in de gemene Wijsbegeerte zijn , die warelyk tegen dedin-' i'^"/<'X'<'.
gen- ftrijden, de welken inde Godgeleertheit zeker zijn , l'choondit geme-
nelyk van de g Wijsbegerigen verfwegen , of om de lange gewoonte van dit g TrtjV«/if
te geloven niet bemerkt word. Men heeft ook niet te vrefen dat mi)n gevoe-
lens te zeer zullen aanwaflen , met d*onkundige menigte , naar nieu wighcic
hakende, aan te lokken j dewijl, integendeel, d'ervarentheit leert dat z/
voornamelyk van de kundigen goetgekent word, die, niet door nieuwig^
heit , maar door de waarheit alleen aangelokt , niet te zeer konncn aan waf-
Ten. Men heeft ook niet meer te vrefen, dat zy de vrede der fcholen fteuren
zal: maar in tegendeel, dewijl alle Wijsbegerigen malkander met zo veel
gefchillen quellen , dat zy nimmer in groter oorlog konncn wefen , dan zy
heden zijn , zo is *er geen beter middel , om vrede onder hen te bevorderen
en ook om de ketterijen, die dagelyks uit defe gefchillen opborrelen, tc
verminderen, dan dat men de ware gevoelens , gelyk ik nhcêbewefen heb-
dat de mijnen zijn^ aanneemt} want der zelVer klare bevarcing fal nlla
ftoffe van twijfïelen en twiftreedenen wechnemen. Hier ii-it blijkt dan dat'ee
warelyk geen reden is , om de welke enigen met zo grote naerftigheit d'an-
dere menfchen willen afweeren van hen te kennen, dan om dat zy, die
al te klaar en zeker achtende , vrefen dat zy aaa ^t gerucht van hun ge^
leercheic, die zy uit de kennis der andere min bewijiïclijke dingen ver-
kregen hebben , nadeelig zuilen wefen : in voegen dat defe hun nijt geen
duifter bewijs der waarheit van mijn h Wijsbegeerte is. Maar opdat het '»PW/«^«/''i»Mw
niet zal fchijnen dat ik my hier valfchelyk op de nijt beroem , en alleenlyk de
> Redenering van d'E. Vader tot getuigenis kan bybrcngen , zo' zal ik verba- ^ ^^^flff^t^'t"*
len wat onlangs in de nicufte hoge School defer Lantfchappen gebeurt is;
Een geleert man in de k Geneeskunde , zeer fchrander en deurHchtig van ^ -^i*'^'''""*»
vernufc , en uit het getal der gcncr , die , hoewel zy de ^Wijsbegeerte der ' 'W».
Scholen wel en reeht hebben gelecrt , echter, om dar zy daar aan nier ge-^''"*
loven en oprecht zijn , daar op niet veel roemen, noch zich zeer geleert
verdichten , gelyk enige anderen , die dronken daar af zijn , tot een ge-
bruik hebben , las mijn m Verregefichtkunde , en n Verhevelingen , locn mDioptrUMt
zy eerft in 't licht gegeven waren , en oordeelde terftbnt dat daar in en > "
ge obeginfelen sran een waarachtiger Wijsbegeerte begrepen waren j en " P''""'
hy, defe beginfelen naerftiglijker waarneemende , en andere dingen ^^3^ IZZZlhij
uit afleidende-, heeft van zo grote fchcrpfinnigheit ge weeft , dat hy binnen ' *
weinig maanden een gehele p Natuurkunde daar af heeft gemaakt, de p ^*'/^«/<'5"«4
welke, van enigen in 't befonder gefien zijnde, zo aan hen behaagde , dat
2y de q voorlecfingder geneeskunde , welk ampi toen daar by geval open- q Vrof^jfor
ftont, voor hem, die le voren ilaar niet naar trachtc, van d' O verigheit
Lll 5. ver-
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
45^4 Brtefijm R. Des-Cartes
^l>rojc^or. verzochten en verkregen. Hy, dus aVoorleezer geworden , achtte dat
zijn ampc was die dingen voornamelyk t*onderwi)fen , om de welken hy
tot dit ampt fcheen geroepen te wezen , infonderheic dewijl hy die waar ,
cn de genen , die daar tegen ftreden , valfch oordeelde. Maar toen hy, met
h ^AUzt f " ' vergadering van toehoorders , die naar de plaats groot
• - ^ " was , verkreeg , wicrd hy terllont van enigen zijner l' amptgcnoten , die
bemerkten dat hy boven hen geftelt wierd > opentlyk benijd j en zy klaag-
den dikwijls aan d'overighcit , en verfochten dat mendefe nieuwe mid-
del van onderwij fen aan hem verbieden zou. Zy konden echter in drie ja-
ren lang niets anders verwerven, dan dat men hem vermanen zou tot de
cTMpU cbeginlelcn van de gemene Wijsbegeerte , als ook van de Geneeskunde,
TfcliTAT T^"^ '^-ijn medegenoten t'onderwijfcn, om dus de toehoorders ook te berei-
i«;//^M«/,. den tot de gefchriften der anderen te lezen. Want de voorlicht ige Ove-
4,u, iJgheii: gevoelde wel dat, zo defe nieuwe dingen waar waren, men hen
met behoorde te verbieden, en dat, indien zy valfch waren, fulks niet
behoefde , om dat zy van felf binnen weinig maanden neêrftorten zouden
^^^^^^^enzy in tegendeel, dagelyks aanwieflTen , en voornamelyk van
alle d eerlykde en fchrandcrlte heden geëert wierden, meer dan van de flech-
te , of jonge Iccrhngen, die lichtelijkerdoor d'achrbaarheit of raat der be-
nijders afgewecrt wierden van hen te horen , gaf d'Overigheit ook nieuwe
i^rTZl r "^"^ dGt^Hyesmeefter, te weten dat hy de c natuurkundige gefchil-
taph)fi.a. j zo van Ariitoteles, als van anderen, op zekere dagen, door boven-
{McduiHa, gewone leden, zou verklaren , endusgrotergelegentheit hebben, dan in
IcStZ' 5^^," f Geneeskunde alleen, om van alle de delen der Natuurkunde re han-
im^^- "f^^"- ^'J" andere Medegenoten fouden mifïchien voortaan ge ruil , en
cadcmu, plaacsaande waarhcit gegeven hebben, zo een onder hen, die toen iBe-
Itierder van defe hoge School was, niet befloten had alle zijn ruftingen te-
gen hem m te fpannen. Maar op dat blijken zou hoedanige tegenftrevers ik
ÏJS/T; \ ''■''[f' 'ï^^'''' ^^'^ ^^^""'g woorden befchrijven. Defe k Godge-
k ff ir, jeerde , Prediker cn i Twiftrcdenaar is in hoge achting, en heeft by flech-
te vo.k grote jonft en macht verkregen, om darhy een ontemmelijke en
brandende yver van godvruchtigheic voor fich doet gaan , nu met tegen de
RoomfcheGodsdienlt, dan met tegen alle anderen, die van de zijne ver-
fcheiden zijn , cn dan met tegen de Groten uit te varen , en fomtijts d'oren
van de gemene hoop met ondeugende befchimpingen frreelt , en om dat hy.
i»et dagelyks veel boekjes, die van niemant behoren gelezen te worden
uit te geven, met verfcheide Schryvers, maar die meermaals tegen , dan
met hem zijn , en miiTchien alleenlyk met de bladwijzers aan hem bekent ,
,itt^«K'/, te verhalen, en met van aiJe m wetenfchappen , als of hy kundig daar in
was, Itoutelyk, maar ook onkundiglyk daar af te fpreken , by d'ongeleer-
den zeer geleert fchijnt. Doch de geleerden , die weten hoe laftig hy al-
tijtgcweeli heeft in anderen uit t'eiflchen , en hoe dikwijls hy , daar men
te twi/lredcncn had , lafteringcn voor redenen bygebracht heeft, en, ver-
wonnen zijnde , fcbadelyk afgeweken is, belachcn cn verachten hem opent-
lyk, indien z,y vau een andere godsdienft zijn , danhyisj en enigen heb-
ben hem alrêe opentlyk zo ontfangen , dat het fchijnt dat men voortaan
IJ -^ri^i.. uigts nieuw legcn hem fchrijvcn kan ; maar indien zy met hem in " Gods-
Aa?i> de Vader D i n e t . 45-5'
dienft overeenkomen, zo konnenzy hem echrerniec in hun gemoed prij-
zen, fchoon zy hemzo veel verfchonen , endragen, als zy konncn. Na
dat deze man een rijt lang aSchoolbeftierdcr geweeft heeft is 't gebeurt ^
dat, toen de bflelhngen, onder detoeficht van de cGeneesmeefter , doov^MM,
des felfs toehoorders beweert cii voorgefproken wierden , men geen vrv-
heitaan hen gaf om op de dingen , die voorgcllelt wierden , t'antWoorden
maar dat zy door fchoolfch en ontijdig (lampen der voeten gefteurt wierden'
Ik zeg niet dat de »J Godgeleerde door zijn vrienden dit gekamp verwekt d Thciogu,^
heeft , want ik weet het niet , maar het wierd te voren niet gedaan j en ik
heb van geloofwaerdige lieden , die'er toen by waren , gehooxt dat dit ge-
fhmp niet door de bellelling der antwoorders , noch van de voorzirrer ver-
oorfaaktkon worden, vermits het altijt begon eer d'anderen hun menin<^
verklaart hadden. *t Gerucht wierd ondertultchen overal verfpreid dat defe
nieuwe e Wijsbegeerte daar qualyk verantwoort wierd , op dat de menfchen <^^'^'W^''^*
daaruit befluiten fouden dat zy nietwaerdig was opentlyk geleert re wor- ^i""'/''''^'''*'
den. 't Is ook gebeurt, terwijl men geduriglyk f ouder tetoeHcht vande ili/X.
Cjeneesineeltertwiftredende, en de g Hellingen niet zo zorgvuldiah k naar^^K»^-
c believen der antwoorders, uit vcrfcheide gefchillen , die niet aan mal- '.^
kandcr hingen gefmeed wierden, dat zy in zekere i^flellingdeFden , ItttvZZn,
i mt^eejt e« lighaam met word k een we:^en door :{ich > maar » door toeval -• iQ Pcrfc.
weten met m wezen door toeval al 't geen te noemen, 't welk uit twee^^"*'""'
" zelfftandighcden, geheel verfcheiden zijnde, beftont , zonder echter de
O zelfltandige vereeniging t'ontkennen , daar meê de geeft ann 't lighaam '^cadens.
gevoégt word, noch ook de naturelijke bequaamheit van weerzijden tot "
deze vereeniging te loghenen , gelyk hieruit bleek, datzyterftont daar o'vJo'm/
na daar aan voegden dat de:^e p ^elffiandUheden q o?JvoImaa{t j^c::(eo^t wier- PamtaUu-
den y ten op:(ich£ van r '/ :(amen^e:^ette , V well^ uh der :(clver ^ vcrceniqm^ P ShLjUmix^r
jpruit : in voegen dat men daar m niets zou konnen bcrifpen , dan miftchieS fr27£um
de t wijze van fpreken , die mm in de fcholen gebruikt word. Maar zeker, ^ vZ. *
deze gclegenheit fcheen groot genoech aan deze u godgeleerde School- * '"^
beftierder, om de wGeneesmceller uit te ftrijken , en van ketteryte vcr-^"?"^'
doemen, en hem dus, ook tegen dank van d'overighcit , indien de zaak rw./^.
naar zijn wenfch afliep, uit het ampt van x Voorleezer te ftoten. Het
baatte niets dat de Geneesmeefter , als hy bemerkte dat deze yftelhtU san^'Z'f^'"''
hem met goet gekent wierd , terftont by hem , en by d'andcre 2 Voorleczcrs \ rrifiiTorst
van de Godgeleertheit, die daar waren, ging, en, met zijn mecnina ï'^^/^.^;"*.
aan hen te verklaren , verzekerde dat hy niets tegen hun en zijn Godae'^ 'V"^'J' .
leertheit gevoelde of wilde fchrijven. Want na verloop van weinig L^^tX
dagen heeft hy a ftellingen uitgegeven , voor dc welken hy , gelyk zekerlvk c
aan my verhaalt is , dit opfchnft heeft willen ftellen. 1, Vermaiicndc ^cvol-
^^en y uit d'achthaarheit van 't hei/i^fre God^^elecrde ampt den leergierigen t^idJ/''
voor^cflelt : en daar i^y gevoegt dat het gevoelen vanTaiircllui y die docr dc ^
Godgeleerden van Heidclberg dc c gcdvcrloghencndc Ge7iees7ncejler gcnoemt ^^^''''V^yCua
word > en van de dui:{elige jongeling GcrUm , deer de welks de mcnfch ^ejiclt f^^"'*""*""'
word ^ we7;en hy geval tc ^ijny op vecldcrhande wy::;cn jhijd tegen dc e Natuur- 1» ThcoiogU,
kjinde y i Overnatuur kimde y ^ Adcmhinde en h Godgeleertheit j en zo voorts P
opdat hy,als deze » ftellingen van alle d'anderc ^ Vooileezers en Godgeleert- -iZliilfa!^^
heir
450 Brief 'Vdn R. Des - C artes
heic en predikanten van die plaats ondertekent waren , ( zo zy die noch on ■
r-iit > want hier in ben ik onkundig ) enigen van zijn amptge-
noten aan d'Overigheit zou zenden , om te zeggen dat de aGeneesmecfter
Jn de kcrkeh'jke vergadering, metTaurellus en Gorlarus ( welke Schryvers
hymidchien noit gelezen heeft ; zy zijn ten minften by my onbekent) van
_ J^^^f^^y verdoemt was ; in voegen dat dicshalycn d'Overigheit, zozy by \
X r . ^-^^^^^ volk in jonfl: wilde blyven , hem niet langer tot voorleezer behou-
\ 7h'Ti ^^'^ ^^^^ ^^^^ ^'^2:c c ftcllingen nu onder de pars waren , geraakten zy
i^Jhcitogut. geval in handen van enigen uit d'Overigheit, die de Godg<^leerde by
hen ontboden, hem tot zijn ampt vermaanden , en befchikten dat hy ten.
minften 't opfchrifc veranderen , en d'openbare achcbaarheit van 't Godge-
leerde ampc niet tot zijn lalteringen misbruiken zou. Hy voer echter voort
ej^iffci. in zijn cUellingen nicte geven, en, d'E. Vader navolgende, twiftredcnde
daaraf drie dagen lang. En om dat 'er weinig fioffe in gewceft zou hebben
i'Loioma- ZO hy alleenlyk van dit f woortkrakkeclgchandck had , tc weten of iets uic
özelfllandighcden te zamen gezet, » wezen voor toeval genoemc
'jifüW'ioA- * tï^oet worden , of niet, zo voegde hy noch enige andere k gefchillen daar
lum^^ by , van de welken 't voornaamfte was van de l zelflhndige vormen der (tof-
'c^dcT/ '''' •f'^lu'^'e . dingen die alle, uitgezondertde redelijkeziei , van de " Genees-
k^iijcj'if iT]ee(ter geloghent waren. Maar hy poogde echter hen met alle redenen,
jF* r./ ^'^^y ^>'^''<''"g'^"»'^onj vaft te maken, en, gelyk het Palladium van de Pe-
(uZZus ^'P''*fetilche School , te verweeren. Doch op dat het niet fal fchijnen dat ik
rcrum ma- ^^'^Y zouder oorlaak in de gefchillen van anderen meng, zo weet dat, behalveo
urinimm. (Jat hy in zijn o Hellingen mijn naam uitgedrukt had , gelyk ook de Genees-
T.iifo"!iii*. ^^'^^^^ dikwijls 'm de zijnen , hy my ook in 't twiftredenen noemde , en van
KMe(i,cM. verweerder , die ik noit gefien had , vraagde of ik hem deze bewijsrede-
.Glhcfci. nen ingegeven had, en, een fcer wanfchikkelijke gelijkenis gebruikende,
zcide dat de genen , aan de welken de gemene middel, van/ïch indeWijs-
begeerre t'ocffcncn , mishaagt, van my een ander verwachten, gelyk de
Joden hun Ehas, die hen tot alle waarheit zal geleiden. Toen hy drieda-
p Mcciutu. g,.,^ gefegcpraalt had , befloot de P Geneesmecfter , die wel voor-
T) (b t t '^^^^^"^-^ ;?^ohy zweeg, hy van veel verwonnen geacht zou worden , en, zo
JJ^,^'^''"'"' hyüch met openbare M twiltreedeningcn verantwoordde , dat het geftamp
en gedruis , -gelyk te voren , weer vaerdig zou zijn , om te beletten dat hy
gehoord Vv'ierd j de Gencesmcefter, zeg ik, befloot zijn antwoort op de
ntohü. 'i^^l^ing^^'i vande Godgeleerde fchrifreiyk uittegeven, in de welk hy wcl
met bondige redenen alle de dingen weêrlag, die in defe ftellingen tcoen
zijn leringen begrepen waren ; maar hy fprak ondertuflchen der felver
Schryvcr zo vnendelyk en eerbiediglyk aan , dat hy poogde met hem
te verlbenen , of ten minlle zijn zwerend en verettert gemoed niet tc
vergrammen. En zeker , zijn antwoort was zodanig , dat veel , die hem
lafen, geacht hebben dat daar m niets was, over 'c welk de Godgeleer-
de kon klagen, dan dat hy daar een godvruchtig man, en vreemt vnn
alle begeerte om te lalteren genoemt wierd. Maar hoewel hy niet met
woorden was beledigt , zo achtte hy nochtans dat hem groot onge'lyk
van de Genecsmeefïer aangedaan wierd , om dat hy met redéne;i vei'woii
"i^;! was , cn noch met redenen , uit de welken hy openclvk zag re volgen
d.i'.
de Vader D i n e t.
457
dat ky een laderaar was, en onkundig in dedingen , daar af hy fich beroemr
had. Hy kon tot dit quaat geen ander hulpmiddel vinden dan macht te ge-
bruiken , en te bevorderen dat defe antwoort , die hatelyk aan hem was , in
zijn ftad verboden wierd. Hy had miflchien 't geen gehoort , dat enigen van
Ariftoteles zeggen , te weten , dat hy , de gevoelens der oude Wijsbegerigen
niet bondiglyk wederleggen konncnde , hen enige anderen , die zeer onge-
rijmt waren , opgedicht heeft > namelyk de genen , die in zijn fchrif een ge-
lefen worden , en dat hy , op dat zijn bedroch niet van de nakomelingen ont-
dekt zou worden , teweegbracht dat alle der zeiver boeken, naerfliglykop-
gefochc 5 verbrand wierdeii. D'onze, als een getrou Peripatecifche , pogende
dit na te volgen, vergaderde de Raat van zijn hoge School, deê zijn klach-
ten over 't boekje , van zijn amptgenoot tegen hem uitgegeven , en zeide dat
men *t behoorde te verbieden , en dele gehele a Wijsbegeerte , die de hoge»
School v«rwarde , uitteftoten. Veel Ücmden hem toe. Drie uit hun getaU
aan d'Overigheit gezonden, deden daar gelijke klachten. D'Overigheit,
om hen te vernoegen , beval dat men den boekverkoper enige weinige boek-
jes afhalen zou ; door 't welk re weeg gebracht is , dat d'anderen meer ver*
kocht j en naerfliglijker gelezen wierden : cn toen daar in niets wierd ge-
vonden, over 'twelk de b Godgeleerde met recht kon klagen, behalven brwo^**,
over de kracht der redenen alleen, die hy niet weerleggen kon , wierd hy
van alle belacht. Hy zelf ruftte ondcrtuftchen nier , maar vergaderde dage-
lyksc de4laat van zijn hoge School , om iets van defe fchande aan hen mede c Confii,»,»
te delen. Dit was een grote zaak voor hem. Men had redenen tezoeken 'ic^if
om de welken men d'antwoort van de Geneesmeefter , en des zelfs gehele
Wijsbegeerte wilde veroordelen. Hy had geen konnen vinden. Her vonnis
quam echter cindelyk in 't Jicht , in de naam van de Raat des hoge Schools ,
maar *t welk men echter billijker den d Schoolbeftierder alleen toeèigenen <I ^t^or^
mag. Want dewijl hy in alle byeenkoomften , diehy vergaderde , als Rech-
ter zat, en zelfook een zeer heftig aanklager was, daar, integendeel, de
eGeneesmeeftcr niet eens gehoort wierd , ja noitdaar by was , wie cwijf- ^
feit of hy heeft lichtelyk'tgrootfte deelzijtier fAmptgenoten ter plaats , ^ ^''^''i-f*
daar hy begeerde , getrokken , en in getal der ftemmen d'anderen , die van
hem verfchilden a verwonnen, voornamelyk vermits enigen dezelve oor-
faakj alshy, ja noch miflchien groter hadden, om de Gencesmeefter uit
haat te vervolgen , en d'anderen, vredelievende mannen zijnde, hun Be-
ftierder , diezy wiften gbijtig en lafterig te wcfen , niet gaerne tegcnfpra- g Mnddx.
ken. Dit is ook aanmcrkelyk , dat niemant van hen als ■> toeftemmer en be- h •^cfroU-
veftiger van dit vonnis heeft willen genoemt werden : ja een van hen , niet '«""'A'" i**'
door gemeenfchapaan de Geneesmeefter verbonden , noch ooit aan my bc-
kent, verzocht uudrukkelyk (om geen deelgenoot van delaiterte wezen ,
die hy voorzag dat daar uit volgen zou ) dat zijn n.iam als van de «een , die
''t niet goet kende , daar ingeftelt zou worden. Ik znl cenaffchiift van dit
vonnis hier by voegen , zoom dac'et miffcliien aan uw 'Eerwaerdiglieitnieti;ï;v*rrniM.
onaangenaam fal zijn te weten wat in defe geweften onder de geletterden om-
gaat , als ook oin, zo veel als in my is,te beletten dat, na verloop van enige ja-
ren, als de briefjes , op de welken het gedrukt is , rniHchien alle verloren zul-
len zijn,de laltcraars niet des zelfsachibaarheic zullen gebruiken, en verdich-
M m m ten
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
4 y 8 Brief vm R. Des-Cartes
^nvM>\a.\^n dat in dit vonnis enige gerechtige redenen, om mijn a Wijsbegeerte te
veroordelen , hebben geweell. Ik fal allecnlyk de naam van de hoge School
b TurLuien. vcrfwijgcn , op dat het geen , 'c welk heden of gifter van defe h moeinema-
iMi 'R^aijr. j^^,^ Schoolbellierder onvoorlichtiglyk gedaan is , en miiïchien morgen of
overmorgen vaneen ander verandert fal worden , aan de c School niet tot
fchande èn Lifter by de vreemden gedijd.
VONNIS,
Onder de naam des Raats van't hoge School
uitgegeven.
N4 dat de Voor leesvers van de hog^e School^ > niet :(onder grote ongc
ncucht een boekje geficn hebben» in^t licht gegeven in SfrokXelmaant van
:(eJïienhor.derttweecnvecrtigfie jaar» met dit opfchrift voor of geschreven i
il-Rifhoufio, d Antwoortjof Aanteekenin'genop de Godgeleerde Wijsbegerige gevolgen,
^''toT!r*ia'^ f w :{o voert, en bemerkende dat dit ftrekt tot :{ondcrling nadeel en lafier van de
TZoHi'uo- hoge School , en om verkfcrde gevoelens en vcrmoedcm in de gemoeden der an-
'i-hüufittfhia.. deren te verwel{l{en , :(o hebben :{y goet gevonden om aan alle > en aan eenyder
beleent te mal{en :
Voor eer ft 3 dat aan hen mishaan dcfe wijfe van doen j daar door d'een ambt-
genoot tegen d" ander ofentlyk^ boe\en of boeltjes uitgeeft , vaornamelyk met uit-
cTijtrtt, aut gedruiste naam i en dit om c fteüingen 3 of bet wiftreedende gevolgen van flrijdp-
i.roii.tria, de dingen in de hoge School 3 :{onder naam uitgegeven.
[td^m/lon.^' Daarna» dat j^y defe middel 3 van voor defe nieutve en igewaandeWijsbe-
irovtrf.r.. 2,<^erte tc ftrij den 3 die in^t voorverhaalde boek^gcmcnelyk^gebrtiikt word > niet
^f'l'f'^fla S,oet kennen 3 als met ftoutheit der woorden vervoegt 3 tot fchande en lafterder
gencr 3 die hier en elders van een ftr^dige en gemene Wijsbegeerte 3 in alle hoge
Scholen als waarachtiger aangenomen belijdenis doen. Even , gelyk.de Schry-
ver van V voorverhaaldc botkje :^egt 3 op de :(cfte :(ijde •• Want ik heb al over
een wijl bemerkt dat enigen defe grote voorugang mijner toehoorders, die zy
in zeer korte tijt by my gedaan hebben , quaat achten. Op de s^cvznde :{ijde.
^Ztrrnirii. £)e 14 Meikteekens, die van anderen gemcnelyk gebruikt worden om de zwa-
righeden t'ontknopen , voldoen nimmer geheellykde verftanden , die een
weinig deurfichtiger zijn, maar vervullen der zeiver gemoeden alleenlyk mee
nevelen en duifterniffe. Noch daar. De ware zin word veel beter en vaerdi-
geruicmy, dan gemenelyk uit anderen , bevat. D'ervarentheit zelve toont
hoe veel van mijn leerlingen alreê dikwijls met eer in d'openbare twiftreedc-
ningen verfchenen zi jn , na dat zy alleenlyk enige weinige maanden mijn on-
derwijfing hadden gebruikt. Iktwijffelnietdatiemant der menfchen, ren
h MtTerA (^jg gefont van harfïenenzijn , hier iets zullen vinden tebefchuldi-
'iF^rmf/hL: gen , maar alles zullea-prijfen. Op de negende ::;ijde : Wy hebben deurgeficn
llantiAUt. dat defe elendige wezens ( te weten de » zelfftandige vormen en ^ dadelijke
k ^MüiHate, jjQedanigheden ) gehecllyk van geen gebruik zijn , dan^ miftchien om'c ver-
inl'sia kno- nuft derTeergierigen te verblinden , en hen , in plaats van dele i geleerde on-
r*'<ti*^ ~" kunde , die gy zo hoog prijft , zekere andere m verwaande on wetentheit voor
nx^Fufioh ^ houden. Op de vijftiende ^ijde : la te&endeel, uit het gevoelen , *t welk
Aan ie E. Vader D i n e t. 45:9
a zelfflandige vormen ftcit , is de necrfijging zeer licht naar dc mening der \ Porm^ft^y.
gener, c die zeggen dat de ziel lighamelyk en fterfFelyk is. Op dc tnHnti<^ftc\;*:^lfj;.,,
:(ijde : Men kan vragen of defe d middel , van fich in de wijsheic t^oeffenen , c 5«« *
niet eer aan zeker Choraebus toegeeigent behoort te worden , die alle dingen "^'"^
gemenelyk tot een c bedrijveiyk beginfel , te weten de f zelfftandige vomi , Z7"'icm ^
brengt. OP de vijfentwintigfle :{ijde ; En hier uit blijkt dat men niet de genen, Tx^ttT^hn-
die de zelfftandige vormen ontkennen , maar eer de genen , die hen maken , icf^i^hamiu
eindelyk g door bondige gevolgen zo verre drijven kan , dat zy ot h Godver- f ^/J,"^//""*
loghenaars, of i beeften worden. Of de negenendartigsie ^ijde. Om dat d'oor- '(F?rlnTfub.
faken, van anderen tot noch toe ookindeminfte dingen voorgeftek, itnft.mua'M^
mceftendeel zeer mager , en van de waarheit vervreemt zijn , en 't gemoed, Jj^'^'J'^^
dat naar waarheit tracht , niet voldoen.
Ten darden , dat defe nieuwe k Wijsbegeerte verrverpen ; voor eer ft om dat h ^4thti,
tegen d'oude Wijsbegeerte ftrijd > die tot noch toe met de befte raat in alle ho- j^^-^JJ^V
ge Scholen , die in de mrrclt s^ijn , geleerd word , en des :{clfs [grcntveften om- .^j jj'
Jioot} daar 7ia om dat ::^y de jonl^hcit van d'oude cngefonde Wijsbegeerte af-\ emdame^-
weert > en aan de :{elve belet tely\is cm tot op de top van gcleertheit opgevoert ^
te worden , om dat :(y , op defe gewaande Wijsbegeerte ftcuncnde , dc m l^imfl- Zjm.üT,
kundige dingen > in de boeken der Schryvers » in de Icfcn der VoGrlec:(crs , en in
de twiflreedeneringen gebruikt » niet kan leren ; eindely k, 3 om dat uit de ::;elve
verfcheide valfche en ongerijmde gevoelens ten deel volgenten ten deel door d'on-
voorfichtige jeucht afgeleid konnen wordenjdie tegen d' andere leringen en onder-
tvijfmgen , en voornamdyitegen de " rechtjmnige Godgeleerthcidftrijdcn. Zll'^i^xa''
Dieshalven ft ellen en achten ^y > dat alledegeenen , dte in defe hoge School
der Wijsbegeerte ondcrwijfen , fich voortaan van :^odanig o onderwijs en begin l^ff^l'^l^*"^
moeten onthouden , en vernoegt ^^ijn met een matige vryhett van tn enige befon- ^uun,
dere gevoelens te verfchillen > gelyk.die > naar *t voorbeelt van andere vermaar-
de hoge Scholen > hier gebruikt word i :(odanig dat de grontveften van d'oude cn
aangename Wijsbegeerte niet v er fwakt worden» enopdat:(y daarnaar arbei-
den, dat dcruft van de hoge School in alles geheel en volmaakjelyk bewaart
word, ^ Op de :(eftiende dag van Lentemaant > in V :{eftienhondcYttwce\invecr'
ti^^ïie jaar,
't Is aanmerkenswaerdig dat dit vonnis uitgegeven wierd toen de menfchen
al een wijl gelacht hadden , om dat de P Schoolbeftierder liever het boek van ^ ^
deGeneesmeefter had willen onderdrukken , dan daar op antwoorden j en
dieshalven is niette twijftelen dat alle de redenen, ten minftcn de genen *
die hy bedenken kon, om dit bedrijf te verfchonen , hier niet uitgedrukt zijn.
Laat ons hen dan , zo 't u luft , eens deurlopen. Voor eerft word gefegt dac
het boekje van de Geneesmeefter ftrekt tot nadeel en lafter van de hoge School,
en ook om verkeerde gevoelens en vermoedens in de gemoeden der anderen te
verwekken ' welk ik anders niet kan uitleggen , dan dat door defe gelegent-
heit de menfchen zullen vermoeden , of eer bekennen dat de Beftierden van
de hoge School onvoorfichtig heeft geweeft, dat hy zich tegen d'opcnbare
waarheit ftelde , en daarby boos, omdathy, door redenen verwonnen ,
echter poof^dedoor macht en achtbaarheit te verwinnen. Maar defe fchan-
deis nu afwechgenomen , om dat hy niet meer m Schoolbeftierder is; en']R'-7''^
aan de hoge School ftrekc niet zo zeer tot oneer, da: zy defe noch toe r Voor- 1 Tro/.f^r,
Mmcn 2 Icezcr
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
460 Brief van R, Des-Cartes
leczcr behoud , als tot eer, dat zy noch de Geneesmeefter heeft, zozyficli
nietonvv.ierdig rot hem maakt. Ten tweeden word gezegt aan haar f<?
haven dat d^cen amptgenoot tegen (f ander boeksn uitgeeft j voornamelyk, niet
vitgcdf.ii!{tenaa7Ji. Maar om defe reden behoorde eer de Schoolbeftierder,
die indic vonnis aanklager cn voorfittcr was , alleen aangeklaagt , en alleen
veroordeelt te worden j want hy , niet getergt zijnde , had te voren twee
s Th'ftt, boekjes , onder de naam van a Stellingen , tegen zijn ^ amprgenoot uirgege-
b ColltiA, Ygj^ ^ gepoogt hen ook met d'achtbaarheit van de heiligde GodgeleerdjC
tnacht te verfterken , om d'onnofele te bedriegen , en door laftering neder
te werpen. En 't is belachelyk zo hy zich hier meê verontfchuldigt , dat hy
zi)n naam niet gefet heeft , dewijl hy , eer zy in 't licht quamen , der felver
woorden heeft verhaalt , en hem zo aangewefen , dat niemant twijfFeleu kon
r JUtditm^ of hy was de geen , die van. hem beftreden wierd. Maar de cGeneesmeefler
antwoordde aan hem zozediglyk, en vergierde zijn naam met zo veel lof ree-
denen, dat men te. geloven heeft dathy niet tegen, maar eer vriendelyk
aan hem heeft gefchreven , en hem alleenlyk uit eerbewijfing.genoemc
heeft : 't welk men ook warelyk gelooft zou hebben , indien de Godgeleer-
de redenen, ten minften enigfins bewijflTelyk, om die van de Geneesmee-
fter te wederleggen , had gehad. Want wat kan 'er onbillijker wefen , dan
datdcBeÜierder zijn Amptgenoot van fmaatcn hoon befchuldigt, alleen-
lyk hierom, dat hy zoklaarblijkelyke en ware redenen bygebrachc heeft,
om de zonde van kettery en Godverloghcning , die de Godgeleerde hem
poogde op de tijgen , te verwerpen , dat hy niet geleden heeft van hem door
,} TWejw. laftering uitgeftreken te worden. De «l Godgeleerde kent niet goet We/è
h'Uf'T''* ^^^^^'■'^^'^ voor de nieuwe cn t gewaande Wijs begeerte te ftr ij dm 3 die > ge-
'■itio^9f;hia, lyi^hyxegc^ in »t boekje; van de Geneesmeefter gemenelyk gebruikt word ,
ah met jioutheit der fv oor den vervbegt , tot fchandc cn laftcr der gencr > die
van de gemene en waarachtiger Wijsbegeerte belijdenis doen. Zeker , defe
zedigfte man berifpt ineen ander de fföutheit der woorden, die 'er echter
warelyk niet gew.eeft heeft, gelykyder bekennen kan, zo zy alleenlyk de
plaatfen , hier verhaak , aanmerkt , die hier en daar uit het boek van de
Geneesmeefter uitgetrokken zijn , als de ftoiitften van allen , en de bequaam-
ften om nijt te verwekken j voornamelyk zo men ook aanmerkt dat 'er in de
fcholen der Wijsbegerigen niets gebruikelijker is, dandatyder, zonder e-
nige verfachting der w.oorden , 't geen fpreekt , 't welk hy gevoelt , en dies-
halven verfekert zijn gevoelens waar, en alle d'andcren valfch te wefen.
Want zy worden door de gewoonte van twiftreedenen tot defevryheit ge-
went, die miftchien in de genen., de welken een burgerlyker leven volgen^
hardzouzijn. Wyders ? veel der woorden , die hier verhaalt worden, als
of zy uit haat tegen alle Wijsbegerigen van alle plaatfen gefegt waren , zijn
van de Godgeleerde alleen te verftaan , gelyk uit het bock van de Genees-
meefter klarelyk blijkt. Zy worden ook niet in 't meervoudig getal , en als
van de darde man voortgebracht , dan om dat zy hem minder zouden tegen-
iloten. Het blijkt mede dat de dingen , die hier van Chorasbus , cn ook van
de godverloghenaars of heeften , cn zo voort aangetekent worden, niet
vanzelf door de Geneesmeefter zijn gefchreven > maar eerft t'onrecht en
VAlfcbelyk van de Godgeleerde tegen hem geworpeui invoegen dathy , om
Aan de E.Vadeir D i n e t. 461
hen tewcdeileggcn , gcdvyongen heeft ge weeft door ware en klaarblijkelij-
ke redenen te tonen dat dele namen niet aan hem , maar eer aan zijn tegen-
ftrever , paften. Wie Tal een menfch konnen verdragen, die zo moejclyk
en laftig is, dat hy aan fich verlof wil geven van anderen door laftering
aGodverloghenaars en heeften te noemen j en niet wil lijden dathy zedig- «-^'^""^
lyk van hen met ware redenen wederlegt word ? Maar ik fpoed my tot ha
geen, dat my meer treft. Hy heeft drie redenen , om de welken hy de b nieu-
we Wijsbegeerte veroordeelt : d'eerfteis, datzy tegen d'oudcftrijd. Ik zal
hier, gelykik te voren gefegt heb, niet weer verhalen dat mijn Wijsbe-
geerte d'oiidfte van allen is , en dat *er niets van haar in de gemene Wijsbe-
geerte verfcheiden is, 't welk niet nieu is. Maar ik vraag hem allecnlyk of
hy defe Wijsbegeerte , die hy veroordeelt, al wel verftaat; hem, zegik,
die zo c onverftandig , of indien hy liever dus wil , zo boosaardig is , dat hy ^ ,
haar van tovery verdacht wilde maken, om dat zy cafbeeltfels aanmerkt ^ '^.^^1,^'^^""**
Ik vraag hem ook waarom hy in de fcholen gemenelyk twiftreedent? onge-
twij.ffeItomde klaarblijkelijke waarheitte zoeken. Maar indien men haar
alrechad, zo zouden defe twiftreedeningen ophouden, gelykinde tMeet-
konft blijkt , aver de welke het niet gebruikelyk is tc twiftreedenen. Indien
defe klaarblijkelijke waarheit , zolang gefochten gewenfcht, vaneen En-
gel voorgeftelt wierd j zouzy niet doorgelijke reden te verwerpen zijn, tc
weten om dat zy aan de genen , die tot de twiftreedeningen der Scholen ge-
weiuzJjn, zoufchijnen nieure wefen ? Doch hy zal miftchien zeggen dat
men daar niet van de sbeginfc-len twiftreedent, die echter van onfe ^'^^-\\!!lfj'^f\^
waande Wijsbegeerte omgeworpen worden. Maar waarom Inet hy toe i^hUofo'l'hï!^
dat men henzo lichtelyk omwerpt ? waarom onderfteunc hyhen niet met
redenen? En word hier uit, dat men tot noch toe niets zeker daar op heefc
konnen bouwen , niet genoech getoont dat zy onzeeker zijn? De tweede
reden is, dat de jonkheit, op defe gewaande Wijsbegeerte fteunende ,
de » kjinfil{imdi^e din^cyi » inde boeken der Schryvers gebruikt, niet leren » ^«•'''""/".c*-
kan: als oPt nootfakclyk is dat de k Wijsbegeerte, die tot de kennis der ^'S/o/^.-
waarheit ingeftelt is , enige 1 benamingen , die zy zelve niet behoeft. , rku.
moet Ieren. W^aarom veroordeelt hy niet liever hierom de «n Lecrerkonft, ^ ^^^'«^«/''»
enRedenrijkkonft, dewijl der zeiver ampt meeft is van woorten te hande- ^ ^"^'i^L
len , en echter van die te Ieren zo verre zijn , dat zy die gelyk vreemt en uit- tmca»
heems verwerpen > Hy zegt dan dat defe kpnjlen de jonkjyeit van de ^e:{onde
Wijsbegeerte a fwecrcn , cn lichtten dat ten top van ^Q^eicerthcit o'f rrcvoert
word 5 hy zal niet meer te belachen zijn , dan als hy van onze Wijsbegeerte
het zelfde zegt : want men moet niet van haar, maar van de boeken der
gener ,die defe benamingen gebruiken , der zeiver verklaring ciftchcn. Ein-
delyk , de darde reden heeft twee delen: van de welken d'een openilyk tc
belachen is ; en d'ander islafterlyk en valfch. Want wat is zo waar en klaar,
uit het welk niet lichtelyk door d^onvoorfichti^e jcucht verfcheidc valjchc cn
onberijmde gevoelens afgeleid komicn worden i Maar dat warelyk uit mijn
Wijsbegeerte enige gevoelens vol^^cn , die tegen de n. rechtfinni^e Godjreleert- n ihtêUgU'
heit firijdeiii is volkomentlyk valfch en lafterlyk. Ik zal defe ©uitzonde-
rinci niet gebruiken , dat ik des zelfs Godgeleertheit niet rechtzinnig
acln. Ik heb nooit icmant daarom veracht, dathy anders, dan ik, gevoelde,
Mmm 3 voor-
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
4^2 Brief R. Des-Cartes
voornamelyk in de dingen , die 'c geloof betreffen ; want ik weet dat het
geloof een gaaf van God is: in tegendeel, ik eer en bemin veel anderen,
die belijdenis van een felve godsdienft doen , als hy , ja ook Godgeleer-
den en Predikanten. Maar ik heb nu alreê dikwijls betuigt dat ik my nooic
in enige gefchillen van de Godgeleertheit wil mengen : en dewijl ik in de
^'Wijsbegeerte ook niet handel , dan van dingen , die zeer klarelyk door
de natuurlijke reden bekent worden, zo konnen zy niet tegen iemants
Godgeleertheit ftrijden , 'c en waar die klarelyk tegen 't licht der reden
ftreed , *t welk , gelyk ik weet , niemant van de fijne zeggen zal. Voorts,
aTheolo^uf, op dat het niet zou Ichijnen dat ik roekeloolTelyk zeg dat de a Godgeleerde
b McauM, geen van de redenen , door de ^ Geneesmceftcr bygebrachc , oploflen
kan, zo weet dat men een dubbelde , ja driedubbclde crvarentheic daar af
heeft. Want daar zijn alreê twee of drie boekjes van deze zaak uitgegeven ,
niet van de Godgeleerde, maar voor hein > en van zodanigen , dat men,
zo daar ietsgoetin begrepen was, zulks aan hem alleen zou toeèigenen,
en datzy, zo hy iets beter had gehad, niet toegelaten zou hebben dat zy,
met hun nnam om deze oorfaak te bedekken-, zeer wanfchikkelijke din-
, c Trofcfvr, gen in 't licht brachten. Eerile boekje is van zijn zoon , c Voorleezer in
i\The{eu dc zclve hoge School» uitgegeven, met het opfchrift, van tl Stellingen :
en «lewiji daar in alleenlyk zijns vaders vruchteloze bewijsredenen , totop-
eForOT.e/«i. bouwing van de «zelflhndige vormen 3 herhaalt zijn, of anderen, noch
fiuttiKUii» vruchtclozer , daar by gevoegt , en geheellyk geen gewach gemaakt word
van de redenen des Geneesmeeilcrs , door de welken alle deze dingen wc-
.<lerlegt waren , zo kan men daar uit niet anders befluitcn , dan dat de
iDtitlUt Schryver daar af hen niet begrijpt, of ten minften niet Heerzaam is.
't Ander boekje, dat noch dubbelt is, (juam te voorfchijn onder de naam
van zijn leerling ^ die in deze oproerige twiftredening van drie dagen,
• \KcnoTe g onder de voorzitting van de Schoolbeftierder , geantwoord had j en 't op-
Utiod'romtu. ^"^^^'i^^ ^^^^ af is : 1» Voorloper j of i bcfchcrmcnd onder '^oel{ van de bcj^vifelcn
i Ex^ff^er, ' der rccht::^inni^^c Godgeleertheit i enzovoort. Zeker, hierin is al 'c eeen
ihuUt€ er~ vergadert, dat des zelfs Schryver, of Schry vers toe noch toe hebben kon-
4hedo»j (.hi. nen bedenken, om de redenen van de Geneesmeelter te beftrijden : want
terwijl d'eerfte gedrukt wierd, achterblijven zou. Maar in dit alles is
niets, jaookniethetminfte, uit de redenen van de Geneesmeefler, ikze<y
^ niet 1 bondiglyk , mnar ook niet m waarfchijnelyk , wederlegt : en dieshal-
'*'*ven fchijnt deze Schryver niets anders bevordert te hebben, dan om dat
hy , als met een dik boek uit zuivere ongerijmtheden te famen te voegen, en
ook in de Voorloper te fchrijven dat 'er noch meer verwacht wierden , ge-
maakt heeft dat niemant daar opzou willen antwoorden : erv in dezer voe-
gen zegepraalde hy , ten minften voor 't onkundig Hecht volk , dat de dikfte
boeken de befte acht, cnakijt oordeelt dat degenen > die ftoucft en langtt
fpreken, verwinners zijn.
Maar ik, die niet naar de jonft van'tflechtte volk tracht, en niets an-
ders bezorg , dan , met de waarheit voor te fpreken , voor zo veel in my is,
de goeden en kuiidigen te believen , en mijn eige geweten te voldoen , ver-
hoop
Jan de Vader D i n e x.
hoop deze, en alle d'andere onnutte liaen, de welken gemenelyk vatide
tegenfprekers gebruikt worden , zo ten toon te Uellen , dat niemant die
voortaan gebriliken fal , dan de genen , die zich niet Ichamen opentlyk voor
laftcraars en haters bekent te worden. En zeker, toe noch toe heeft niet
weinig dienftig Peweeft, om de fchaamachtigen te bedwingen , dat ik van
*c begin af aan alle verzocht heb dat, zozy iets hadden om dedingen , die
ik in mijn gelchriften als waar Toor geftelt heb , tebeftrijden , zy zich ver-
ontwaerdigen fouden dit aan my tefchrijven , met belofte van dat ik daar
op antwoorden zou. Want zy zagen wel dat zy niets van my by anderen^
mochten fprcken , zonder folks aan my fclf bekent te maken , of zy wierdcn^
daarom met recht van laftering verdacht. Maar veel hebben dit niet waar-
genomen j en hoewel zy warelyk niets in mijn fchriften vonden j dac
zy van valsheit overtuigen konden, ja hoewel zy henmiflchien nooit ge-
lezen hadden , zo hebben zy echter in 't heimelyk qualyk daar af gefprq-
ken i en enigen dit met zo groote vlijt en naerltigheir , datzy gehele boe-
ken van deze zaak hebben gefchreven , niet om hen in 't lichr te bren*
gen , maar om ( 't welk ik veel erger acht ) hen in 't bezonder voor de
lichtgelovigen te lezen : en die zy met valfche redenen , maar door veel
omwegen van woorden bedekt y en ten deel ook met ware redenen , door
de welken zy alleenlyk tegen de gevoelens , my valfchelyk opgedicht , lire-
den , vervult hebben. Maar ik bid en vermaan hen nu alle dat zy deze ge-
fchriftcn in 't licht geven : want d'ervarentheit heeft my geleertdat dit be-
ier fal gefchieden, dan datzy die, gelyk ik eerft verzocht, aanmyzuller^
zenden : op dat zy , indien ik henmiflchien geen antwoort waerdrg oor-
deelde, zich ondertuflbhcn niet t' onrecht zouden beroemen dat ik nier
aan hen kan antwoorden , of klagen dat zy van my veracht wierden , of ook-
om dat enigen-, v/elkers fchrifren ik gemecnmaak , nier zouden achten dac
ik hen ongelyk aandeê , met mijn antwoorden daar by re voegen : om dac
zy, gelyk onlangs een van zich zelf zeide > in dezer voegen van de
vrucht berooft wierden , daar mee zy zich konden verblijden , zo-
zy die feiven in 't licht brachten , te weten dat zy enige maanden lang gele-
zen j en veler gemoeden daar af ingedronken en vooringenomen zouden
worden , eer ik daar op kon antwoorden. Ik benijde hen dan deze vrucht
niet 5 ja ik doe ook geen beloften van dat ik antwoorden fal, dan als ik zo-
danige redenen vind , dat ik acht dat zy niet deurgaans van de lezers opge-
loft konnen worden. Want wat de lafteringen , of fcheldredenen , en alle
andere benamingen, aangaat, die vrcemt van 't voorgellelde zijn, ik fal
achten dat die eer tot mijn voordeel , dan tot mijn nadeel Itrekken , en dit
hierom, dat ik niet acht datiemant hem in zodanig een zaak fal gebruiken,
dan de geen , die meer dingen begeert vroed te maken , dan hy met rede-
nen bewijzen kan , en die hier dopr betoont dat hy de waarhcit' niet zoekt,
maar haar wübeftrijden , en dieshalven niet vroom en oprecht is. Ik twijf-
fel echter niet of zeer veel oprechte en godvruchtige mannen konnen oo!c
mijn gevoelens verdacht houden , zo om dat zy zien dat die van anderen be-
rifpt worden , als ook om dit enige , dat men fegt dac zy nieu , en tot noch
toe niet van veel verdaan zijn. En men fal miffchien niet lichtelyk enige
vergadering van oordelaars konneii-vindcn , in de welke , zo daar af beraad-
4.()4 ^rief vm R. D e s - C a r t e s
flaagcwierd, niet veel meer zouden wefen, die achten zouden dat men hen
behoorde te verwerpen, dan die hen zouden darren goetkennen. "Wantdc
a.h?nlT'^'^W'"'' '^^^ dat wy van een ding, dat wy noch niec
nPivl "^^"^ g^^"' gelijke zaak gemc-
neiyk gelchied , zullen oordelen : en daar zijn tot noch toe zo veel geweeft,
d^mln? ^'J^i'^gf^"^ nieuwe gevoelens te voorfchijn hebben gebracht,
dic men bevonden heeft met beter , maar dikwijls erger te wezen , dan de
genen, die gemeen en aangenomen zijn, dat niet t'onrecht alle degenen,
«lie de mijnen noch met klarelyk bevatten , indien men hen hun gevoelen
atvraagde, zeggen zouden dat men hen behoorde te verwerpen. En dieshal-
a E.W/'.r^. ' "^^^^ '^-y ook ^ wezentlyk zijn > zo acht ik dat ik echter te vrefen
,fe neb dat zy milTchien van uw gehele Gebroederlchp.p, en in 't algemeen van
alle der fel ver vergaderingen , die onderwijzen , gelyk onlangs door de Raat
van defe hooge School gedaan is , daar af ik nu gelchreven hebVveroord^^^^^^^
zouden worden, 't en waar ik vertroude dat gy , om uw zonder h°^^^^^^^^^
dertierenth.it en voorhchcigheit, hen befchermcn zoud. Maar dewiil 4 de
. , befliering over dit deel der Gcbroederfchap hebt , van 't welk miin c Proe-
venhchtcl,ker, dan vand'andcren, gelezi, konncnworle^ omdat Tec
voornaamllc deel daar afin de Franfchc taal bcfchreven is, zooverreed ik
Kiy dat gy adecn in defe zaak veel vermoogt. Ik vcrfoek hier van u geen an-
^ere jonit , dan dat gy of hen feit onderfoekt, of , indien groter befigheden u
beletten, deze zorg met aan een h. Vader , maar aan anderen , dienietzo
eenzijdig zijn, beveelt. En gelyk men in laken , die de pleitbank aangaan, als
twee of drie geloofwaerdige getuigen verzekeren iets geficn te hebben , hen
meer gelooft dan de gehele menigte der andere menfchen , die , mifichien
door gilhngen bewogen, het tegendeel waant j zo geloof ook alleenlyk de
genen, die belijden fullen dat zy de faak , van de welke zy fullcn oordelen ,
volkomcntlyk verftaan. Eindelyk , indien gy enige redenen hebt, die my van
JV^if voornemen behoren af te trekken, dat het u niet vcrdrie^my daaraf
'r^! . onder^w j(e„ In de(e wemige >i Bedenkingen , die ik uitgegeven heb, zijn
c Pr,n.„ia fX^/J^f' c Tl , die ik bereid en tSdtel> begrepenj
P.././..^fc,.. cn Hl de t Verregclichrkunde en Verhevelingen heb ik veel bezondere^dingen
^ATiT ^^f^^7^"^*gf''^> ^ verklaren 8 welke flach van redeneren ik gebruik. En
^^'-Iven , hoe^^e ik defe Wijsbegeerte noch niet geheel toon , zoacht ik
•r.noarund, f chtcr dat mcu Uit dc dingcu , die Ik ah-et uitgegeven heb, lichtelvk verdaan
'^:.in.m ^.^"^°f^^"'g:^ywordailal. Ikhebook, gelykikacht, niet fonder oerech-
* tige redenen liever willen enige h Proeven daar af voor^itfenden d^n ha r
S'lvïtMn'r^?'" ""'"'^ ^^geert wierd. Want hoewel ik , om onbefchroom-
delyk te (preken , niet van des felfs waarheit twijifel , zo ben ik echter niet
zeker dat zy van alle gewenfcht en begeert fal worden , om dat ik weet hoe
ichrelyk ook dc waarheit, van weinig benkjders onder de fchijn van nieuwic^-
heit jc.treden, oy veel voorfichtigen veroordeelt kan worden^ en ik wii haar
^.enonwilhgen nictinlhmpen. Dieshalven vermaan ik lang te voorcn alle
menfchen dat ik haar toeftel en bereid. Veel befonderc en onbeampte men-
.:./;}.;. ^ . g^^"^'^^^^^ ^^"^ verwerpen was. Dog oin dat 7.y, gclv k ik wcir, al-
h^thic, ieenlyk ^ \^aa haür oproerige cn wanfchikkeliike Schoo'lbelliérder daar roe
gcdic-
Am ie Fader D i n e t. 4^5*
gedreven wierd , zo heeft dit geen achtbaarheit by my. Maar indien mif-
Ichien meer andere vergaderingen haar niet begeerden , en gerechtiger re-
denen van haar niet te begeren hadden , zo zou ik achten dat zy voor dc
bcfondere lieden geftelt moeften worden. En zeker , ik geloof dat ik weten-
de niets regende raden der voorfichti^en , of tegen de wil dergener, die
vermogen hebben, doenfal. En dewijl ik niet twijfFel of die zijde, naar
dewelke uw a Gebroederfchap fich buigen fal , behoort van groter gewicht , ,
dan d'ander , gehouden te worden , zo zult gy de grootfte weldaat aan my
bewijzen , indien gy my van uw , en uwer gevoelen wilt berichten j op dac
ik , gelyk ik in 't overige leven u altijt voornamelyk heb geëerc en gehoor-
zaam geweeft, ook in deze zaak, die ik van enig belang acht, niets, dan
met uw jonft, aanvang. Vaarwel,
Nu 11
*z) e
Eerfte Uitgever dezes Werks
Aan de L E E Z E R.
HOewel de Schryver der Bedenkingen van t^ecrjle Wijshe^eerte niet
gcwilt heeft dat de vijfde Tegeniv er fingen meer d^ anderen in :{ijn
^{)ek^gele:{en Toonden worden > gtlyk. ^en uit het Oericht y in der
felvcr -plaat! gcjlelt i :^ien kan y s[ö heh ik^cchter y dewijl s;y door
een Wijs begerige van grote naam gefchreven ^^ijny geacht dat ik, denniem-
gierigengeen onaangename dienji s^ou doeny als ik, hen weer op de:{e plaats >
hoewel vreemt , bèncjfens de Beantwoordingenj invoegde. En dewijl ik gelijke
reden tot de ::(evende Tegenwerpingen , en Beantwoordingen heb , heb ik,
hen ook. ^^^^ vijfden gevoegt y en daar by de Brief aan de fefnit Dinet. 0?n
dan hun begeerte volkomcntlyk,te vernoegen , :^o :^al ik^met gelijke naerfligheit
hier beleent mak^'n dat de Schry ver der eerjle Tegenwerpingen :(e\er Godgeleer-
de va7i'*t Vereenigt Nederland k 3 dat de tweede Tegenwerpingen te ?arys door
Marinus Mcrfcnnm uit de mond van verfcheide Wijsbe^^erigen en Godgeleerden
vergadert ^ijn ; dat de darden Thomas HobbiuSy een vermaard Engelfch Wijs-
begerige y tot hun maker en Schrijver hebben y dat de vierden van Antonim
Jrnaldius y Sorbonifche Godgeleerde y ^ijn j dat de vijfden de naam van hun
Schryver y Petrus GajfenduSy op hun voorhooft dragen ; dat de :(eflen we'èr van
de ::(elve Merfennus » uit de mont van anderen > :!^ijn vergadert ; dat eindelyl^
de Zeve?ïdcn ;^eker fefuit tot hun Schryver hebben , gelyk, blijkt uit de brief aan
de Vader Dinet,
Tweede Uitgever dezer Werken.
Waarde Leezer j
A^^o dit deftig Werk.van de Heer R. DeS-CarteS , uitverkocht was y
heb ik., door het ernftigverfoek. der Liefhebbert , en om fijn groote
vootx^akslijkheits halven , het :(elve aangeveert en weder op de Pars
gebragty om dennttigheit van dien door den l>riik,mede weder declachtin- te
maken. En al:^o de waarde Lee:{er in dit boven berecht kj^iarlyk. ^iety om%at
corfaak.de fchik.king der flukX^^ achter een en volgen s :(o hebben wy om
de bejle Order te houden » alle de Bedenkingen met hunne Tegenwerpingen
en Antwoorden vervolgens achter malkander gevoegt. En oordelende dat defe
Bedenkingen , 77jet de Tegenwerpingen en Antwoorden , als ooi de Brief
van R. Des CarteS aan de Vader DineTj tiict wel een beauame Band
konde uitmak.en3 :(o heb ik. befl geoordeelt hier by te fchikken , het TraBaat
genaamt Regulen vande Bestiering des Verstandts, als mede de Lhi-
DING vande Ziel : het wclk,nuneffcns de atidcreflu/iken een egale dik^c , en
icnbcquamcn Band hebben:.
REGU-
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D U
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
46 j
R. DES-CARTES
R E G U L E N
Van de
BESTIERiNGEdcsVERSTANTS.
EERSTE REGEL.
De ^(liering van ^ 'tverfiont om bondige en ware oor deelcn '^'^^^^,5'",'^;^;^
alie de dingen te geve» , die voorkomen , moet het eirkie der oef- c ju^m.
feningen wezen.
DE gewoonten der mcnfchen is zodanig, darzy, zo dik-
wijls als zy enige gelijkheit tuflchcn twee dingen be-
merken , van beide het geen oordeelcn , 't welk zy van
een van beide waar hebben bevonden , zelfs hier in ,
daar in zy verfcheiden zijn. Zy dan, op gelijke wijfe de ^ weten- «i süenux^
fchappen, die geheel in de kennis van 't gemoed beltaan , met
de kunften, die enige oefFening des lighaams, en « hebbel ij kheit c H.,\>m,
vereiflchen, qualyk vergelijkende , enfiende dat alle kunften
niet te gelyk van de felfde menfch geleertmoetcn worden, maar
dat de geen lichtelijker een zeer goed werk-mcefter word , die
niet meer dan een enig ambacht pleegt , om dat de zelfde han-
den niet zo gevocghclyk bcquaam gemaakt konncn worden
om de Landen te bouwen, en op de 9ijter te fpclcn , of veel
diergelijke dienden uit te voeren , als wel de hant van een al-
leen fich daar toe kan fchikken , hebben daar af even het zelfde
gelooft, en hen naar de verfcheidenheit der voorwerpen van
malkander onderfcheidende, gemeent dat men naar yder in
befonder moft trachten,en allcd'andere achterlaten; in't welk
^Lywarelyk bedrogen zijn. Want dewijl alle de wctcnfchappcn
niets anders zijn , dan menfchelijke wijsheit, die altijt een en de
zelfde blijft , tot hoe veel verfcheide onderwerpen zy ook toc-
gepafl: word , cn van hen geen groter onderfchciding ontleent,
dan het licht der Zon van de verfcheidenheit der dingen, die zy
verlicht, zo is het niet nodig hetverftant in enige palen tcbe-
fluiten : want de kennis van een enige waarheit weert ons niet
van de vinding van een ander af, gelyk d'ocffening van een
N n n 3 cenig
47 O R E G U L E N van de
<;cnig ambacht ons in d'anderen belet ; maar is eerder daar aan
bchulpfaam. En zeker, ik ben verwondert van dat de meefte
mcnfchen zeer naerfliglyk de krachten der planten , de bewe-
gingen der ftarren , de veranderingen der metalen^ en de voor-
\verpen van diergelijke kunften onderfoeken , endatonder-
tuÜchenbyna niemand op een goed gemoed, of opdefe alge-
meeiie wijsheit denkt \ dewijl echter alle andere dingen niet zo
zeer om fich zeiven , dan om dat zy hier toe niets bybrengen,
geacht moeten worden. Wy hebben dicshalven niet t'onrechc
defe regel d'ccrfte van allen voorgcftclt , om dat'er niets is,dac
ons eerder afleid van de rechte weg der waarheit te zoeken, dan
dat wy onfe ocffcningcn niet tot dit algemeen einde, maartoi;
cenige byfondcre oogmerken (lieren. Ik fpreek niet van de
(]uade en verfoejclijke ocf}cningen,ge]yk ydele roem,of fchan-
delijke winli:; want het blijkt klarclyk dat d'opgefmokte re-
denen, cn dc fpotterycn, naar dc gccilcn van 't gemeen ge-
fchikt, hier toe een veel korter weg konnen banen, dan de bon-
dige kennis van't ware : maar ik verlla die ook van d'eerlijkc en
loffelijke oeffeningen ; om dat wy dikwijl-s fcherpfinnigiijker
daar af bedrogen worden, alsof wy wetcnfchappenzoeken,die
ren dien H: van't leven nut zijn, of tot die wellult behoorde , de
welk inde befchouv/ing der waarheit wort gevonden,en die by-
na alleen d'oprechte gel ukfaligheit in dit leven is, die van geen
draken droeflieit ontroert word. Want wy mogen defe wet-
tige vruchten der wetenfchappen wel verwachten : maar in-
dien v/y in onfc oeffcningcnen befigheden daar opdciiken , zo
maken zy dikwijls dat wy veel dingen nalaten , die tot de kcn-
jiis der andere dingen nootfakelyk zij-n,om dat zy in't eerfl wei-
nig nut, ofom dat zy weinig naaukeurig zullen fchijncni en
men heeft te geloven dat zy alle in diervoegen onder malkan-
deren zijn verknocht , dat het vcc] gemakkelijker is hen alle te
gelyk tc leeren, dan een alleen van d'andercn af te fcheiden. ïn-
Aiicn dan iemant crnfligly k de waarheit der dingen wil nafpeii-
ren » zo moet hy niet naar cenige befondere wetenfchap wen-
fchen : want zy zijn alle aan malkander gevoegt, en hangen van
elkander af. Hy moet allecnlyk op de vcrmeedering van 't na-
turehk licht der reden denken, en niet hoe hy defe of die
ibhooli'che zwarigheit fal oploifen , maar hoe in de befondere
voorvallen des levens het verflant aan de wil voor af zal to-
nen wat men moet verkicfcn^ enhy fal verwondert zijn van
dut
Beftienn^ des Verflants.
471
tfat hy in korte tijt groter voortgang heeft gedaan , dan de ge-
iien, die Hch inde befondcre dingen oefFenen , endathyniec
alle die dingen , de welken van anderen begeert worden , maar
ook hooger dingen , diehy zoude konncn verwachten» heefc
verkregen. ^
TWEEDE REGEL.
J^atwy alleenlyk met die ^voonverpen hefich moeten wfen^ tQt^oi]c^.u
wlker zekere en ontw^ffel^ke kennis onze ^ ^verfimiden ge- ^ ^"L^i^-
megzmm Jchijnen,
ALle *^wctenfchapiseen zekere en klaarblijkelijke 'Mccn-cfcfVwf/
nis. De geen , die van veel dingen twijfFclt, is niet geleer-
der dan de geen , die nooit daar op gedacht heeft. Maar hy
fchijnt echter ongeleerder dan d'anderc^zo hy van enige dingen
een quaad gevoelen heeft ontfiingen. 't Is dieshalven beter fich
nooit « t'oe'ffcnen , dan omtrent zo zware ^ voorwerpen te ver- c ^t^ju.
keeren , dat wy , niet machtig om het ware van 't valfche t'oa- ^^^i'^'^'*
derfcheiden , gedwongen worden het twijffelachtige voor het
zekere aantc nemen; dewijl daar in niet zo grote hoop is van
in g freleercheit toe te nemen,als wel van daar in minder te wor- s 'Tyo^ru^*
denf Wy verwerpen dan,door defe i| voortelling alle die ' ken- IV^:,';^;?,
niflcn , de welken alleenlyk wanfchikkelyk zijn , en ftcllen dat
men geen anderen moet aannemen , dan die volmaaktclykzijn
bekent , en van de welken lïien niet kan twijffelcn. En hoe.-
welde ^ geletterden miilchicn aan fich zeiven vroedmaken , ''^^'''"*'*'^
dat 'er zeer weinig zodanigen zijn, te weten om datzy, door
zeker gemeen gebrek van't mcnfchelijk gellacht, verware-
looft hebben fich tot zodanige kenniÜen, als te licht, en voor
yder bloot ftaande , te keren , zo zeg ik echter dat 'er veel meer
zijn , dan zy menen , en dat de zodanigen genoech zijn om on-
telbaar ' voorflelliagen zekerly k te '» betogen , van de welken ^ '^''«^A''^'
zy tot noch toe niet , dan waarlchijnely k hebben konncn fpre- 'mhemow
ken, endie, terwijlzy gelooft hebben dat het onbetamelyk^''"'*'''»
van een geleert man is, te belijden dat 'er iets is , 't welk hy niet
weet, dus gewent zijn hun verdichte redeneiiin dier voegen
op te fiuokken,dat zy allengs hen daar na aan hen. zei ven vroed-
maken , en hen dus voor ware redenen ten toon {lellen.
Indien vvydefe Regel wel waarneemcn , zo zullcn''er wei-
nig dingea voorkomen , raet de welken te leren wy beGch Zrul-
lea
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D U
472 R E G U L E N -jm de
a ^cicntu- len mogen wefcn. Want in de ^ wctenfchappen is naauwdijks
hsiHAWo. ecnigi» vraagftuk , in 't welk vernuftige mannen niet dikwijls
met malkander verfchillen.Maar zo dikwijls als twee hun ftrij-
dige oordeclen vaneen zelfde zaak geven , zo is hetz^kerdat
ten minrten een van beiden bedrogen is; en in defer voegen
fchijnt'cr niet een enig menfch wetenfchap te hebben: want in-
dien de reden van dcfe een zeker en klaarblijkelyk was , 20 zou
hyhem aan d'andere in dier voegen kennen voorftellen , dat
hyeindelyk ook zijn verftant zou overtuigen. Wy konnen
dan van alle de dingen, die dus waarfchijnelijke meningen zijn»
geen volmaakte wetenfchap , gelyk het fchijnt , verkrijgen;
om dat wy niet , zonder roekeloosheit en lichtvaardigheit , van
ons zei ven meer mogen verhopen ; dan d'andcren getoonten
bcwefen hebben ; in voegen dat'er, als wy goede rekening ma-
ken nicrs anders van de wctenfchappen, die alreê gevonden
c^Tithmeti-iA]n , overig is, dande^ Redenkunll, en^Meetkunll , tot de
'u;.e;7».fn,*. welkende c waarneeming van dcfe Regel ons weêrzou bren-
eOhftrvnlt gen.
^iJol>TJJ','.' Wy verwerpen echter daarom niet die ^"middel van fich in de
wijsheit t'ocfFenen , die van d'anderen tot noch toe gevonden
5 Torme„u. gj-j j. tocruftinecn der fchoolfche waarfchiineliike ^ fluit-
reeden, die zeer bequaam ten oorlog zijn; om dat zy de geelten
der jongelingen oefenen , om met zekere krijgelheit voort-
ftuwen; dewijl het veel beter is door dusdanige meeningen
ondcrwefcn te v/orden , hoewel het blijkt dat zy onfeeker zijn,
omdat zy onder de geleerden in gefchil ftaan , danofzy aan
iich vry gelaten wierden. Want zy zouden miflchicn zonder
leidsman tot op fleilten voortgaan. Maar zo lang zy in de voet-
llappcn van hun lecrmceftcrs treden , zo houden zy, fchoon
zy fomtijts van het ware afwijken , echter de weg , die ten min-
flen hierom veiliger is , om dat hy van de voorfichtigften goet-
gckeurt is. Wy verblijden ons ook van dat wy zeiven eertijts
dus in de fcliolcn zijnondervvefen.Maardewijl wy alrêe vandit
verbont , 't welk ons aan de woorden van de Meefter verbond,
zijn ontflagen , en eindclyk in een ouder-dom , die rijp genoeg
was , uit dc tucht van zijn handen geraakt zijn , indien wy crn-
(lelyk aan ons zclven regelen willen voorllellen , door welker
behulp wy tot de top der menfchelijkc kennis zullen opklim-
men, zo moeten wy warelyk defe onder d'eerrtc aanneemen ,
dc welk zorg draagt dat wy de ledigheit niet zullen misbruiken
gelyk
Beftiering des Verflants. 475
gclyk veel doen , de welken die dingen , die licht en gemakke-
lykzijn, verwarelofen , enalleenlyk in kennelijke zaken be-
fïch zijn , van de welken zy vernufcelyk zeer fcherpfinnigegil-
fingen, en zeer waarfchijnelijke redenen toellellen ; maar na
veel arbeit bemerken zy eindelyk , doch te fpade, dat zy al-
Icenlyk een meenigte van twijffelachtige dingen vermeerdert,
doch geen wetenfchap gcicert hebben.
Maar dewijl wy een weinig te voren gefegt hebben , dat van
d'onderwijfingen, die van d'anderen bekent zijn , de Reken-
kunll ende Meetkunil: van alle gebrek van valfchcit , of van
onfekerheit zuiver is gebleven , zo ftaat ons , om naarlliglijker
t'overwegen waarom dit dusis, aan te merken dat wy hings
een tweevoudige weg rot kennis der dingen komen; te we«
ten door crvarentheit , of door leiding en overreding. Wyders
Itaat aan tc merken dat d'ervarentheden der dingen dilrsvijls
bedriegelyk zijn ; maar dat de ^ leiding , of cnkelde overreding ^
van een alleen , zo zy niet goet gevonden word , nagelaten ,
doch noit van een^» verftant, dat enigfins rcdelyk is, qualyk gQ.'^ f»tciu!fu^.
daan word. Defe banden der ^ bewijskunftcnaars , deur de wel-
kenzy meenendat zy de menfchelijke reden (lieren , fchijnea
my ook hier toe weinig vordcrly k te wefenj hoewel ik niet ont-
ken dat zy tot andere gebruiklijkheden zeer bequaam zijn.
Want alle bedroch,'t welk den menfchen ( ikfpreekvan geen
beeften ) kan overkomen , gebeurt noit uit quade'' invoering, ^'^'W
maar alleenlyk hier uit, dat men eenige ervarentheden, die nicc
ultewel verftaan zijn, onderllelt, of dat men rockelofclyk ,
en zonder grontvell , en d'oordeelen oprecht.
Uit defe dingen word klarelyk aangewefcn,waarom de « Re- e ^.ruhm-
kenkunft, en de ^Meetkund veel zekerder zijn , dand'andcre J'^;^^^^^.^
s onderwijfingcn; te weten om dat wy defen alleen omtrent het - ö'/c/W""».
h voorwerp , dus zuiver en enkel zijnde, in dier voegen vcrkee- ^ üb]ccfum.
ren , dat zy gantfchelyk niets > onderflcllen , 't welk van d'er- » s«f»/;<>;j«rr,
varentheit onfecker gemaakt is, maar gantfchelyk bcllaanin
k gevolgen opeen redelijke wij fe af te leiden. Zy zijn dan de ge- Ca>'fcquev'_
makkeiijkflen en klaarblijkelykllcn van allen, en hebben zo-
danig een voorwerp , als wy verciflchen : dewijl het naauwe*
lijks ichijnt dat men daar in , zo men wel op zijn hoede is , kan
dolen. Het moet echter daarom geen wonder zijn, dat de ^ ver- ^ ^"^'W"-
nuften van veel menfchen fich van zelfs liever tot andere knu-
llen, oftotdc Wijsbegeerte begeven: want dit gebeurt om
Ooo
dat
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D U
474 R E G U t E N de
dat ydcr met groter vertrouwen aan fich verlof geeft van in een
duiitcrc , dan in een klare zaak te voorfcggen ,.en te giüen i en
het is veellichter , van welke zaak het ook is, iets te vermoe-
den, dan ineen enige, hoe licht en gcmakkelykzy ook is, tot
de waarheit zelve te geraken.
Men heeft dan uit alle defedingen te befluiten, dat mende
Rekenkunfl: , en de Meetkunft niet alleen moet leren ; maar
dat de genen, die alleenlyk de rechte weg der waarheit zoeken,
Cch omtrent geen voorwerp moeten bcfich houden,van't welk
zy geen zckerheit konnen hebben , die met de betogingen der
llekenkunft en Meetkunft gelyk zijn.
DARDE REGEL.
*■ o^'"^* y^" Men moet omtrent de ^ voorge [lelde voor'iverfen zoeken , niet ivat
* anderen gevoelt hebben , of'ivat wj zeiven vermoeden : maar
b i^tdiHtre. 'iviit -ivj kUrclyk konnen bejchouwen^ofzekerlyk ^ afleiden : want
c %^nntin^. c wetcnjchap -ujord niet anders verkregeih
MEn moet de boeken der Ouden lezen , om dat het een
grote weldaat is, dat wy d'arbeit vanzo veel menfchen
konnen gebruiken : zo op dat wy de dingen , die alreê wel en
recht gevonden zijn , zouden kennen , als ook op dat wy ver-
maant zouden worden t'overwegen welke dingen wijder inal-
«iz>^'o>«B^.]edonderwij{ingen overigzijn. Maar ondertullchen is men in
groot gevaar van dat ons miflchien enige fmetten der dolin-
gen , uit hun aandachtige leefing te zamen getrokken , hoewel
tegen onfe wil , cnfchoonwy op onfe hoede zijn , zullen aan-
i^uantt. }iangen. Want de '^Schrijvers zijn gcmeenelyk zodanig van
aart, dat zy,als zy, door onvoordachte lichtgelo vigheit,in*t vcr-
fchil van iemants ftrijdig gevoelen zijn gevallen , altijt pogen,
door fchcrplinnige redenen en bewijfenjons derwaarts te trek-
ken \ en dat zy , in tegendeel, als zy iets , dat zeker en klaarblij-
kelyk is,gclukkiglyk gevonden hebben, het noit te voorfchijn
^.imi'^iti. brengen , dan in vcrfcheide ^omwegen ingewikkclt , om dat zy
vrefcn dat door d'eenvoudighcit van dc redende waardigheit
van 't geen , dat gevonden is, vermindert f;ü worden, of om dat
zy ons de klare en openbare waarheit benijden.
Doch hoe oprecht en onbeveinft zy alle ook waren , en
fchoon zy ons geen twijffelachtige voor ware dingen in de hanc
ilekeu', maar alles getrouwclyk voor d'ogen Helden , zo zou-
den
Befticrh^ des Verft ants, 475^
den wy echter , om dat 'er naauvvely k iets van d'een is gefcgt ,
daar af niet het tegendeel van iemant anders bygebracht word,
altijt hier in onfeeker zijn , wie wy van beide zouden geloven ;
en d'optelling der «flemmcn, om dat gevoelen te volgen ^iSufrai^u,
't welk meer ^ voorftanders heeft , zou niet voordeelig vvefen. b ^«^«ra.
Want indien men van een zware zaak fpreekc, 't isgeloofFelij-
kerdatweinigcnjdandat veeldewaarheitdaarat hebben kon-
nen vinden. Doch fchoon zy alle met malkander overeen qua-
men, zo zou echter hun*=lccring of onderwijs niet g^noech Jj^^^'^J'^^^»
zijn. Want wy zouden, tot een voorbeelt,noitti wiskunilenaars tn,.
worden, fchoon wy alle de '^betogingen der anderen in -onfe^^^/,^"/'"
^geheugenis hadden , zo wy ook niet bcquaam van vernuft wa- f .Uf^Am-.
ren om alderhande werkflukken op te loflen : noch wijsbege-
rigen , zo wy alle de bewijfen van Plato en Ariftoteles gelefen
hadden , maar van de voorgemelde zaken geen beflandig oor-
deel konden geven : want in defer voegen zou fchijnen dat wy
geen wetenfchappen , maar gefchiede dingen geleert hadden.
Wy worden wijders vermaant,dat wy gantïchelyk geen gii-
(Ingcn onder onfe oordeelen van de waarheit der dingen moe-
ten mengenjdaar af het bericht van geen klein belang is. Want
daar is geen krachtiger reden, om de welke heden in de gemene
wijsbegeerte niets zo zeker en klaarblijkelyk word gevonden ,
dat hetnietingefchil gebragt kan worden , dan om dat de ge-
letterden , niet vernoegt met de klaarblijkelijke en zekere din-
gen te kennen , duiftere en onbekende zaken , die zy alleenly k
door waarfchijnelijke giflingen hebben bekomen , hebben dar-
ren verfekcren : en zy zeiven, daarna allengs volkome geloof
daaraan gevende, en hen zonder onderfchcit met de ware en
klaarblijkelyke zaken te zamen mengende, hebbende einde-
lijk niets konnenbefluiten , 'twelkniet van enige diergelijke
voortelling fchecn af te hangen, en datdicshalvcn niet onfe-
k er was.
Maaropdat wy namaals nietin dezelfde doling zouden val-
len, zo worden hier alle de werkingen van onz verllant opge-
rclt , door de welken wy , zonder ecnigc vrees van bedrog , toe
de kennis der dingen zouden geraken, en alleenlyk twee, te
weten § d'inficninge en afleiding aangenomen. ^ intHitmi
By «infiening vcrfta ik niet een vlot en wankelbaar geloof
der k finnen, of een bedricgclyk oordeel van een qualyk geftel- ^ ^"'f'**-
dc.* inbeelding i maar zulk een gcmakkclyken ondcrfcheide*^'«''S'"'''»».
Oog 2 *bc-.
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D U
4.7<J R E G U L E N va?^ Je
iCinrtpmu bevatting vaneen zuiver en opmerkig'' gemoed, ^|at'cr vaa
b geen , 't welk wy verftaan , gantfcfelyk geen twijfFcling o-
vciblijfc, of, 't welk het zelfde is , een ontwijfFelbare bevat-
ting vaneen zuiver en opmerkig gemoed, diealleenlyk van
«Did:^a;». 't li'clu der reden voortkoomt, endoor «^d'afleiding zelve ze-
kerder is, om dat zy enkelder is i de welke echter , gelyk wy
hier voren aangewefcn hebben, van geen menfchqualyk ge-
df,v;^r.. daan kan worden» Indefer voegen kan yder in zijn gemoed in-
tCo^irarc, f^gn, dat hy ^ wczently k is, dat hy ^ dcnkt, dat ceii^ dnchock al-
l'gtl^l'^' Icenly k in drie lijnen, en een s bol in een enige vlakte beftaat ,
h^^i'crfi„t,. en diergelykc dingen^ die veel meer in getal zijn , dan veel be-
merken i om dat zy fich niet willen vernederen om hun geeft
naar zo gemakkelijke dingen te keren.
Voorts, op dat niet enigen millchien door het nieu gebruik
van 't woort infiening, en van d'andere,die ikin't volgende ge-
dwongen fal zijn van de gewone betekenis af te nemen , bewo-
gen füuden worden,, zo vermaan ik hier in 't algemeen dat ik
gantfchelijk niet overweeg hoe in defe lefte tijden enige bena-
mingen in de Scholen gebruikt worden , om dat het feer fwaar
füu zijn de felfde namen te gebruiken, en gehecllyk verfcheide
dingen tegevoelenjmaar dat ik alleenlyk waarneem watfekere
woorden in de Latijnfche taal betekenen; dat ik, zo dikwijls als
d'cige woorden aanmy ontbreken » degenen, diemy debe-
quaamften fchijnen, tot mijn meening fou overvoeren.
En fcker , defe klaarblijkelykheiten fckerheit der infiening
word niet tot d'uitfprakcn alleen , maar ook tot alderhande rc-
deneringcn vereifcht. Want, tot een voorbcelt, in die gevolg,
2, en 2 maken even het felfde, als 5 en. i , moet niet alleenlijk in-
gelien worden dat 2 en 2,4,en 5 en i ook 4 maken^ maar dat ook
uit defe twee voortellingen defe darde nootzakelykbefloten
jRoet worden.
Men kan dan hier uit ook tw ij fFclen waarom wy , behalvcn
d'infiening, noch een andere wijze van kennen , die door aflei-
ding gefchied, hier bygevoegt hebben, door de welke wy dit
alles verdaan, 't welk uit enige andere dingen, die fekerlyk ge-
kent zijn. nootfiikelijk word beüoten. Maar men heeft dit das
moeten doen, om dat men veele dingen fekerlyk weet , fchoon
zy fel ven niet klaarblijkelyk zijn , zo zy alleenlyk van ware en
bekende beginfelen, door een eenparige en onafgebroke be-
weging^ vaivdenking , de befondere dingeaklarelijk inficnde ,
I»
Bsftkring des Vcrjlantu 477
afgeleid worden : niet anders dan wy kennen dat d'uitterftc
fchalm van een lange keten aand'cerfte fchalm verknocht is^,
fchoon wy niet met een en de felfde infiening der o^en alle dc
fchalmen, die tuilchen beiden , en daar mee zy aan malkander
vaftzijn, aanfchouwcn, zo wy hen alled'een na d'ander wel bc-
fien hebben, en gedenken dat yder aan fijn naaflc , van d'eerfte
tot dc lefte vafl: is. Wy onderfcheiden dan hier d'infiening des
geefts van de fekere afleiding in deler voegen , dat in defe lefte
beweging, of feker gevolg bevat word , en in d'eerfte niet ; eii
wijders om dat totdefeleltede tegenwoordige klaarblijkelyk-
heit niet nootfakelijk is.gelyk tot d'infiening.maar eerder haar
fckerheit enigfms van dc geheugenis ontleent. Hier uit word
verftaan dat men fcggen mag , dat die voorllellingen , de wel-
Is.en uit d'eerfte beginfelen onmiddelyk beiloten worden , on-
der een verfcheide aanmerking nu door d'infiening , en daar
door d'afleiding gekent worden : maar d'eerfte beguifeltn fel-
ven alleenlyk door infiening en- in tegendeel d'afgjelcgc bcüui-
tingen niet dan door afleidingen.
Dcfc zijn de twee zekerfte wegen tot de wetenfchap; en vai^
de zijde van't vernuft moet men'er geen meer aannemen: maac
alle d'anderen moeten, als verdacht, en als dolingen onderwor-
pen zijnde , verworpen worpen. Dit belet echter niet dat wy
lullen geloven dat die dingen, de welken op een Goddelijke
wij fc geopenbaart worden , zekerder dan alle kennis zijn : de-
wijl alle hun geloof, dat dc duifterc dingen, niet een wcrkinp-
van 't vernuft , maar van de wil is : hoewel de dingen, die hun
grontvefc in *t vcrftant hebben , meeft van allen door een vaa
dc twee middelen, die nu verhaalt zijn , konnen en moeten ge-
vonden worden,gelijk wy millchien noch eens brcdelijker luU
len. vertonen.
VIERDE REGEL.
Diifer een ^ onderwijs middel , tot d'opfpeuring der wa^- ^ MMtit-
heit nootjakelyk is,
DE menfchcn zijn van zulk een blinde u nieusgierigheit in-
genomen, dat zy dikwijls het ^vernuft door onbekende c^^'j^^,';!^^
wegen afleiden, zonder eenige reden van te hopen, maar alleen-
lyk om te beproeven of daar het geen legt , dat zy zoeken : als
oficmant van zulk een dwafe begeerte van een fchat te vindon
O 00 3 brand-
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
478 R E G U L E N 'V^;^
brandde i dat hy geduriglyk overflraat zworf, om tc zoeken
of hy miflchien een fchat , van een reifiger verloren , zou vin-
den. Op defewijfe^* werken by na alle de'' Stoffcheiders» zeer
cS^«r<f. ^^^^ ^ Meetkundigen , en niet weinig'^ Wijsbegerigcn. En ze-
il A»/#>fi;"/.-ker, ik ontken niet dat zy fomtijts zo gelukkelyk dolen, datzy
jcts vinden, 't welk waar is , fchoonikniet toeftadatzy daar-
om naarftiger, maar wel dat zy gelukkiger zijn. Doch het is
veel beter noit te denken opdewaarhcic van enige zaak te zoe-
c ^ifr/M«i. ken , en dit zonder ^ onderwijsmiddel tc doen : want het is zeer
zeker dat men door dusdanige ongeregelde f ocffeningen, en
duiftere s overwegingen het naturelyk licht verwart, en het
vernuft verblind ; endegenen, die {ich dus gewennen in dui-
flernistc v.'andclcn , vcrfwakkenhet geficht van hun ogen in
dier voegen , dat zy daar na ook het openbaar licht niet konnen
A^erdragen. Dit word ookd oor d'ervarentheit bevcfligt; dewijl
\vy zeeV dikwijls fien dat de genen , die fich noit tot d'oeffening
tier boeken hebben begeven , veel bondiglijkeren klarelijker
van de voorkomende dmgenoordeelcn , dan de genen , die ge-
duriglyk in de Scholen verkeert hebben. By onderwijs-mid-
del verlla ik zekere en gemakkelijke regelen, dewelke zodanig
zijn , dat de geen , die hen naaukeurigly k onderhoud, noit iets,
dat valfch is\ voor waar fal onderftellen , en , zonder zijn geefl
in onnutte pogingen af te {loven, maar met zijn wetenfchap by
trappen te vermeerderen , tot de ware kennis van alle die din-
gen , tot de welken hy bcquaam is , fal geraken.
Maar hier zijn dcfe twee dingen aan te merken; namelyk
niets , dat valfch is , voor waar t'onderftellen , om tot de ken-
nis van alles te komen : want indien wy in iets van alle de din-
gen , die wy konnen weten, onkundig zijn , zo fpruit dital-
ieenlyk hier uit , dat wy noit enige weg , die ons tot zodanige
l^ennis zou brengen, bemerkt hebben, of dat wy in een ftrijdige
doling zijn gevallen. Maar indien d'ondcrwijs middel recht en
wel verklaart , hoe wy d'infiening van de geell moeten gebrui-
ken , om niet in doling, tegen de waarheit ilrijdig , te vallen ,
hoe men d'afleidingcn moet vinden , om tot de kennis van alle
dingen te geraken , zo dunkt my dat 'er niets anders vereifcht
word, op dat zy volmaakt zou zijn; dewijl alrcc te voren gcfegt
is dat men geen wetenfchap kan hebben, dan door inficning
van de geell , of door aflcidmg. Want zy kan ook niet uitge-
breid worden tot t'onderwijVcn hoe dele werkingen gedaan
ri!0CtL-n
BeJTtering des FcrJIants, 479
moeten worden, om datzy d'enkclften , en d'ccrflcn iijn ; in
voef^en dat, zo ons vcrilant hen niet alrcc te voren kan gcbrui-
Icen^ het geen leerrcegels van defe onderwijsmiddel, hoe licht
engemakkelyk zy ook zijn, fal begrijpen. Maard'anderc^wer-a o,-^r<,/.ao
kingen des geelts , dewelke de i> Redenkaveling door behulp
der Voorgaandenpoogttellieren, zijn hier onnut , of moeten^",
echter onder de beletfelen getelt worden \ om dat'cr by 't zui-
ver licht van de reden niets bygevoegt kan worden, 't welk dit
licht niet enigfins verduiftert.
Dewijl dan de nuttigheit van defe '^onderwijs middel zo* -"^i^^'^odH*,-
groot is , dat, zonder de felfdc fich in de boeken t'oeffcnen,ecr-
derhinderlykdan vorderlykfchijnt ,zo kan ik my lichtclyk o-
vcrrceden ,dat hy alreê te voren van de fchranderc vernuften,
ten minllendoor't belcit van de natuur alleen, enigfins gekenr
is. Want de menfchelijke geeft heeft ik weet niet wat goddc-
lyks , in 't welk d'eerftc zaden der nutte gedachten indicr voe--
gen zijn geworpen , dat zy , fchoon vcrwaarlooft , en door ftrij-
dige «^oefeningen als verllikt, fvry willige vruchten voort- <^ •
brengen ; gelyk wy in de s Rekenkunft , en in de Meetkunft, /^frjJ/...
de lichtfte en gemakkclykftc van alle i wctcnfchappcn , bevin-^^
den : want wv bemerken klarclyk gcnoech dat d'oudc^- Meet
Iwun'digen zekere 1 ontknoping hebben gebruikt , die zy. tot*/-^^^^
d'oplolHng van alle " werkftukken , uitftrekten , fchoon zy 1 ^„a yf,,,
haar den nakomelingen benijd hebben. Heden bloeit 'er^eker rrlr/cX-
llach van ^ Rekenkunft , p Scclrcegel gcnocmt, om dit omtrent " . "
de getallen uit te werken, 't welk van d'Ouden omtrent de ge-
ftalten uitgewerkt is. Defe twee dingen zijn niets anders dan p J/if*r<.
vrywillige vruchten , uit d'ingebore beginfelen van defe on-
derwijsmiddel voortgekomen i cn ik ben niet hier over ver-
Wondert ,dat zy omtrent d'enkelfte defer ku-nften tot noch toe
gelukkiglijkcrzijnaangcgrocit^ dan ind'anderc dingen , daar
in de grote verhinderingen hen gemenclyk verftikken. Maar-
als zy echter noch met zeer grote nacrftighcitgeocftent wor-
den , zo konnen zy zonder twijftel tot volmaakte rijpheic gera-
ken.
Ditisdanhet voornaamftc , 't welk ik, in defe handeling te-
doen ondernomen hebiwant ik foudefc regulen niet hoog ach-
ten ; zo zy nergens toe bequaam waren, dan omdefeydele
werkftukkenop te loflen, metdewelken de Redenkunftc-
naars , of^ Meetkundigen gewent 2.ijn te fpelen : -want in defer r^:,,.,//-,, *
voe-
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
c MiithemA'
tüa.
i] DtfciijltM.
c InieiHnicn-
Ifi'V.
f'i'artes.
\ilateiHMeu-
48o R E G U L E N i//ï»^(f
voegen fou ik geloven dat ik niets anders gedaan had,dan dat ik
niUlchicnfcherpfinniglijker, dand'anderen,beureldei En hoe-
wei Ik hier veel dingen van de ^geftaltenen ^ getallen falfeg-
gen , om dat geen zo klare en fekere voorbeelden uit enige an-
dere kunften gehaalt konnen worden, zo fal echter de geen, die
met aandacht op mijn zin en meeuing merkt , lichtelijk bevat-
ten dat ikhier niets minder, dan op de gcmeenc ^ Wiskunde
denk, maar dat ik enig ander '^onderwijs verklaar, daaraf zy
eerder een dek{cl, dan ^ delen zijn: want zy moet eerder d'cer-
Itcgbcginrclenvandcmenlchelijke reden begrijpen , enfich
uitflrekken totde waarheden uit yder 'onderwerp uit te ha-
len. En om recht uit te fprcken, ik overreed my dat zy, als dc
bron van alle anderen, machtiger is dan alle andere kennis , die
opeen menfchelijkewijfc aan ons is gegeven. Ikhebhaar een
deklel gcnoemt, niet daar mee ik dele i leering wil bedekken ,
of haar daar in bcwinden,om 't gemeen volk daar van af te hou-
clcn, maar liever haar zo kleden en vercieren, dat zy gevoegge-
lijkcr voor 't menfchclijk vernuft kan wefen.
Als ik mijn geeft eerll tot de ^ wiskundige oeffeningen aan-
gewend heb i zo heb ik vervolgens veel van die dingen deur-
gelelcn,dewelkegemenclijk van hun Schrijvers verhaalt wor-
den, enmy voornamelyk in de Rekenkunrt: , enindeMeet-
kunit geoeffcnt, om dat men zeidedat zy d'enkelllen , en als
wegen tot d'andere dingen waren. Maar in geen van dcfe beide
vielen my Schrijversin handen, die my volkomentlijk ver-
noegden : want ik las in hen wel veel dingen omtrent de getal-
icn, dcwelkcn ik , dc rekeningen uitgetrokken hebbende , be-
vond waar te welen: maar omtrent dc gcftaltcn toonden zy veel
dmgcn aan d'ogen fel ven,cn beüoten hen uit enige volgenden:
doch waarom dcfe dingen dusdanig warcn,en hoe zy gevonden
wicrdcn, fchencn zy niet gcnocch aan de geeft te tonen. Ik was
dieshalven met verwondert van dat veel menfchen, felfs van dc
khranderflen cn gclcert (Icn, dcfe kunllcn, even beproeft heb-
bende of voort, als kmdcrlyk en ydel,veronachtfamen, of, in
tegendeel, van ccrllen af affchrik hebben van hen,als fcer fwaar
cningewikkcltzijndcte leren: want zeker,daar is niet ydeldcr,
dan met de blote getallen, en met d'mbeeldigc gcdalten in dier
voegen bcfich te zijn, dat wy willen fchijnen m dekennis van
zodanige dingen geruft te wefen, en op dcfe blote en van elders
Sclccndc betogingen, dewelke meermaals by geval , dan door
kun ft
Jkftierhg des Verfimts, 4 8 1
ktinft gevonden worden, cn meer tot d'ogcn, en tot-'» d'inbeel-'J'"^'""*-
ding , dan tot hct^ verftant behoren, dus zijn gevallen , dat wy ['"inu!ua»u
cnigfins afwennende « reden felve te gebruiken. En ookis'er*"
niets meer ingewikkelt , dan door zodanige middel van bevvij-
fen, nieuwe zwarigheden, met verwarde ingewikkelde getal-
len af te richten. Maar toen ik daar na overwoeg van waar het
quam dat certijts d'eerfte vinders der Wijsbegeerte niemant , ^'^S^!;'
in de ^ Wiskunll onervaren , tot ^ d'oefïening der wijsheit wil-
den aannemen ; als of defe kunft de lichtfte van allen , en meeft
nootfakelyk fcheen om de s vernuften t'onderwijfen en te^'"^'""*-
voorbereiden tot de groter ^ wetenfchappente begrijpen ; zo i» Sctcu:u
heb i k gant fc h el y k v e r m o ed d at zy e c n ' VV i s k u n ft had d c n , d i e ï ^Mhc,:,,
zeer veel van de gemeene van onfe tijt verfchilde , niet dat ik
achtte dat zy haar vol raaaktelykgekcnt hebben: want hun fpo-
relofeuitfpattingen tot blijdfchap , en hun ofFeringen voor ge-
ringe vonden tonen opcntly k hoe ruw en ongelecrt zy waren.
Enigen van hun'' Konft-werken , die by de Hilloric-fchrijvers ^Muchi»,,
geroemt worden , trekken my niet van gevoelen af : v/ant hoe-
wel zy miflchien zeer eenvoudig geweeft hebben, zo konden
2y echter lichtelyk van d'onkundige menigte, die tot verwon-
dering overgegeven is , tot het gerucht van wonderdaden ver-
heven worden. Maar ik overreed mydat zekere eerftc zaden
der waarheden, van de natuurin de menfchclijke vernuften
ingeplant zijn , dewelke wy, mctdagelykszo veel verfcheide
dolingen te lezen , en te horen, in ons uitbluftchen , zo grote
krachten in die ruwe en blote Aalouthcit gehad hebben, dat zy
door het felfde licht des i geefts , door 't welk zy zagen dat de i -^(cni^
deucht boven de welluft, en het eerlijke boven het nutte gc-
ftelt moefte worden, fchoonzy niet wiftcn waarom dit dus was,
ookde ware denkbeelden van de Wijsbegeerte, en van dc'"^'^''*
Wiskunft gekcnt hebben, hoewel zy de wecenfchappcn fclven
noch niet volmaaktclyk kon verkrijgen. En my dunktdat'er
nogfpeuren van dcfc ware Wiskunli in Pappus>cn inDiofantus
blijken, de welken wel niet in d'cerfte tijden , maar echter veel
eeuwen voor onfe tijt,gelceft hebben. Maar ik zou wel geloven
dat zy federt van de Schrijvers fclven , door fckcre fchadelijkc
quaatwilligheitjondergedrukt is:want gclyk men klarelyk be-
vind dat veel kunftenaars met hun gcvonde kunften gedaan
hebben, zo vrecfdcn zy ook miflchien dat zy, fccr gemaklyk en
eenvoudig zijnde ia klcinachtingzou komciijZO zy gemeen gc-
P p p maakt
482 R E G U L E N van de
maakt \vierJ,cn wilden liever in der felfder plaats zekere magc-.
re waarheden, uitde volgenden fchalklyk bet(x>gt,als uit werk-
fclcn van kunft , opdat wy daarover verwondert zouden zijn,
5ian ons vcrtonen,dan de kunft felve,die de verwondering gant-
fchelyk weggenomen zou hebben. Eindelykzijn'er enige zeer
vernuftige mannen geweeil , die in defe eeuw gepoogt hebben
de felfdc weêr op te wekkeniwant die kunfi:,de welke men met
een uitheemfche naam Algebra, of Stelregel noemt, fchijnt
niets anders te zijn, indien zy alleenlyk door de veelvoudige
getallen , en d'onverklaarbare geftalten , door de welken zy als
bedolven word, in dier voegen ontwart kon worden, dat dc
groot fte klaarblijkelykheit en gemakkelykheit niet langer aan
haar ontbrak , hoedanige wy inde waare Wiskunft te moeten
zijn onder/lellen. En toen defe gedachten my vandcbcfondere
oefFeningen der Rekenkunft enMeetkunlt tot zekere algeme-
»ir,vc{iiiu. a opfpeuring van de ^> VViskunH: afriepenjonderfocht ik voor
hlviuihsSi. eerft wat alle menfchcn beltiptelyk by defe naam verilaan , en
zmT"'" waarom niet alleenlyk de voorgedachte kunften , maar ook de
ó^uHjica, c Starrekunde, de Zangkunde, de c Gefichtkunde, de ^ Werk-
VX'cZni. d^at, en veel anderen delen van de Wiskunftgenoemt worden,
't Is niet genoech dat men hier opd'oorfprong van'twoórtfiet:
want dewijl denaam van Wiskunfl: alleenlyk het felfde bete-
kent, als ondervvijfing , zo zouden zy met geen minder rcchr,
dan deMcetkunft felve, wiskundige worden genoemt. En
nochtans fien wy dat 'er by na nicmant is , indien hy flechts op
^ de bencdenftc trap der Scholen is geraakt , die uit de dingen ,
de welken voorkomen , niet lichtelyk onderfcheid wat tot de
Wiskunft , en wat tot d'andere kunften en onderwijfingen be-
hoort : 't welk aan de genen , die naaukcuriglijker opmerkt ,
cindely k bekent maakt , dat alle die dingen in de welken eni^e
ordening , of maat onderfocht word , tot de Wiskunft toegc-
paft worden , en dat 'er niet aangelegen is of zodanige maat in
de getallcn,of in de geftalten, of in de ftarren , of in de klanken,
of in enig ander voorwerp gefocht moet wordenden dat'er dies-
halven zekerealgemene wetenfchap moet wefen , diedit alles
verklaart, 't welk zonder ordeningen maat , tot geen befon-
dere ftoffe toegepaft , gefocht ka n worden , en die niet met een
opgenome naam, maar door de geen, diealreê ingewortelt,
endoor't gebruik aangenomen is,algemene Wiskunft genoemt
word i om dat hier in alles word begrepen , om 't welk d'ande-
re
Beftiering dei Verflants. j
re wctcnfchappen ook delen van de Wiskunfl: worden gehe-
ten. Doch hoe veel defed'anderen, die haar onderworpen zijn,
in nuttigheit en gemakkelijkhcit overtreft, blijkt hier uit , dat
zyfïch tot defe allen , alszy, en daarenboven tot veel anderen
uitftrekt , en dat de felfde zwarigheden, zo zy enigen begrijpt ,
ook in hen zijn, daarin noch anderen uit de befêndere voor-
werpen plaats hebben , die niet in defe word gevonden. Maar
dewijl zy alle heden haar naam kennen, en dewijl ook dege-
nen, die niet opmerken , verftaan waar in zy befich is \ waar uit
fpruit het dan dat veel d'andere « kunften , die van haar afhan- ^ oifdtU'^M,
gen, met bekommering zoeken, en dat niemant y verig is in defe
te Ieren ? Warelyk , ik zou verwondert zijn , zo ik niet wift dat
2y van alle voor zeer licht wierd gehouden, en te voren aange- ^
merkt had,datdemenfchclijkei> vernuften, die dingen voorby
gaande, de welken zy menen dat lichtelyk te bekomen zijn ,
fich fpoediglyk tot de nieuwe en groter dingen fpoeden.
Maar ik, mijnzwakheit kennende, heb voorgenomen zoda-
nig een ordenmg in 't zoeken van de kennis der dingen hard-
nekkiglyk waar te nemen, dat ik, altijtvan ^d'enkclften en c s.mpiicf^
lichtften beginnende , noit tot d'anderen voortga , tot dat my ^'"'*
dunkt dat 'er in defen niets meer voor my is te wenfchen ; cn
dieshal ven heb ik tot noch toe, zo veel als in my was, defe
algemene Wiskunfl; geoelïent: in voegen dat ik acht datik<iAf,, /„^,
voortaan de wetenfchappen , die een weinig hoger zijn , met""'"''^'''''
geen ontijdige naerfl:igheit fal konnen verhandelen. Maar
eer ik van hier voortga , fal ik pogen alle d'aanmerkenswaar-
digfl:e dingen , die ik in mijn voorgaande oeffeningcn bevat
heb, tezamen te vergaderen, en in ordening te fchikken ,
2o op dat ik, indien het gebruik zulks vereifcht, defe din-
gen, alsdegeheugenis doord'aanwas der jaren afneemt, uit
dit boekje zou konnen herhalen, als om dat ik, mijngeheu-
genis daar af ontlafl: hebbende , mijn geeft zonder bekom-
mernis tot d'andere dingen zou overvoeren.
Ppp 2
VYF-
4&4 R E G U L E N vm de
VYFDE REGEL.
a atcthodut. De gehde onder'iv ij smiddel beflmt in ""'d ordening cn ^fchikkifig
i' %%fiun, der dingen , tot de iv eiken men de ^ Jchranderheit desgeejls moet
i/i^/T keeren-y op dat wy enige waarheit ^:>ouden vinden. Mmr 'ivy
e Trvptfiti». zMllen deze onder'^ ij smiddel naAukeurizhk onderhouden , z.q
fr ohjiHrj. •ivy ^ d' ingewikkelde en duijtere voorlfeLltngen by trappen tot f efi"
f ƒ ^cl^^y eenvoudiger voorfiellingen breiigen , en daar na pogen
s inimuis^ g ci'i^z.icning der allerenkelfte voorjlellingen langs de zelfde
trappen der kennis van alle d' anderen op te klimmen,
IN dit enige is de fomme van alle menfchelijke fchranderheit
begrepen. De geen, die tot de kennis der dingen wil toetre-
den, moet niet minder op defe regel merlcen ,. alsopdcdraat
van Thefcus in't Doolhof zullende ingaan : maar veel merken,
niet op 't geen , dat hy aan wij ft , of zij n ganfchelyk daar in on-
kundig, ofmcenendatzy hem niet behoeven, en onderfoe-
r .5>.'.cy?K- ken dikwijls in zulk een wanording de zwaarfte*' vraagftuk-
ken^ zodat zy, gelykmy dunkt, eveneens doen als otzy uit
de dicpfte gront tot de top van enig gebou met een eenige
fprong poogden te geraken, met de trappen van de ladder,
die tot dit gebruik gefchikt is » te verwaarlofen , of niet op hen
\A^rMv. merken. Dus doen alle ' Starrckijkers , die , zonder dc
natuur der hemelen te kennen , ja ook zonder hun bewee-
gingen vol maaktelyk waar te nemen, verhopen dat zy hun.
k EJ<-<7.M. kuitwerkfelen kennen aanwijfen. In defer voegen maken
nf/'^/?c^'** -^^^^ veel, die ficliin de ^ Werkdaat oeffencn , zonder de m Na*
in^tumci' tuurkundc , ook roekelofelyk nieuwe ° Werktuigen , om bc-
wegingen te verwekken. Dus doen ookdie Wijsbegerigcn ,
de weiken, d'ervareniflen verwaarlofende , meenen dat dc
waarhcit, als Jupiters Minerva, uit hun eige harllcnen te voor-
Ichijn Tal komen. Defe alle dan zondigen blijkclyk tegen defe
Rcgek Maar dewijl d'ordening, die hier vereifcht word , dik-
wijls zo duifter en ingewikkelt is , dat zy alle niet konncn ken-
nen hoedanig zy is, zo konncn zy fich naauwelyks wachten
van niet af te dwalen , zozy niet het geen, dat in dc volgen-
de voorftelling verklaart fal worden , naerftiglyk fullen waar-
nee men.
ZESTE
Befliering des Verfiants,
ZESTE REGEL.
4^5
Vropofitit^
Om ^ctenkeljie dingen vm ^ d'ïngemkkelflent'onderfcheide}^ ^ en^^
inordeïnngte vervolgen, moet men in y der ^ reeks van zJken r
inde'n^elkwy enige wmrhedeny d' een uit d' ander ^ regelrechV^viMt.
afgeleid hebbende , wmrneemen , 'ivat meefl enkelt en eenvott-
dïgis, en hoe alle d' andere dingen meer ^ of min y of even vee t
afgefcheiden wrden,
HOeweldefe*=voorfteIliiig niets, datzeer nieiiis , fchijntc
ft'onderwijfen , zo begrijpt zy echter de voornaamlte^
y erborgentheit van de kunft ; en in defe gehele g verhandeling s
is 'er geen die nutter is : want xy wij lUxin dat men alledingcn
in zekere reekfen en rijgen kan fchikken j doch niet voor zo h '^'"'"'
veel zy tot enig i geflacht van weezcnd toegepalt worden , ge- k'/^f
ly k de ^ Wijsbegerigcn hen in hun ' Zegwoorden gedeclt hcb-^ ^"""-^
ben ; maar voor zo veel men d'een uit d'andcre kan kennen : in-
voegen dat wy, als'er enige zwarigheit voorkoomc, terftont
konnen bemerken, of het vorderlyk l^al zijn enige anderen eer^
der, cn welken, en in hoedanige ordening te belichtigen.
Maar op dat dit recht en behorelyk zou konnen gerchieden,
zo Itaat voor eerft aan te merken , dat alle dingen oïvolftrekty of
opftchtig gefegt konnen worden, namelyk in die zin, voor zo
veel zy tot ons voornecmen nut konnen wefcn , als wy niet op
hun naturen n^lleenfien, maar hen met malkander vergelijken ,
op dat men hen, 't een uit het andcr,zou konnen onderkennerr!
Ik noem hetgeen Wy?yf^r , 't welk in fich een zuivere en en'1
keldc natuur , nade welke gevraagt word , in fich begrijpt , gé-
ly k dit alles, dat als onafhangende',als oorHiakjCnkel, algemeen,
een, gelyk, gelijkvormig, recht , of anders diergelyk aange-
merkt wordicn dit eerffe noem ik het cnkelfte cn gcmakkclyk-
ile, gelyk wy dat in 't oploüen der vraagfhikkcngcbruikcn.
M^^Yopfichtig is het gecn,dat wel de fclfde natuur, of immers
iets daar aan deelachtig is , volgens 't welk het tot het volftrek"-
te toegepaft , en door zekere reeks daar van afgeleid kan wor- ^^^ xcfocfru..
den j maar daarenboven noch enige andere dingen in zijn be- " ^'{"^dcm,
vatting influit, die ik '"^apftcht noeme. Zodanig is al 't geen , °cot^o^:
'twelk » afhangende,*^ uitgewerkte,? ramengefet,befonder,veel,
^1 ongelyk, ''ongelijkvormig, fcheef, enz. genoemt word ; wel-?T)"ySrJ!L';
ke 'opfichtigen zo veel te meer van de < volftrckten afce- ! '^'^''^'^''^
i PP 3 zondert
^1
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
A%6 K E G IJ t E 'iü varf^e
ar^/j^^jw/. zondert zijn, als zy meer dusdanige a opfichten, aan malkander
bSuMna. onderling f^onderfchikt, begrijpen, de welken, gelyk wy in de-
fe Regel vermaant worden, alle ondcrfcheiden moeten wefen >
en daaraf wy d'onderlinge bant onder malkander, en de na-
tuurlijke ordening in dier voegen moeten waarneemen, dat wy
van 't uitterfte tot dit, dat het volftrckfle is, met alle d'anderen
deur te gaan , konnen geraken.
Hier in beftaas dc verborgentheit van de gehele kunfl , dat
c^ifi^tiitum' wy in alle dingen dit, dat meeft volftrekt is, naerftiglyk waar-
neemen : want enige dingen zijn wel onder d'cen aanmerking
meer volftrekt , dan d'anderen , maar, als zy op een andere wij-
\vtJ!ruu. aangemerkt worden , zijn zy meer ^ opfichtig ; gelyk het <^ al-
{iutiuuU- gemeencwel meer voHlrekt is ,dan het ^"befonder , om dat het
een enkclder natuur heeft : maar het kan door het felfde meer
gindividm, opfichtig gefcgt worden, dewijl het van ed'ondeeligen afliangt
dat het IS, enz. Wijders enige dingen zijn fomtijts warelyk
meer voHlrekt, dan andere 5 maar echternoch nictmeeft van
allen ; gelyk , indien wy op d'ondeeligen fien , zo is de gedaan-
te iets volftrekt ; maar zo wy op't geflacht den , zo is zy iets op-
fichtig. Onder de meetbare dingen is d'uitgellrektheit iets
volftrekt ; maar onder d'uitgeftrektheden is de langte iets vol-
llrekt, enz. Eindelijk, op dat men te beter verllaan zou dat
wy hier op den reeks der dmgen fien, die te kennen zijn, en
niet op yders natuur , zo hebben wy met voordacht d'oorfaalc
€n 't gelijke onder de voHlrekte dingen getelt ; hoewel hun
natuur warelyk opfichtig is: wantby de Wijsbcgerigen zijn
d'oorfaaken 't uitgewerkte te famenbetrekkig. Maar indien
wy hier vragen hoedanig 't uitgewerkte is , zo moet men eerfl
d'oorfiiak kennen , en niet het tegended. De gelijken komen
ook te famen overeen : maar wy kennen niet dedingen , dieon-
^elykzijn, dan door dc vergelijking metdc gelijken i doch
niet het tegendeel , enz.
Ten twedcn fiaat aan te merken dat 'er alleenlyk weinig zui-
vere en enkelde naturen zijn , die men eerftelyk endoorfich
niet van enige anderen afhangende , maar in d'ervareniflcn fel-
vcn , of door zeker licht , in ons ingeplant , kan aanfchouwcn ;
cn wy zeggen dat men op de zodanigen naeriliglyk moet mer-
ken: want zy zijn degenen , die wymyder reeks d'enkc]llen
noemen ; maaralle d'andere konnen niet anders bevat worden,
■dan of zy van defc afgeleid werden , en dit of onmiddelyk , en
Befitcrmg dei Verjlmts, 487
naafl:, of niet dan door twee, of drie, of meer verfchcidebe-
fluitingen, welkers getal ook aangemerkt moet worden ; op
dat wy konnen weten , of zy door meer of minder trappen van
d'eerfte en enkelfle voorftelling afgefcheiden zijn. Enfoda-
nig is deurgaans de fiimenhanging der gevolgen , uit de welken
defe reekfen der dingen, die menzoeken moet , voortkomen,
tot de welken yder zaak gebracht moet worden, op dat men
haar naar een zekere onderwijsmiddel zou konnen onderfoe-
ken. Maar dewijl men zwarelyk hen alle kan optellen, en wij-
ders dewijl men hen niet zo feer inde geheugenis behoeft tc
houden , als met fekere fchranderheit van 't vernuft t'onder-
kcnnen , zo moet men iets foeken , om het vernuft in dier voe-
gen te vormen , dat het hen teritonr, t'elkens als't van noden is>
bemerkt. En zeker hier toe, gelyk ik felf beproeft heb,is niets
bcquamer, dan dat wyons gewennen de minftedingen , die
wy te voren bevat hebben , met enige fchranderheit vveér t**©-
verwegen.
Eindelyk ftaat ten darden aan te merken, dat mengde "» begin- a uiü^^i».
felen der oeffeningen niet van de nafpeuring der zware dingen
moet aanvangen ; maar dat wy , eer wy ons tot enige i, bepaalde
vraagftukken toeruften»eerft zonder enige verkiding de waar-
heden , die van felfs voorkomen , moeten te famcn vergade-
ren , endaar na allengs befien ofmen van defe enige anderen
kan afleiden , cn weer anderen van dcfen , en dus vervolgens.
Als men dan dit gedaan heeft, zo heeft men aandachtelyk de
gevonde waarheden t'overwegen , cn naarftiglijk te beden-
ken, waarom wy dc fommigcn eerder en lichtclijker , dan d'an-
deren, hebben konnen vinden , en welke die zijn, opdat wy
ook daar uit, als wy enige bepaalde vrage aanvangen, konnen
oordeelen tot welke anderen te vinden wy ons te voren dienen
te begeven. My vak in , tot een voorbeelt , dat het zes tal hec
dubbelt van het drie tal is. Ik zoek daar na het dubbelt van hec
zes tal te weten 1 2. ik zoek weer, zo't my lult, het dubbelt hier
af, te weten 24. en weêr h-et dubbelt van dit , namelyk 48. enz.
Hier uit leid ik af, gelyk lichtelyk kan gefchieden , dat'cr tuf-
fchen 5 en 6 de felfde reden is , die men tuüchen 6 en 12, hceft:-
desgelyks tufTchen I2en24,enz. cndat dieshalven de getal-
len 5, 6, 1 2, ^4i 48, enz. gedurige evenredige zijn. En zeker >
hoewel alle defe dingen zo klaar zijn , dat zy byna kinderlylc
fchijnen, zo verfta ik echter davu'uit, met hen aandachtelyk
t'over*
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
a prt.Hrtii
c jJ^S edm l>ro.
l'ortitiialH^
48.8 R E G U L E N 'VMde
t't)vcrwegen , hoe alle vraagftukken , die omtrent d'evcnrc-
dighedenjof de hebbelijkheden der dingen voorgeflelt konnen
worden, ingcwikkelc zijn, en in welke ordening zygefocht
moeten worden ; 't welk alleen d'inhout van de gehele zuive-
re Wiskundige wetenfchap behelfl:.
Want voor eerft bemerk ik,dat men niet zwarelijker het dub-
belt van 't zestal , als 't dubbelt van 't drietal heeft gevonden ,
en dat'er desgelyks , als men d'cvcnredigheit tuflchen twee al-
derhande grootheden gevonden heef t, in alle dingen ontellijke
anderen konnen zijn, die de fclfdc reden onder malkander heb-
ben, en dat de natuur van de zwarigheit niet verandert, zo men
drie , of vier , of meer diergelijken zoekt ; om dat yder belbn-
dcrlyk, en zonder opficht op d'anderen te hebben, gevonden
moeten worden. Ik bemerk wijders dat ik alhoewel de groot-
heden g en 6 gegeven zijn , de darde in een ^ verknochte reden
lichtclyk, te weten 12, heb gevonden ; dochdat als de twee
^ uittcrdcn zijn gegeven, namelyk g en 1 2 , echter niet zo lich-
^elyk het middel evenredige , te weten 6, gevonden kan wor-
den, en de geen, die wel opmerkt , bevind dat de reden hier
^ 9'"'*'' af is dat men hier een ander flach van zwarigheit heeft,die van
de voorgaande verfcheiden is : Want om het middel evenredi-
ge te vinden, moet men gefamentlyk op de twee uitterften ,
cn op de reden , die tuflchen de twee felfden is, merken, om uit
dele dccling zekere nieuwe reden te hebben ; 't welk zeer ver-
fcheiden van dit is, dat, als men twee grootheden gegeven
heeft , vcreifcht word om de darde in een verknochte reden te
vinden. Ik ga ook voort, en onderfoek, als de grootheden 5 cn
24, gegeven zijn , of men even lichtelyk een uit de twee mid-
del fle, namelyk 6 en 12, zou konnen vinden. Hier komt noch
ccn ander flach van zwarigheit voor, die meer, dan de voor-
gaande , ingewikkelt is , om dat men hier niet allccnlyk op een
of twee, maar op drie verfcheide dingen te gelyk moet mer-
ken, om het vierde te vinden. Men kan noch verder voort-
gaan , en befien of men , als men alleenly k :^ en 48 , gegeven
heeft , noch zwarelijker een uit de drie middel evenredige , na-
melyk 6,12, en 48 , zou konnen vinden ; 'c welk in't eerfl wel
dusdanig fchijnt : maar men bevind terflont daarna , dat defc
■zwarigheit verdeelt en vermindert kan worden; te weten zo
men eerflclykcen enige middel evenredige tuflchen 5 cn 48 ,
zoekt, namelyk iz. en daar na d'anjer'c middelevenredige
tuflchen
Be/lier ing des Vtrftants, 489
tu/Tchen 5 en 1 2, te weten 6 , en d'ander tuflchen 1 2 en 48 , en
in defer voegen komt men weer tot dc tweede flach van zwa-
righeit, die tevoren verklaart is. Uit alle welken dingen ik
noch daarenboven aanmerk hoe men door verfcheide middelen
de kennis van dc zelfde zaak kan zoeken , van dc welken d'een
veel zwaarder en duifterder dan d'ander is. Want indien men ,
omdcfe vier verknochte evenredige, 3,6,12,24 te vinden,
vervolgens twee uit hen ondcrftelt, namelyk ;^ en 6 , of 6 en 12,
of 12 en 24, om uit hen d'ahdcrcn te vinden ,20 fal dit een zeer
lichte en gemakkelijke zaak zijn , en dan zeggen wy dat de vin-
ding van de voorftelling recht en wel onderiocht word : maar
indien men 'er overhants twee onderdek, te weten 3 en 12,
of 6 cn 24. om daaruit d'overige te vinden , zo zeggen wy dat
de zwarigheit op d'eerile wijfe verkeerdelyk onderfocht word:
indien men dcsgelyks twee uitterfte onderftelt, namelyk 5'
cn24, om daar uit de tiiflchcnevenredigen, 6 en iz, te vinden ,
20 onderfoekt men verkeerdelyk op de tweede wijle. Ik zou in
defer voegen wijder konncn voortgaan , cn veel andere uit dit
enig voorbeelt afleiden : maar dele zullen genoech zijn , om
aan de lezer mijn meening gekent te maken , als ik zeg dat eni-
ge voorftelling wel en recht, of verkeerdelyk afgeleid word, en
op dat hy zou achten dat de genen , die naarftigly k overwegen,
en fchranderlyk onderfoeken uit de lichfte en eerfte bekende
zaken veel dingen in andere kunften konnen vinden.
ZEVENDE REGEL.
Tot vervullmg der ^ Wetenjchaf moet men alle , en de bezon- * ^'M*-
derc dtngen , die tot ons ooggemerk en voor neem en beho-
ren, geduriglyk-, en z^onder afgebroken ^'beweging dergedach-^'-^^'^'"""
ten befichtïgen^ en hen met een gemechz^ame engejchikteof^'
geregelde oftelling behelzen.
DE <=■ waarneming der dingen, die hier voorgedelt worden, co*/<rrv4r/..
isnootfakelyktot d'aanneraing van de waarheden onder
de genen , die zeker zijn , dc welken , gelyk wy hier voren ge-
zegt hebben, van d'eerile co door fich bekende beginfelen j rrmdpu,
niet^onmiddelyk afgeleid worden. Want dit gcfchied ^om-f
tijts door zulk een lange ^fiuiienfchakcling van g gevoelen ,s ^^«A^yrc».
dat wy , als wy tot hen komen , zwarelyk aan de gehele
Qj\ q weg,
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
45)0 R E G U L E N -z/^» ^tf
weg, die ons daar toe gebracht heeft, gedenken ; cn dieshal ven
h mZ'Z' zeggenwy dat men aan de zwakheit van de ^geheugenis gedu-
g„at,<,„u. riglyk met zekere bbeweging van denking te hulp moetko-
men. 1 ndien ik dan, tot een voorbeelt , door verfcheidc wer-
d waWfl. kingen beken , cerftelyk hoedanige ^hebbelijkheit tuflchen dc
grootheden A en B , daar na tuflchen B en C , voorts tuflchen
C en D , en eindelyk tuflchen D en E is , zo zie ik echter niet
hoedanig zy tuflxhen A en E is j en ik kan dit ook niet befl:ipte.
lyk uit de genen , die alreê bekent zijn ,verftaan , zo ik niet aaa
hen alle gedenk. Ik fal dieshalven hen met zekere verknochte
beweging van denking, die de befondre dingen infiet , en te ^e-
lyk tot anderen overgaat, fomtijts deurlopen , tot dat ik eeleerc
lal hebben van d'eerfle tot de lelie zo gefvvindelyk over te
gaan, dat my dunkt dat ik , zonder enige delen aandegeheu-
gcnis te laten, de gehele zaak tegelyk aanfchou: want door
defe middel word ook , terwijl men aan de geheugenis te hulp
komt, detraagheit van ^t vernuft verbetert, en des felfsbe-
quaamhcit eniger wijfe uitgefl:rekt.
Wy voegen 'er by datdefe bcv/eging nergens afgebroken
moet wefen : want de genen , de welken pogen al te gefwinde-
lyk, en uit afgelegene beginfelen iets af te leiden, deurlopea
niet zo naaukeuriglyk alle famenfchakeling van tuflchenmid-
deligebefluitingen, ofzy fpringen roekelofelyk veel dingen
over. En zeker, daar felfs het mmfle overgeflagen word 5 is
terfl:ont de keeten gebroken j en de gehele zekerheit van't 'be-
fluit valt onder de voeten.
Wy zeggen ook dat'er, tot vervulling der wetenfchap , een.
optelling vereifchc word, om dat andere onderwijfingen wel
dienftig zijn om zeer veel vraagfl:ukken op teloflèn: maar door
behulp vande optelling alleen kan gefchieden dat, tot welk
vraaglluk wy ons gemoed toepaflen , nltijt een waar en zeker
oordcel daar af zullen geven ; en dat dieshalven ons niets gant-
fGhelykfalontfnappen, maar dat wy zullen fchijnen van alles
iets te weten.
D'optelling dan, of d'opnoeming in zulk een naarftig en
naaukeurig onderfoek van alle dingen , die tot enig voor-
gefliek vraagfluk behoren, datwy daar uit zekerlyk^beflui-
ten dat wy niets qualyk,. voorby gegaan hebben: in voegen
datwy, zo dikwijls alswy haar gebruikt hebben, indien de
gcèifchtezaken voor ons verborgen zijn, tcn.minfl;en hier ia
geleer-
I mme<i'tat-t.
Bejliering des Verflmts. 49 1
geleerder 7jjn, datwy zekerlyk bemerken dat men haar door
geen middel, die aan ons bekent is , heeft konnen vinden , en
dat wy , zo vvy , gcly k dikwijls gebeurt, alle de wegen, die daar
invoer demenfchen open zijn, hebben konnen beilchtigen ,
ftoutelyk mogen verfckercn , dat de kennis daar af boven alle
bevatting van het menfchelyk vernuft geftelt is.
Wijders ftaat aan te merken datwy by genoechfame optel-
ling, of opnoeming alleenlyk de gene verftaan , uit de welke
de waarheid zekerlijker befloten word, dan door alle ander
llach van te bewijfcn , wegens de blote en enkelde » infiening , a luinitm:
ofaanfchouwing ; en als enige kennis niet daar toegebracht
kan worden, zo is voor ons, alle banden van ^'fluitreedcnen
verworpen hebbende, niets overig, dan defe enige weg , aan
de welk wy allegeloof moeten geven : want indien van alle de
dingen, die wy ^ onmiddelyk"*t ccn van't ander afgeleid hebben,
het befluit klaar is , zo zijn zy alrcê tot de ware infiening ge- "\
bracht.; maarindien wy, uit veel en afgefcheide dingen, een e-
nig befluit maken, zo is dikwijls de ' bevattelykheit van ons f^-^/"*^''**
§ verflant niet zo groot , dat het die alle met een enige infiening ? inteiienus^
kan behelfen ; in welk geval de zekerheit van defe ^ werking ^^opcr^uo^
aan hem genoech behoort te wefen; gelyk wy niet met een eni-
ge opflag der ogen alle de fchalmen van een lange keten kon-
nen ondcrfcheiden : maar indien wy echter de 'famenfchake- '^C9nnexi$,
ling der befondere fchalmen met de naaften fien , zofal dit ge-
noech zijn om te zeggen dat wy ook aangefchout hebben ^ hoe
de lelie met d'eerfte tefamen gcfchakclt is.
Ik heb gefcgtdatdefewerkinggenocch moet zijn, om dat
ïy dikwijls gebrekkelyk , en by gevolg doling onderworpen
kan wefen : want hoewel wy de dingen, die zeer klaarblijkelyk
iijn, met naaukeurige optelling belichtigen , zo fal echter, in-
dien wy flechs het mmfle achterlaten , de keten gebroken zijn,
cn alle de zekerheit van de befluiting onder de voet vallen. Wy
omhelfen ook fomtijts met optellinge alles; maar wy ondcr-
fcheiden niet de befondere dmgen onder malkander : in voe-
gen dat wy alles alleenlyk verwardelyk kennen.
Voorts, defe optelling moet fomtijts volkomen, fomtijts on-
dcrfcheiden wefen , en fomtijts heeft men geen van beide van
noden : en dieshalven is alleenlyk gefegt dat zy genoechfaam
moet wefen. Want indien ik by optelling wil bcwijfen, hoe
veel geflachten van weefendcn Iighan[)clyk zijn, of op enige
Qiiq 2. wijfe
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
49,2 R E G U L E N v-m de
w ijfc onder de zinnen vallen,zo fal ik niet feggen dat 'er. zo vee!,
en niet meer zijn, 't enzy ik te voren zekerlyk weet, dat ik hen
alle in mijn optelling begrepen, en yderin'tbefonder van mal-
kander onderfcheiden heb. Maar indien ik door de felfde mid-
del wil tonen dat de redeljkeziel niet lighamelyk is, zo.fart
niet nodig zijn dat d'optelling volkomenis; maar het fal ge-
noech welenjdat ik alle de lighamen te gelyk in enige vcrfame-
lingenin diervoegen begrijp, dat ik betoog datdc redelijke
ziel tot geen van defen toegepaft kan worden.
Eindelyk, indien ik by optelling wil tonen dat d'inhout van
de kring groter is, dan alle inhouden der andere geftalten, wel-
ker omtrek gelyk is , zo behoef ik niet alle geftalten op te tel-
len: maar het fal genoech zijn dat ik dit van enigen in het be-
fondcr betoog , ora by overreding het felfde van alle d'anderen
te bcfluiten.
Ik heb 'er ook bygevoegt dat d'optelling gefchikt of gere-
gclt moet wefen, zo om dat'er tot de gebreken, die alreê opge-
telt zijn , geen vaardiger hulpmiddel is , dan alles by ordening
t'onderfocken , als ook om dut het dikwijls gebeurt dat., indien
de befondere dingen, die tot de voorgeileldezaak behoren,
befonderlyk befichtigt moeten worden , het leven van geen
menfch genoech is , ofomdatzy te veel zijn , of om dat meer-
maals zou voorkomen dat de felfde dingen herhaalt zouden
moeten worden. Maar,indien wy alle dcfe dingen in zeer goe-
de ordening fchikken , zullen zy deurgaans tot zekere benden
gebracht worden , uit de welken een enige naaukeurig , of iets
uit de befonderen , of liever enigen , dan d'anderen , te.befich-
tigen , of dat wy noit iets twee malen te vergeefs overlopen ^
genoech is, zo falditzodienfligwefen , dat dikwijls veel din-
gen , uit oorfaak van de goede ingeftelde ordening, in korte
tijt, en met groot gemak uitgewerkt zullen worden,, die in
d'cerfle aanfchouwing zeer zwaar fchenen.
Maar dcfe ordening van dedingen op te tellen kan fomtijts.
verfcheidenzijn , en hangt van yders believen af. Endieshal-
vcn , omdit fcherpfinniglijker uit te vinden, moet men aan de
dingen gedenken , de welken in de vijfde voorftelling gefegt
zijn. Daar zijn ook zeer veel van de geringe kunften der men^
fchen , tot welker vinding het gehele onderwijsmiddel , in de
fchikkingvan defe ordening beflaat. In defer voegen behoeft
men, zo men een.goedc letterfpr.euk , uit de verfettmgder
letteren
Be (l tering Aes Verfianty, 493.
letteren van enige naam wil maken, niet van het lichtile tot het
zwaarfle over te gaan , noch het volflrckte van 't opfichtige af
tefcheiden; want defe dingen hebben hier geen plaats: maar
'tis genocchdat menllch tot het onderfock der verfettingeix
van de letteren zodanig een ordening voordek, dat mende
felfde dingen noit twee malen deurloopt , en dat , tot een voor-
beelt , hun getal in zekere benden in dier voegen verdeelt zy ^
datterftont blijkewaarin degrootfte hoop is van het geen te
vinden, 't welk gcfocht word. In defer voeden fal dikwijls d 'ar-
beit niet lang , maar alleenlyk kinderly k wefen.
Voorts, defe drie lefte voorftellingen moeten niet van mal-
kander gefcheiden worden \ om dat men hen deurgaans tege-
lyk moet overwegen , en zy allegefamentlyk totde volmakin-
ge van.'t onderwijsmiddel dienen. Daar was ook niet veel aan-
gelegen welk eeril. onderwefcn wierd , en wy zullen hen hier^
met weinig woorden verklaren i dewijl wy byna niets anders
in't overige van defe verhandeling te doen hebben , daar wy de
dingen , die wy hier in't algemeen bevathebbcn, in 't befondei^
zullen vertone n.
ACHSTE REGEL.
Indien in de ^ reeks der dingen die te zoeken zijn , iets voorkomt' ^ Smni
't welkvanons ^ verft ant niet ovclgenoech ingeften kan-ivor'^'^"'''^'^^^*-
den, zo moet men dmr (lilhoudcn ^ en dc oenen-, die volgen
niet onder fieken , rnaar zich van overtollige ar beit afhouden,
DE drie voorgaande regelen wijfen ^^d'ordening aan, cn^^^''''''*-
geven daar af verklaring : maar defe toont wanneer zy
gantfchclyk nootlakclyk, en w^anner zy alleenlyk nut is : want
al'tgecn, het welk in die reeks , daar door men van^ 't op- ^ ,
fichrige tot iets dat s volftrekt is , of weer recht anders , moet 1 S??óSr«^
komen , een volmaakte trap maakt, moet nootfakelyk boven
alle de dingen , die volgen, onderfocht worden : maar indien.,
gelyk dikwijls gebeurt, veel dingen tot de felfde trap behoren,
zoisaltijt nodig hen alle in ordening te befichtigen. Wyzija
echter niet gedwongen zo naaren beftiptelyk op defe trappen
te merken: enfchoonwydcurgaans niet alle, maar alleenlyk
enige weinigen , of een alleen daar af klarelyk kennen , zo mo-
gen wy echter wyder voortgaan.
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
494 R E G U L E N vm de
En dcfe regel volgt nootfakelyk uit de redenen,tot de twee-
de bj^gcbracht. Men moetechter niet achten dat hy niet nieus
begrijpt om de gcleertheit voort te Tetten ^ fchoon het fchijnt
dathy ons allcenlyk van d'onderfoeking van enige dingen af-
weert , en geen waarheit verklaart : dewijl hy aan de leerlingen
niets anders leert , dan dat zy geen verloren arbeit zullen doen,
byna op gelijke wijfe , als de tweede. Maarhy toont aan de ge-
nen , die de zeven voorgaande regelen volmaaktelyk kennen ,
door welke middel zy in alle wetenfchappen fich in dier voegen
voldoen zullen , dat zy niets wijder begeren : want de gene,
die de voorgaande regelen naaukeurigly k omtrent de oploffing
van enige Iwarigheic onderhoud , en echter van defe bevolen
word ergens liaan te blijven , fal dan zekerlyk bekennen , dat
hy de gefoch te vvctenfchnp gantfchcly k door geen naeriligheit
Jkan vinden i cn dit niet door 't gebrek van vernuft ; maar om
dat de natuur van dezwarighcit fclve , of de menfchelijke ftaat
dit belet. En defe kennis is geen minder wetenfchap, dan de
gene , die de natuur van de zaak felve vertoont , en de geen, die
zijn nieusgierigheit wijder uitflrektc, zou fchijnen niet wel
by zijn finnen te wefcn.
Alle defe dingen zijn met een of twee voorbeelden tever-
a^Tf klaren. Indien, tot een voorbeelt , iemant, die fich in de Wis-
i^'oftVi» kunfl: alleen oeffent, die 'Mijn foekt, de welk men in de <^ Verre-
t\^^nud4t. gcfichtkunde de VVanfchaduwinge noemt, in de welk de ^ ge-
*kadiir>n' lijkwijdige ftralen in dier voegen gebroken worden , dat zy al-
4f4ua,, Ic , nadat zy gebroken zijn , malkander in een enig punt Inij-
den , zo fal hy , volgens de vijfde en zefte regelen, lichtelyk be-
merken , dat de bepaling van defe lijn , van die reden afhangt,
dc welk de hoeken der wanfchaduwing tot de raakhoeken hou-
den. Doch dewijl hy niet bequaam is om dit op te fpeuren , om
dat het niet tot de Wiskunfl, maar tot de Natuurkunde be-
hoort, zo fal hygcnootfaakt zijn hier op de drempel te blijven
flaan , en niets uitrichten , 't en zy hy defe kennis van de Wijs-
begerigen wil hooren , of van de ondervindinge ontlenen :
Want hy fou tegen de darde regel zondigen , en dcfe voorllcl-
ling is noch te lamen gefet , en opfichtig ; en in zijn plaats fal
gelegt worden dat men allcenlyk van dingen , die zuiver, cn-
kclten volürckt zijn, zekere ervarenthcit kan hebben. Hy
ial ook te vergeefs enige reden tuflchcn dusdanige hoeken , die
hy voor de zekerde van alle fal houden,ondcrfl:ellen: want dan
zou
O
Beftkrtng des Ver Jl mits, 49 y
zou hy niet langer de wanfchaduwige lijn zoeken , maar alleen-
lyk de gene , die de reden van zijn onderftelling zou voh^cn.
Doch indien iemant , niet in de Wiskunfl alleen geoefïenr ,
maar die, volgens d'eerfte regeUvan alle de dingen,die voorko-
men,de waarheit begeert te foeken,in de felfde Iwarighcit valt,
20 fal hy wijders bevinden dat de a reden tullchcn de ^ raakhoe ^ Tro^i^n»^
ken, en de hoeken der *=wanfchaduwing van hun verandering , ^,^^^7:"''' ''
wegens de verfcheidcnheitder'ï middelen,afhangt,cn weer dat ^-^"-uUiU^
defe verandering van de middel afhangt, volgens de welk de?ar.,/„r.
flraal deur 't geheel ^ deurfchijnige deurdringt , en dat de ken-
nis van dele sdeurdringingook ^ onderftelt de natuur van » dc numT""
verlichting te verftaan. Eindelyk datmen om de verlichting ."J J/^';'/,^*^^^^^
te verftaan weten moet wat in't algemeen ^ het natuurlijk ver- i
mogenis; welk lefte indefe gehele reeks mcell WoHtrckt is. [^'"y,,^^^^,,^
Dicshalven, nadat hy, door d'infieninge van zijn gecH: dit
klarelyk deurgcfien heeft , fal hy langs de Iclfde trappen , vol- InltmwIC'
gens de vijfde regel, weerkeren ; en nidien hy terltont op de
tweede trap de natuur der verlichtinge niet kan kennen, zo-
lal hy, volgens de zevende regel, alle d'andere natuurlijke
vermogens optellen , om te fien of hy ten minilen door navol-
ging , ^ van 't welk hier na gefproken fal worden , ook defe
kan verftaan. En na dat hy dit gedaan heeft, fal hy zoeken:
hoe de ftraal deur 't geheel deurfchijnige dringt , en dus by or-
dening d'andere dingen vervolgen, tot dat hy aan de „ wanlcha- " ^nacUjii^
duwige lijn gekomen zal zijn ; en hoewel de felfde tot noch toe
te vergeefs van velen gefocht is , zo (ie ik echter niets , dat ie-
mant , onfe onderwijsmiddel volkomcntlyk gebruikende, van
des felfs klare kennis kan verhinderen.
Maar laat ons het voortrcffelijkfte van alle voorbeelden by
brengen. Indien iemant iich voorftelt allede waarheden , toe
welker kennis de mcnfchelijkc reden bequaam is , t'ondcrfoe-
ken; 'twelk, gelyk my dunkt , van alle degene , die ernftig-
lyknaar een goed oordeel trachten, eens m't leven gedaaa
moet worden : zo ial hy warelyk , door de gcgevene regelen,
bevinden dat men niets eerder kan kennen, dan 't Verftant ;
dewijl hier af de kennis van alle d'andere dingen afhangt; en
niet het tegendeel. Voorts , hy , alle die dingen , die naaft aan
de kennis van't zuiver verftant volgen , deuriien hebbende , fal
onder d'andere dingen alle d'andere werktuigen van te ken-
nen, die wybehalven. het verftant hebben, optellen ; dc wei-
ka
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
49^ R E G U L E N van de
ke niet meer dan twee zijn, te weten d'Inbeelding, en de Ge-
voeling. Hy fal dan alle naarftigheit aanwenden in de drie
middelen, of wijfen om te kennen t'onderlcheiden,en t'onder-
foekcn , en , fiendedat eigentlykde waarheit of valfcheitniet
dan in 't verrtant alleen kan welen , doch dat zy alleenlyk van
de twee anderen dikwijls haar oorfprong heeft , naarftiglyk op
alle die dingen merken, van dewelke hy bedrogen kan worden,
om zich daar af te wachten , en naaukeuriglyk alle de middelen
op tellen,die aan de menfchcn tot dc fckere waarheit open zijn,
om haar te volgen. Want zy zijn niet zo veel , of hy fal hen al-
le lichtelyk , en door genoechfame optelling vinden, en't welk
aan d 'onervarenen wondcrlyk en ongclooffelyk fal fchijnen,zo
haaftals hy ontrent dc bcfondere voorwerpen die kennillen
de wclkcallcenlyk de gcheugenis vervullen of vercieren , van
degenen heeft ondcricheidcn, om de welken iemant geleer-
der gefcgt moet worden , 't welk hy ook lichtelyk fal verkrij-
gen, en hy lal gevoelen by zich felven dat hy voortaan nergens
in onkundig is door gebrek van vernuft , of van kunil , en dat
een ander niets kan v/cten , tot het welk hy ook niet bequaani
is,zohy flcchs, gelyk billyk is , zijn geeft daar op toepait. En
hoewel hem dikwijls vele dingen voorgeftelt konnen worden ,
in welker zoeking hy door defe regel belet fal worden, zofil
hyechtcr, dewijl hy klarelyk fal bevatten dat defe felfJe din-
gen alle bevatting van menfchelyk vernuft overtreffen , zich
daarom niet onkundiger achten j maar, indien hy billyk is, dit
fclfde, dathy wectdatdegcfochte zaak van niemant geweten
lian worden, lal zijn nieusgierigheitovcrvlocdiglyk voldoen.
Doch op dat wy niet altijt onleker zouden wefen wat de Geeft
vermag, en niet qualyk en te vergeefs arbeiden , eer wy ons
toeruiten tot de dingen int bcfonder te kennen , zo moeten wy
eens in 't-lcven neerlliglyk onderfocht hebben, tot welke ken-
nillen de mcnfchelijke reden bequaara is. En op dat dit te be-
ier zou gcfchieden , zo moet men uit de dingen, die even licht
zijn, altijtdegene, die de nutftegevondenVorden, d'eerftcn
zoeken : vermits defe onderwijsmiddel de genen van de hant-
werkskunftca navolgt , de welke niet dc hulp van andere be-
hoeven , maar fel ve leren hoe haar Werktuigen gemaakt moe-
ten worden. Want indien iemant van hen , tot een voorbeelt ,
het fmits-ambacht , wilde plegen ., en gantfchelyk geen gcrcct-
ichap had, zo zou hy in't begin gcnootiaakt zijn een harde
ileen,
Befliering des Verflants. ^^j
Heen , of enig ruwe klomp yzer tot ambeelt te gebruiken , een
ileen in plaats van een hamer te nemen, hout tot tangen bc-
quaam te maken, en andere diergelijke dingen tot de noot tc
famen te halen j Cn hy , defe dingen toegeftelt hebbende , zou
niet terflont pogen zwaarden, of helmen, of iets van die din-
gen, dewelke vanyzer gemaakt worden, tot gebruik der an-
deren te fmeden ; maar voor eerft en voor al hamers , ambeelt,
tangen en d'andere dingen , die voor hem felf nut zijn , tema-
ken. Door dit voorbeelt worden wygeleert, datwy, dewijl
wy in defe bcginfelen niets anders, dan enige ruwe en onbe-
fchaafde onderwijfingen , en die eerder in onlegeeften ingeko-
men , dan door kunft verkregen fchijncn , konnen vinden, niet
terftont moeten pogen door hun behulp de gefchillen der
Wijsbegerigen te beilechten , of de knopen der Wiskundigen
op te lollen : maar dat wy hen eerfl: moeten gebruiken tot alle
andere dingen , die tot het ondcrlbek der waarheit nootfakelij-
ker zijn, met de grootde vlijt t'onderfoeken 5 voornamelyk
dewijl 'er geen reden is , om de welke het zwaarder fchijnt defe
felfde dingen te vinden, dan enigen van die vraagftukken de
welke gemenelyk in dc''» Meetkunft , of in de ''Natuurkunde,
cn ind'andere ckunften voorgeftelt plegen te worden. li'S^imM,
Maar hier kan niets nutter onderlbcht worden , dan wat de
mcnfchelijke kennis zy,en hoe verre zy iïch uitftrekt: en dies-^^ ^^i'»"'»»
hal ven bevatten wy dit felfde nu met een enige vraag, die men,
gelyk wy meinen, volgens de regelen , tc voren gegeven, eerll
van alle moet onderfoeken , en dat van een yder , die de waar-
heit flechs een weinig beminnen , eens in 't leven gedaan moet
worden : om dat in ^ d'opfpeuring daar af de ware ^ werktuigen e invtii,i*.
van te weten,en de gehele g onderwijsmiddel is begrepen. Maar f"}^,y?^^„,,^
daar is , gelyk my dunkt , niet wanfchikkelijker , dan van de m.
verborgenthcden dernatuur , van de kracht der hemelen over^
defe bencdenfte delen , van de voorfcgging der toekomende
dingen , en van diergelijken ftoutelyk tc twillredcnen, gelyk h Dinuuire,
vele doen, fonder egter oit onderfogt te hebben of de mcnfche-
lijke 'reden bcquaam is om defe dingen tc vinden. De ^ palen ' ^^'^f'»*
van dat ' vernuft te bepalen , 't welk wy in ons felvegevoelenn /t^^mll.
moet ook geen zware en ongemakkelijke zaak fchijncn ; dewijl
wy dikwijls nietfchrom en ook van die dingen, de welke buiten
ons , cn zeer vreemt van ons zijn , t'oordeelcn. Alle de dingen ^xwvmvfrfi.
in dit n' J^checlal begrepen, met de " denkin tc willen bc vatten,
O .. • " Co'itctH,
Xvl l IS
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
49S R E G U L E N 1/^;^
is ook geen onmeetelyk werk ; op dat wy bekennen hoe de bc.
Ibndcre dingen 't onderfoek van onfe geefl onderworpen zijn :
want daar kan niets zo veelvoudig, of zoverftrooit welen,
'twelk niet door defe optelling, vande welke wy gehandelt
hebben , in zekere palen omfchreven , en in enige hooftdeelcn
gefchikt kan worden. En op dat dit aan ons zou blij ken, zo Tul-
len wy in de voorgeflelde zaak eerftelyk het geen , dat daar toe
behoort, intweeleeden delen: want het behoort of tot ons,
die tot kenniflen bequaam zijn, of tot de dingen relven,die men
kennen kan , toegepaft te worden j welke twee dingen wy af-
fcheidelyk onderfoeken.
En zeker , wy bemerken in ons dat het verftant alleen tot de
wetcnfchap bequaam is, maar defe wetenfchapkan van drie an-
dere vermogens, namelyk van d'Inbeelding , vandeGevoe-
ling, en vande Geheugenis geholpen of belet worden. Wy
moeten dieshal ven in ordening befien , wat fchade yder van de-
fe vermogens kan docn,om ons daar af te wachten; of wat voor-
deel zy konnen aanbrengen , op dat wy alle hare macht daar
toe bededen. In defer voegen lal dit deel door een genoechfa-
me optelling onderfocht zijn , gelyk in de volgende voorftel-
linggetoont fal worden.
Men moet daar na tot de zaken felve komen, de welke al-
leenlyk aangemerkt moet worden , naar dat zy van 't verftant
geraakt worden. In defe zin delen wy hen in naturen, die meeft
enkclt en eenvoudig , en die te zamen gefet zijn. Onder d'en-
keldcn konnen geen anderen zijn , dan de genen , die of geellc-
lyk , oflighamclykzijn , of tot beide behoren. Eindclyk, on-
der de zamcngefetten bevind het verftant de fommigen zoda-
nig re zijn , eer het oordeelt iets daar af te bepalen , en anderen
zet het felf te zamen. Doch alle dele dingen zullen bredclijker
inde twaalfde voorftelling verklaart worden , daar men beto-
gen ial dat'er geen vallchcit kanvvcfen, dan indelelefte, die
van'tverilant te zamen gefet worden, de welke wy dieshal-
vcn noch in de genen onderfchciden , die van d'enkelfte natu-
ren,en die door zich bekent zijn, afgeleid worden, van de welke
wy in'c geheel volgende bock zullen handelen, en inde zodani-
gcn , de welke ook andere voorondcrftellen , die wy bevinden,
Indcrdaatte zamen gelet te zijn: enwy Ichikkenhet geheel
darde boek tot dcfcn te verklaren.
Voorts, in defe gehele verhandeling zullen wy pogen alle de
wegen.
Beftiering des Verjlmts, ■ 499
wegen , die voor de menfchen tot de kennis der waarheit open
flaan , zo naaukcurigly k te volgen , en te tonen dat zy zo licht
zijn, dat de geen, die defe onderwijsmiddel volmaaktelyk ge-
leert heeft , hoewel hy flechs middelmatig van vernuft is , ech-
ter zien fld dat'er geen meer voor hem, dan voor d'andcren , af-
floten zijn, en dat hy nergens onkundig is door gebrek van ver-
nuft , of van kunft j maar dat hy , t'elkens als hy zijn geeft tot
de kennis van enig ding fal tocpallen, hetfelfdegantfchelyk llil
vinden , of immers bemerken dat het van enige ervarenifle af-
hangt , die niet in zijn vermogen is. Hy fal dicshalven zijn ver-
nuft niet befchuldigen , hoewel hy gedwongen word daar ftil
te blijven ftaanj ofhy fal eindelyk betogen dat de gefochtezaak
alle bevatting van't menfchelyk vernuft overtreft, en dics-
halven fich daarom niet onkundiger achten ; omdat hetgeen
minder wetenfchap is dit felfdc , als alle andere dingen . te ken-
nen.
NEGENDE REGEL.
Mén met de (cherpheït vm het vernuft gantfchelijk tot dege-
ringfle en gemMeltjkfte dingen keren ^ en daarin zo lange blij-
'ven , tot dat men ge-went word de waarheit onder fcheidelyk en
klarelyk t*aan [chowwen,
NA dat wy de twee « Werktuigen van ons verftant , ^ d'in- a oi^^crath,
fiening en afleiding , de welke men alleen , gely k wy ge- J*,'/;.,,-,,^
zegt hebben , moet gebruiken , om de ^ wetenlchappen te'le. c oa-.'.nif,^
ren, verklaart hebben , zozullen wy indefe, en inde volgen-
de evoorftelling verklaren door welke naarftigheit wy be- s '^'^''f"/' '^.
quaam gemaakt konnen worden tot hen te gebruiken, en te
gelyk de twee voornaamfte ^ vermogens van s't vernuft , iQ^^-^cuhatet^
weten de klaarheit , met de • bcfondcre dingen onderlcheide- h 'vïr}faZ\-
lyk ^ in te zien , en de ' fchranderheit , met het een van het an-
der af te leiden , t'oeffenen. k'/Srï
En ook hoe wy "d'infiening desgeefts moeten gebruiken ,
kennen wy fclfs uit de vergelijking der ogen : want de geen, die '^^lnti^^u^'
met eenfelfde infiening vele "voorwerpen te gelyk wil aan- ^"'J^"!*^^
fchouwcn , ziet geen van henondcrfcheidclyk. Dcsgelyks ,de °
geen , die gewent is met een enig p bedrijf van denking op veel s>^n-M «.
dingen te (rclvk te merken , is verwart van m vernuft : maar die f";"'^""»
werklieden , de welke ni klcme werkjes bclich zij n , en lich ge-
il r r 2 wennen
500 R E G U L E N de
i^dfi of«- wennen de ^fcherpigheit der ogen tot de befondere punten
naardiglyk teftieren, krijgen door gebruik de bequaamheic
van de dingen , hoe klein en hoe fijn zy ook zijn , volmaakte-
lyk c'onderfcheidcn. In defer voegen worden oak de gene
LlT^^'*'"'' ^ ^t^wi'^ichtig, die noit door verfcheide voorwerpen tegelijk
< cij/ufia, hun ^ dcnkmg afwenden , maar haar altijt geheel befich houden
'^""^'"'"'* metd'enkelftcen ookdegemakkelykfte dingen t'aanmcrken.
Maar 't is nu een gemeen gebrek onder de menfchen , dat de
dingeii , die zwaar zijn , ook de fchoonfte fchijnen : en daar zijn
vele, die achten dat zy niets weten, als zy de klare en eenvoudi-
ge oorfaak van enig ding zien, de welke ondertuflchen over fc-
Icerehogeen van verre gehaalde redenen der Wijsbegerigen
verwondert zijn , hoewel defelfde deurgaans op grontveftcn
ftcuncn, die noit genoech van iemant deurgefien zijn; zeker
zy zijn niet al te wel by hun finnen , die de duifternifiTen liever
hebben dan het licht. En men heeft aan te merken dat de ge-
nen, die warelyk weten, met even grote lichtigheit de waar-
heit onderkennen, het zy dat zy haar uit een enkelt en eenvou-
dig, of uit een duifter onderwerp uitgehaalt hebben: want
zy begrijpen yderdaar af meteen gelijkvormige, enige en on-
dcrfcheide bedrijf, nadatzy eens tot haar zijn gekomen. Maar
de gehele verfcheidenheit bcftaat in de weg , de welk zekerlyk
langer moet wefen , zozy totde waarheit leid, die verder van
d'ecrile en volftrekftc beginfeknafis.
Zy moeten dieshal ven zich alle gewennen zo weinig dingen
tegelyk, en die zo enkelt zijn , met hun denking t'omhellen,
datzy noitmeincn iets te weten, 't welk zy niet even zo onder-
fchcidelyk als dit infien, 't welk zy op't onderfeheidelijkftc van
alle kennen. Hier toe worden enigen veel bcquamer, dan an-
deren geboren : maarde vernuften konnen ook door kunften
ondervinding hier toe veel bequamer gemaakt worden : en
daar is een ding, 'twelk, gclyk my duiikt , hier voornamclyk
vermaant moet worden, te weten, dat yderaan fich zelf dient
t'overrcden , dat men de wetenfchappen , hoe duifter zy ook
mogen wefen, niet van dcgrootfteen duiftcredingcn , maar
van de lichfte , en van de gene , die meer voorkomen , moet af-
leiden.
Want indien ik , tot een voorbeelt , wil onderfoeken of enig
naturelyk Vermogen in een fclfdc ogenblik tot een afgelegen
plaats, en deur 't geheel midden zou konnen deur gaan, zo
keer
Be fl tering des Verjlants, j^'f
keer ik tcrftont niet mijn geeft: tot de kracht vandc xcilfteen,
of tot d'invloejingen der Itarren, ja ook niet tot de gefwintheit
der Itralen van 't licht, om t'onderfocken of milFchien zoda-
nigedoeningenin een ogenblik gcfchieden ; want ik zou die
zwarelijker, dan 't geen, dat men zoekt, konnen bcwijfen:
maar ik neem eerder mijn toekeer tot de plaatfelijke bewegint^
derlighamen, om dat 'er in dit geheel geüacht niets gevoel,
baarder kan wefen , en ik aanmerk dat een Heen niet in een o-
genblik uit d'een tot d'ander plaats kan geraken,om dat hy een
lighaam isj maar dat een gelyk vermogen met het geen, 't welk
de ft:een beweegt , niet anders , dan in een ogenblik , mcêge-
deeltword, zo het bloot van het een tot het ander onderwerp
geraakt. Tot een voorbeelt, indien ik't einde van een Hok, hoe
lang hy ook is, beweeg, zo bevat ik lichtclyk dat het vermo-
gen, door't welk dat deel van de ft:ok bewogen word , ook
nootfakelijk alle zijn andere delen moet bewegen ; om dat het
dan bloot en alleen meêgedeelt word , en niet in enig lighaam^
is, gelyk inde fleen , van de welk het ge voert wo-rd.
Desgelyks, indien ik op gelijke wijfe bekenne hoe van een
en de zelfde enkeldc oorfaak flrijdige uitwerkingen te gelyk
voortgebracht konnen worden , zo lal ik niet den Geneesmee-
flers hun geneesmiddel afleenen, die enige vochtigheden uit-
drijven » en d'andere behouden ; ik fal niet van de Maan gifTea
datzy door haar licht warm maakt, en door een verborgen
hoedanigheit weer kout maakt, maar ik fal eerderde fchaal
aanfchouwen in de welke het felfde gewicht in een en de felf-
de ogenblik het een bekken opheft , terwijl het d ander neen-
drukt, cn diergelijke dingen.
TIENDE REGEL..
Het vernuft , om fchrmder te -worden moet ztch oeffcnen in die
dingen te zoeken^ die air eê van andere z^ij?^ gevonden ^ cnrnet
ziekere onderwijsmiddel^ ook alle de lichjle' kunjlen der men-
fchen det^r lopen , maar voornamelyk de genen , die ordening
verklaren of onder fiellen^
IK beken dat ik met zodanigcnaart ben geboren, dat ik altijt
het grootft:e vermaak der ^oefFening gelleltheb , niet inde ai'/w^»*;
redenen der anderen te horen , maar in hen door eigen fchran-
Krr 3 derheit
502 R E G U L E N vm de
^ derheit te vinden. En toen dit enige my , noch een Jongeling
zijnde, tot de wetenfchappen te leren aangelokt had , zobe-
tiitdM. proefde ik , als enig boek op het ^ voorhooft een nieuwe vond
beloofde, ofik millchien , door zekere ingeboren ^fchrander-
heit , eer ik voort las , iets diergelyk zou konnen bekomen ;
en ik wachtte my wel dat iemant my niet van dit onfchadelyk
vermaak zou beroven. Dit gelukte zo dikwijls , dat ik einde-
lyk bemerkte dat ik voortaan niet , gelyk gemenelyk veel an-
deren, door onfckcrc en blinde onderfoekingen , eerder door
hulp van'c geval , dan van de kunft , tot de waarheit der dingen
zou geraken ; maar dat ik zekere regelen , die niet weinig hier
tocbehulpfaam zijn, door lange ervarentheit geleert had , de
welke ik daar na gebruikt heb om meerder uit te vinden. Ia
c jiicihodui. defer voegen heb ik dcfc gehele onderwijsmiddel naarftiglyk
geocfFent , en aan my vrocdgcmaakt , dat ik van 't begin af de
nutlle van alle middelen in 't oefFenen gebruikt heb.
d lugai^: Maar dewijl de'* vernuften van alle menfchen niet van natu-
ren genegen zijn tot de dingen door hun eigen beleit t'onder-
tireföfitio. foeken , zo wijlldefC^ voorltellingaan ,dat men zich niet in de
zwaarflcen kommerlijkfte zaken moet befich houden, maar
eerft de lichtfte en eenvoudigfte kunften onderfoeken , en
voornamclyk degenen, inde welke d'ordening meeft plaats
heeft , gelyk die vand'ambachtslieden zijn , de welke lijnwaat
of tapijten weven , of die van de vrouwen, die met de naait bor-
duren, of draden in't gcweeffel,op oneindige vvijfcn verandert,
deurfchietcn , gelyk ook alle fpelcn der getallen , en alles , dat
tot de Rekenkunll behoort , en diergelijke dingen , de welke
alle het vernuft grotelyks oeffenen, zowy hun vinding niet
van anderen, maar van ons zei ven ontlenen. Want dewijl niets
in hen verborgen blijft, enzy alle naar de bevattintr van de
menfchelijke kennis gcfchikt worden , zo vertonen zy zeer on-
derfchcidclyk aan ons ontelbare ordeningen, die alle onder
malkander verfcheiden , en echter geregelt zijn , en in defe wel
enbehoorlyk waar te nemen bellaat de menfchelijke fchran-
derheic.
En dicshalven hebben wy vermaant dat men hen door een
onderwijsmiddel moet zoeken , die gcmcnclyk in defe geringe
dingen niets anders is , dan een beltandigc waarnemingVan or-
dening, dieofindezaakfelvcbefbaat, of fcherpfinniglyk be-
dacht cn uitgevonden is : gelyk , indien wy enig gcfchrift , on-
Bejlterbtg des Verfiants. 50 }
der onbekende letteren verborgen, willen lezen , zo blijkt hier
wel i^een ordening^ maar echter flellcn vvy enige toe, zo om al-
Ie vooroordeclcn, die men ontrent de befondere merktekenen,
of woorden, of zinfpreuken kan hebben, t^ondcrfoeken,als ook
ook om hen in dier voegen te fchikken , dat wy door optelling
kennen alles wat van hen afgeleid kan worden. Maar men moet
voornamelyktoefiendat wy in diergelijke dingen by geval en
zonder kunft te ramen , de tijt niet verflijten : want hoewel zy
dikwijls zonder kunft , en van de gelukkigen fomtijts vaardig,
lijker by geval , dan door onderwijsmiddel en beleit gevonden
konnen worden, zo maken zy echter het licht des vernufts
flomp , en gewennen het tot zo kinderlijke en nietige dingen ,
dat het daar na fich altijt aan de buitenvlakte vergapen , en niet
naar binnen zou konnen deurdringen : maar wy moten onder-
tuflchen wel toeficn , dat wy niet ni de doling der gencr vallen,
die hun denking allccnlyk in d'crnfligc cn hoge dingen beiich
houden , van de welke zy , na langen arbeit , niets anders , daii
een verwarde wetenfchap verkrijgen , terwijl zy naar een die-
pe trachten. Wy moeten dan eerdely k in defc lichter wcten-
fchappen geoeffent worden, maar met een onderwijsmiddel
en beleit , op dat wy ons zouden gewennen altijt langs openba-
re en bekende wegen , alsfpeclende, tot d'innerlijkfle waar-
heit der dingen deur te dringen : Want op defevvijfe zullen wy
namaals, en met'er tijt allengs gevoelen dat wy , bovenalle
hoop, binnen korte njt, ook met gelijke gemakkelykheit ,
veel voorllellingen , die zeer zwaar en ingewikkelt fchijncn ,
uit klaarblijkelijke bcginiclen konnen afleiden..
Eni^^en zullen fich miflchicn hier over verwonderen, dat wy
in defe plaats , daar wy onderfoeken door welke middel wy be-
quamer gemaakt worden tot de waarheden, d'een van d'ander,
af te leiden , alle leerregels en onderwijfingen der Redenkave-
laars achterlaten , doordewelkenzy meinen de menfchelijkc
reden te beiliercn,als zy zekere vormen omfc t'ondcrfchciden,
voorfchrijvcn , de welken zo nootfiikelyk bcfl uiten , dat de re-
den, op hen fteunende,fchoon zy enigfins van de klare en naau-
keurige aanmerking van haar inbrenging afwijkt, echter on-
dertuüchen iets zeker , uit kracht van de vorm , kan befluiten :
Want wy bemerken dat de waarheit dikwijls defe banden ont-
fnapt 5 terwijl de genen , die hen gebruikt hebben , daar in ver-
flrikt en verwart blijven,'c welk niet zo dikv/ijls aan d'andereu
gebeurt :
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
5 04- R E G U L E N VAttdé
gebeurt ; en wy bevinden dat niemant de fcherpdnnigfte vcr-
Itrikkingenooit fal gebruiken, maar dat de tvviftgierige ge-
woon zijn te bedriegen.
Laat ons dieshalven , ons hier voornamelyk wachtende dat
wy de reden niet afzeggen terwijl wy de waarheit van enig
ding onderfocken, defe vormen, als tegen ons ooggemerk ftrij-
dig , verwerpen , en liever alle behiilpfelen deurlbeken , door
de welke onie denking aandachtig word gehouden ^ gelykwy
in 't gevolg zullen tonen. En op dat noch klarelijker zou blij-
ken datdcle kunft van te redeneren gantfchelyk tot dekennis
der waarheit niet vorderlyk is , zo ftaat aan te merken , dat zy
geen fluitreden van de redenkaveling , die de waarheit befluit ,
door kun-fl: konncn vormen , zo zy niet te voren de ftofFe daar
afgehad hebben , dat is , zo zy de Iclfdc waarheit , die daar van
afgeleid word , niet alrec te voren gckcnt hebben. Hier uit
blijkt dan dat zy fel ven uit zodanigeVorm niets, dat nieu is, be-
vatten,cn dat dieshalven de gemene redenkaveling voor dege-
nen, die de waarheit der dingen willen opfpeuren, gantfchelyk
onnut is, en dat zy alleenlyk fomtijts vorderlyk kan wefen, om
de redenen, die alrec bekent zijn , aan anderen lichtelijker te
verklaren, cndat men om defe oorfaak haar van de Wijsbe-
geerte tot de Redcnrijkkunft moet overvoeren.
ELFDE REGEL.
leJfi4'i"c^^ ^^^>/W^^^7^ eenvoudige voor ft ellingert h ingezien
c hebben , zo is het nut, indien wy uit hen iets anders befluit en ^ hen
Ittnn»^!'' geduriglyky en zonder afgebroke beiveging van denking te deur-
tS.'''** /ö/'f hun ^ d' onderlinge opzichten fovenvegen , en veel dingen
{ jn'lmHm ^^g^h^ > '^^^^ wogclyk is , onderjcheidelyk te bevatten:
'v*'*^* 5^^^/ in dezer voegen word onze kermis veel zekerder, en de ^ be^
vatteljkheit van ons ^ vernuft veel groter,
Hier is gelcgenthcit van klarelijker het geen te verklaren,
't welk te voren, in de darde en zevende Regel, van d'in-
fiening des gcclh gefcgt is , om dat wy haar in d'een plaats te-
gen d'aflciding geilek hebben , cn in d'andcrc alleenlyk tegen
d'optclling , de welken wy bepaalt hebben een invoering , 'uit
veel en afgcfchcide dingen te zamcn gebracht , te wefen : maar
wy hebben daar gefegt datd'cnkeldc afleiding van een enige
zaak uit d'anderc doorinficninggcfchied.
Men
Beftierhig des Verft ants, 505
Men heeft dit dus moeten doen 5 om dat tot d'infiening van
de geelt twee dingen vercifcht worden \ te weten , dat de voor-
telling klarclyk en onderfcheidelyk , en daar na ook, datzy
te gelyk , en niet achtervolgclyk verftaan word. Maar d'aflei-
dingjzo wy daar mee willen doen, gelyk in de darde Regel ver-
toont word , fchijnt niet geheel te gelyk te gclchicden , maar
wikkelt zekere beweging van ons vernuft in , 't welk het cen#
uit het ander befluit. Wy hebben dieshalvcn haar in die plaats
met recht van d'infiening onderfcheiden. Maar indien wy , ge-
lyk alreê gcfchied is , op de felfde merken, gelyk in het gefeidc
op de Regel, zo wijfl: zy niet langer enige beweging aan , maar
een uiteinde van beweging j en dieshal ven onderftcllen wy dat
zy door infiening gelicn word , als zy enkclt en klaarblijkelyk
is: maar niet als zy veelvoudig en ingcwikkelt is , aan de wel-
ken wy de naam van optelling, of opnoeming hebben gegeven,
om dat zy dan niet te zamcn , en te gelyk van't verdant begre-
pen kan worden , maar haar zeckerheit cniglins van de geheu-
genis afhangt , in de welke men d'oordeelen van de befondere
opgetelde delen moet onthouden 5 op dat uit alle defe een eni-
ge befloten zou worden.
Alle defe dingen moeften tot verklaring van defe Regel on-
derfcheiden worden. Want na dat de negende Regel alleen-
lyk van d'infiening des geefts heeft gehandelt , en de tiende
van a d'opnoeming alleen defe dingen verklaart , hoe defe twee ^'«'>»mi-
b werkingen malkander helpen , en in dier voegen volkomen b op^rari..
maken , dat zy tot een enige werking zaraen groejcn , te weten
door zekere ^ beweging van denking , die de befondere dingen c mouu :ogi.
*^aandachtelyk infiet , en te selyk tot d'andercn overvoert.
Wywijfenvan defe zaak een tweevoudige nuttigheit aan,
namclyk tot het befluit , omtrent het welk wy befich zijn , zc-
kerlyker te kennen , en tot het vernuft van d'andere dingen te
vinden bequamcrte maken: om dat de gcheugcnis, van de
welke , gelyk gefegt is , de zekerheit der bclluiten afhangen ,
die meer dingen behelfcn , dan wy met een infiening kennen
bevatten, door defe verknochte en herhaalde beweging van
denking herroepen en verllerkt moet worden , dewijl zy mif-
fcn kan , en zwak is : gelyk , indien ik door veel werkingen be-
ken , ecrftclyk hoedanig de hebbelijkhcit tuüchen d'ecrfle en
tweede grootheden , daar na tuflchen de tweede en darde , wij-
ders tullchcn dc darde en vierde , cn cindclyk tullchen de vier-
S ff dc
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
5o> R E G U L E N de
de cn vijfde is, ik echter daarom niet hoedanig zy tuflchcn
d'eerfte cn vijfde is , en haar niet van het geen, dat alreê bekent
is, kan afleiden, zo ik niet aan hen alle gedenk. Dieshal ven is
aan my nootfakelyk dat ik hen door een herhaalde denking
deurloop, tot dat ik van d'eerfte tot de leflezo gefwindelyk
deurga , dat ik , byna zonder enige deelen van de gehcugenis o-
rer te behouden , de gehele zaak te gelyk fchijn in te zien.
Yder ziet wel dat door defe middelde traagheitvan 't ver-
nuft word verbetert , en dat ook des felfs bevatting vergroot
word. Maar hier en boven ftaat t'aanmerken , dat degrootfte
nuttigheit van defe regel hier in beftaat , dat wy , met d'onder-
lingcafhangelijkheitderenkelde voorftellingen t'overwegen,
de gewoonte en 't gebruik krijgen van 't fchichtiglyk t'onder-
fcheidcn wat meer of min opfichtig is , en met hoe veel trappen
het tot het volftrekte gebracht word. Tot een voorbeelt , in-
dien ik enige grootheden, die geduriglyk evenredig zijn,deur-
loop, zo overweeg ik alle dele dingen ; te weten , ik erken met
gelijke bevatting, en niet met meer of min gemak, de heb-
belijkheit tuflchen d'eerfte en tweede, de tweede en darde,
de darde en vierde, enz. Maar ik kan niet zo lichtelyk be-
grijpen hoedanig d'afhangelykheit der tweede vand'eerfteen
darde te gelyk is, en noch veel fwarclijker der tweede van
d'eerfte en vierden, en zo voorts. Uit defe dingen beken ik daar
na , om welke oorfaak ik, als allecniyk d'eerfteen tweedege-
geven is , lichtelyk de darde en vierde, enz. kan vinden ; te we-
ten om dat dit door befondere en onderfcheide bevattingen ge-
fchied. Maar indien alleenlyk d'eerfte cn darde gegeven zijn ,
zo lal ik niet zo lichtelyk de middelfte kennen , om dat dit niet
kan gefchiedcn dan door een bevatting, die twee der ecrftcn
gelijkelyk influit. Indien d'eerfte en vierde alleen zijn ge-
geven , fal ik noch zwarelijker de twee middelften konnen
infien , om dat defe drie bevattingen hier in dier voegen te ge-
lyk ingewikkelt zijn, dat het vervolgens noch zwaarder zou
fchijncn uit d'eerfte en vijfde de drie middelften te vinden.
Maar daar is een andere reden, waarom het anders gebeurt : om
dat, fchoon hier vier bevattingen te zamen gevoegt zijn, zy
echter gefchtiden konnen worden ; dewijl vier door een ander
getal gedeelt word : in voegen dat ik de darde alleen uit d'cer-
itc en vijfde , enda:\rnade tweede uit d'eerfte en darde, enz.
kan zoeken. De geen dan , die zich gewent heeft defe en dier-
Befiier'mg des Ver fl mts, yo/
gelijke dingen't overwegen, Tal tcrftont, als hy een nicu vraag-
flukonderlbekt, bekennen wat daar in de zwarigheit maakt,
en welke d'eenvoudigfte middel van alle is j 't welk het groot-
fle behulp tot de kennis der waarheit geeft.
TWAALFDE REGEL.
Wy moeten dm die de * behulpfaamheden vm ^ V verbant , van J j?^
c d' inbeelding , vm de ^ gcvocling^ en van de ^ geheugenisge- '=i^*'*gi"*'
kruiken , zoom^ denkelde voor jie Hingen onder fcheidel^k tn te Senfu^^
zien , als om het gezochte met het geen , dat bekent is , behoor- \ rrl'^ul*
lijk te vergelijken i op datze bekent zouden voorden ^ en ook om""''^'"*^'*'"
die dingen te vhiden , de welken in dier voegen te zamcn ver^
geleken moeten worden , dat 'cr niets van de me?2'fchelijke
fcbr ander heit nagelaten worde.
DEfe Regel maakt een befluit van alle de dingen , die hier
voren gefcgt zijn , en onderwijfl in't algemeen die za-
ken , de welke in't befonder op defe wijfe verklaart zullen
moeten worden.
Tot de kennis der dingen moeten alleenlyk twee dingen aan-
femerkt worden; te weten wy felven , die kennen, enüeza-
en zelve die te kennen zijn.In ons zijn niet meer dan vier Ver-
mogens, de welken wy hier toe konncn gebruiken, namelylc
het Verftant , d'Inbeelding, de Gevocling, de Geheugenis.
Het verftant alleen is bequaam om de waarheden te bevatten ;
'twelk echter van d'inbeelding, gevocling, en geheugenis
geholpen moet worden , om miftchien niets , dat in onfe naar-
lligheit beftaat , achter te laten. Wat de zaken aangaat, 't is
genoech dat wydrie dingen daar af onderfoeken , te weten,
eerftclyk hetgeen, dat van zelfs voorkomt , daar na hoe't een
uit het ander gekent word , en cindely k welke d'een van d'an-
der afgeleid worden. Defe opnoeming fchijntmy volkomen
tezijn, en gantichclyk niets achter te laten , totdcwelkede
menfchelijke fchranderheit uitgcftrekt kan worden.
Ik dan, my tot het eerfte keerende, zou gaarne in defe plaats
willen verklaren wat de geeft van de menich is , wat het lig-
haam is , hoe het lefte van d'eerfte ingevormt word, welke ver-
mogens in het geheel famcngezctte zijn , dienende om de din-
S ff 2 gen
5o8 R E G U L E N -Jm de
gen tc kennen , cn wat de befondere dingen doen , zo defc geeft
my niet al t'cng , en te bepaalt fcheen , tot alle de dingen te be-
vatten , die voor af moeten gaan , eerde waarheit defer dingen
allen zou konnen blijken: want ik begeer altijt in diervoegen
tefchrijvenjdatiknietsvandedingen verfekcr, dewelke ge-
menelyk in gefchil bygebracht worden, 't en zy ik de felfde re-
den voor af laat gaan, diemy daartoe gebracht hebben, en
door de welken ik, gelykik acht, ook d'andcren kan over-
reden.
Maar dewijl dit niet kan wefen , zo fal ik my vernoegen met
20 kort,als my mogelyk fiil zijn,te verklaren welke middel van
dit alles , dat in ons is , tc bevatten , tot mijn ooggemerk meefl
nut is tot de dingen te kennen : en geloof niet,zo 't u belieft,dat
de zaak dus is. Maar wat belet ons dat wy niet de felfde onder-
flcllingen zouden volgen , indien blijkt dat zy niets van de
waarheit der dingen verminderen , maar dat zy alles veel klaar-
der maken ; niet anders dan men in de Meetkunfl: enige din-
gen van de hoegrootheit onderflelt, door de welke geenfins
de kracht der betogingen verfwakt word : hoewel men in de
N a t u u r k u n d e d i k w ij Is and ers van haar nat u u r ge v oei t.
Menheeftdan voor eerfl te bevatten, dat alle d'uitterlijke
zinnen , voor zo veel zy delen van 't lighaam zijn , hoewel wy
hen, doordoening, te weten door plaatfelijke beweging , tot
de voorwerpen toepafien , echter eigcntlyk door lijding alleen
gevoelen , even gelyk het was het beek van de zegel ontfangt.
Men moet niet achten dat dit nagelijkvormigheit gefegt werd,
maar hen op de felfde wijfc bevatten dat d'uittcrfijke gcftalte
van 't gevoelent lighaam zakelyk door 't voorwerp veran-
dert, gelyk die geftalte, de welke in de vlakte van 't was is,
door de zegel verandert. Dit moet niet allcenlyk tocgeftaan
worden als wy enig lighaam als geftalte hebbende , of als
hard, of als ruw, enz. aanraken j maar ook als wy door dc
aanraking hitte, koude, en diergelijke dingen gewaarwor-
den. Desgelijks moet men in d'andere zinnen achten , te
weten dat het ecrftednifter, 't welk in 't oog is , indefervoe-
gen de geftalte ontfangt , die van d'infchijning , met ver-
icheide verwen aangedaan , daar in gedrukt word , cn voor
eerft , dat de huit der oren , neusgaten , en tong , van 't voor-
werp ondeurgankelyk , dus een nieuwe geftalte van de klank
reuken fmaak ontleent.
Alle
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
\
Beftiermg des Vcrfimtts,
Alle defc dingen dus te bevatten is zeer dienflig; dewijl
niets lichter onder de finnen valt, dan de gcflalte; wantzy
word geraakt en gefien : en dat uit defe onderftelling niets
meer, datvalfchis, dan uit alle d'anderen volgt , word hier
uit betoogt, dat de bevatting van de gcftalte zo gemeen en
eenvoudig is , dat zy in alle gevoelbare ingewikkelt word : tot
een voorbeelt , onderftelt liet geen , dat gy begeert, verwc
tewefen; gy zult echter niet ontkennen dat zy uitgeftrckt is,
en by gevolg gellalte heeft. Wat ongemak zou 'er dan vol-
gen, zowy, ons wachtende van enig nieu wefend onnut'te-
lyk toe te laten, en lichtvaardiglyk te verdichten, wel niet
alles, dat aan d'anderen behaagt heeft , van de verwe ontken-
den, maar alleenlyk van al 'tander, dan van't geen, dat de
natuur van geftalte Iieeft , aftrokken, en dc vericheidenheic
begrepen , die tuflchen hec wit , blaau , root , enz. is , gclyk de-
fe , die tuüchendefe, of diergelijke gcflalten || | | | enz. is?
Men kan het zelfde van alle
d'anderen zeggen j dewijl zeker
is dat d'oncindigc menigte van
gcftaltcn genocch is om alle dc
verfcheidcnhedcn der zinnelijlce
dingen uit te drukken.
1'cn tweeden moet men be-
vatten dat, terwijl d*uitterlijke zin door het voorwerp word
bewogen , de gellalte , die hy ontfuigt , naar zeker ander
deel des lighaams , dat gemeenc Zin word genoemt, in de
felfde ogenblik , en zonder enige zakelijke overgang van enig
wefend van't een tot het ander gcvocrt word: gantfchelyk
op de felfde wijfedaar door ik, terwijl ik fchrijf, vcriladat
in de zelve ogenblik, daarin yder letter op 't papier uitge-
drukt word , niet alleenlyk het bcncdcnfte deel van de pen
word bewogen , maar dat 'er in defc pen niet de minde bewe-
ging kan zijn, zy moet ook in de gehele pen plaats hebben ,,
en dat alle defe verfcheidenheden van bewegingen ook vn^
zijn bovendeel in de lucht aangewefen word , hoewel ik niet
bevat dat 'er iets zakelyk van't een tot aan't ander uitterflc
deurgaat. Want wie fal achten dat 'er minder famenknoping
tuflchen de delen van't menfchelyk lighaam is, dan tuflchen
die van de pen ? en wat kan 'er eenvoudiger bedacht wor-
den, om dit uitte drukken?
S ff 3 Ten.
AA
^/
A
71
/
/
AL
/
/I/
/
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
5 1 0 R E G U L E N
Ten darden moet men bevatten , dat de gemeene Zin ook
de plaats van het zegel bediend, om de felfde geftalten, of denk-
beelden, zuiveren zonder lighamen van d'uitterlijke zinnen
koQiende, ind'Inbeelding, gelykinwas, te vormen: en dat
dcfe Inbeelding een ware deel des lighaams , en zo groot is , dat
vcrfcheidc van haar deelen veel geftalten , van malkander on-
dcrfcheiden , konnen aandoen , en hen langer plegen tebehou-
iMcr;orit. . en dan is zy de zclfdc , die Gcheugenisgenoemt word.
c^ZT''^' "^^^ vierden moet men bevatten dat de b bewegende kracht,
dTWiA".ofdc c zenuwen felven hun oorfprong van de harllenen aflei-
cSenf^ den, daarin^'d'inbceldineis , van de welken zy verfcheidelyk
iS0>!:i>cx' bewogen worden, gelyk de c gemene zni van ^d'uitterlijke zin,
g/tXc'«"- S^^ü^^ gehele pen doorzijn beneden deel : welk voorbeelt
ook toont hoe d'inbcelding d'oorfaak van veel bewegingen in
dezen uwen kan wcfen , welkersbeeldenzy echter niet infich
hMom, uitgedrukt heeft, maar enige anderen , uit de welken defeh be-
wegingen zouden konnen volgen : want de gehele pen word
niet in dier voegen , als het beneden deel , bewogen: ja hy
fchijnt , zo veel zijn grootfte deel aangaat , gantfchelyk door
een verfcheide en ftrijdigc beweging voort te gaan. Uit defe
dingen kan men verftaan hoe alle de bewegingen der andere
dieren konnen gefchieden, hoewel men in hen gantfchelyk
geen kennis der dingen , maar alleenlyk een inbeelding , die al-
iecnlyklighamelyk is, toelaat j gelijk ook hoe in ons felven al-
le die werkingen gefchieden, de welke wy, zonder enige bedie-
ning van reden , volbrengen.
Ten vijfden moet men eindelyk bevatten dat die kracht,
door de welke wy eigcntlyk de dingen kennen , zuiver geelle-
lykis, en niet minder van 't geheel lighaam verfcheiden , dan
het bloet van 't been , of de hant van 't oog , en datzy d'enige
is, die of de geftalten van degemencn zin , gefamentlyk met
d'inbeclding , ontfangt, of zich tot de genen , die indegeheu-
genis bewaart worden , toepafl:, of nieuwe geftalten vormt,
vandc welken d'inbeclding in dier voegen ingenomen word,
datzy dikwijlsgczamcntlyk niet genoech isomde denkbeel-
den van de gemene zin t'ontfangen , ofhentotde bewegende
kracht, naardc fchikking van 't bloot lighaam, over te voe-
ren. In alle welke dingen defe kennende kracht fomtijts lijd ,
en fomtijts werkt , en nu de zegclftempel , en dan het was na-
volgt j hetwelk echter hier alleenlyk door gelykvormigheit
genomen
Bejlteringdes Vcrjlants.
genomen moet wordeniwant in de lighamelijke dingen word
niet , dat gantfchelyk hier meê gelyk is , gevonden \ en't is een
endefelfde kracht, die, alszy, met d'inbeelding , zich by de
gemenezin voegt, te zien, te raken, enz. gefegtword, en zo
zyzichby d'inbeelding alleen,als met vcrfcheide geftalten aan-
gedaan , te zamenvoegt, denaam van de herdenking draagt.
Maar indien zy fich by de felve fchikt , om nieuwe gcftalccn tc
verdichten, zo heeft zy denaam van Inbeelden, of bevatten.
Eindelyk, indien zy alleen werkt, zo word zy Verdaan gc-
noemt: doch hoe dit leflegcfchicd, fal ik brcdelijkerin zijn
plaats verklaren. Zy word dieshalven ook , volgens defc ver-
fcheide bedieningen , of zuiver Verllant, of Inbeelding, of Gc-
heugenis, of Gevoeling genoemt : maarzy voert eigentlyk de
naam van Vernuft , als zy nieuwe denkbeelden vormt , en dan
met degenen , die alreê gemaakt zijn, befich is , en wy aanmer-
ken haar als tot defe verfcheide werkingen bequaam \ cn op
d'onderfcheiding defer namen fal men in 't volgende moeten
merken. Doch de naarftige Lezer , alle defe dingen dus begre-
pen hebbende, fallichtelykbeiluiten welkeabchulpfclen van ^^^^'^i'»^».
yder^ Vermogen gehaalt moeten worden,cn hoe verre de naar- •* ^'»^*/"^-
lligheit der menfchcn iich kan uittrekken om de gebreken van
c het vernuft te vullen. t ,
Want dewijl hef* verftant door « d mbccldmg bewogen kan \ .'^^111?
worden , of in tegendeel op haar ^ werken \ cn nadien ook d'in-
beelding op de finnen kan werken, met hen, door de bewegen- ^^^""^
de kracht , op de voorwerpen toe te paücn , of in tegendeel zy
op d'inbeelding, namclyk in de welke de beelden derlighamen
gefchildert wordenj cn nadien de gehcugenis,immers de gene,
die lighamelyk is, en gelykvormig met de herdenking der wil-
de becflen is,niets is,dat van d'inbeelding is verfcheidenizo be-
fluit men zekerly k dat het vcrftant , zo het van die dingen han*
dek, in dewelke niets lighamelyk, of met het lighamclijkegc-
lijkvormig is, niet van defe Vermogens geholpen kan worden;
maar in tegendeel, op dat het niet van hen verhindert zou wor-
den , zo moet men de zinnen bedwingen , en de inbeelding , zo
veel als 't mogelyk is, van alle ondericheide indrukking afhou-
den. Dog indien't verftant aan fich iets tot onderfoek voorftelt,
't welk tot het lighaam toegepafl: zou konnen worden, zo moet
menhetdenkbeeltdaarafzoonderfchddelyk, als mogelyk is,
in d'inbeelding vormen j en om dit bcquamelyk te voltrekt
ken.
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Hoog.
199 D 14
5; 12 K E G U L E 1^ vm de
ken , 'ZO moet men de zaak felve , die dit denkbeelt vertoonen
ful, aan d'uitterlijke zinnen voorhouden ; en geen dingen kon-
nen aan'c verftant behulpfamer zijn om de belondere zaken on-
dcrfcheidelyk in te zien. Maar op dat het uit veel dingen , te
2 amen vergadert , een enig ding zou afleiden , 't welk men dik-
wijls doen moet zo moet men al 't geen , dat met tot de tegen-
woordige opmerking behoort , uit de denkbeelden der dingen
verwerpen ; opdat hetoverigezo veel te lichtelijker indege-
heugenis zou worden behouden. En op de felfde wijfe lal men
dan de dingen felven niet voor d'uitterlijke zinnen moeten
voorftcllen ; maar cerderallccnlyk enige beknopte geftalten
daar af, die llechs gcnocch zijn om de ftruikeling van de gehcu-
gcnis te voorkomen : hocfe korter hoefe bequamer zullen zijn.
My dunkt dan dat de geen , die dit alles wel waargenomen fal
hebben , niets van Iict geen achtergelaten heeft , het welk tot
dit gedeelte behoort.
Om nu ook tot het tweede te komen , en naaukeuriglykde
f,^f der enkelde dingen van defen t'onderfcheiden, die
^>K''M> " yjj. c Je famengefet worden , en in beiden te befien waar de
cccw/>amrf« valfcheitkan wefcn, om ons daar af te wachten, en welke ze-
kerlyk gekent konnen worden, om op defen alleen te fteunen;
zo moet men hier , gel y kin 't voorgaande , enige dingen aan-
(1 ^/«wtrr, nemen , de welke miOchien niet by alle erkent zijn. Maar daar
is weinig aangelegen , fchoon men gelooft dat zy niet waarach-
dan die ^ inbceldelijke kringen , door de welkede
f Star re kundige n hun s Vcrfchijnfelen befchrijvcn , zo men
liy""" flcchs door hun behulp onderfcheid , hoedanigc '^^ennis van
h Loinitia. van yder zaak waar of valfch kan wcfcn.
VVy zeggen dan voor eerd dat men de befondere dingen an-
ders in ordening tot onfc kennis m.oct aanfchouwen, dan ofwy
daaraf fprakcn gelykzywaarlyk zijn. Want indien wy , tot
W^rt?' voorbcelt, enig ^ uitgeflrekt en geftaltigt lighaam aanmer-
/.«r-ufcw. ken, ZO zullen wy , zo wel de zaak fclve aangaat , wel zeggen
dat dit een enig en enkel is : want in defe zin'kon men niet zeg-
gen dat het uit de natuur van 't lighaam , uittrekkingen ge-
Halte te zamcn gefet is ; om dat defe delen noit van malkander
onderfcheidcn wefentlyk zijn. Maar ten opficht van ons ver-
bant noemen wy het iets uit defe drie naturen te zamen gefet ;
om dat wy eerder d'enkekien verdaan hebben , dan wy hebben
konnen oordelen dai die drietegelyk in een en het zelfde on-
derwerp
Beftiering des V^rflmts. 515
derwerp gevonden worden. Waarom wy hier, niet vandc
dingen handelende , dan voor zo veel zy van 't verftant begre-
pen worden, hen alleenlyk enkele noemen, welker kennis zo
klaar en onderfcheiden is , dat zy met de geeft niet in meer , on-
derfcheidclijkergekent zijnde, gcdeelt konnen worden. Zo-
danigen zijn de geftalte, d'uitftrekking , de beweging, enz.
Wat alle d'anderen aangaat , wy bevatten enigfins dat zyuic
defentc famen gefet zijn : 'c welk zo algemenelyk genomen
moet worden, dat felfsde genen niet uitgcfondert v^'orden,
die wy fomtijts uit d'enkelften ielven aftrekkcn;gelyk dan ge-
fchied , als wy zeggen dat de gcftalte d'eindpaal van een uitge-'
lirekt ding is, met by eindpaal iets algemccndcr , dan by geflal-
cc, te bevatten , te weten om dat men ook eindpaal van during,
einpaal van beweging , enz. kan feggen : want hoewel dan de
betekenis van eindpaal van de geftaUe afgetrokken word , zo
moet zy echter daarom niet enkclder fchijncn, danalsdcge-
llalte van d'eindpaaU maar eerder nadien fy ook aan andere dui-
gen word toegeëigent , gclykaan't uiteinde van de during, of
of van de beweging , enz. welke dingen gantfchelyk van de ge-
flalte verfchillen , envandefen behoort afgetrokken te wor-
den ; en dieshalven is het iets uit veel naturen , die gantfchelyk
verfcheiden zijn , te famengezet , en tot de welke het niet , dan
gelyknamiglyk , toegepaft word.
Ten tweeden feggen wy, dat de dingen, die ten ^ opficht van ff/ilJ^^^J^
ons ^verftant « enkelt gefegt worden, of zuiver verftande- IsZ^lus!
lyk, of zuiver MlofFelyk, ofgemeen zijn. Degenen zijnzui-
ververftandelyk, de welke door zeker ingeboren licht, en Ibn- c Mu{wIi,
der behulp van enig lighamelijk beek van 't verftant gckent
worden: want het is fekerdat'er enige zodanig zijn; endaar
kan geen lighamelyk denkbeelt verdicht worden , 't welk aan
ons vertoont wat kennis , wat twijffcling , wat onkunde is;
desgelyks wat doening van de wil is , die men willing fou kon-
nen noemen , cn diergelijke dingen , dewelke alle wy echter
warelykenzo lichtelyk kennen, dat hiertoe genocch is dat
wy aan de reden deelachtig zijn. Dedingen zijn fuiver lloife-
lyk , die niet , dan in lighamcn , gekent worden ; gely k de gc-
üalte, d'uitbreiding, beweging, enz. Eindelyk, de genen
moeten gemeen gefegt worden, de welke nu aan de lighamelij-
kc, en dan aan de geellelijke dingen, zonder onderfchcit toege-
pail worden i gelykde wefently kheit,d'ccnhcit , deduring en
T 1 1 dier-
514 R E G Ü L E N
diergelijken. Hiertoe moeten ook die gemene kenniflen be-
trokken worden , de welke als zekere banden zijn , om andere
enkelde naturen tezamen te voegen, op welker klaarblijke-
Jykbeit alles fteunt, dat wy met redeneren befluiten, gelyk de-
fen, dedingen, de welke de felfde met een darde zijn , zijnde
felfden onder malkander , desgelyks, de dingen, die niet op een
felfde wijfe tot een felfde betrokken konnen worden , hebben
ook iets verfcheiden onder fich , enz. En defe gemene konnen
ofvan het zuiver verftant gekent worden , of van het zelfde,
terwijl het de beelden der {loffelijke dingen infiet.
Wyders onder defe enkelde naturen mach men ook der felf-
der dervingen en ontkenningen tellen , voor zo veel zy van ons
verftaan worden j om dat het niet minder een ware kennis is ,
door de welke ik infie wat niets, aanftaande, of ruft is , dan die,
door de welke ik verfta wat wefentlykheic, ofduring, ofbe-
weging is : en defe wijfe van bevatten fil dicnftig zijn , om daar
na van alle d'andere dingen te zeggen , die wy kennen uit defe
enkelde naturen te zamen gefet te wefen : gelyk, indien ik oor-
deel, dat enige geftalte niet bewogen word, zo fal ik zeggen dat
mijn denking enigfins uit geftalte en ruft te zamen gefet is , en
dus metd'anderen.
Ten darden zeggen wy dat alle die enkelde naturen door
{ich bekent zijn, en noit enige valfcheit begrijpen, 't welk lich-
telyk getoont kan worden, zo my dit vermogen van't verftant,
door het welk het de zaak infiet en kent, van dat , daar door het
beveftigende , of ontkennende oordeelt , onderfcheidcn : want
het kan gefchieden dat wy die dingen, dewelke wy warclyk
kennen, meinen niet te kennen ; te weten zo wy vermoeden
dat 'er in defe dingen , behal ven dit geen , dat wy 'er infien , of
dat wy met denken bereiken, iets is, 't welk duifter voor ons is,
en defe onfe denking valfch is: door welke wijfe klarelyk blijkt
dat wy bedrogen worden , zo wy oordeclen dat wy een van de-
fe enkelde dingen niet geheej kennen. Want indien wy daar af
fclfs het minfte , dat warelyk nootfakelyk is , met de geeft be-
vatten , als onderftclt word dat wy iets daar af oordeelen , zo
heeft men hier uitfelfte befluiten dat wydit geheel kennen ;
vermits het anders niet enkelt, maar te zamen gefet genoemt
mag worden, te weten uit hetgeen, dat wy daar in bevatten ,
en uit het gcen , het welk wy oordcelen niet te weten.
Ten vierden zeggen wy , dat de famenvocging der enkelde
dingen
Befliering des Verflemts. j i ^
dingen onder malkander of nootfakelyk , of gcbeurelyk is. Zy
is nootfakelyk , als een daar af op zekere gemengde wijfe in des
anders bevatting in dier voegen ingewikkelt is, dat wy een van
beide niet onderfcheidelyk konnen bevatten , zo wy oordeelen
dat zy van malkander zijn gcfchciden. Op defe wijfe is de ge-
ilalte aan d'uitgeftrektheit , de beweging aan de during of tijt,
-enz. te zamen gevoegt \ om dat men geen geftaltc zonder uit-
feftrektheit , noch beweging zonder durmg kan bevatten.
)esgelyks,indienikzcg4en ^zijn/. zo isdefe famenzetting
nootfakelyk : want wy bevatten het zevental niet onderfchei-
delyk, zo wy niet , op zekere gemengde wijfe, het drietal en
viertal daar in fluiten. Opdefclfdewijfe moet het geen, dat
omtrent de geftaltcn , of getallen betoogt word , nootfakelyk
met het geen, daaraf het beveiligt word, verknocht wefen.
Defe nootfakclykheit word niet alleenlyk in de gevoelbare
dingen gevonden : maar ook, tot een voorbeelt , indien Sokra-
tes zegt dat hy van alle dingen twijlFelt , zo volgt hier uit noot-
fakelyk , dat hy dan ten mmden verftaat dat hy twijffclt, en dat
dieshalveniemant kent dat'er iets waar, of valfch kan wefen ,
enz. Want defe dingen zijn nootfakelyk aan de natuur van de
atwijffeling vaft. Maar de vereeniging van de dingen , de f
welke door geen onafzonderlijke betrekking te zamenge- c 7?X''o in-
voegt worden, isJgebeurlyk; gelykdan, als wy zeggen dat
een lighaam^ bezielt , een menfch gekleed , enz. is. Ja veel din- e JimmT'*
gen zijn dikwijls nootfakelyk onder malkander te zamen ge-
voegt , de welken van veel , die hun f betrekking niet bemer- f r,»'*f/<».
ken , onder des gebeurlijken getelt worden : gelyk defe voor-yj*"""^'""
ftelling : Jk hen ; dieshalven God is : desgelyks , i\ verfta ; dies-
halvenhebik^eengeefl , dtevan't Ughaam onderfcheidenis ^ enz. Ein-
delyk ftaat van zeer veel Voortellingen , die nootfakelyk zijn:
gelyk , fchoon ik hier uit, dat ik ben , zekerlyk befluit dat God
is, zo kan ik echter hier uit, dat God is, niet verfckercn dat
ik wefentlykben.
Ten vijfden zeggen wy , dat wy noit iets konnen verdaan ,
dan defe enkelde naturen , en enige fainenmengfel , of famen-
fetting van haar onder malkander : en men kan dikwijls lichte-
lijkermecr onder malkander tezamen gevoegt, in een maal
aanmerken , dan een enige van d'andcren affcheiden : want ik •
kan, tot voorbeelt, de driehoek kennen , fchoon ik noit be-
docht heb dat in die kennis ook de kennis van de hoek, lijn,
T 1 1 2 drietal,
R E G U L E N -t^/r^
drietal, gcflnlte, uitgcftrekthek, en^:. is begrepenj 't welk ech-
ter niet 'belet om te mogen zeggen dat de natuur van de drie-
hoek uitalledefe naturen te üimen gefet is , en ^datzy zelve
kundigheden van de driehoek zijn; dewijlzy defe felvczijn,
die daar in verftaan worden. En milTchien zijn in defe driehoek
noch veel andere kundigheden ingefloten, die voor ons ver-
hMuguitH. borgen zijn ; gelyk de ^ grootheitder*^ hoeken , die met twee
tii.z^ii. a rechte hoeken egclijk zijn, en ontellijke f betrekkingen , de
i^!'^"'' welke tuflchen ede zijden en de hoeken zijn, endegrote, van
e ,^ijnaies» d^inhout , of gront , enz.
^ uurT'"' Ten zeften feggen wy dat wy die naturen , de welke wy te
* famengczct noemen , kennen; of om dat wy bevinden hoeda-
nig zy zijn , of om dat wy felven hen te famenfetten. Wy be-
vinden alles, dat wy door de finnen bevatten, dat wy van an-
deren horen , en in 't algemeen alles , dat of van elders tot ons
verftant of uitdesfelfs weerkerige aanfchouwing voorkomt.
Hier (laat aan te merken,dat het verftant niet van enige onder-
vinding bedrogen kan worden , indien het belliptclykdezaak
aan fich voorgehouden, gelykhet haar heeft, ofinfich felf,
of in verbeelding infiet. Het oordeelt ook niet datd'inbeel-
dingdevoorwerpenderfinnen getrouwelyk vertoont , endac
deünnende ware geftalten der dingen aandoen, en eindelyk
dat d'uitterlijke dingen altijt zodanig zijn,als zy fchijnen: want
in alledefedingenzijnwy dolingonderworpen; gelyk indien
iemant aan ons een fabel verhaalde , en wy meenden dat de faak
gcfchiedwas, indien een geelfuchtige oordeelt dat alles geel
IS. omdat zijn ogen met geele verwe geverfc zijn, eindelyk
indien wy , door een gequetfte inbeelding , gelyk aan de droef-
aardigen gebeurt, menen dat des felfs ontroerde verbeeldin-
gen ware dingen vertonen. Maar defe felfde dingen bedriegen
niet het verftant der Wijfen , om dat hy wel fal oordeclen dat
al 't geen, 't welk hy van d'inbeclding fal ontfmgen, warclyk
daaringefchildertis, maar echter noitfal verfeekeren dat dit
felfde volkomen, en zonder enige verandering van d'uitter-
lijke dingen tot definnen, en van de finnen tot d'inbcelding
afgevloeit zijn, zo hy dit felfde niet te voren door enige ande-
re reden gekent heeft. Maar wy felven zetten de dingen , die
wy verdaan, te famen, zo dikwijls als wy geloven dat daar
iets in is , 't welk onmiddelyk van onfe geeft , ^zonder enige be-
vinding, bevat is: gelyk, indien een geelluchtige fich over-
reed.
Beftiertng des Ferjiants. f 1 7
reed, dat de gefiene dingen geel zijn, zofaldefe zijn denking
hieruit, dat zijn inbeelding aan hem vertoont, cnhier uit,
dat hy 'er van zijne byneemt, te famengezet zijnj te weten
dat dcverwe geel fchijnt, niet door 't gebrek der ogen , maar
om dat de dingen, die hy fiet,\varelyk geel zijn. Hieruit dan
word befloten , dat wy alleenlyk konnen bedrogen worden
terwijl als de dingen, die wy geloven, enigfins vanonsfelven
te famen gefct worden.
Ten fevenden feggen wy dat defe famentetting op drie
wijfen kan gefchieden, te weten door aandrijving , doorgif-
ling , en door afleiding. De genen , die uit hun eige ver-
nuft bewogen worden, zetten door aandrijving hunoordee-
len van de dingen te zamen, zonder door enige reden over-
reed te zijn , maar alleenlyk of van eniger hoger macht, af
van enige vryheit, of van de gefteltheit der inbeelding be-
paalt te wefen. Het eerfte bedriegt noit , het tweede felden,
en het darde byna altijt. Doch het eerfte behoort niet tat
dcfe plaats, omdat het niet onder de kunft valt. Door gif.
finggefchied defe zamenftelling j gelyk, indien wy, hieruit^
dat het water veerder van 't middelpunt, dan d'aarde, ook
fijnder vanftofFeis, desgelijks dat de lucht, hoger dan 't wa-
ter , ookdunderis, giflen dat 'er boven de lucht niets is, dan
cenige zeer zuivere helderheit , veel fijnder dan de lucht.
Doch alles, dat wy door defe middel te famenzetten, bedriegt
ons niet , zo wy 't alleenlyk waarfchijnelyk oordelen , ea
noit beveiligen dat het waar is: maar het maakt ons ook niet
geleerder.
Daar is dieshalvcn niets over , dand'aflciding, door dewel-
ke wy de dingen in dier voegen konnen te zamen zetten, dat
wy van hun waarheit zeker zijn. Hier in konnen echter veel
gebreken wefen: gclyk indien wy hieruit, dat wy in defe
* ruimten, vol van lucht zijnde, niets bemerken, 'c wclkgefien,«'^/*'"'«'"^*
getaft, of door enige fin geraakt kan worden, befluitendat
zv ^lecffis, qualyk de natuur van "^'t ydcl met die van deü^'
plaats te zamen voegende: en dit gebeurt zo dikwijls, alswy
oordeelen dat van enig befonder of ^ gebcurly k ding iets alge- d cmtt^^
meen en nootfakelyk afgeleid kan worden. Maar't is in on- 'i''"«
fc macht geftelt defe doling te mijden , namelyk, zo wy geen
dintTcnoit tezamen voegen , 'tenzy wyinficndat de famen-
voesinffvan't een met het nndergantfchelyk nootfakelyk is:
^ ■ Ttt 3 gelyk
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
$is R E G U L E N
aF,>«r4. gelyk indien wy hier uit , dat de^ geftalte een nootfakelijke fa-
cF,^«rfr«»». men voeging met ^ de uitgeftrektheit heeft, enz. afleiden dat'er
d Esu,>fto. niet c geSaltigt kan wefen , 't welk niet uitgeftrekt is.
Uit alle defe dingen dan word befloten , voor eerft , dat wy
fS;K^'«M*. ^o^^^lcrfchcidelyk , en , gelijk ik acht , door genoechfame ^ op-
t,»""'"' * telling het geen verklaart hebben , 't welk in 't begin alleenly k
vcrwardelyk, en in 't ruwe hebben konnen tonen, namelyk
dat'er voor de menfchen geen wegen toe de zekere kennis der
waarheit open zijn, dan de klaarblijkelijke infiening, en de
nootfakelijke afleiding; gelyk ook wat defe enkelde naturen
zijn, van de welke ind'achfte Voorllelling isgefproken. 'tis
ook klaarblijkelyk dat d'infiening van de geeft fich zo tot die
alleuitftrekt , als ook tot hun nootfakelijke famenknopingen
onder malkander te kennen , en eindelyk tot alle d'andere din-
gen, de welke het verftant bevind beftiptelykof in fich zelf, of
jn d'inbcclding te wefen. Van d'afleiding fal in't volgende
meergefproken worden.
Ten tweeden word daar uit befloten, dat men in defe enkel-
de naturen te kennen geen naerftighcit moet aanwenden 5 om
dat zy door fichgenoech bekent zijn: maar alleenly k in hen
van malkander te fcheiden , en de befonderen befonderlyk,met
een aandachtige geeft, in te fien; want daar is niemant zo plomp
van vernuft , die niet bemerkt dat hy , terwijl hy zit , enigfins
vanfich felf verfchilt,dan als hy ftaat. Maar alle menfchen Ichei-
dcn niet even onderfcheidelyk de natuur des ftants van 't ove-
rige, om dat die in die denking is begrepen,en konnen niet ver-
fcckcrcn dat'er dan niets verandert , dan de ftant. Wy berich-
ten dit hier niet te vergeefs , om dat de geletterden dikwijls zo
zo vernuftig zijn , dat zy middel van blind te zijn vinden , felfs
in die dingen, de welke uit fich zei vei"v klaar zijn, en van de boe-
ren fel ven geweten worden j het welk aan hen gebeurt zo dik-
wijls als zy defe dingen , door fich felven bekent , door iets, dat
klaarder is, pogen uit te leggen : want zy leggen of iets anders,
ofgantlchclyk niets uit. Want wie bevat niet dat dit alles, wat
het ook is , enigfins verandert , terwijl wy van plaats verande-
ren ? En wie is'er of hy bevat de felfde zaak, als tot hem gcfcgt
word , dat de plaats de vlakje van omringend lighaat» is ? de wij 1 de-
fe vlakte kan veranderen , terwijl ik onbewogen blijf, en niet
van plaats verandere ; of, in tegendeel , in dier voegen met my
20 bewogen kan worden , dat , fchoon de felfde vlakte my om-
ringt,
Beftieringcles Vcrftants, ^19
ri ngt , ik echter niet meer in de felfde plaats ben. Maar fchij-
nen zy geen Tovenaars woorden, die een verborgene kracht
hebben, en de bevatting van 't menfchelijk vernuft overtref-
fen, voort te brengen, de welke zeggen dat de ^tfwv^/«a,een zeer
bekende zaak aan yder, het bednjfvan een mfendm vermogenis, naar
dat het m vermogen ts? Want wie verflaat defe woorden? Wie
weet niet wat beweging is ? en wie belijd niet dat zy het geen ,
dat alreê genoech bekent is , gefocht hebben ? Men moet dies-
halven zeggen , dat men dusdanige zaken met geen bepalingen
moet verklaren j op dat wy,in plaats der enkelde,geen famen- «
gezette zouden bevatten : maar dat zy, alleenly k van alle d'an-
deren afgefchciden , ^ aandachtelyk van ydcr naar het licht van ^'-^^'^"^'^
zijn vernuft , « ingeiien moeten worden. ^
Ten darden word daar uitbeflotcn, dat alle mcnfchelijke
wetenfchap in dit enige beftaat , dat wy onderfcheidclyk {ien •y"'"^"'*
hoe defe cenkelde naturen tot dc ^famenzetting der andere
dingen te zamen lopen^ daar af d'aanmerking zeet nut is. Want t comp4'i<
20 dikwijls, als d'onderfoeking van enige zwarighcit voorge-
fieltword, blijven zy bynaalleop dc drempel liaan, zonder te
weten tot welke s denkingen zy dc geeft zullen begeven, met s^^'^.?''"'»'-
te meinen dat zy enig nieu ' geflacht van wcfcnd , te voren aan Tl\uru.
hen onbekent , moeten zoeken : gelyk zy , indien men vraagt
wat de natuur van dc zeilfteen is , tcrilont , om dat zy vermoe-
den dat het een duiftere en zware zaak is , van alle die dingen y
de welke klarelijk blijken , hun gemoed afwenden , en dat tot
het zwaarfte keren , en al zwevende verwachten , of zy in de le-
ge ruimte van veel oorf\ken omdolende , iets , dat nieu is , zou-
den vinden. Maar de geen , die bedenkt dat 'er in de zeilfteea
niets gekentkan worden 't welk niet uit enige enkelde natu-
ren , en die uit fich felvcn bekent zijn , bcftaat , fil , niet onfe-
kerzijndc wat men doen moet, vooreerft naarftiglyk alle die
ondervindingen , die hy van defe fteen kan bekomen , te zamen
vergaderen , uit de welke hy daar na fal pogen af te leiden hoe-
danige vermenging van enkelde naturen nootfakelyk is , om
alle die uitwerkfelen , de welke hy in de zeililccn bevonden
heeft , voort te brengen : de welke eens gevonden zijnde , kan
hy onbefchroomdely k verfekcren , dat hy dc ware natuur van
de zeilfteen heeft begrepen, zo veel zy van de menfch, en uit
de gec^eve ondervindingen gevonden kan worden.
Voorts word ten vierden , uit het geen , dat gefcgt is , beflo-
ten.
520 R E G U L E N
ten , dat geen kennificn van zaken d'een duiflerder dan d'ande-
rcn geacht moeten worden ; dewijl zy alle van een felfde na-
tuur zijn , en in de enige famenzetting der dingen , die door
lich felvcn bekent zijn, beftaan. Dit word byna van geen men-
fchen bemerkt : maarzy, van een ftrijdig gevoelen ingeno-
tconjunün' Hicn , latcn aan fich zeiven toe hun * giflingen , op de welke zy
b Demon, vallelijk vertrouwen , als ware^ betogingen te verfekeren , en
jtrutmei» voorfeggen dat zy in dingen , daar af zy gantfchelijk onkun-
dig zijn , dikwijls duidere waarheden , als deur een wolk fien ,
de welke zy niet Ichromen voor te ftellen , met hun bevattin-
gen aan zekere woorden te binden , door welker behulp zy ge-
menelyk van veel dingen redeneren , en vervolgens fpreken $
maar die noch zy, noch de toehoorders warelyk verftaan.Doch
de genen, die zediger zijn, onthouden fich dikwijl van veel din-
gen te ondcrfoekcn , hoewel zy gemakkelyk , en voornamelyk
nodig tot het leven zijn , alleenlyk om dat zy fich niet machtig
daar toe houden : en dewijl zy achten het van andere , met gro-
c Sententij, ^qj^ vcmufc bcgaaft 5 te konnen leren , zo fullen zy de^ gevoe-
Jw^*"'""" ^^^^ der gener omhellen , op welker "^gefach zy meer vertrou-
wen.
Ten vijfden zeggen wy , dat of de zaken uit de woorden , of
{fiM»u ' oorfaak van t 't gewrocht , of 't gewrocht van d'oorfaakjof
gsnmu,' het s gelijke van 't gelijke, of de delen, of het geheel zelf uit de
delen afgeleid konnen worden.
D'oorlaken worden uit de gewrochten gefocht , als wy van
'ombTccKl ^"'SC ^itaak ondcrfoeken of zy , en wat zy is. * * ^ *
Voorts , op dat de fiimcnfchakeling onfer leerregels niet aan
iemant verborgen fou zijn , zo delen wy alles , dat men kennen
kan, in Voorftellingen en VraaglUikken. Tot d'enkelde voor-
ilellingen geven wy andere leerregels, dandiede kracht van
re kennen voorbereiden, om alle voorwerpen ondcrfcheide-
lijk in rellen , en fchrandcrlijkcr te deurgronden ; om dat defe
van felfs moeten voorkomen , en niet gelocht konnen worden:
'twelkwy inde twaalf voorgaande Leerregels behelfl heb-
ben , cnin de welke, gciyk wy achten , wy alle die dingen heb-
ben vertoont, die enigfins het gebruik der reden, naar'ons oor-
deel, gemakkelijker konnen maken. Wat de Vraagftukken
aangaat , enige van hen worden voimaaktelyk verflaan, fchoon
men hun oplofilng niet weet 5 cn van dele alleen zullen wyin
de twaalf naait volgende regelen handelen : maar anderen wor-
Beftiering des Ferftants, ^ z i
den niet volmaaktelijk verdaan , de welke wy tot dc twaalf le-
fle regels bewaren. Wy hebben defe verdeling niet zonder
overweging ingegaan , zo omdat wy niet gedwongen zouden
worden enige dmgen te zeggen , die kennis der volgende din-
gen vooronderflellen , als ook op dat wy die voorgaande , eerft
zouden leren tot de welke , gelyk wy gevoelen , wy ons te vo-
ren moeten begeven , om 't vernuft t'oeffenen. Vooris ilaac
aan te merken , dat wy onder de vraagftukken , die volmaakte-
lykverftaan worden, alleenlyk degene (lellen, in dewelke
wy onderfcheidelyk drie dingen begrijpen ; te weten aan wel-
ke teekenen dit , dat gcvraagt word , gekent kan worden , als
het voorkomt: wat belliptelyk het geen is van 't welk wy dit
moeten afleiden , en hoe men moet bcwijfen dat zy in dier voe-
gen van malkander aHiangen , dat het een geenfins , het andere
cnverandert blijvende , verandert kan worden • in voegen dat
Wy alle de voorafgaande hebben , en dat'er niets overig is t'on-
derwijfen, dan hoe 'c befluit gevonden fiil worden : niet met
iets alleen van een enige zaak af te leiden: want dit kan, gelyk
alreê gefegt is , zonder leerregels gefchieden : maar met een
enige, van veel afhangende, die gefamentlyk ingewikkelt zijn,
20 kunftiglyk t'ontwarren , dat nergens groter bevatting van
vernuft vereifcht word, dan om 't enkelde befluit te maken.
En dewijl defe vraagfl:ukken deurgaans afgetrokken zijn , en
by na alleenlyk inde Rekenkunfligeen Meetkundige dingen
voorkomen, zo zullen zy onervarenen weinig nut fchijnen.' Ik
vermaan echter dat de gene langer in dcfc kunft te leren befich
moeten zijn , en fich daar in oeft'enen , die het lefle deel van de-
fe onderwijsmiddel, daar in wy van alle d'andcrc dingen han-
delen , volmaaktelyk begeren te befitten.
DARTIENDE REGEL.
Jndien vjy hei ^njyaagftuk 'volmaakteljk verjlam zomoet men*
V va7i alle overtollige ^ bevatting aj trekkas , weer tot het ^ en- c siL'^uafi-
kelfie brengen , en met '^ optelling in de min(le dcelen declen, TÈnnm,.
E' N in dit enige volgen wy de ^ Reden kavelaars na ; dat, ge- jx^i^^ta^
J^lijkzy , om de ^vormen van hun fluitreedencn te lee-g^X')/-
ren , onder (lellen dat hun ' merktcekcns , of hun floflc be-,^'^-, '
kent is j wy hier ook vooraf eiilchcn , d.u men het' vraagfluki ^^rnJH"^''
wel moet vcrflaan. Doch wy onder fcheiden hier niet , gelyk f
Uuu zy
5 22 R E G U L E N de
bMÜIrn. ' twee=»uitterfl:e , en een t middelde : maar in defer voegen
aanmerken wy de gehele zaak. Voor eerd dat in yder vraagftuk
iets onbckent moet zijn ; want anders fou men te vergeefs vra-
gen. Ten tweden dat dit felfde enigfins aangewefen moet wor-
c vettrmi. den: want anders fouden wy niet bepaalt fijn tot dit eerdendaii
tot iets anders te vinden. Ten darden kan het niet in dier voe-
gen aangewefen worden, dan door iets anders, het welk bekent
is. Alle defe dingen worden ook in d'onvolmaakte vraagftuk-
ken gevonden: gelyk, indien men vraagt hoedanig de natuur
van de zeilftecn is , het geen , 't welk wy verftaan by defe twee
benamingen , Zeilfteen en Natuur , aangewefen te worden , is
bekent , door 't welk wy bepaalt worden eerder dit , dan dat te
fockcn,enz.Dog indien wy daar en boven,op dat het vraagftuk
volmaakt fou zijn , willen dat het gantfchelyk bepaalt word :
in voegen men niets anders foekt , dan dat men van de gege-
venen kan afleiden : gelijk indien iemant vraagt, wat van de na-
tuur der zeilfteen is te befluiten, beftiptelyk volgens die on-
dervindingen , de welke van Gilbertus , gelyk hy fegt , gedaaa
^ijn , het zy dat zy waar of valfch zijn : desgelyks zo men vraagt
wat ik van de natuur des klanks oordcel,beftiptelyk alleen vol-
gens het geen , dat drie fnaren, ABC, een gelyk geluit geven»
onder de welke , volgens onderftelling , B tweemaal zo dik is ,
als A maar niet langer , en van een twee maal fwaarder gewichc
gefpannen j en C wel niet dikker is , dan A , maar alleen twee-
maal langer , en echter van een viermaal fv^^aardcr gewicht ge-
fpannen, enz. Men kan hier uit lichtclyk begrijpen hoe men
alle onvolmaakte Vraagftukken tot volmaakte kan brengen ;
gelyk op zijn plaats breder verklaart fal worden. Het blijkt
ook hoe men defe regel fou konnen waarnemen , om de fwarig-
hcit wel verftaan zijnde van alle overtollige bevatting af 'te
trekken, en zoverre te brengen, dat wy niet denken dat wy
omtrent dit of dat onderwerp befich zijn; maar allcenlykin
^t algemeen omtrent enige grootheden met elkander te verge-
lijken. Want na dat wy tot een voorbeelt , bepaalt zijn alleen-
lijk op dele of die ondervindingen van de Zeilfteen te merken ,
70 is'er geen fwarigheit over om onfe denking van alle d'ande-
ren af te weren.
Men voegt 'er wyderby , dat de fwarigheit, tot 't enkel fte
gebracht moet worden te weten volgens de vijfde en zesde Re-
gelen , en te delen volgens de zevende regel : gelyk, indien ik
de
Befiiering des Verjlants. ^25
dc zeil (leen volgens veel ondervindingen ondenock , zo deur-
loop ik d'ecn na d'ander yder in't befonder. Desgelijks , indien
ik dc klank nafpeur , gelyk gefegt is , 20 vergelylt ik befonder-
lykde fnarcn Aen B, daar na A en C, enz. om namaals alles te
gelyk met een genoechfame optelling t'omhelfen. Defe drie
dingen komen alieenlyk voor omtrent de merktekens van eni-
ge voorftellingjdie van het zuiver verftant waargenomen moe-
ten worden, eer wy tot dc leftcoplofling toetreden , zozyhet
gebruik der elf volgende regelen behoeft : en hoe men defe fal
maken, fal uit het darde deel van defe handeling klarelijker
blijken. Maar by Vraagft ukken verlhan wy alle die dingen, in
de welke men vvaarheit of valfcheid vind, welker vcrfcheide ge-
flachten opgetelt moeten worden , om te bepalen wat wy om-
trent yder vraagftuk doen konnen.
Wy hebben alreê gefegt dat in d*infiening der dingen alleen,
het zy datzy enkelt of gekoppelt zijn , geen valfcheit kan we-
fen. Zy worden in defe fin ook geen vraagftukken genoemti
maar zy krijgen defe naam , zo haafl; als wy ons beraden om e-
nig bepaalt oordeel daar af te geven : want wy tellen niet al-
ieenlyk die vrage, de welke van anderen gedaan worden, onder
de vraagftukkcn i maar men heeft ook gevraagt van Sokrates -
onkunde , of liever twijffclinge 5 dewijl Sokrates , fich daar toe
gekent hebbende, bcgonteonderfoekenofhet waar was, dat
hy van alles twijfFelde ; en hy heeft dit felfde vaft geftelt.
Wy zoekende faken uit de woorden , of M'oorfaken uit de ^ caufd
^ gewrochten, ofde gewrochten uit d'oorfaken, of uit de de- ^^i^'^""*
len het geheel , of andere delen , of eindelyk veel te gelyk uit
die dingen.
Wy zeggen dat de zaken uit de woorden gefocht worden,als <i Di(jicuiuu.
de c fwarighcit in de duiftcrheit van de reden bellaar. Hier toe^ ^mt^M-
worden niet alieenlyk alle raadfelcn gebracht , gelyk dat van
Sphinx heeft gewecft i van een dier, dat in het begin viervoe-
tig is , daar na tweevoetig , en eindelyk drievoetig word ; ge-
lyk ook dat van de Villchers, de welke , op't flrant , en in't net
flaande , en toegeruft om Viflchen te vangen , zeiden dat zy de
gene, die zy hadden gevangen , niet meer hadden : maar dat
zy, integendeel, degene noch hadden, die zy noch niet had-
den konnen vangen, enz. Doch in het grootfte deel der dingen,
van de welke de ^ geletterde ^ twillredenen , is het verfchil by-^ ^iterari. .
na altijc over denaam. Men moet ook van dc grote vernuften
Uuu 2 niet
3 Snl>tr
tur^orti
524 R E G U L E N 'Vét^ de
niet zo qualyk gevoelen, dat wy menen dat zydc zaken fclvcn
qualijk bevatten , als zy hen niet met woorden, diebequaam
i^cnocch zijn, verklaren; gelykzydoen, als zydc plaats een
, ^ vlakte van 't omringend lighaam noemen, warelyk geen val-
fchc zaak bevatten i maar alleenlyk de naam van de plaats mis-
bruiken , de welke , volgens het gemeen gebruik , die enkeldc
natuur , en die door fich bekent is , betcekent , ten opficht van
de welke iets gefegt word hier of daar te zijn , die geheel m ze-
kere betrekking van een zaak beftaat , de welke gelegt word in
een plaats te zijn , tot de delen der uitgeftrekte rumite , en eni-
ge , ziende , dat de naam der plaats van d'omnngde vlakte be-
let te zijn aldaar d'innerlijke te zijn oneigentlyk gefegt heb-
ben; endusmetd'andcre. Defe vraagftukken over de naam
komen zo dikwijls voor, dat , indien de Wijsbegerige in de be-
tekenis der woorden altijt met malkander over een quamen,by
na alle hun gcfchillen wechgenomen zouden wefen.
Voorts, dewijl wy, als ons d'oplofTing van enig yraagftuk
voorgeflelt word, dikwijls niet terftont bemerken van welks
gcHachtditvrangftukis, noch of de zaken uit de woorden , of
d'oorfaak uit de gewrochten, enz. gefocht worden , zo dunkt
my dat het overtollig fou zijn hier af meer int befonder te fpre-
ken ; want het flü korter en gemakkelijker zijn, dat wy te gelyk
alle de dingen , die gedaan moeten worden , naar d'oploffing
van yder zwarigheit in ordening vcrvolgen;en dieshalven moet
men, als enig vraagftuk gegeven is, voornamelyk hiernaar
trachten, dat wy onderfcheidelyk verll:aan,wat gevraagt word.
Want het gebeurt gcmenelyk dat enige , inde Voorflcllin-
gen t'onderfoeken , zich in dier voegen verhaaften , dat zy tot
der felfdcr oploffingen een zwervend vernuft toebrengen , eer
ly waarneemen door welke teekenen zy, de gefochte zaak ,
zo zy miflchien voorkomt , zullen onderkennen. En zeker, zy
zijn hier in niet minder ongerijmt , dan de jonge , van zijn mee-
Itcr ergens heen gefonden , die zo begerig was om te gehoorfa-
mcn, dat hy fich tot lopen fpoede eer hy de bevelen had ontfan-
gen,en zonder te weten werwaarts hy gefonden fou worden.
En zeker, hoewel in yder vraagtluk iets onbekent moet we-
fen , ( want anders zou men te vergeefs daar naar vragen ) zo
moet dit echter onder zekere voorwaarden in dier voegen aan-
gewefcn worden , dat wy gantfchclyk bepaalt zijn tot eerder
liet een, dan 't ander , te onderfoeken. Dit zijn de voorwaar-
den.
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninkliike Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
Bejliermg des Verjlants, 52^
den,inweIkerondcrrock wy tcrftont van't begin af befig moe-
ten wcfcn : 't welk gefchieden fèil zo wy dc ^ fchranderheic van
onfe Ingeeft aanwendende tot de befondere dingen onderfchei- 1>
delyk<:intezien, met ncerftiglijk te vernemen hoe verre diicimuerU
onbekende, 't welk wy zoeken , van yder bepaalt is : want de
menfchelijke vernuften worden hier gemenely k op een twe- ^ ^"S'"'"*
voiidigewijfe bedrogen i te weten of metiers meer, ^^i'^gcge-^
ven is , daar by te nemen, om het ^ vraagfluk te ^bepalen , of in ^iflurm-
tegendeel met iets na te laten. ^
Men moet wel toefien , dat wy niet meer en nauwer dingen ,
dan s gegeven zijn , ondcrllellen ; voornamelijk in ' raad fels , \
en andere vragen, die vernuftiglyk gevonden zijn, om het '^vcr- « «^«/i^^-*-
inift te vcrftrikkcn ; en fomtijts ook in andere 1 vraagftukkcn , k%,„,«;„^
als'er, om hen op te lollen , iets als zeker fchijnt onderllelt te '
worden , het welk geen zekere reden , maar een ingewortelde
waan, ons overreed heeft. Tot een voorbccit , in 't raadfel van
Sphinx moet men niet achten , dat by denaam vanvoctcnal-
leenlyk dc ware voeten der dieren aangewefen worden ; maar
men moet ook beden ofhy tot enige anderc dingen overge-
voert kan worden , gelyk gebeurt , te weten tot de handen
vanecnkint, en tot de ftok der oude lieden; om datzy beide
hen als voeten, om te gaan, gebruiken. Wyders, in't raad-
fel der viflchers moet men wel toefien dat dc denking op de
Viilchers onfe geeft niet in dier voegen moet innecmen, dat
zy hem van de kennis van die dieren afwent j de welke van
d'Armen, hoewel tegen hun dank, dikwijls met hun omge-
dragen, en, gevangen zijnde, wcchgeworpen worden. Des-
gelyks, indien men vraagt hoe het vat, 't welk wy wel eer
gefien hebben, toegcftclt was, in welks midden een pijler
Hond, daar opmen Tantalus beelt , als fich in fchrapfetten-
de om te drinken , geftclthad. Hcc ingeftort water bleef feer
wel in dit vat , als het niet hoog gcnoech was om in Tantalus
montte vloejen : maar zo haaft als het tot zijn rampialige lip-
pen was gekomen, vloeide het terftont gantfch wcch. Voor
eerft fchijnt het , dat de gehele kunft beftaan heeft in 't beelte-
nis van Tantalus toe ftellen , die echter warclyk geenlins het
vraagftuk bepaalt , maar alleenlyk haar vergefelfchapt. Want
de gehele zwarigheit beftaat in dit enige, dat wyonderfoc-
ken,hoe men een vat in dier voegen kan maken,dat alle het wa-
ter daar uit vloeit > zo haaft het tot zekere hoogt e is gekomen ;
Uuu 5 maar
èüMiriiti
i1 '
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
R E G U L E N va^ de
maar het voorgaande geenfins niet. Desgelyks, indien men uit
alle de waarnemingen , die wy omtrent de ftarren hebben,
vraagt wat wy zekerlyk van hun bewegingen konnen verfeke-
ren, zo moet men zonder reden niet aannemen dat d'aardeon-
bewcgelyk , en in't midden der dingen geftett is , gelijk d'Ou-
den gedaan hebben 5 om dat wy het van onfe kintsheit af dus
gemeent hebben : maar dit moet ook in twijffel getrokken
worden , op dat wy daar na zouden onderfoeken , wat men van
defe zaak zekerlijk kan oordelen ; en dus met d'andere dingen,
Wy zondigen door nalating, zo dikwijls als 'er enige voor-
waarde, tot bepaling van het vraagftuk vereifcht,daar in of uit-
gedrukt is , ofopcnigcwijfeverftaan moet worden, op de wel-
ke wy geen acht geven: gelyk indien men d'eeuwigc beweging
zoekt , niet de naairelijke , gelijk die van de ftarren , en van de
fpringbronnen is , maar door de menfchelijke fchranderheit
gemaakt ; gelyk enige gelooft hebben dat gefchieden kon , ter-
wijl zy oordeclendat d'aarde eeuwiglyk kringswijfe rontom
haar as word bewogen, dat de Zeilfteen alle d'eigenfchapgen
van d'aarde in heeft, en achten dat zy d'eeuwige beweging Tul-
len vinden , zo zy defe fteen in dier voegen be(^uaam konden
maken, dat hy in't ronde draaide , of immers zijn beweging,
met zijn andere krachten aan 't yzer meedeelde. En fchoon dit
gcbeurde,zo fou hy echter geen eeuwige beweging door kunfl:
maken ; maar alleenly k de gene , die naturelyk is , gebruiken ;
niet anders, dan of hy aan het vallen van een vloed een rad in
dier voegen zette, dat het akijt wierd bewogen. Hy zou dan
dc voorwaarde , tot de bepaling van 't vraagftuk vereifcht , na-
laten, enz.
Nadat men het vraagflnk klarelykgenoech verftaan heeft,
%o moet men beftiptcly k bcfien waar in de zwarigheit beftaat ,
opdat zy, van alle andere dingen afgetrokken, lichtelijker
opgelofi zou worden.
Het vraagihikte vcrftaan is nietaltijt genoech om te ken-
nen waarin des fclfs zwarigheit is gelegen; maar men moet
daar en hovende bcfondcrc dingen die daarin vereifcht wor-
den, overwegen , op dat wy, zo ons enige voorkomen, die licht
te vinden zijn , hen zouden achterlaten , en op dat'er , als defen
uit de vooritellingwech genomen zijn , het gene alleen over-
blijft, dat wy niet weten : gelyk wy in het vraagftuk van't vat,
een weinig tc voren befchrcvcn , lichtelyk hebben konnen be-
merken
Befltering des Ver ^ mts, j 2 7
merken hoe , men het vat moeft maken , de pijler in 't midden
ftellcn , een vogel fchilderen, enz. En als men alle defe zwarig-
heit, als niets ter zaak doende, verworpen heeft, zo blijft de
blote zwarigheit hier in over,dat het water,te voren in't vat be-
grepen, gantfchelyk wechvloeit , nadat het tot zekere hoog-
te is gekomen j en hier Haat te zoeken waar uit dit voorkomt.
Wy zeggen dan dat het hier de moeite waardig is,alle de din-
gen , dieinde voorftellinggefleltzijn, by ordening te bcfich-
tigen, met de dingen, de welke, gely k wy klarclyk zien zullen,
niet ter zaak te dienen , te verwerpen , de nodige te beho uden,
en de twijfFelachtige tot naerlliger onderfoek over te laten.
VEERTIENDE REGEL.
Men moet deze regel tot de a zakelijke uitgc^rektheit der lighamen 1 ^
overvoeren , en door '* bloot e geïi alt en geheel aan ^ d* inbeelding
voor (lellen: Want dta zal hy veel onderjcheiddijker van'J!'"*^'"'''
f Intelleittu,.
* 't verflant begrepen vjordeu.
DOch om ook het behulp van s d'inbeelding te gebruiken, «/^^^^«r»»-
zo ftaat aan te merken , dat , als wy enig onbekcnt ding
van enig ander, dat alrec bekent is , afleiden, daarom niet enig '>
nieu ' gcllacht van wefend word gevonden ; maar dat men defe ' ^'"«^ cnu*^
gehele kennis alleenlyk hier tot uitftrckt, dat wy begrijpen dat
de gefochte zaak op defe of die wijfe aan de natuur der dingen ,
die m de ^ voorftelling gegeven zijn , deelachtig is. Tot een ^'"M^"'^'*
voorbeclt, indien iemant van zijn geboorte af blind is, wy heb-
ben niet te verhopen dat wy door enige 'bewijsredenen zullen^ ^r^wm^y
uitwerken, dat hy de ware denkbeelden der verwen , gelyk'"'
Wy hen uit de finnen hebben gehaalt , fal begrijpen. Doch in - D't voor-
dien iemant t'enigertijt de voornaamfte verwen, en noit de[^';fj^."^'j«^
gemengde , en de gene , die tuflchen beiden zijn , gefien heeft, iVik wau:*
zo kan 't gebeuren , dat hy ook de beelden der verwen , die hy "^'^'[i',*;
niet gefien heeft , uit de gelijkheit der andere , door zekere af- om" «có?,
leiding verdicht. Desgelijks , indien de zeilfteen enig gefl.achc;|.''^",J^^^^^^^
van wezcnd is , welks gelijk ons verlVant tot noch toe niet be-
arepen heeft, zo heeft men niet te verhopen datwy dit door
redeneren zullen kennen : maar dat wy met enige nieuwe zin >
of met een goddelijke geelt verfien zouden moeten wefea.
Doch wy zullen geloven datwy alles, 'twclk van het men-
fchelyk
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
528 R E G U L E N w;^^^
fchelijk vernuft in dcfezaak gedaan kan worden, verkregen
hebben, zo wy dat mengfel der alrcê bekende vvefenden, ofna-
turen, 't welk de felfde uitwerkfelen voortbrengt , die in de
zciifteen blijken , zeer onderfcheidelyk begrijpen.
En zeker, alledefewcfenden, die alreê bekent zijn , gelyk
a Ftgura, dc uitgeftrektheit, de ^ geftalte,de ^ bewceging, en diergelijke,
bJiht4». dewelke wy hier niet zullen optellen, vermits dit hun plaats
c idea, niet isjworden door het felfde c denkbeelt in verfcheidene on-
d Subjcffa. derwerpen gekent. Wy beelden ons een kroon , zo hy van zil-
ver is,niet anders in, dan of hy van gout is: en dit gemeen denk-
beelt word van't een tot het ander onderwerp niet anders o-
cComfar.P. vcrgcvocrt , dun dooT cnkcldc « vcrgclijkin^ , door'twelkwy
{\,sfi,Hm beveiligen, dat het ^ gelbchte , volgens dit oï dat gelijkvormig,
ofhetlclfde, of gclyk met zeker gegeven is : in voegen dat wy
in alle de redenering de waarheft allcenlykdoor vergelijking
beftiptclyk kennen. Tot een voorbeelt', alle A is B , alle B is
C, dieshal ven alle Ais C j hier worden hetgelbchte en gegeve-
nc met malkander vergeleken, volgens dit, dat zy beide B zijn,
enz. Maar dewijl, gelijk wy dikwijls vermaant hebben, de
vormen der Sluitredenen niet bchulpfaam zijn om de waarheit
der dingen te begrijpen , zo fal aan de Lefer dienftig zijn , zo
hy , hen gantfchelyk verwerpende , bevat dat men t'eenemaal
alle kennis , die men niet door cnkeldc en bloote infiening van
enig ding heeft , door de vergelijking van twee of meer dingen
met malkander verkrijgt. En zeker , byna alle de naarftigheit
vandc menfchelijkc ichranderheit beftaat in defe werking tc
voorbereiden: want als zy enkele en openbaar is, zo behoeft
men geen behulp van kunlt , maar het licht der natuur alleen ,
om de waarheit , die men daar door heeft , in te fien. Hier ftaat
aan te merken dat de Vergelijkingen alleenlyk enkeldecno-
pcnbare gelcgt worden , als hctgeiochte cn'r gcgcvcne aan fc-
kere natuur gclijkelyk deelachtig zijnj doch dat alle d'anderen
om geen andere oorlaak voorbereiding behoeven , dan om dat
die gemene natuur niet gelijkelyk in beide is, maar na enige an-
dere hebbelijkheden, of evenredigheden, in dewelke zy in
gefloten word , en dat het voornaamlte deel van de menfchelij-
kc fchranderheit nergens anders in beilaat is , dan in defe even-
redigheden daar toe te brengen , dat 'er klarely k gelijkheit tul-
fchen het gefochtc , en iets , dat bekent is , gcficn word.
Wijders itaat aan tc merken , dat niets tot Uefc gelykheit ge-
bracht
Befiiering des Verjlants, j 2 9
bragtkaiiworden, dan dat meer en min ontfangt , en dat dit
alles door de benaming van Grootheit word begrepen : invoc-
gen dat VVV, nadat volgens de voorgaande regel , demerktec-
kcnsdcrzwarigheit van alle onderwerp afgetrokken zijn ver.
flaan . dat wy hier voortaan allecnlyk met de Grootheden in't
algemeen bcfich zijn.
Maar op datwy ook dan ons in iets zouden inbeelden, en
niet het verftant alleen , maar door de gedaante geholpen , die
in de inbeelding gcfchildcrt zijn, gebruiken, zo llaat eindelyk
aan te merken , dat'er niets van de grootheden in 't algemeen
gefegt word , 't welk ook niet tot yder in't beibnder toegepaft
kan worden.
^ Uit welke dingen lichtclykbciloten word , dat dit niet wei-
nig vorderly k lal welen , zo wy die dingen , de welke wy ver-
ftaan , van de grootheden in 't algemeen gefegt te worden , tot
die ^ zoorte van grootheit overvoeren, de welke gemakkely kfi 3 Sfec-.ts
en onderfcheidelykll in onfe 'Mnbeeldmg gefchildert word. En
dat dit de zakelijke uitgebreidheid des lighaams is , van al't an- hlnagin*.
ander afgetrokken, behalvcn van't geen, dat gellaltigt is, volgt é'^/.^.^yj,
uit het geen , dat in de twaalfde regel gefegt is ; daar wy bevat r^X""*
hebben, dat d'inbeelding fel ve, met de denkbeelden , die daar
in zijn , niets anders is , dan het zakelyk ware lighaam , uitge-
flrekt en geftaltigt : 't welk ook door fich klarely k blijkt ; de-
wijl in geen ander onderwerp alle verfcheidenhedcn der even-
ledigheden onderfcheidelijker vertoont cnaangewefen wor-
den. Want hoewel een ding meer of min wit , dan 't ander , en
ookd'een klank meer of min fcherp,cn dus metd'andcrcn , ge-
fegt mogen worden , zo konncn wy echter niet naaukcurigly k
zeggen, of fodanige overmaat in een dubbelde, of drievoudige,
enz. cvenredigheit bellaat , dan door zekere overecnkominge
tot d'uitgcftrekthcit van het geftaltigc lighaam. Dicshal ven d Carctu fi.
blijft valtcnbondiïTjdatdee vraaffftukkcn > die volmaaktcliik^n*''T'
bepaalt zijn , naauwcly ks enige zwarigheit begrijpen , dan de f fropomo^
gene, die 'er bellaat in ^d'evenredighedender s ongel ijk heit "7,^
t'ontvouwen, en te verklaren ; en dat dit alle, in't welk bcltip-ï^-^^r*'*''
telyk zodanige zwarigheit gevonden word , lichtelyk kan , en
ook moet van alle ander h onderwerp afgefcheiden , en daar na ^'^^^'^'^
tot 'd'uirgcbreidheit, en tot de '^geftaltenovergevoert wor- i ^^rr../»,
den. Van welke alleen wy dicshalvcn, van nu af tot aan de vijf- ^
entwintigfte regel , met nalating van alle andere Menkinge ^^Coi^tutiê,
:^ullen handden. X x x ik
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
Ik zou hier wel wenfchen , dat de Lezer, tot de «befighcdei"5
van de b Rekenkunfl: en Meetkunll gencgcn,alhoewel daar in
ongeocfFent, dan volgens de gemene wijfe geleert was : wanc
het gebruik der regelen, die ik hier geven fal, om die dingen te
leren , tot 't welk zy genoechfaam zijn , is veel gemakkelijker
dan in enig ander geflacht van vraagftukken , en de nuttigheit
daar af is zo groot, om hoger wijsheit te verkrijgen, dat ik nie:
fchroorae te leggen, dat dit deel des onderwijsmiddels niet om
de Wiskundige werkftukken is gevonden , maar eerder dat
men defe byna alleenlijk moet leren om die t'oeffenen. Ik fal
van defekunften niets onderftellcn, dan mifichien enige din-
gen, die door fich bekent zijn, en aan yder voorkomen. Doch
de kennis hier af, gelijk men haar gemenelijk van anderen
heeft , word echter , fchoon zy door geen openbare dolingen
verdorven is, door veel dwarflcheen qualijk bevatte begin-
iclen verduiflert , die wy in 't volgende Tullen trachten te ver-
beteren.
By uitgeftrektheit verftaan wy al 'tgeen, 't welklangte,
breette en diepte heeft, fondcr t'onderfoeken ofhet een waar
Jighaam, of alleenlijk ruimte is. Hier toe fchijnt men geen bre-
der verklaring te behoeven; dewijl'er van onfe inbeelding
niets lichtelijkcr word begrepen. Maar om dat de Geletterde
echter dikwijls zo fcherpfinnige onderfchcidingen gebruiken ^
dat zy het naturelijk licht verdrijven, en duifterheden vinden,
felfs in die dingen, die by de boeren felven noit onbekent zijn ,
zo moet men hieraan hen berichten , dat men hier by uitge-
flrcktheit niet iets aanwijft , dat onderfchciden , en van 't on>-
dcrvvcrp felf afgefcheidcn is , en dat wy in 't algemeen niet zo-
danige Wijsbcgerigc Wezenden kennen, die warelijk niet on-
der d'inbeelding komen. Want fchoon icmant aan fich felf kan
vroed maken, tor een voorbcelt, dat, indien al 't geen, dat in de
ijatuurdcrdingcn uitgcftrckt is, tot niets gebragt wierd , dit
echter , dat de uitgeltrektheit fel vc door fich alleen wefentlijk
is, niet ftrijdigzou wefcn, zo zou hy niet het lighamelijk denk-
bcclt tot dele bevatting, maar het verftant alleen, qualijk oor-
delende, gebruiken: 't welk hy felf fal belijden,,zo hy aandnch-
telyk op het beek der uitgeftrektheit fel ver merkt, 't welk hy
dan fal pogen in zijn inbeelding te fchilderen : want hy fal be-
vinden dat hy 't bevat , niet van alle onderwerp afgefcheidcn ;
maar dat hy het fich gantfchelijk anders inbeeld , dan hy oor-
deelt.
Bejliering dei Verflants. 5 j r
deelt. Invoegen dat defe afgetrokkene Wezenden (wat het
verftant ook van de waarheit der faak gelooft ) noit van d'on-
derwerpen afgefcheiden, in d'Inbeelding gevormt worden.
Maar dewijl wy voortaan niets fonder behulp van d'inbeei-
ding fullen werken» 20 fal 't de moejte wel waardig zijn dat wy
voorfichtiglijk onderfcheiden door welke denkbeelden de be-
fondere bctekeniflen der woorden aan't verltant voorgeftek
moeten worden. En om defe oorfaak {lellen wy defe drie vor-
men van rpreken omze t'overwegen: 'D'' mtgeflrekthett beflaat
plaatJ ; Itghaam heeft mtgeflrektheit ; en d'Hitgeflrektheit ü een hg--
haam. D'cerite vertoont , hoe uitgeilrektheit voor het geen ,
dat uitgeftrekt is word genomen : "want ik bevat even het felf-
dc , zo als ik zeg, d'^mtgeftrekth^tt beflaat plaats , dan of ik zeg , het
fiitgeftrekte beflaat plaats : en echter is het, om de twijffelachtig-
hcit t 'ontgaan , niet beter dat men de benaming van HitgeflrekS'
gebruikt; want het zou niet zo onderfcheidelijk hetgeen ,
dat wy bevatten,aanwijren,namelykdat enig onderwerp plaats
beflaatjom dat het uitgeftrekt is. lemant zou het ook alleenlijk
dus konnen verklaren , dat het uitgeftrekte een onderwerp is , '/ well^
plaats beflaat'^ mctTindcYSyd'XWo^'xk zeide, dat het bezielde plaats
beflaat. Defe reden dan verklaart waarom wygefegt hebben
datwy hier eerder van d'mgeflrekjheit , dan van het uitgefirekje
fullen handelen , fchoonwy achten dat d'uitgeftrektheit niet
anders, dan het uitgeftrekte, bevat moet worden. Laat ons nu
tot defe woorden voortgaan, het Itghaam heeft mtgeflrekthen , daar
wy verftaan, dat d'uitgeftrektheit iets anders, dan lighaam,
betekent. Wy vormen echter niet in onfe inbeelding twee on-
derfcheidene denkbeelden, 't een van 't lighaam , en 'tander
van d'uitgeftrektheit \ maar alleenlijk een enige van 't uitge-
ftrekt lighaam. Dit is, zo veel de zaak aangaat, niet anders, dan
of ik zeide, het lighaam is uitgeflrekt^ of beter het uitgeftrekte ts uttge-
jirekj ; 't welk bcfondcr in die Wcfenden is, dewelke alleenlijk
in een ander zijn, en noit fonder onderwerp bevat konnen wor-
den. Doch in de genen is 't anders geftelt , die zakelijk van 't
Onderwerp onderfcheiden zijn. Want indien ik, tot een voor-
beelt, zeide: ^l^ iet er heeft rijkdommen^ zo is Pieters denkbceltgant-
fchclijk van dut der rijkdommen a verfcheiden. Desgelijks, in- a7),WA.
dien ik zeide, PuhIus is njk^j zo zou ik my gantfchelijk iets anders
inbeelden, dan of ik zeide, n^k^is nji^. Veie defe verfcheiden-
hcit niet ondcrfchcidcndc, waanen t'onrccht dat uitgeftrekt- b^.vr/«/;o,
Xxx z heit
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
5 3 2 K E G U L E'ï^ var^ de
lilpI'naZoM'it iets begrijpt , *t welk van ^'t uitgeftrekte ^ oiidciTcheidcn
'isi gelijk Paul LIS rijkdommen iets anders zijn, dan Paulus. Ein-
dilMurr^^^h'^^ indien men zegt dat d'mtgeflrekthéit geen <=hghaami$, zo
* word de ^benaming van uitgeftrektheit veel anders, dan hier
tjdtayup.' tevoren, genomen: en in defe betekenis komt daar mee geca
iEnHnn.iio. *befonder denkbeelt overeen j maar defe gehele ^ uitfpraak
^imcUuim word van s't zuiver vcrltant volkomen gemaakt, dat alleen
]Tn:uim ^vermogen heeft van dusdanige i afgetrokkene wefenden te
^En•.aal. fcheiden. Ditgecftaan vele menfchcn gclegentheit van tedo-
Icn, die, niet bemerkende dat d'uitgellrektheit, dus genomen,
niet van d'inbeclding begrepen kan worden,haar door een waar
denkbeelt aan fïch vertonen. En dewijl dusdanig denkbeelt
nootfakelijk de bevatting van lighaam influit,zo worden zy,als
zy feggen dat d'uitgeftrcktheit, dus bevat, geen lighaam is,on-
verfichtigly k hier in bedraait , dat een [elfde dmg te geltjk^lighaam en
geen Ito haam is. 't Is ook vangroot belang , dat men d'uitfpraak
onderfchcid, in dewelke dusdanige namen, mgeftrektheitygejial'
te^ getal, vlalite, lijn, punt, eenheit , en diergelijke, fuik een onder-
fchcidene betekenis hebben, dat zy iets buiten fluiten van't
welk zy warelijk niet onder fcheiden zijn : gelijk dan , als men
fegt , d'mtgejlrektheit , of degeftalte tsgeen ligha/im , het getal ts niet da
getelde faak,, de vlakje ts hst mterfte van 't lighaam , de lijn dat van de
vlakte, het punt dat van de lijn,d'eenhett is geen Groothcit,tm. alle wel-
ke en diergelijke voorftellingen gantfchelyk,als of fy waar wa-
ren, uit d'inbeeldinggeweert moet worden; en dieshal ven ful-
len wy in't volgende niet daar afhandelen. Ook fbaat naarfbig-
lijk aan te merken , dat wy in alle d'anderc voorftellingen , in
dewelke defe namen zijn, hoewel zy de felfde betekenis behou-
denden op een fclfde wijfe van d'onderwcrpen afgetrokken gc-
iegt worden, zy echter niets uitfluiten of ontkennen, waar vai-i
zy niet fakelyk ondcrfcheiden zijn , het behulp der inbeelding
mogen en moeten gebruiken, om dat dan, hoewel het verflanc
alleen befliptclyk op het geen merkt, 'twelk methetwoord
word aangewefen , zo echter d'inbeclding het waar denkbeelt
van de faak moet verdichten, op dat het felfde verllant , als dc
faak fulx vereifl:,fich tot des felfs andere voorwaarden, niet met
dc benaming uitgedrukt, fou konnen'keren, en niet oordeelen
dat zy onvoorfichtiglijk uitgefloten waren: gelyk wy, zo men
na een getal vraagt, ons enig onderwerp, door veele eenheden
meetbaar, inbeelden j cnhoewel hctvcrfl:ant nu op des felfs
menigte
I) S'upponerf,
Bepering des Verflants. yjj
menigte alleen gemcrk neemt , 7,0 lullen wy echter wel tocfien
dat het danr na hier uit niet iets belluit , in 't welk de ^ getelde ,
faak''ondcrftek word van onfc ^ bevatting uitgellotcn gewecll
te hebben : gelyk degene doen, die wonderlijke ^ verborgent-
heden, en loutere beulelingen den getallen toeèigencn,aan de- ^\tjltlrli
welke zy zekerlyk niet zo groot geloof fouden geven , zo zy
niet bevatten , dat het getal van de getelde dingen onderfchei-
den is. Desgclyks, als wy van de « geftalte handelen, zo laat ons vi.Hr».
ügten dat wy van een^ uitgeftrekt onderwerp handelen, alleen- ^ ^^^^^[^^i^rn
lyk op defe wijle bevat , dat hets geflaltigt is. Indien wy van ^V^^rlm»^
^ 't lighaam fpreken , zo laat ons denken dat Vv^y van het Telfde , 'Yj'""*
als ^ langjbreet en diep handelen.Tndien wy van de '^vlakte han- 'iJnm^'
delen, zo laat ons de felfde als lanc; en breet bevatten, de diepte f
overüaande, maar niet ontkennende. Indien van een i lijn, alsi^/«*4*
alleenlyk m lang. Indien van het punt , het felFde, al het ander ""Jl'"^*'
achterlatende, behal ven dat het een " wefcnd is. En hoewel ik o oXcer^,
alle defe dingen hier dus bredelyk oafleide, zo zijn echter de'' n'^'"""*
V vernuften der menichen in diervoegen 'i vooringenomen, dat
ik vrees dat noch feer weinige in dele faak van alle gevaar van
te dooien veilig genoech fullen wefen, en dat zy, de verklaring
van mijn meening al te kort in een lange reden fullen vinden.
Want de ' Rekenkundige en Meetkundige kunilen felve,r.^r/a4m/i
hoewel de fekerfte van allen, bedriegen echter ons hier. Want '
wat ^Rekenaar is 'er, dicniet acht dat zijn getallen, nietaUsZ^ÏC*
leenlijkdoor 't verftant van alle Onderwerp afgetrokken zijn,
maar ook door inbeelding warelyk daar van ondcrfcheiden
moeten worden ? Welk Meetkundige is 'er, die niet de klaar-
blijkely kheit van zijn voorwerp door ftrijdige bcginfelen ver-
wart, terwijl hy oordeelt dat de lijnen geen bVeetheit,. eii
de vlakte geen diepte hebben, dewelke hy echter daar na
d'een uit d'andcren te zamen zet, zonder te bemerken dat
de lijn, uit welks vloejing hy bevat dat de vlakte gemaakt
word, een waar lighaam is, en dat de gene die breette derft,
niets is, dan een wijfe van lighaam , enz. Maar om in d'optel-
ling vandefe dingen niet langer te blijven j zo fal men korter
konnen verklaren, op welke wijfe wy onderflellen , dat ons
voorwerp bevat moet worden, om daaruit feer gemakkelyk
te betogen wat waarheit in de Rckenkunllige en Meetkunlli-
ge kunilen is.
Wy zijn hier daii omtrent het uitgcftrekt voorwerp befieh>
Xxx 5 foiider
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
^34 R E G U L E N i^/?;^^^'
zonder gantfchelyk daar in iets anders aan te merken,dati d'uit-
gcftrektheit fel ve, en met ons voordachtclyk van debenaming
van hoegrootheitt'onthoudeni om dat fommige Wijsbegerige
20 fcherpfinnig zijn , dat zy haar ook van d'uitgeflrektheit on-
derfcheiden hebben. Maar wy onderftellen dat alle Vraagftuk-
ken zo verre gebracht zijn , dat 'er niets anders gefocht word ,
dan zekere uitgeftrektheit hier uit te kennen , dat zy met enige
andere bekende uitgeftrektheit word vergeleken. Want de-
wijl wy hier geen kennis van enig nieu wefend verwachten;
maaralleenlykd'evcnredigheden , hoe zeer ook mgewikkelt ,
daartoe willen brengen , dat het geen, *t welk onbekent is ,
met iets , di\t bekent is , gclyk gevonden word , zo is het zeker
dat alle ondcrfchcidenheden van evenredigheden , de welke in
andere onderwerpen zijn , ook tuflchcn twee , of meer uitge-
llrekthedcn gevonden konnen wordenjen dieshalven is tot ons
oogmerk gcnocch, dat wyin d'uitgeftrektlieit felve alle die
dingen aanmerken, dewelke tot de onderfcheidcnheden der
evenredigheden te verklaren dienftig konnen wefen, van de
welke niet meer dan drie voorkomen j te weten d' Afmeeting ,
Eenheit en GeÜaltc. ...
By afmeeting verftaan wy niet anders , dan de wijfe en mid-
del,volgens de welke men aanmerkt, dat enig onderwerp meet-
baar is : invoegen dat niet alleenlyk de langte , en breette en
diepte afmetingen des lighaams zijn; maar dat de zwaarheit ook
een afmeting is, en andere diergelijke oneindige dingen, Want
de deel ing fel vc in vele gelijke delen , het zy dat zy zakelyk is ,
of alleenlyk vcrftandclyk , iseigentlyk afmeting, volgens de
welkewyde dingen tellen ; cn die wijfe, de welke het getal
maakt , word eigentlijk gcfegt een zoort van afmeting te we-
fen j fchoon'cr enige verfchcidenheit in de betekenis van de
naam is: want indien wy de delen in ordening tot het geheel
aanmerken , zo zegt men dat wy tellen , in tegendeel , indien
wy't geheel, als in delen verfpreid aanfchouwen, zonieten
wy't. Tot een voorbcelt, wy meten d^eewen met jaren,dagen,
uren en ogenblikken ; maar indien wy d'ogenblikken , uren ,
dagen en jaren meten, zo fullen wy eindeiyk d'ecuwen vol
niaken.
Uit defc dingen blijkt dat'er in een felFde onderwerp oneindi-
ge verfcheidcne afmetingen konnen wefen, en dat zy gantfche-
lyk niets by d'afgemetcne dingen by voegen , maar op de felf-
Be/ïiering des Verjiants. 5- j ^
de wijfc verftaan worden , 'c zy dat zy een zakelijke grontvcft
in d'onderwerpen felve hebben,of naar believen van onfe gecfl
bedacht zijn. Wantde zwaarheit des ligbaams , ofde fnelheit
der beweging, ofde deling vaneen eeuw in jaren en dagen is
iets zakely ks 3 doch niet de deling van een dag in uren en ogen-
blikken,enz. Alle welke dingen echter op een felfde wijfe zijn,
20 men hen allcenlyk onder de reden van afmeting aanmerkt ,
gelyk men hier , en in de dingen, die tot de Wiskunft behoren,
doen moet : want 't onderfoekcn of hun grontveft zakely k is ,
behoort meer tot de genen , die in de Natuurkunde bcfich zijn.
D'aanmerking van defe zaak brengt aan de Mectkunft groot
licht: omdatby na alle de drie z^oorten van hoegrootheit, dc
lijn , de vlakte , en't lighaam qualyk begrijpen : want wy heb-
ben alreê te voren aangemerkt, dat de lijn en vlakte niet , als
warclyk van 't lighaam of van malkander vcrfcheiden onder de
bevatting komen : maar indien zy enkelyk als door 't verltant
afgetrokken aangemerkt worden , zo zijn zy niet meer zoorten
van hoegrootheit , als een Mer en levende verfcheide zoorten der
felfilandigheit in de menfchzijn. En men heeft in'tvoorby
gaan aan te merken , dat de drie afmetingen der lighamcn,lang.-
te, breette en diepte , alleen met de naam , van malkander ver-
fchillen. Want daar is niets, 't welk belet , dat men in enig ge-
o-even vaft lighaam die uitgcftrektheit , de welke men begeert,
tot langte verkieft, een ander tot breette , enz. En hoewel defe
drie alleenlyk in alle uitgellrekte faak,als enkelyk uitgcllrekt,
een zakelijke grontveft hebben , zo aanfchouwen wy hen ech-
ter hier niet meer, dan andere oneindige, de welke of van't ver-
ftant verdicht worden , of in andere dmgcn een grontveft heb-
ben. Gelijk indien wy ccndrichock volmaaktelyk willen af-
meeten , zo moet men , ten opGcht van de zaak , drie dingen
kennen , te weten drie zijden , of twee zijden , en een hoek , of
twee hoeken , en d'inhout, enz. gelyk in een ongcfchikte vier-
hoek vijf, in een viergrondig lighaam zes, enz. die alle afmetin-
gen genoemt konnen worden. Maar om hier die te verkiefen ,
door de welke onfe ^ inbeelding meell word geholpen, zo moe-»^'**2'«^"'«*
ten wy noit op meer, dan op een of twee, in onfe inbeelding ge-
fchildert, te gelyk merken, fchoonwy verftaandat 'cr ui de
^ voorftcUing , in de welke wy befig zijn , enige anderen zijn ; ^^^H^ti^,
wanttot de kunft behoort, hen in zeer veel t'onderlcheiden5op
dat wy, hoewel opzeer weinig te gelyk, echter op alle,d'een na
d'andere, zouden merken.. « D'een-
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
53^ R E G U L E N -r/ï/^ //^
a voiM, * D'ecniieit is die gemene natuur , de welke , gelyk wy hier
voor gcfegt hebben , gelijkelyk aan die alle, de welke te zamen
vergeleken worden , deelachtig moet wefen. En indien men
b ^w^yjio. j^^j^j. j^jg^ alreê enigfins, in 't Vraagftuk bepaalt heeft , zo mo-
dtiily"" S^^"^ » ""^ plaats , een uit de grootheden , die alreé ge-
geven zijn , of enige andere nemen ; en zy fal een gemene maat
té^J"""^''' van alle d'andere zijn. Wy verftaan ook datdaarin zo vceH af-
eextrena. mctingcn zijn, als in^ d'uitterftefclve,dietc famen vergeleken
moeten worden : en wy zullen haar bevatten of fenkclyk als
^^EKunCum g -^^^ uitgcft rckt , iRCt haar van al't ander af te trekken ; en dan
h(jr'orrrtrx, fal Zy het fclfdc zijn als een punt der Mcetkundigen, als zy uit
ifiHXM, ^^^^^ i vioejing een lijn cc zamen zetten ; of als zekere lijn ,
of als zeker vierkant.
Wat de gcftalten aangaat : hier voren is alreê getoont , hoe
men door hen alleen de denkbeelden aller dingen kan verdich-
ten ; en nu heeft men in defc plaats noch te vermanen , dat wy
uit hen ontellijke verfchcidenc foorten hieralleenlyk degene
zullen gebruiken,door de welke feer lichtelyk alle onderfchei-
denheden der hebbelijkheden , of evenredigheden uitgedrukt
worden. En daar zijn niet meer dan twee geflachten van din-
gen , die men te zamen vergelijkt , de Menigten , en de Groot-
heden. Wy hebben ook twee geflachten van geftaltcn, om hen
aan onfe bevatting voor te Hellen. Want , tot een voorbeelt ,
N^ril'?*' de^Itippen ,. door de welke de driehoek aangewefen
(Hu""'^*' . . word, of de boom,
Soofj, Doehter^ enz. die eniggcflacht verklaart,zijnge{lalten,
tnMHititü. om dc Menigte te vertonen. Maar degcftalten, die n ver-
ucutinut. knocht en "ongedcclt zijn, gclyk a, n enz. verklaren de
oi..d;v,}x. Grootheden.
Om nu te verklaren welke uit hen allcwy hier fullen ge-
bruiken , zo moet men weten dat alle de hcbbelykheden , die
tuflchcn wefcndcn van een fclfde geflacht konnen zijn, tot
twee hooftdeclcn gebracht moeten worden » te weten tot Or-
dening, of tot Maat. Wijders moet men weten , dat 'er niet
weinig naarlligheit vcreifcht is in d'Ordening uit te vinden ^
gelyk mcndoorgaans in defe onderwijsmiddel ziet, dicbyna
niets anders onderwijil : doch dat in d'or Jening te kennen , na
Be ft lering des Ver fi mts.
dat men haar gevonden heeft , gantfchely k geen zwarigheit is
begrepen; niaar dat wy , volgens dc zevende regel , de befon-
dere gefchikte delen lichtelyk met de geeft konnen deurlopen,
om dat in dit gedacht van hebbelijkheden't een tot't ander, uit
fich alleen, toegepaft word , zondcrbemiddeling van een dar-
de, gelyk in de getallen gcfcheid, van welker verklaring wy
dieshalven hier alleenlyk handelen. Wantik erken welke or-
dening tuftchen A B is , zonder op enige andere te merken, als
op beide de uitterften: maar ik weet niet wat evcnrcdigheit
van grootheit tuflchen twee en drie is, zonder zeker darde
aan te merken , te weten d'cenheit , die de gemene maat van
beide is.
Men moet ook weten , dat alle de verknochte hocgroothe-
den, door middel van de aangcnomeeenheit, fomtijts totde
veelheitgebnigt konnen worden , indien niet altijt , ten min- ^ ^
ften tpn delen ; en dat de « vcclhcit der eenheden daar na in zo- ^ *^^* *♦
danige ^ ordening gcfchikt kan worden , dat de zwangheit , die
tot de ^kennis van de maat behoort , eindelyk van dc^ belchou-
wing van d'ordening alleen afliangt, en in defec voortgang het Ti'/iTcfF'o,
grootfte behulp van de kunft is. Vih^Uni^*
Eindelyk heeft men te weten dat uit ^'afmetingen vande^f.
s verknochte grootheit gene klarelijkcr bevat word , dan de
J»langtecn ibreette, en dat men niet in een felfde '^geftulteop h
meer te gelijk heeft te merken , om twee verfcheidene te ver- IcF^ör!"
gelijkenjom dat het tot de kunft behoort, hen, zo wy meer dan
twee tegelykmet malkander hebben te vergelijken achter-
volgens te deurlopen,en alleenlyk op twee te gelyk te merken.
Als men defe dingen aangemerkt heeft, zo kan men lichtelyk
befluiten, dat men hier de voorftellingen niet minder van dc
geftalten , van de welke de Mectkundigen handelen , moet af-
trekken, zo daarafgehandclt word , dan van alle andere ftof-
fe ; en dat men tot dit gebruik geen andere heeft te behouden ,
dan de rechtlijnige en rechthoekige vlakten, of de regte lijnen,
die wy ook geftalten noemen s om dat wy door hen het onder-
werp ons niet minder uitgeftrekt inbeelden , dan door de vlak-
ten , gelyk hier voren gelegt is, cn cindelykdat men door dc
fjlfde geftalten nudc verknochte grootheden , en dan ook de
vcelheit , of het getal moet vertonen ; en dat dc menfchclijkc
naarftigheit niets enkclder , of eenvoudiger kan vinden, om
alle de vcrfcheidenhcdcn der hebbelijkheden te verklaren.
Yyy VYF-
R E G U L E N vmde
VYFTIENDE REGEL.
*t Is dikmjls ookdienjligdefe gefldten te hefchr^ven^ en voor
d*uitterltfke üumn te "vertonen ; op dat door deze dingen
onje denking lichtelijker in amdacht gehouden zot* wor*
den.
MAar hoe zy te teikenen zijn , op dat , terwijl zy voor dro-
gen ten toon geftelt worden , hun gedaanten in onfe in-
beelding gevormt iouden worden , blijkt uit fich zelf. Want
vooreerft , wy teikenen d'eenheit op drie wijfen , of als B vier-
kant, zo wy haar als lang en breet aanmerken, of als een
lijn, , zo wy haar alleenlyk als lang aanfchouwen, ofein-
delyk als een punt . , zo wy nergens anders op fien , dandatde
veelheit daar uit te zamen gefet word. Doch op welke wijfc
2y ook gefchildcrt , en bevat word , wy verflaan altijt dat zy
een onderwerp is , gantfchelyk uitgeflrekt , en tot oneindige
afmetingen bequaam. Dusftellenwy ook de merktekens van
een voorflelling, zo men op twee van hun verfcheide groot-
heden te gelyk moet merken , door een rechthoek voor ogen ,
in welks plaats twee zijden twee voorgeftelde grootheden zul-
len zijn, op defewijfe O. i vermits zymct d'eenheit famcn
meetbaar zijn: of op defe wijfe, 1 I I 1 ; of . . .
indien zy zamen meetbaar zijn ; j I [ J dus ' /
en niet van de veelheit der eenheden ipreekt. Eindelyk, in-
dien wy alleenlyk op een van hun grootheden letten , zo fchil-
dercn wy haar als een driehoek , welks een zijde de voorgeftel-
de grootheit, en d'andere d'eenheit fal wefen, op defe wiy
{^r^', 't welk zo dikwijls gefchied, als de felfde lijn met eni-
ge vlakte vergeleken moet worden ; of alle de langte alleen,
op defe wijfc , zo men haar alleenlyk alsfamen onmcet^
bare langte aanfchoLit i of op defewijfe. . , , indien zy veel-
heit is.
Beftiering des Ver Jl mts, ^ j 9
ZESTIENDE REGEL.
^eter dat men de dingen , die niet de tegenwoordige ^ opmerking « -^'f"»^»».
des ^geefts vereijjchen^fchoon zj tot het ^hejlait motfakelyk z>ijn, ^
met zeer korte ^ tekenen , dm met gehele ^ gehalten , amwijjl'^ d
^vmt dus kan de ^geheugenis niet bedrogen worden 5 en onder-
injjchen Tiwdde " denking ook niet afgckeert vandefedi?igente^^'"^'''""'
behouden , terwijl befich is met andere ^ af te leiden, ^» Dcduccre,
VOorts, dewijl wy gefcgt hebben, dat'er uit ontellijke iaf-i ö/W-yr»-
metingen, die in onfc 'inbeelding gefchildert konnenk%^^in.-t-
vvorden , niet meer dan twee verfchciden ineen en de felfde""-
|infieningofderogen , of des geefts aan te fchouwen zijn , zo'^""*'"^'
is't de moeite waardig alle d'andere in dier voegen te behou-
den, datzy, alsdezaak vereifcht, lichtelyk voorkomen , tot
welk einde , de geheugenis door de natuur fchijnt ingeftelt te '^^"">^'**
wefen. Maar dewijl dele geheugenis lichtelyk kan miHen , en
opdatwy niet gedwongen zouden worden enig deel van onfe
opmerking te befteden ui de felfde te vernieuwen , terwijl wy
met andere denkingen befich zijn, zo heeftde kunil zeerbe-
quamelyk het gebruik van fchrijven gevonden : en wy,op defc
hulp vertrouwende,zullen hier gantlchelyk niet aan de geheu-
genis bevelen , maar d'inbeelding vry en onbelemmert , en ge-
heel voorde tegenwoordige denkbeelden behoudende , alles ,
datwy t'onthoudcn hebben, op't papier fchilderen ; en die
door zeer korte merktekens; opdatwy, volgens de negende
regel, yderin't befonder onderfcheidelyk aangefchout heb-
bende , alles , volgens d'elfde regel , met een zeer gefwinde be-
weging van denking, zouden konnen deurlopen , en zeer ve-
le dingen te gelyk infien.
Al 't geen dan , dat men als enig en alleen tot d'oplofling van
zwarigheit ü\\ moeten aanfchouwen , zullen wy met een enig
merk , dat men naar believen kan verdichten, aanwijfen. Maar
wy zullen, om de gemakkelijkheit, de letteren^^c , enz. tot
d'uitdrukking der grootheden, die alreê bekent zijn,en A B C,
en. rot d'uitdrukking der grootheden , die onbekenc zijn , ge-
bruiken ; voorde welke wy dikwijls de getalletters 2 :> 4 enz.
lullen zetten., om hun veelheit te verklaren. En ook tot het
getal der betrekkingen te voegen, dewelke daar in verdaan
Yyy 1 zullen
540 K E G \J L E'ï^ 'va^J de
zullen moeten worden : in voegen dat, zoika ? rchnjf , dit
het fclfde is , als of ik zeide , het dubbelt van de grootheit, dooi-
de lettere aangetekent , die drie betrekkingen begrijpt. Door
defc naarftigheit zullen wy nietalleenlyk een verkortmgvan
veel woorden maken ; maar , dat het voornaamfte is , de merk-
teken, zo zuiver en bloot vertonen , dat, fchoon men mets na-
laat,dat nut is,men echter daar in niets fal vinden, 't welk over-
tollig is , en dat te vergeefs de bequaamheit van t vernuft ül
innemen, als men veel tegelyk met de geeft fal moeten be-
^^*En"op dat alle defe dingen te klarelijker verftaan zouden
worden , zo ftaat aan te merken , dat de Rekenaars gewent zijn
d'enkelde grootheden door vele eenheden , ofdoor enig getal
aantewijfen: maar dat wy hen in defe plaats niet minder van
de getallen fel ve aftrekken,dan wy hun een weinig te voren van
de Meetkundige geftalten , of van alle andere dingen afgetrok-
ken hebben : 't welk wy doen , zo om de walging van een lange
en overtollige rekening te mijden , als voornamelyk op dat de
delen van 't onderwerp, die tot de natuur der zwarighei.t be-
horen, altijtonderfcheiden zouden blijven, en met in onnut-
te getallen bedraait worden : gelyk, indien men naar de gront
van de rechthoekige driehoek zoekt , welks gegevcne zijden 9
en 1 2 zijn , de Rekenaar fal zeggen dat zy ^ 225 , of 1 5 is. Maar
wy zullen, in plaats van 9 en 1 24 en Aftellen, en bevinden dat
de grontYT » 4-1 » ; en die twee delen 4 s ^ ^ > die in't getal ver-
wart zijn , zullen onderfchcidcn blijven.
Men heeft ook aan te merken , dat men by getal van betrek-
kingen verftaan moet die evenredigheden , die in een gedurige
reeks malkander volgen , de welke andere in de gemene Stel-
kunil door veel afmetingen en geftaken pogen uit te drukken;
a'R-t'A^. en van de welke zy d'eerfte ' Wortel , de tweede Vierkant, de
b^^«.<ir4. jjarde ^Teerling, de vierde '^Vierkants vierkant, enz. noe-
« iHi,uu men ; en ik beken , dat ik lange tijt door defc namen ben be-
cj^;^Wm. j geweeft. Want my docht dateer , na de Mij n , en na het
,unej. Vierkant niets klarelijker aan mijn f inbeelding voorgeftelt
VF:^r;r kon worden, dan de Teerling, end'anderc ggeftalten, naar
ïis,m,t,iu- h gelijkenis van defe verdicht; en ik'lofte, door hunbe-
ti\/wr,. hulp niet weinig zwarigheden op. Maar eindelyk heb ik , na
vele ondervindingen, bevonden dat ik door deie middel van
bevatten noit iets had ge vonden,'t welk ik met fonder hen veel
Uch-
Beft ter ïng des Verft mtu J41
lichtelijker en onderfcheidelijker zou hebben konnen kennen:
en dat men zodanige namen gantfchely k moeft verwerpen , op
datzyde ^ bevatting niet zouden verwarren: want defelfdea fö«rf/>t»*
^grootheit, hoewel zy ^Teerling, of Vierkants vierkant ge- Jj/'^'*-""**
noemt word, moet echter noit anders , volgens de voorgaan- cc«tw.
deregel, dan een lijn , of vlakte aan d'inbeelding voorgeftelt
worden. Men heeft dieshalven voornamelijk aan te merken ,
dat de vierkant wortel , de teerling , enz. niets anders zijn ,dau
verknochte evenredige grootheden , voorde welke menon-
derftelt, dat altijtdeaangenomeneeenheit, van de welke wy
hier voren alreê gefproken hebben , geftelt : tot welke eenheit
d'eerfte evenredige grootheit onmiddelyk , en door de betrek-
king alleen toegcpari word \ maar de tweede door middel van
d'eerfte, en dieshalven door twee betrekkingen : de darde door
middel van d'eerfte cn tweede, en door drie bctrekkingen,enz.
Wy zullen dan voortaan die grootheit , de. welke in de Stelre-
gel Wortel genoemt word , d'eerfte evenredige noemen , en
degene, die de naam van Vierkant heeft, tweede Evenredi-
ge , en dus met d'andere.
Eindelyk ftaat aan te merken , dat , fchoon wy hier van eni-
ge getallen de merktekenen der zwarigheit af trekken, om haar
natuur te onderfoeken , echter dikwijls gebeurt , dat zy op een
enkelde wijfc in getallen opgelolt kan worden, dan of men
haar van hen had afgetrokken. Ditgefchied dooreen dubbelt
gebruik van getallen, 'twclk wy alrêe te voren aangeroert
hebben; te weten om dat zy nu d'ordening, cn dan dc maat
verklaren. Dieshalven , nadat wy haar , in algemene bewoor-
dingen uitgedrukt , gefocht hebben , moet men haar tot de ge-
geven getallen weérbrengen , om te fien of zy mi-HcJiien enige
enkelder oplofling aan ons zullen verfchaffen. Tot een voor-
beelt,na dat wy gcfien hebben , dat de gront van een rechthoe-
kige driehoek uitdezijden^en^is'VTz +TT» moet men voor 4*
flelIenSi , envoor^*i44. dewelkezamen gevoegt zijn22jr^
welks wortel , of middel evenredige tuflchen d'eenheit cn 225*
is 15; daaruit wy bekennen dat de gront 1 5 famenmeetbaar
is met dc zijden 9 en 12; niet in't algemeen hier uit, dathydc
gront van een rechthoekige driehoek , van de welk d'een zijde
tot d'ander is gelyk 5 tot 4. Alle welke dingen wy onderfchei-
den , die dc klare cn ondcrfchcide kennis der dingen zoeken :
maar niet de Rekenaars, die te vreden zijn, zo de gefochte fom-
Y y y 5 mc
542 R E G U L E N *vm de
me hen voorkomt, fchoonzy niet bemerken, hoe zy van de
gegevens afhangen; in't weikalleen echter de wetenfchap ei-
gen tl yk beftaat.
Maar in't algemeen heeft men aan te merken , dat men noit
enige van die dingen , de welke geen gedurige opmerking ver-
ciflchen aan de geheugenis moet beveelen , zo wy hen op 't pa-
pier konnen nederfetten ; op dat niet een overtollige herden-
king voor dekennis van het tegenwoordige onderwerp enig
deel van ons vernuft zou wechrukken. Men moet ook een ta-
fel maken, daar in wy de merktekens van 'tvraagftuk, gelyk
%y voor d'ecrftc maal voorgeftelt waren, fchrijven: daar na hoe
zy afgetrokken , en door welke merken aangewefen worden ;
op dat wy , na dat men in de merken felve d'oploffing gevon-
den heeft , haar lichtelyk , zonder enige behulp van de geheu-
genis , tot het bcfondcr onderwerp , van't welk gefproken fal
worden , zouden toepaflen : want daar is noit iets afgetrokken,
dan uit enig min algemeen. Ik fchrijf dan op defc wijfe. Men
zoekt de gront B C in de rechthoekige driehoek A B C , en ik
trek de zwarigheit af, om in't algemeen de
grootheit vande gront uit de grootheit der
zijden te zoeken: daarna ftelik, in plaats
van A B , die 9 is , <i ; voor B C , die ix is, ftel
^ . ik^ ,en dus metd'andere.
12* ^ Hier ftaat noch aan te merken, dat wy de-
fc vier Regelen ook in het darde deel van defe Handeling zul-
len gebruiken , en noch een weinig bredelijker genomen , dan
zy hier verklaart zijn ; gelijk in zijn plaats gefegt fal worden.
ZEVENTIENDE REGEL,
b f r./l'* ^^^^ voorg^ftelde zv^angheif ^ regelresht deurlopen , met
« Lxi'Jun. ^^^y qj^n aftc trekken dat enige vm hmr merktekenen be-
TliUmfsti. kent , en d andere onhekcnt zïjn , en d onderlinge ^ afhmge^
lijkhek der hejondere dingen vm malkander door -ware ^ rede"
neringen in ji en.
lE vier voorgaande Regelen hebben aangcwcfen, hoe
men de bepaalde zwarigheden , en die volmaaktelyk ver-
SHh)cii^, flaan zijn , van de befondercc voorwerpen moet aftrekken , en
daar toe brcni^en , dat men daar na niets anders fockt , danze-
kcre
Be ft lering des Vcrjï^mts, 5*43
^ere a grootheden hier uit te kennen , dat zy door dcfc , of door 3 ^\uirMii*
die bgVootheit totenige, die gegeven zijn , toegepaft wor- b7fli)i,.«-
den. Maar nu zullen wy in defe vijf volgende Regelen verkla- f;
ren , hoe defe zwarigheden in dier voegen zijn onder te bren- ^
gen , dat zy , hoe veel onbekende grootheden in een d Voor- ^^'H^***
flelling zullen wefen, alle onder malkander gcfchikt zullen
worden , en dat gelijk d'eerfle tot « d'eenheit fal zijn > de twee- ^
deookzo is totd'eerfle, de darde tot de tweede, de vierde tot
de darde ; en dus vervolgens , indien 'er zo veel zijn , zullen zy
een gelijke fomme met zekere bekende grootheit maken: en
dit alles volgens een zekere ^ onderwijsmiddel , dat wy in defe
zullen verfekeren , dat zy , zonder enige naarlligheit , tot s en-
kelder merktekenen gebragt konnen worden.
Wat de tegenwoordige aangaat , men heeft aan te merken ,
dat in yder vraagfluk , 't welk door afleiding geloft moet wor-
den , zekere effe en rechte weg is , langs de welke wy zeer ge-
makkclyk van d'een merktekenen tot d'anderea konnen over-
gaan ; maar dat alle d'andere zwaarder , en niet regel recht zijn.
Om dit te verftaan, moet men aan de dingen , oie opd'clfde
Regel gefcgt zijn, gedenken, daar wy verklaart hebben hoeda-
nig de fchakelingder voor (tellingen , is waar van de bcfondere»
zoenen haar met de naburige vergelijkt, zo zullen wy lichte-
lyk begrijpen , hoe d'ecrfte en lelie op malkander (ien, fchooii
wy tulkhen middelige, niet zo lichtclyk van d'uitterften aflei-
den.Indien wy nu dand'afhangelijkheit der befanderc van mal-
kander , zonder enige afgcbrokc ordening infien , om dviar uit h
tc befluitcn hoe de lefte van d'cerile afhangt , zo zullen wy de
zwaarheit ^ regelrecht deurlopen. In tegendeel, indien wy hier \Tyirta<i^
uitjdat wy kenncndat d'eerfte en lede op zekere wijfe te famen
verknocht zijn , willen afleiden hoedanig de ^ middelllen zijn ^^^Mdu^
die hen te famen voegen, zo fullcn wy een onrechte en verkeer-
de ordre volgen. Maar dewijl wy hier allccnlyk omtrent ' d'in- ' ^■-'■'tftiousi
gewikkelde vraag ft ukken befich zijn, te weten in de welke van "'^*'''"''*
de bekende muitterften zekere middcHlen ineen verwarde or- «« £A-mw».
dening gekent moeten worden, zo beilaat alle de kunll van de-
fe plaats hier in, dat wy met d'onbekenden voor bekenden
n x'onderftellen,aan ons een lichte en rechte weg van te zoeken « %rw*,
konnen bereiden , felfs in de zwarigheden , die meeft ingewik-
kelt zijn. Daar is niets , 't welk belet dat dit niet altijt kan ge-
fchiedciii dewijl wy in't begin van dit deel onderflclt hebben,
dat
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
I
h Determi-
c Dctcrrrü'
nati»
d Qradatim
C ütjiurfm,
i Suhjtru(f,C.
ttitio.
re*
n Ptrficere.
^44. R E G U L E N -T/f^^^
dat wy kennen dat de dingen die in «'t vraagftuk onbckent
zijn, in dier voegen van de bekende afhangen, dat zy gantiche-
lykvanhen bepaalt zijn , in voegen dat wy , zo wy de dingen
fel ve, die eerfl voorkomen, als wy die <^ bepaling kennen, over-
wegen,en hcn,fchoon onbekent,onder de bekenden tellen, om
van hen «'by trappen, en door ware ^ redeneringen ook alle
' d'andere bekenden , als of zy onbekent waren ,f af te leiden , al
hetgeen, 't welk defe Regel onderwijft , zullen uitwerken:
daar afwy de voorbeelden , gelykook van veel dergener , die
wynarnaals zullen feggen, tot de vierentwintigfte Regel be-
Wareni om dat zy daar bequamelijkcr verklaart fuUen worden.
ACHTIENDE REGEL.
Hier toe werden alleenlijk vier g werkingen verei/cht, optelling,
' aftrekking,^ vermenigvuldiging en ' verdeeling: uit de welke de
l' twee leften dikw^ls hier niet bewerkt moeten worden , zo om
dat men ?7iets te vergeefs zoi4 inwikkelen , als m dat men hen
daar na lichtelijker kan " voltrekken,
DE menigte der Regelen fpruit dikwijls uit d'onervarent-
heit vandeMeefter; en de dingen, die tot een enige al-
gemene leerregel gebragt konnen worden, zijn niet zo klaar ,
indien men hen in veel befondere verdeelt. Wy zullen dan hier
alle de werkingen,die men gebruiken moet in de vraagftukken
dcurlopen,datisinenige grootheden van d'andercn af te lei-
den, allcenlyk tot vier Hooftdeelen brengen , en uit hun ver-
klaring fal men bekennen hoe en op welke wijfe zy genoeg zijn.
Namelyk , indien wy tot de kennis van een enige grootheit
geraken, te weten hier uit, dat wy delen hebben , uit de welke
zy te fa men gcfet word , zo gefchied dit door optelling. Indien
wy het geheel kennen , namelyk hier uit , dat wy 't geheel , en
d'overmaat van 't geheel boven dat felfde deel hebben \ zo ge-
fchied dit door aftrekking : en men kan niet enige grootheit op
veel wijfc uit d'andercn, voHlrektclyk genomen, en in de wel-
ke zy gantfchclyk verfchcidcn is , en in de welke zy gccnfins is
begrepen , moet vinden ; zo is nootfakclyk dat zy door enige
reden daar toe tocgcpaÜ word : en indien men defe toepaiTing ,
betrekking, of hebbclijkhcit regelrecht fal vervolgen, zo moet
mende vermenigvuldiging, en zo niet regelrecht , de verde-
ling daar toe eebruiken. _
^ ^ En
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Hoog.
1 99 D 1 4
Bejlkring des Verflmts. ^
En om defe dingen klarclyk tc verklaren , xo moet men we-
ten dat d'cenheit,van dewelke wy alreê gefproken hebben,hier
degronten grontveft van alle betrekkingen is , en in de reeks
der grootheden , die verknochtclyk evenredig zijn , d'eerfte
trap bekleed, maar de gegeve grootheden in de tweede trap,
en de gefochtc in dc darde,vierde,en in d'andere begrepen zijn,
indien de voortelling regelrecht is : maar dat , indien zy niet
regelrecht is , de gefochte in de tweede , en in d'andere trap-
pen tuflchen beide, endc gegeve grootheitin deiefte trap is
begrepen. Want indien men zegt, gelyk de eenheit tot 4, of
tot de gegeve 5-, zo ^ of de gegeve tot 7 de gefochte, die 4^, of
55" is, dan zijn ^en^in de tweede trap, zw^ab) die uit hen
voortgcbragt word , indcdarde. Desgelyks, indien men 'er
by voegt, gelyk d'eenhcit tot <r, of tot 9, zo ook 4 i^, of :^5'toc
degefochte^^f , of^^if; dan is einde vierde trap, en fpriiit
uit twee vermenigvuldigingen, uit/i, ^enc, die inde twee-
de trap zijn, en dus met d'andere. Desgelyks, gclykd'een-
heit tot 4 of f , zo ^ of 5 tot 4» , of tot 25. Wijders, gely k d 'een-
heit tot <«alfo^ 4 tot of 125 , en eindelyk gelyk i tot 4, alfo
rt3tot44, 'twelk is óiy, enz. Want de vermenigvuldiginge
gefchied niet anders , zo de felfde grootheit door fich zelf word
genomen, dan of zy door een andere, diegantfchelyk vcr-
icheidenis, vermenigvuldigt wicrd.
Maar indien men zegt , gely k d'eenheit tot a. , of tot 5-, de ge-
geve ndeelder^, alfo de gefochte/^ of 7 tot4^, of ^5-, gegeven
om tc delen, dan isd'ordening verwart, en niet regelrecht.
Men heeft dan niet dc gefochte b , als met de gegeve a b door a \
die ook gegeven is , te delen. Desgelyks , indien men zegt, ge-
lyk d'eenheit tot de gefochte 4, zo is 4 de gefochte tot ^2 ^ ofdc
gegeven 25 of , gelyk d'eenheit tot a , de gefochte is , zo ook de
gefochte tot 4 3 , of de gegeven 1 25- , en dus met d'andere.
Wy bevatten dit alles onder de naam van deling, hoewel men
aan te merken heeft datdelefte van defe gedaante mcerzwa-
righeit begrijpen, dand'eerften, om dat meermaals in hen de
gefochte grootheit gevonden word, dewelke dieshal ven meer
betrekkingen influit: wantdcfin, of meening van defe voor-
beelden is even de zelfde, als of men zeide , dat men de vierkan-
te wortel uit 4», of uit 25, ofdeteerlingfch wortel uit 4?, of
uit 125 zou trekken, en dus met d'andere. Defe wijfe van fpre-
kcn word by dc Rekenaars gebruikt, of, om hen ook met
O
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
54<^ R E G U L E N njm de
de bewoordingen der Meetkundige , te verklaren, is als of men
zeide , dat men een middele evenredig moeft vinden tuflchcn
die aangenomene grootheit , de welke wy eenheit noemen , en
die , dewelke door 4 * aangewefen word , of twee middele cveti-
jedigc tiiflchen d'eenheit cn <i ? , en dus met d'andere.
Uit welke dingen lichtelyk begrepen word hoe defe twee
werkingen genoech zijn om alle grootheden te vinden, die ,
wegens enige betrekking , uit andere afgeleid moeten worden.
Als men defe dingen wel verftaat, zo volgt dat wy verklaren,
hoe defe werkingen tot het onderfoekder mbeeldmggebragt
moet worden , en hoe men hen ook voor d'ogen felven moet
brengen, om eindelyk daar na hun gebruik en ocfFening te ver-
klaren.
Indien men deling, of aftrekking moet maken , zo bevatten
wy het onderwerp onder de reden van een lijn, of onder de re-
den van uitgeHrekte grootheit . daar in men alleenlyk op de
a h
langte moet zien : want indien men de lijn tot de lijn
fal by voegen,zo voegen wy hen d'een by d'ander , op defe wij-
a b c
fe en men krijgt . Maar indien men kleindervan
b a
de groter fal afnemen, te weten van , zo voegen wy
a b
d'een by d'ander op defe wijfe ; en dus heeft men dat deel
van de groter lijnen , 't welk niet van het kleinder gedekt kan
c
worden, te weten . In de vermenigvuldiging bevatten
wy ook de gegeve grootheden onder de reden van lijnen : maar
wy beelden ons in dat daar uit rechthoeken worden : want in-
a b
dien wy " ' ' door vermcnigvuldigr, zo fchikken wy
L_ a b
hen d'een aan
d'ander met
rechtehoeken^
op defe wijze
en dus word
de rechthoek
J_l
Des-
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninkli|ke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
/ I I I I I
' \ \ \ II
Ml I
t
Bejliermg de^ Verflants. ^ i^j
c
Desgelyks , indien wy door — willen vermenigvuldigen, zo
ah
moet men de rechtehoek a h als een lijn bevatten,namelijk-— ;
in voegen dat'er voor a h cwofd.Eindelykjin
de deling, in dewelke de deelder gegeven is,
, beelden wy ons in dat de grootheit , die ge^
deelt ful worden, een regthoek is, welker ce-
ne zijde de deelder, d'andere hoeveelde is; in
a
voegen dat me?n,zo de rechthoek door — gedeelt moet
a h
worden , debrcctte daaraf neemt; en blijft
voor 't hoe veelde; of in tegendeel, indien de felfde
h
rechthoek door ^gedeelt word, zo neemt men debreette
wech , en het hoeveelde fal ' wefen.
Doch in die delingen , in de welke de deelder niet is gege-
ven, maar alleenlyk door enige betrekking aangewefen ; g^,
lykdan, als men zegt, dat de vierkante, of teerlingfche wor-
tel,enz. uitgetrokken moet worden ; zo heeft men aan te mer-
ken , dat men het merkteken, dat gedeelt moet worden, en
alle andere altijt als lijnen moet bevatten , die in reeks der ver-
knochte evenredige beftaande, van de welke d'eerlte d'een-
heit is,en de leftc de grootheit,die gedeelt moet worden. Doch
op welke wijfetuflchendefe end'eenheit alle de middel even-
redigen te vinden zijn , flü op zijn plaats gefegt worden, 't Is
nu genoech dat wy vermaant hebben , dat wy ondcrflellen dat
men hier dusdanige werkingen noch niet voltrekt ; vermits zy
door de bewegingen van d'inbeelding , die niet recht, maar
weérgebogcnzijn, gedaan moeten worden ; en nu handelen
wy alleenlyk van de vraagftukken regelrecht deur te lopen.
Wat d'andere werkingen aangaat,men kan hen zo lichte'lyk
op die wijfe voltrekken, daar in zy, gelyk wy gefegt hebben ,
bevat moeten worden. Nu is echter noch overig te verklaren,
hoe hun merktekenen voorbereid moeten worden. Want hoel
welhct, als wyccrll in enige zwarighcitbefich geraken , aan
ons vry ftaat haar merktekenen als lijnen , of als" rechthoeken
Zzz 2 te
J48 R E G U L E N 'vm dc &c,
te bevatten , en noit andere geilalten aan hen toefchrij ven , gc-
lykopde veertiende Regel gefegt is , zo kan men echter in'c
vervolg de rechthoek, na dat hy uit de vermenigvuldiging van
twee lijnen voortgebragt is , voort als een lijn bevatten, om
een andere werking te maken: of men moet de zelfde recht-
hoek, of lijn, daar enige byvoeging of aftrekking voortge-
bragt , als enige andererechthoek op d'aangewefe lijn , dewel-
ke hy gedeelt moet worden , bevatten.
't Is dan de moeite waardig dat wy hier verklaren hoe men
yder rechthoek ineen lijn kan veranderen, en weer een lijn,
of ook een rechthoek ineen andere rechthoek, welks zijde
aangewefen is. Dit is zeer gemakkely k voor de Meetkundige ,
zo zy aanmerken dat wy by lijnen , als wy hen met enige recht-
hoek gelijken , gclyk in defe plaats , akijt rechthoeken begrij-
pen , vandewelkcd'ecn zijdedielangtcis , dewelke wy voor
ti'eenhcit aangenomen hebben : want dus word defc gehele
zaak wcêrtot dusdanige voorftelling gebragt. Als men een
rechthoek heeft gegeven , een andere gelijke op de gegeve zij-
de te bewerken. En hoewel dit zo gemeen i^,dat het ook aan de
jongens der Meetkunftenaars bekent is, zo fal ik het egter ver-
klaren ; op dat het niet zou fchijnen , dat ik iets heb nagelaten-.
Overige onhreekt,
NEGENTIENDE REGEL.
Voer dc:{e onder iv ij smiddel van te- redeneren moet meti :^ovcel ^^roothedeti op
twee verfcheide wij:(cn uitacdruks , :{ocl{in 3 nis wy , om de x^warigheit re-
gelrecht deur te lopen » onheksndc merktekenen voor bcksndc onderfiellen
ivmt dus fal men veel ver^^elijkjngcn tujfchen twee gelijks dino^en hebben •
TWINTIGSTE REGEL.
Jls mende Vergelijkingen gevonden heeft , moet men de wcrkjn^'n , die men
7}a^clatcn heeft , voltrekken > met noit icrmcnigvuldigingte gebruiken » :(o
lang als' er een plaats voor de deling is.
EENENTWINTIGSTE REGEL.
ladien^er veel dusdajiige Vcrgclijki^igen :(ijn, moeten :(y alle tct een enige j^r-
bra^t worden > te weten tat die » welkers merkjekencn weiniger trappen > in
reeks dergrootheden , die verkjiochtclijk evenredig ^ijn^ bejlaan , naar de-
welf;e in ordcninggefchik^ moeten worden.
E Y N D E.
f43
Onderzoek der
W A A R H E I T,
Door't naturelijk
LICHT.
^tWelky geheel zuiver y en zonder ionderjlant der Gods-
dienfl y en der 'ni'ijshegeerte y de gevoelens bepaalt y die
een eerlijk Man moet hehhen , zo veel alle de dingen aan'-
gaat y die z^yn gedachten kpnnen hezich houden , en dat
tot in de verhorgentheden der 7iaaukeurigfle vfetenfchap^
pen deur dringt..
, En eerlijk Man is niet gehouden alle boeken gc-
! fien, noch al'c geen, dat in de Scholen onder vvelea
word, zorgvuldiglyk geleert te hebben : ja 't zou
zeker llach van gebrek in zijn opvoeding wefen , zo
J3 hy alte veel tijtsin d'oefFcning der Letteren had
verfleten.Hy heefc,terwijl hy leeft, veel andere dingen tedoenw
De loop van zijn leven moet zo wel geregelt wezen , dat hy het
befte deel daar af overhoud , om goede werken te plegen , die
door zijn eige reden , zo hy niets, dan van haar leerde , aan hem
behoorden onderwcfen tc worden. Maar hy onkundig inde
werrelt gekomen , en dewijl de kennis van zijn cerfte jaren al-
leenlyk op de zwakheit der zinnen, en op het gelag , en d'acht-
baarheit derLeermcefters fteunt,zo kan't byna niet anders zijn^,
of zijn inbeelding moet met oneindige vallche gedachten , eer
defe reden het beleit daar afkan aannemen vervult wefen. Hy
behoeft dieshalven daarna een zeer goede natuur, of anders
d'ondcrwijfingen van enig wijs Man , om fich van de quade le-
rin<Ten , daar af hy vooringenomen is , 't ontflaan , om de cer-
fte grontveftcn vaivvafteen bondige wctenfchap te leggen:,
Zzz 3 ea
5 5 O Onderzoek der Waar heit ,
en alle de middelen t'ontdekken , daar door hy zijn kennis tot
op de hoogde trap , die zy bereiken kan , mag verheften.
Daar fiet gy de dingen, die ik my voorgeftelt heb in dit werk
t'onderwijfcn ; gelyk ook de ware rijkdommen onfer Zielen
ten toon tc ftellen , met aan yder de middelen aan te wijfen, om
fichzelf, en zonder iets van andere t'ontlenen, alle deweten-
fchap te vinden, die aan hem, tot het beleit van zijn leven,
nootfakelijk is , en om daar na door zijn ocffening alle de naau-
kcurigfte kenniflcn , die van de menfchchjke reden beleten
konnen worden, tc verkrijgen.
Maar op dat de grootheic van mijn voornemen niet voort u
gceftcn met zo veel verwondering zou vervullen, dat het ge-
loof daar in geen plaats zou konnen vinden , zo bericht ik hier
aan u, dat het geen, 't welk ik hier aanvang, niet zo zwaar en
ongemakkelyk is, als men fich zou konnen inbeelden : want de
kennillen en wctenfchappcn, die de bevatting van de menfche-
lijkc gectl niet overtreffen , zijn alle met zulk een wonderlijke
verbinding te zamen gefchakelt , en konnen met zo nootfake-
lijke gevolgen uit malkander getrokken en afgeleid worden,
dat men niet veel bequaamheit en fchranderheit behoeft om
hen te vinden ; dewijl van d'enkelfte begonnen hebbende , fich
van trap tot trap tot op de hoogfte weet te geleiden : 't welk ik
hier fal trachten aan u door een gevolg van zo klare, en zo ge-
mene redenen te tonen , dat yder fal oordelen , dat het alleen-
]y k by gebrek is van d'ogen naar een goede zijde te wenden, en
de gedachten op de felfde aanmerkingen, als ik gedaan heb,
te vcftcn , zo hy niet de felfde dingen bemerkte ; en dat ik niet
meer lof verdiene van dat ik hen gevonden heb, dan een Lant-
manvan by geval een kollelijke fchat,die van veel andere lange
tijt te voren, met grote naarlligheit , vergeefs gefocht is , ge-
vonden te hebben.
En zekcr,ik ben verwondert van dat*er,onder2o veel fchran-
dere vcrihindcn , die dit veel beter, danik, uitgewerkt zou-
den hebben, niemant gewecil is, die het gcdult van hen te fchif-
ten en te fcheiden heeft willen nemen , en dat zy bynaalle de
reifigers zijn gcvolgt , die , dc gemene weg verlatende , om een
dwarspad te nemen, tuflchen de doornen en afgronden ver-
wart blijven.
Ik wil niet onderfoeken wat andere geweten hebben, of waar
iftzy onkundig gewecfl: zijn. 'thmv genocch dat ik aanmerk
^ dat,
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Hoog.
1 99 D 1 4
Voor V mturelifk LICHT.
dat, fchoonalledewetenfchap, die men begeren kan , inde
boeken was begrepen , echter alle het goet , 't welk zy hebben,
onderzo veel onnutte dingen vermengt , en in een ophoping
van zo grote boeken verwardelyk gezaait is, dat men meer tijts
zou behoeven om hen te lezen , dan wy hebben om in drt leven
te blijven, endat 'er meer verftant van noden is om de nutte^
dingen uit te kiefen , dan om hen uitfich zeiven te vinden.
Dit doet my hopen dat gy blijde zult zijn van dat gy hier een
gemakkelijker weg vind , en dat de waarheden , die ik fal ver-
halen , wel ontfangen en aangenomen zullen worden , fchoon
ik hen niet van Plato , noch van Ariftotelcs leene , maar dat zy
inde werrelt gangbaar zullen zijn, even gelyk de munt, die
van geen minder waarde is , als hy uit de beurs van een lantman^
dan als hy uit de fchatkift van 't gemeen komt. Ik heb ook ge-
tracht hen aan alle menfchen even nut te maken, en hier toe
geen gevoeghclyker ftijl gevonden,dan die van d'eerlijke gefel-
Ichappen , daarinyder gemeenflimelyk aan zijn vrienden het
befte, dat hy in zijngedaehten heeft , en onder de namen vark
£(idoxe, 'VoUander en Epijiemon^ voordraagt. Ik onderftel dat een
Man van middelmatig verftant , maar diens oordeel niet door
enig vallch geloof is verdorven , en die , volgens de zuiverhein
van zijn natuur , de reden volkomentlyk bcfit , in een lanthuis,
daar hy woont , van twee der fchranderfte verllanden , en der
naaukeurigften van dcfe eeuw bcfocht word, van de welke
d'een fich noit in de geleertheit heeft geoefïcnt , en d'ander , iii
tegendeel , naaukeuriglyk al 't geen weet , dat men in de Scho-
len kan Iceren \ cn dat zy daar , onder andere redeneringen , die
ik aan u te bedenken geef, gelijk ook d'omftandigheden van
plaats , en alle de befonderheden, die zy *er vinden , van dc wel-
ke ik hen dikwijls voorbeelden ixX doen ontkenen , om hun be-
vattingen gemakkelijker te maken ; en dat zy daar, zeg ik , dus
d'inhout, van 't geen voorftellen, het welk zy daar na, tot
aan het einde defer twee boeken , zullen zeggen.
POLIANDER , EPISTEMON en EUDOXE.
Poliander, Ik acht u hier in zo gelukkig, dat gy alle defe tref-
felijke dingen inde Griekfcheen Latijnfche boeken fiet, dat
my dunkt dat ik, zo ik zo geleert was, als gy,zo veel van't geen,,
dat ik ben , zou verfchillcn , als d'Engelen van 't geen , dat gy
iijt : en ik zoude doling mijner Ouders niet konncn verlcho-
^ PhiUft-
5J2 K E G U L E]<1 vaji de
nen , dewelke , fich vroedgemaakt hebben , dat d'oeffening der
letteren het gemoed flaauhartiger maakt, my, zo jong naar
't hof en naardeheiren hebben gefonden , dat het berou van
ongeleert en onkundig te zijn my alle mijn leven lang talby
blijven , zo ik in u gefelfchap en ommegang niets iets leere.
Eptftemon, Al 't geen, dat men, dele zaak aangaande,aan u kan
leren, isdacde begeerte van te weten, die aan alle menfchen
gemeen fchijnt, een ziekte is , die niet genefen kan worden :
want de nicusgierighcit vvaft met het onderwijs aan. En dewijl
decebreken, die in de ziel zijn, ons niet pijnigen en quellen,
dan voor zo veel , als wy 'er kennis af hebben , zo hebt gy enig
voordeel boven ons , te weten hier in , dat gy niet fiet , gelyk
wy,dataanuzove ledingen ontbreken.
Budoxe. Is't mogelyk, Epiftcmon, dat gy, gelcert zijnde ge-
lykgyzijt, aan u kont vroedmal^cn dat 'er inde natuur zulk
een algemene iickte is , zonder dat 'er ook enig geneesmiddel ,
om haar tc genefen , gevonden word? wat my aangaat, my
dunkt dat'er, gelijk'er in yder lantgenoech vruchten en bee-
ken zijn om de honger en dorft van de gehele werrelt te verza-
den , ook waarheden genoech zijn , die men in yder zaak kan
kennen , om volkomentlyk de nieusgierigheit der geregelde
zielen te voldoen, en dat het lighaamvan een waterfuchtige
niet wijder van zijn rechte tempering af is, dan de geeft der
gener , dicgcduriglyk van eenonverfadelijke nieusgierigheit
gepijnigt worden.
Eptflcmon, Ik heb eertijts wel geleert dat onfe begeerte vol-
gens de loop der natuur , fich allccnlyk tot die dingen kan uit-
ilrckken, die aan ons mogelyk fchijnen , en dat zy niet tot de
gene , die gebrekkig , of onnut zijn , moet reiken. Maar daar
zijn zo veel dingen te weten ^ die aan ons mogelyk fchijnen , en
die niet alleen eerlyk en aangenaam, maar ook zeer nootfake-
lyk tot het beleit onfcr werken zijn, dat ik niet zou konnen ge-
looven, dat'er oit enig menkh zo veel af weet , dat hy niet altijt
zeergerechtige oorfaken heeftom meer daar af te begeren.
Endoxe. \Vat zoud gy dan van my zeggen , zo ik tot u zeidc
dat ik nier langer begerig ben om iets te leren , en dat ik met dc
weinige wete'nftfhap , die ik heb, zo vernocgt ben , alsDioge-
jies oit met zijn Ton was , zonder dat ik echterzijn ^ Wijsbc-.
geertc behoef. Want de wetcnfchap mijner gebuei en bepaal:
aiet dc mijne op gelijke wijfe, gelyk hun landen rontom hc*:
weinige,
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Hoog.
1 99 D 1 4
Door V nnturel^k LICHT.
weinige, datikbcfit: en mijn geeft alle de waarheden, diehy
vind , naar zijn believen fchikkende droomt niet dat'er andere
te vinden zijn. Hy geniet de felfde rufl:,die dc Koning van eniff
lantfou genieten, 't welk ter zijden aflegt , en in dier voegen
van alled'andere afgefcheiden is, dat hy fig inbeeld dat'er vcKJr-
by zijn landen niet is, dan onvruchtbare landen, en onbewoon-
de bergen.
Eptjtemon. Ik fou een ander, dan gy, wie 't ook was , die dus
tot my van defe faak fprak, feer verwaant, of feer weinig naau-
keurig achten ; maar 't vertrek , 't welk gy in defe zo eenfame
plaats verkofen hebt , en dc weinige vlijt, die gy aanwend,
om bekent te zijn , befchutten u voor d'achting van verwaant-
heit j en de tijt , die gy certijts met reilen deurgebracht hebt,
gelijk ook in d'oramegang met dc geleerden, en in al het rvv.tar-
ftc, dat in de wetenlchuppen gevonden is, t'onderfbekcn ,
verlekert ons van dat aan u geen nieusgierigheit ontbreekt : in
voegen dat ik niets anders fou konnen leggen , dan dat ik u feer
vernoegtacht, en dat ik my overreed , dat gy een wetenfchap
moet hebben , dewelke veel volmaakter , dan die van d'ande-
re is.
Endoxe. Ik bedank u van 't goed gevoelen, 't welkgy van my
hebt. Maar ik wil u heusheit niet zo feer misbruiken , dat ik
haar wil verplichten het geen te geloven, 't welk ik op mijn
woort alleen gcfegt heb. Men moet noit voorftellingen voort-
brengen, die zo wijt van 't gemeen geloof af zijn, zo men niet
ter felfde tijt enige uitwerkfelen kan tonen. Ik nodig u dieshal-
ven alle beide hier defe fchone tijt over te blijven; op dat ik o-
penhartiglijk een deel van't geen, dat ik weet aan u bekent kan
maken: want ikdar aan my felf beloven dat gy niet alleenlyk
fult bekennen, dat ik enige reden heb om my daar mee tover-
noegen ; maar dat gy ook in de dingen, die gy geleert fult heb-
ben, ten vollen vernoegc fult wcfen.
Epijlemon. Ik wileengunft, daar ik zo vieriglyk nahaake,
niet weigeren.
Poliander, En ik, ik lal blijde zijn van by dit gefprek te wcfen,
fchoon ik my niet bequaam vind om enige vrucht daar uit te
trekken.
Eudoxe. Denk eerder, Poliander, dat gy hier voordeel fult
hebben; dcwyl gy niet vooringenomen zijt, en dat iklich-
tclijkcr een man , die geen zyde gekofcn heeft , naar de goede
Aaaa zijde
3 54 Onderzoek der Waarheit ,
zijde fal konnen overhalen , dan Epiftemon , die dikwijls in de
ilrijdige aanhang belemmert gcweeft heeft. Maar op datgy
onderfcheidelijker zoud bevatten van welke hoedanigheic
d'onderwijfing, die ik aan u beloof, falwefen, zo bid ik u dat
gy't onderfcheit aanmerkt't welk tuflchen de wetenfchappen,
en d'cnkelde kennifle is , die men zonder enige redenering ver-
f/S"'"" krijgti gelykdetalen, deHiftorie, ad'Aardbefchrijving, en
in't'^algemeenal'tgeen, 'twelk alleenlyk van d'enige erva-
rentheit afhangt : want ik ftem wel toe dat het leven van een
menfch niet genoech zou zijn om d'ervarentheit van alle dc
dingen ,dic in de werrelt zijn, te verkrijgen j maar ik overreed
my ook dat het zotheitzou zijn zulks te begeren, en dat een
cerlyk man niet meer verplicht is het Grieks of Latijn te we-
ten , dan de taal der Zwitfers , of de neder Bretonnen , en niet
meerde Hillorie van't Kaiferrijk,dan die van de minfte Staat,
welke in Europa is, endathy alleenlyk acht moet nemen in
zijn tijt in eerlijke en nutte dingen te bededen , en zijn geheu-
genis niet , dan met de nootllikelijkfte zaken , te belaften. Wat
de wetenfchappen aangaat , die niets anders zijn , dan de zekere
oordeelen , die wy op enige kennis , dewelke voorgaat , veften,
fommige worden uit gemene dingen, en van dewelke alle de
werrelt heeft horen fpreken, end'andere uit zeldfameenge-
oefFende ervarentheden getrokken. En ik beken dat het on-
mogelyk zou zijn in 't befonder van alle defe lefte te fpreken :
want men zou voor eerft alle de kruiden en gefteenten , die uit
d'Indien komen , onderfocht moeten hebben ; men fou de vo-
gel Fenix gefien moeten hebben ; kort, nergens in onkun-
dig van al 't vreemtfte zijn , dat in de natuur is. Maar ik
fal geloven dat ik mijn beloften rijkelyk genoech voldaan fal
hebben ,zoik, aan u de waarheden verklarende , dewelke men
van de gemene dingen , en die aan een yder bekent zijn, kan af-
leiden , u bequaam kan maken om uit u felven alle d'andere te
vinden, die gy als 't u belieft, zult willen zoeken.
Toluinder. Ik geloof dat dit ook al 't geen is , 't welk men kan
wenfchen : en ik zou wel te vreden zijn zo gy alleen een zeker
i PrtpcCtuo- getal van ^ voorftellingen , die zo bekent zijn, dat niemant daar
l"hivnnu onkundig is , aan my had bcwefen ; te weten de <= Godheit ,
,1 ^'«-w^^r^'. de redelijke Ziel, de Deuchden, hun Vergelding , enz. dewel-
iwr'. ^^^^ Huifcn gelijke , die by yder voor deurluchtig
bekent zijn,fchoon alle de namen van hun Edeldom in de puin-
hopen
Door 't mturelijk LICHT.
hopen van ' d aaloutheit z jn bedolven. Want ik twijfFel nict . ^«.,.0
of d'eerfte , die 't menfchelijk gedacht verplicht hebben alle'"*
defe dingen te geloven, zullen zeer krachtige redenen, om hen
te bewijlen , gehad hebben : maar zy zijn fcdert zo weinig ma-
len herhaaltjdat'er voortaan niemant is, die hen weet. En echl
ter zijn defe waarheden van zo groot belang, dat de voorfich-
tigheit ons verplicht tot hen eerder blindelings, en met gevaar
van bedrogen te worden, tegeloven, dan te wachten totdat
men , als wy in d'andere werrelt zullen zijn , verklaring daar af
aan ons geeft.
Epiftemon. Wat my aangaat, ik ben een weinig nieusgicriger,
en zou, behalvendat, wel willen dat gyenigeWondere zwa-
righeden aan my verklaarde, die ik inyderwetcnfchapheb. en
voornamelyk zo veel de Kunftwerken der menfchcn , de Ver-
schijningen en Spoken aangaat ; kort alle de wonderlij ke uit- b sff.au*,
werkfelen die aan de ; Toverkunde toegecigent worden : c.u.,...
want ik acht dat het nut is hen te weten , niet om hen te o-ebrui-
ken , maar op dat ons oordeel niet door de verwondermfr van
enig ding , daar af het onkundig is, verrafcht en overvallen fou
worden.
Endoxe. Ik fïxl trachten u alle beide te vernoegen ; en om een
ordening op te rechten, diewy tot aan 't einde zullen konnen
bewaren , zo begeer ik voor eerrt: , Poliander, dat wy, o-y en ik ,
gefamentlyk van alle de dingen fpreken , die in de werrelt zijn '
met hen in henfelven aan te merken, zonder dat Epiftemoii
ons zo weinig , als hem mogelyk fil zijn , ftcure en ufbrekci om
dat zijn J tegenwerpingen ons dikwijls zouden dwingen \m\of,un,ones
ons ^onderwep af te treden. Daar na nullen wy alle drie w^crc5«^.^«.;*
alle de dingen overwegen; maaronder een andere zin , te we-
ten voor zo veel zy op ons paflen , ofwaarofvalfch, en f^octof
quaat genoemt mogen worden. Hier fal Epiftcmon gelcrrcnt-
heit hebben om alle de zwarigheden voor te ftellen,die hem uit
de voorgaande fredeneruigen by gebleven zullen wcfcn. t ^,/.«rr«/.
Poltander. Zeg dan aan ons ook d'ordening, die <Ty houden
zult , om yder zaak te verklaren. ^
Efidoxe. Men fal van de = redelijke Ziel moeten beginnen • «^«^^'"Wr^.
om dat alle onfe kennis daar in haar plaats heeft , en om dat wy!
de natuur en haar '»uitwerlcfelen aangemerkt hebbende, lot'^sfea.u,
haar ^Stichter zullen komen. Na, dat wy hem zodanig als hy
is , dat hy aPt geen , dat in de wcrrck is , gcfchapcn heeft ,
Aaaa x
kent
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, C
Onderzoek der Wmrheiè ,
kent hebben,zo zullen wy het geen aanmerken, 't welk nog fe-
l i^TT** ^^^^^^* ? aangaande d'andere ^ fchepfelen , en onderfoeken op
\oïllt!l. welke vvijfe onfe^ linnen de ^ voorwerpen ontfangen , en hoe
onfe gedachten waar of vals worden. Ik fal de werken der meii-
fchen., 2:0 veel de lighamelijke dingen aangaat,ten toon ftclien,
a Ainchm*. om 11 tot verwondering over de magtigfte ^ kunftwerken, over
{y,f!JZT' vremdftc « zelfbeweegfelen , en fchijnbaarfte f verfchijnin-
gen , en de fcherpdnniglle bedriegeryen die van de kunll be-
dacht konnen worden, gebragt hebbcnde,de verborgenthcden
daar af aan u ontdekken, die zo eenvoudig zullen weien, dat gy
voortaan gantzelyk niet over de werken onfcr handen verwon-
dert Tuk vvefen.Daar nafal ik tot de werken der natuur komen,
cn d'oorfaak harcr veranderingen , de verfcheidenheit van haar
^^uaiitatti. g hoedanigheden, en hoe de ziel der planten,en dieren van d'on-
fe verfchilt,getoont hcbbcnde,u de gehele boukunft der ige-
^'^f voelbare dingen doen aanmerken. Voorts , na dat ik het geen ,
\ \i/fenfjn. 't wclk iu dc Hemclcn waargenomen word, en't geen, dat men
met zekerheit daar afkan oordeelcn , aan u verhaalt heb , fal ik
tot de gefontfte giffingen voortgaan, voor zo veel 'et geen aan-
gaat,'t welk niet van de menfchen bepaalt kan wordenjom d'o-
\Tc vereenkomingder gevoclbare met de'' verftandelijke dingen,
f ÉwIIsr. en defc beide met de ^ Schepper te verklaren j zo ook d'onllerf-
felijkheit der fchepfelen,eD hoedanig de ftaat van hun wefenna
de voleindiging der eeuwen fal zijn. Wy zullen vervolgens tot
het tweede deel van dit gefprek komen , daar in wy van alle de
wetenfchappen in 't befonder fullen handtien , cn het bondig-
flc, dat in ydcr is , uitkiefcn , en dc middel voorftcllcn om hen
veel wijder voort te ftuwen,dan zy geweed hebben,en met een
rni^dclmatig vcrftant , uitfich fcU al'tgeen te vinden , 't wclk
de fcherpfinniglle konnea bedenken. Wy dan, ons verftant
voorbereid hebbcn.de,om volmaaktclyk van dc waarheit t'oor-
deelcn, zullen ook onfe Wil regelen, met de goede van de qua-
de dingen t'onderfcheiden, en 't vcrfchil, 'twelk tuflchcndc
deuchden en zonden is , aan te merken. Ik verhoop , als dit ge-
daan is , de drift van te weten , die gy hebt, voortaan niet zo ge-
weldig fal zijn, en dat al't geen, 't welk ik gefcgt fal hcbben,aan
u zo wel bewefenfal fchijnen, da: gy oordcelen fult dat een
goed vcrftant , dat noit ander licht , dan dat van de natuur , ge-
ilen had, geen andere gevoelens, dan d'onfcn,na rijp overleg, lou
komienhebben.Om dan een nigang aan onfe redenering te ge-
ven,
Door 't naturel^k LICHT, 557
ven, moet men onderfoeken,\vat d'ecrfte kennis der mcnfehen
is, in welk deel der ziel zy haar verblijf heeft , en waar uit het
fpruit , dat zy in 't begin zo onvolmaakt i-s.
Epiftemon. My dunkt dat dit alles klarelyk u-itgekgt ward ,
zomende ^verbeelding der kinderen by een tafel van teikc-*'^*'^'^''-^'*»
ning gelijkt, daar op men onfe'^ denkbeelden moet ftellen , die ^^'^"**
alsafbeeltfels zijn na't naturelijke, uit yder ding getrokken.
De finnen , de neiging, de Leermeefters , en 'tverltant zijnde
fchildcrs,dieaan dit werk arbeiden,onder dewelke de gcne,dic
't minfte bequaam daar toe zijn , fich d'eerftcdaar mc£ bcmoe-
jen, te weten onvolmaaktefinnen , een blinde drift, en wan-
voeghelijke voedftcrs. De befte komt de lelie, te weten het
^ verftant , 't welk noch veel jaren moet leren , en lange tijt het cintciicfTMi
voorbeelt zijner Meeftcrs volgen, eerdat het dart aanvangen
enige van hun gebreken te verbeteren ; 'twclk eender voor-
naamfte oorfaken, is , waarom wy zo veel moeiten om te ken-
nen hebben. Want onfe *^ finnen fien niet voorby de groffte en '^"'/^''»
gemene dingen heen, en onfe naturelijkegenegenthc-it is gant-
ichelyk verdorven. Wat de Leermecfters aangaat, fehoon
men'er, kan vinden, die zeer volmaakt zijn, zo konnen zy ech*
ter ons geloof niet dwingen hun redenen aan te nemen , tot dat
ons verllant hen onderfocht heeft, op welke wijfe dit werk vol-
tooit behoort te worden. Maar 't is gelyk een voortrefFelyk
Schilder , die men gebruikt om de belle verwen op een flechte
fchildery, van jonge Leerlingen , te leggen. Hy wend te ver-
geefs alle de regulen van zijn kunft aan , om daar in nu d'een ea
dan d'ander trek te verbeteren , en al 't geen , dat'er van 't zijne
aan ontbreekt , daar by te voegen. Zeker hy fal noit zo veel
konnen uitwerken, of daar zullen groote gebreken blijven;de-
wijldetoeftel van 'tbcginaf qualyk is begrepen, de beelden
quahjk gcplaatft , en^ de reden niet wel waargenomen zijn. c i^rofojhio^
EitdoxeX] gelijkenis vertoont fcer wel't cerftc belctfel,'t welk
ons overkomt: maar gy voegt'er geen middel by, om fichdaar
afte wachten j dewelk my dunkt defe te zijn , dat, gelyk onfe
Schilder veel beter zou doen defe fchildery van voren afweer
te beginnen , nadat hy met zijn fpons daar over geft reken had,
om alle de trekken, die'er op waren , uit te wifichen , dan tij c
te quiften met hen te verbeteren ; dat , zeg ik , yder menfcb ,
als hy zekere tijt. die men d'ouderdom van kennis noemt,
bekomen heeft , zou moeten tot een rechtfchapen belluit
komca
IM
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
5 5 S Onder toek der Wmrhett ,
1 Uté* komen van alle d'on vol maakte ^ denkbeelden, dewelke t ot aan
b f/uNu/tf. die tijtin zijn ''verbeelding getrokken waren, daar uit te ne-
men , en in ernft nieuwe denkbeelden te vormen , met alle dc
naarftigheit van zijn verflant daar toe zo wel te befteden , dat
hy, zohy hen niet tot volmaaktheit bragt , ten minften het
gebrek, op de zwakheit der finnen , en opd'ongcregeltheden
der natuur fteunende , niet weer op zou trekken,
Epiftemon, Defe hulpmiddel fou zeer goet zijn, zo hy gemak,
kelyk gebruikt kon worden. Maar gy weet wel , datd'eerlle
indruklelen, die in onfe verbeelding ingedrukt zijn, daarin
dier voegen ingedrukt blijven, dat onfe wil alleen niet genoech
is om hen uit te fchnibben , zo hy niet d'ondcrftant van enige
krachtige redenen ontleent.
Endoxe. Ik wil ook trachten enige daar af aan u te leren : en
indien gy uit dit gefprek voordeel begeert te trekken : zo moet
gy hier met grote aandacht naar my luifteren, en my een wei-
nig met Poliander laten fpreken ; op dat ik van eerllcn af alle
de kennis , tot aan defe tijt verkregen , mag om verre werpen :
Want dewijl zy niet genoech is om hem te voldoen , zo kon
zy niet anders, dan quaat wefen. Ik neem haar ook voor
zeker huis , dat qualy k gebout, en daar af de grontveft niet wel
gelegt is. Ik weet geen beter middel om daar in te verforgen ,
dan het geheel neder te werpen , en een nieu daar af te bouwen:
Wantik wil niet van de kreupele Timmerlieden wefen, die
fich alleenlyk tot het verlappen der oude werken begeven; om
dat zy fich onbequaam vinden tot niewe te maken. Maar , Po-
liander , terwijl wy met defe nederwerping befich zijn , kon-
nenwymet cenen degrontveften graven, die tot ons oogge-
merk zullen dienen , en dc befte en bertandiglte bouftofFen, die
nootfakelijk zijn om hen in dcfegrontveftcn teplaatfen, be-
reiden , indien 't u belieft met my t'overwegen welke van alle
de waarheden , daaraf de mcnfchen kennis konnen hebben , dc
zekerfte,endegcmakkclijkfl:com te kennen zijn.
• \tt fcnCii»:. I^ohander. Is 'er iemant , die twijffclt dat de «^gevoelbare din-
gen , ( ik meen de gene, die men fiet cn tall: ) niet veel zekerder
zijn, dan alle d'andcrc ? Wat my aangaat , ik fou zeer verwon-
dert zijn , indien gy iets van 't geen , 't welk men van God , en
'van onfe ziele zegt , zo klarelykaan my toonde.
Eudoxe. Dit is echter het geen, dat ik verhoop; en het dunkt
my vremt dat de mcnfchen zo lichtgelovig zijn, dat zy hun
weten-
Door V natureltfk LICHT. yjp
wetenfchap op de zekerheit der a finnen veftcn : dewijl yder ««^'"M
wel weet dat zy fomtijts bedriegen, en dat wy gerechtigc re-
den hebben om de gene , van dewelke wy eens bedrogen^zijn ,
te wantrouwen.
Poliander, Ik weet wel dat de finnen fomtijts bedriegen , zo
zyqualykgefchikten gefteltzijn: gelykdan, als alle defpij.
fen aan een fieke bitter fchijnen , of ook als de dingen te verre
van ons af zijn \ gelyk dan , als wy de Starren aanfchouwen, die
noit aan ons zo groot fchijnen, alszy warelyk zijn: ofin'tal-
gemecn als zy , naar de gefteltheit van hun natuur , niet in vry-
heit werken. Maar alle hun gebreken zijn feer lichtclyk te ken-
nen; en zy beletten niet dat ik nu wel verfekert ben dat ik u fie,
dat wy in dcfe tuin wandelen, dat de Zon ons verlicht , kort,
dat al 't geen , 't welk gcmenelyk voor mijn finnen verfchijnt ,
waarachtig is.
Eptdoxe, Dewijl het niet genoech is dat men u zegt, dat de fin-
nen ons in zekere gelegentheden, daarin gy't bemerkt, be-
driegen , om u te doen vrefen dat zy*t ook in andere voorvallen
doen , zonder dat gy 't zult konnen bemerken , zo fal ik wijder
voorttredenv , om te weten of gy noit van dcfe i> zwaarmoedige ^' ^^<^UncUt.
hebtgcfien, dewelke menen dat zy kruiken zijn, ofdatenicr
deel van hun lighaam wanfchikkelyk groot is» Zy fullen fwe^
ren dat zy breken , en dat zy't raken en voelen gelyk zy'tfich
inbeelden, 't Is wel waar dat men een eerlijk man fou vcron<Te-
jijkcn, zomen tot hem feide, dat hy niet meer reden kan heb-
ben, om verfekcring van zijn geloof te geven, dan defe be-
dwelmde van harÜenen dewijl hy fich daar in , gelyk zy , op
het gene beroept , 't welk zijn finnen , en zijn ^ inbeelding aan c ScnCu^.
hem vertonen. Maar gy fulc niet quaat konnen vinden , dat ik ^"'''i^»'^
u vraag of gy niet de flaap onderworpen zijt , gelyk alle d'an-""*
deremenfchen, enofgy, al dromende , niet kont denken dat
gygaat, dat gy in defc tuin wandelt, dat de Zon u bcfchijnt ,
kort, dat alle de dingen, daar af gy unu verfekert gelooft,
ook fodanig zijn ? Hebt gy noit defe woorden van verwonde-
ring in d'oude fchoufpelcn gehoortj oï mdiemk^flaap ? Hoe kont
gy feker wefen van dat u leven niet een gedurige droom is ? En
dat al 't geen , 't welk gy door u finnen meent tc leren , nu ook
nietzo wel valfchis , dan als gyflaapt? Voornamelyk dewijl
gy verftaan hebt dat gy van een opperfte *^ Wefen gefchapen effn^^"
2:ijt,dat, almachtig zijnde, gelijk het is, ons met geen groter
zwa-
$'6o Onderzoek der Waarhcir,
zwarigheiE Zodanig, als ik feg, dan zodanig, als hy meent dat gy
zijt, gclchapen kon hebben.
"J'oliander, Zie daar redenen, die warelyk machtig Tullen zijn
t'Doaritiu. om dc gehele lering van Epiftemonom te werpen , indien hy
naarlliggenoech is om zijn gedachten daar op te veften. Maar
wat my aangaat, ik vreefe dat ik voor een man,die niet naar ge-
kerthcit getracht heeft, en die niet gewent is fijn geeft dus van
b7^ij/f»iïi/-<lc ge voelbare dingen te vcrwyderen, al te mymerig fou wor-
dcn,'indien ik in fodanigc aanmerkingen, die een weinig te veel
voormy opgcfloten zyn, wilde treden.
Eptjhmon. Ik oordcel ook dat het fecr gcvarelyk is fich diep
cDubiWtf ^^^^ bcdrayen, Defe zo algemene ^ twijfïelingen fouden
nc, ons regelrecht ni Sokratcs onkunde , of in d'onfekerheit der
Pyrrhonicrs leiden; en dit is een diep water, daar in men, gclyk
my dunkt, geen voet vaft fou konnen fetten.
Eudoxe» Ik beken dat 'er voorde gene, diededcurwaading
niet weten, groot gevaar in fou zijn , zo zy fich fonder geleide
daar in begaf, om dat'er veel in gcfneuveltzijn. Maar gy hebt
niet tefchromen om , my volgende , daar deur te gaan. Want
een gelyke blodigheit heeft de geleerde liedenten mecften-
A Dofima, deel belet een onderwyfing en geleertheit te verkrygen , die
bondig enfekergenoech was om de naam van wetenfchap te
verdienen, alsfy, fich inbeeldende dat'er , buiten dcgevoel-
barc dingen , niets bcflandiger was, daar op fy hun vertrouwen
loonden veften, op dit zant gebout hebben , in plaats van dieper
le graven, om vaftcgront te vinden. Men moet het dan hier
niet by laten: ja fchoongy deredenen , die ik gcfegt heb, niet
wydcr wilde aanmerken , zo hebben zy , in hun voorname uit-
ff/«*?waf<*. werking het geen gedaan, 't welk ik begeerde, zo zy u ^ inbeel-
ding genoech hebben geraakt, om te maken dat gy hen vrceft:
want dit geeft te kennen dat u wetenfchap niet zo onfailbaar
is, dat gy niet vrceft dat zy de grontvcftcn daar af fullcn onder-
graven, met u van alle dingen te doen twijfFclcn, en by gevolg
£/jar fi <^^tF^y ^wijffelt , en dat mijn ooggcmerk vervult
fjo ufiit, welk was alle u ^"ondcrwys en geleertheit om verre te
werpen, met aan u te tonen dat zy niet fcker is. Maar op dat gy
niet fiilt weigeren met meer moed deur te treden , zo bericht
ik aan u, dat defc geleerde, dix; voort in u vrees oncllccken heb-
ben , als.fchimmcn^ en ydcle beelden zijn, die by nacht, onder
.behulp van een fiaau en onfckcr liclu , verfchijncn. Indien gy
van
Tfoor V naturcl^k LICHT. r
van hen vlied, u vrees fal u volgen: maar indien ay hen nadert
als om hen te vatten, gy fult bevinden dat het ni?cs , dan lucht
en fchaduw is, en fuk in toekomende tijden,i.n gelijke voorval
len, veel meer daar af verfekert wcfcn.
Poitander, Ik wil dan, op u aanrading , defefwarigheden zo
krachtig , als my mogelykfal zijn , my vertonen , en mijn op-
nierkmg m te twijfFelen aanv;enden , of ik niet mijn geheel le-
ven heb gemymert, en ofalle de a denkbeelden, die, gelykika/,
meende, geen ingang in mijn geelt konden hebben , van deur
de deur der finnen, daar niet van felfs zijn gevormt , gelijker
diergelijke gevormt worden terwijl ik flaap , en als ik fekcrlyk
Aveet dat mijn oogcn gefloten , en mijn oren gedopt zijn, kort,
dat geen van mijn linnen iets daar toe doet. Indeler voesenfal
niet alleenlyk hier in onfckcr zijn, of gy in de werrelt zijt, of
cr een aardry k, en of 'er een Zon is; maar ook of ik oon-cn of
oren, en of ik een Iighaam heb ; ja ook of ik tot u, cn n^toz m v
Ipreekt, ik fhl van alles onfckcr wefen. ^
rtff^^^'ï^- ^\c^^^^*>gy^Ut beter, dan iemant ter werrdt , ae-
Ichikc. Dit IS het punt, en de flaat, daar toe ik u wilde brencrcn
Maar neem nu acht op dc b gevolgen, die ik 'er uit wil trecken 'i, c^nr^u
Oy liet dan dat gy met reden van alle de dingen, daar af dc ken-
nis alleenlyk door de <^finnen tot u is gekomen, kont twijffelen c
maar fuk gy ook van u twijffcling konnen twijffelen , eninfo:!::..
twijftel konnen trekken of gy twijffelt, of niet
PoUander. Ik beken dat dit my verrafcht. Het weinig licht
t wc k een weinig verftantaan my geeft, maakt datik ver!
\vondert ben van dat ik my verplicht lie te belijden dat 'cr niets
IS, i welk ik met fekerheit weet, behalven dat ik van alle din-
gen twijftel, en dat ik nergens af verfekert ben. Maar wat wik
gy daar uit inbrengen? Ik fie niet waar toe fuik een a"
rVU n TTfl 1 n rr l.'-rt.-. .-J ^ * t ■ , .
r\.,;\a^ r 1 V-^ ^AK. Aiiv.L vv.iai LUC lujK eenai(^cmenc
twi ffeling kan dienen , ja ook niet dat de twijffelincr c?a '^be..p ■
ginichs, om ons verre te leiden. In tegendeel , zy'^ niets ail^ '^^^
ders dan om ons uit de twijffeling te trekken , cn^om aan o s
waarheden te doen kennen,van dewelke Epiftemon,zo i^elee t
als hy ook IS, onkundig lou konnen geweeit hebben, zo cv dk
gefprek met had aangevangen.
Endoxc. Leen alleenlyk u aandacht aan my , en ik fd u wvder
brengen uan gy denkt : Want uit defc ' algemene twijffelincr f
wii ik, als een vait en onbewegelyk punt , de kennis van God"^"'"''''^*''^'
van u icif , cn vun al 't geen, dat in de wcrrck is, trekken *
Bbbb • ' cp
j ^ 2 Onderzoek der Waarheit ,
Poliander, Zie daar, grote beloften. Indien dit dus is, zo is dc
faak welde moeite waardig dat wy u verfoek aan u toeftaan.
Hou dan uw woort aan ons , en wy fuUen het onfe aan u na-
komen.
Etidoxe. Dewijl gy dan niet kont lochenen dat gy twijffelt i
maar dat, in tegendeel , d it feker is, en zo feker , dat gy 'er niet
aan foud konnen twijfFelen : zo is 't ook waar dat gy zijt, gy, die
twijfFelt : en dit is zo waarachtig, dat gy 'er niet meer aan foud
konnen twijiïelen. . ^ , -r
Poliander. Ik ftem 'tu toe 5 dewyl ik nicc lou konnen twijt-
felen,zo ik niet was.
Eudffxe. Gyzytdan,engyweetdatgyzyt, en gy weet het,
om dat gy twijffelt.
Poltander, Dit alles is waar.
Endoxe. Verhaaft u niet. Laatons voet voor voet gaan, en
gyfultfien, gelykiktotugefegtheb,datdit wydergaat, dan
gy denkt. Laat ons weêr ter faak komen. Gyzijt, en gy weet
dat gy zijt, en gy weet het om dat gy twijffelt. Maar wat zijt
gy ? Gy die van alle dingen twijffelt, en die niet van u felf kont
twijffelen.
Poliander, d' Antwoort is niet fwaar , en ik fie dat gy my eer-
der,dan Epifl:emon,verkolen hebt om op u vragen te voldoen,
om dat u voornemen niet was enige vraag voor te ftellen , op
dewelke men niet lichtelyk fou konnen antwoorden. Ik fal dan
tot u feggen , dat ik een menfch ben.
Eudoxe, Gy neemt geen acht op het geen, daar ik u na vraag,
d' Antwoort, die gy aan my geeft , hoe enkel cn eenvoudig zy
ook aan u fchijnt , fou u in fcer fware cn belemmerde ^ onder-
vragingen werpen, zo ik hen flechsenigfins wilde vervolgen.
Want tot een voorbeelt , indien ik aan Epiftemon felf vraagde
wat een menfch is, en indien hy aan my antwoorde, gclyk
men gemenelyk in de Scholen doet , dat de menfch een ^' rede-
riiflTiM. lykdieris, en indien hy, om defe twee lelie woorden, die niet
minder duilter zijn , dan d'cerfte , te verklaren , ons langs alle
de trappen S die men'i overnatuurkundig noemt, omleide; zo
d ..Mru/>.;- hy ons in een doolhof brengen, daar iiitwy noit fouden
konnen geraken. Want uit defe vraag fpruiten twee andere ,
te weten wat een dier, en wat redely k is. Indien hy, om aan my
te verklaren wat een dier is,aan my tot antwoort gaf dat het een
c > vivm e eevoelbaar levend is,en dat een levend een bezielt lighaam,en
Voor V nnturel^k LICHT. y^j
dat een » lighamelijke felfftandigheit is ; 20 fiet gy alreê dat de a s.ii^u,
vragen toenemen en vermeerderen louden , geJyk de tacken ^"''/"''^^«^
van een geflachtboom; kort, dat alle defe fchone vragen alleen-
lyktot eenwoordenftrijt fouden komen, dieniet lou verkla-
ren, en die ons in onfe eerfte onkunde fou laten.
Eptjlemon, Ik kan niet lijden dat gy dus defe boom van Por-
phyrius veracht, die tot een vervordering by alle de geleerden
verftrekt , en dat gy voorwend dat gy Poliander in 't geen, dat
is , door een andere middel kont onderwijfen , dan door dc
geen , die federt zo lange tijt in alle de Scholen is aangenomen,
daar men tot noch toe geen beter en fckerder middel heeft
konnen vinden om ons t'onderwijfen wat wy zijn, dat met ons
alle de Intrappen d'een na d'ander, dieinonfc Mamenzetting
komen, te doen aanmerken s op dat wy, langs alle defe trappen ^
dus opklimmende en afdalende , leren fouden wat wy met alle
d'andere dingen, die in de natuur zijn , gemeen hebben, cn
waar in wy van hen verfchillen j 't welk het hoogde punt is
daar toe onfe kennis kan opklimmen. '
Endoxe, Mijn voornemen is noit geweeft , en fal noit zijn dc
gemene wijfe van t'onderwijfen, die in de Scholen gebruikt
word, te verachten. Ik ben het weinige, dat ik weet , daar aan
fchuldig, cnzyzijn d'eige lichten, die ik gebruikt heb, om
d'onfekerheit van al 't geen, dat ik 'er geleert heb , te kennen.
Dieshalven, hoewel mijn Meefters niets , datfekeris, aan my
geleert hebben , zo ben ik echter dit aan hen verplicht , dat zy
't my hebben geleert te kennen: ja ik acht datik noch heden
te meer aan hen verplicht ben , om dat zy aan ray geleert heb-
ben, dat al \ geen, dat zy aan my leerden, dus de t wij ffdina on-
derworpen was, dan of het bondiger had geweelb Want indien
zy dit gedaan hadden, zofouik millchicn met dc weinige re-
den, die ik 'er gefpeurt fou hebben, te vreden gcwecft zijn •
t welk my onachtfaam gemaakt fou hebbcn,om my beter in dc
waarheitt onderwijfen. Hec bericht dan,'t welk ik nu aan Po-
liander geefjis niet zo feer om aan hem dc duifterheit en belem-
mering, daar gy zijn antwoort in werpt, bekent te maken, als
om hem daar door te verplichten voortaan veel opmerkelijker
op mijn vragen te wefen. Ik keer my dan tot hem ; en om niet
wyder van onfe weg af te wy ken, vraag aan hem voor de twede
maal war hy is, die van alle dingen twijiielt,en die niet van hem
(elf zou konnen twijffelcn.
B b b b 2 75^.
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
jé4 Ondergmh der Waa/helf ,
Poliander. Ik meende dat ik aan u voldaan had , met daar op-
aan u t'antwoorden , dat ik een Mcnfch ben. Maar ik bevuid
iny verre van mijn rekening af tewefen: want ik fiedatdefc
antwoort geen voldoening aan u geeft. Enomdewaarheit te
feggen, voldoet ook heden niet my felf, als ik overweeg dat
gydc belemmering en duifterheit aan my hebtgetoont , daar
in hyons fou konnen werpen, zo men hem wilde verklaren,
cn bevatten. En zeker, wat Epiftemon ook daar wil feggen ,
t^qraduémc^'ik vinde vcel duillerheit in^ d'overnatuurkundige trappen.
tueujjut, ^yant- indien^men , tot een voorbeelt , zegt , dat het Iighaam
b suhiUntin een ^ lighamelijke felfftandigheit is, fonder aan ons te doen ver-
iori'orMi-.. ^.^^^^ ^^^^ fclfftandigheit , en wat lighamely k is ; zo fullen defe
twee woorden, lighamelijks Mlfliandigheit ows niet geleerder,
dan dat van lighamen, maken. Dcsgelyks, indien men zegt dat
^viver,», het levende een ^ bezielt lighaam is, fonder te voren verklaart
^'^XïT*""tc hebben wat lighaam, wat bezielt is, en dus met alle d'an-
TaT2'Mwt d^vQ eovernatuurkundige trappen j zeker dit is niets anders ,
uifi^yjuu ^.^j^ woorden, en de felfde met ordening tefpreken. Maar
men fegt warelyk niets : want dit betekent niets , daar af men
icor,cepm. een ^bevatting heeft, en 't welk een klaar cn onderfcheide
sdenkbcelt in onfegeefl; in brengt. Desgelyks, alsik, om op
u vraag t'antwoorden , totu gefegtheb,. dat ik eenmenfch
h w/ck«ben , zo heb ik niet van alle de Schoolfchc wefens willen fpre-
i^gj^ ^ ^jj. j^iej, i^cn , en daar af ik noit had horen fprcken , cn
.r/;.«uK gelyk ik geloof, alleenlyk in de * verbeelding der gener
beftaan , dewelke hen gevonden hebben. Maar ik heb gelooft
dat ik tot u van 't geen Iprak , 't welk wy fien , 't welk wy ra-
ken , 't welk wy gevoelen , en in ons fclven bevinden i kort ,
van 't "een , 't welk d'eenvoudigftc van alle menfchen zo wel
3tTib.V"ffc,. weet,a1s de grootfte ^ Wijsbegerige van de Werrelt : te v/eten
dat ik een geheel ben, van twee armen , van twee benen , van
een hooft T en van alle d'andere delen te zamen gefet , dewelke
het geen uitmaken , dat men een menfchelyk lighaam noemt ,
en'twelk, datmecris, gaat , gevoed word , gevoelt, merkt
en denkt.
Eudoxe. Ik fag wel uit u antwoord , dat gy mijn vraag met
wel begrecpt, eadat gy op meer, dan ik begeerde, antwoorde.
Maar dewijl gy dit alrec in de rijg der dingen had geftelt, van
dewelke gy tvvijflFclt, te weten dat gy armen , benen, hooit,
en alle de andere delen had,, dic'c gcbou van 'tmenlchcl-yk
lighuam
t)oor V nafureltfk LICHT. j tf J»
IigBaam maken , zo wilde ik u niet naar alle dingen vragen-, van
welker nvcfcntlijkheit gy niet verfekert zijt. Zeg my dan be-a Exijieviisi
ftiptelyk wat gy zijt , voor zo veel gy twijfFelt : want hier op
alleen valt mijn vraag j dewijl 'er niets anders is , dat gy met ze-
Icerheit kent.
Poliander» Ikfie heden wel dat ik my in d'antwoort, die ifc
aan u deê , misgrepen heb , en dat ik , by gebrek van u vraag
wel tc begrijpen , vee! veerder , dan ik behoorde , gegaan ben.
Ditfalaanmy leren voortaan van nader by daar op tc letten ;
en dit maakt my ter zelfde tijt over de naaukcurigheit vanu
^onderwijsmiddel verwondert , daardoor gy ons allengs, cnhj.icthtd^
door enkele en gemakkelijke wegen tot de kennis der dingen
geleid, diegy aan ons wflt onderwij fen. Men magondertuf-
fchen zeggen dat ik een gelukkige^ misgreep heb begaan; der-
^vijl ik door dcfe middel zeer wel ken dar het geen, welk ik ben',
voor zo veel ik twijffel,niet gantfchelyk het geen is,dat ik mijn-
lighaam noem ; ja ik weet niet of ik een lighaam heb ; dewijl gy ^
aan my getoont hebt dat ik 'er aan kon twijfïelen. Ik voeg hicr
by , dat ik ook niet volkomentlyk kan loghenen, dat ik een lig-
haam heb, en ondertuilchen belet dit niet, zonder alledeVe
^ onderflellingen te veranderen , dat ik zeker weet dat ik ben. c Sunfoftis*
ïn tegendeel zy dienen niet, dan om my te meer in de zeker-
heit, die ik heb van dat ik ben, te beveiligen , gclyk ook hier
in , dat ik geen lighaam ben ; anderfins zou ik , van 't lighaarn
twijffelende , van my zelf twijffelen , 't welk ik niet zou kon-
nendoen; dewijl ik volkomentlyk overtuigt ben dat ik ben ,
cn zo overtuigt , dat ik'er niet af zou konncn twijffelen,
Efidoxc. Gy fpreekt wonderlyk wel , en gy hebt het zo wel'
gevat , dat ik felf het niet beter zou konncn zeggen, f k fie wel
dat ik niet anders te doen heb , dan u te laten begaan , om dat ik
alleenlyk behoef vlijt aan te wenden om u flcchs op de weg te
helpen. Ik geef ook voor , dat men niet anders dan een gemeen
verftant behoeft , om de zwaarfte waarheden t'ontdekken , al's
menv/el geleid word, en dewijl ik dit in u naar mijn hoogüe
wenfch bevind , zo fal ik voortaan byna niet anders doen , 'dun
voor u de weg aftrekken , langs de welk gy te gaan hebt , Vaar
nu voort om uit u felf de d gevolgen, tc trekken , die uit dir.i c<»,fiqticn^
cerfte c beginfel volgen. J'**^ ^ .
Poliander. Dit beginfel fchijnt my zo vruchtbaar , cn ik zic/'<^?»»
Qiidcrtuflcheazo vele dingen , die fich te gelijk voor my ver-
Bbbb 3 tonen..
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
$66 Onderzoek der Wmrheit \
tonen, dat mijn grootfte arbeit fal zijn hen in ordening te bren-
gen. Het bericht alleen, 't welk gy zo terftont aan my geeft,tc
weten wel hier acht op te nemen dat ik ben , voor zo veel ik
twijffel , en het niet met het geen , dat ik eertijts gelooft heb te
wefenjte verwarren,heeft in mijn geeft zo veel licht ingebragt,
cn eensklaps zo veel duifternis verdreven , dat my dunkt dat ik,
met behulp van defc fakkel , in my beter het geen fie , 't welk
men daar niet fiet ; en ik ben meer verfekert van het geënte
hebben dat men niet kan raken , dan ik ooit verfekert ben ge-
weeft van dat ik een lighaam heb. . „ , . .
Eudoxe. Dcfe vervoering behaagt my : maar miüchien is zy
aan Epiftcmon niet aangenaam , diealtijt, tot dat gy hem uit
zijn doling gered , en aan hem zelf cgü deel der dingen , diegy
, frxnct. zegt dat in dit ^ beginfel befloten zijn , getoont zult hebben ,
reden fal vinden om te geloven , of ten minften om te vrefcn ,
dat alle dcfe treffelijke lichten,die aan u verfchijnen , de dwaal-
lichten gelijken , die , zo haaft als men daar by komt , uitgaan
cn verdwijnen , en dat gy dieshal ven wel haaft weer in u eerfte
duifterniflc, dat is in u oude onkunde zult vallen, en zeker
'tzou een wonderlijke zaak zijn, zo een man, gelykgy , die
^'^^'W'Tichnoit in de letteren geoeffent, noch de boeken der ^ Wijs-
begerigendeurgeblaad heeft, meteenflag, en met zo weinig
koften geleern zou konnen worden. Dieshalven , men zou fich
niet behoeven te verwonderen, fchoon Epiftemon in dit ge-
voelen was.
Epiftemon. Ik beken dat ik dit voor een loffigheit heb geno-
men , en dat ik gelooft heb dat Poliander , die zijn geeft noit ia
llti!'^'' de grote waarheden geoeffent heeft, dewelke de Wijsbegeer-
tc aan ons leert, zo veel vrucht over d'aanmerking vandege-
ringfte onder dcfe waarheden gevoelde, dat hy fich niet kon
onthouden van hen aan u , door zijn vervoering , te betuigen.
Maarervarelieden.gelyk wy, diclange tijt in 't fpcl zijn ge-
weeft , en veeloliemctdegcfchriftender Ouden te lefen , cn
te herlefcn , en met de verwarde zaken, die in de Wijsbegeerte
zijn , t'ontwarren , hefteed hebben , verwonderen fich zo wei-
nig over dcfe loflighcden , cn maken'cr zo weinig werks af, als
tKWxj^»4wvandefeydelc verhopingen van zekere jonge ^ Wiskundigen,
dien men niet zo haaft de lijn en palier in de handen heeft gcge-
veji, en bekent gemaakt wat een rechte, cn wat een kromme
c s^uadrA' jijj^ isjof zy maken aan fig fciven vroed, dat zy de e vierkannng
mor V naturelijk L I C H T. 5 6*7
van de^kring en de ^ verdubbeling van de teerling Tullen vin- ^^^*^rAiiu
den. Maar wy , dat meer is , hebben het gevoelen der Py rrhc- hhrctUu,-
niers zo dikwijls bedreden , en zy felvcn hebben uit dele v^ijfe/'^"^'"*"'»
vanfichinde Wijsbegeerte t'oefïenen , zo weinig vrucht gc-
haalt, dat zy alle hun leven lang verdoolt zijn gebleven, en
dat zy niet uit de doling , die zy in de Wijsbegeerte inge voert
hebben, konden komen, dan om tc leren twijffelcn. Ik verfoek
dan dat Poliander aan my toelaat op mijn beurt te twijfFelen,en
te vermoeden dat hy'cr niets , het welk beter is, fal uit halen.
£fi(ioxe. Ik zie wel dat gy my wilt fparen , met u tot Polian-
der te keren : maar ik bemerk echter wel dat u fpottery op my
gemunt is. Doch laat ons Poliander fpreken, en wy zullen daar
na fien wie van ons beide de lefte fal lachen.
^Poliander. Ik ben'er zeer wel mee te vreden. Ik zou ook vrc-
Ten dat het verfchil tuflchen u beide heftig zou worden , cn dac
ik, als gy de zaken te hoog naamt , niets daar af verflaan zou*
Dit zou my de vrucht doen verlicfen , die ik my fclf beloof, zo-
ik op mijn voorgaande voetftappen voortga. Ik verfoek dan
van Epiftemon,dat hy goetvind dat ik my met defc hoop vleid,
terwijl Eudoxe iiil believen my by de hant op dc weg , daar op
hy felf my gebragt heeft , te leiden.
Eudoxe. Gy hebt alreê zeerwel befpeurt dat gy,u fclf allecn-
]yk voor zo veel, alsgy twijffelt , aanmerkende , geen lighaany
zijt, en dat gy, als zodanig, niet in u enige van defé delen vind r
die 't gebou van't menfchely k lighaam uitmaken, dat is, dat gy
geen armen, geen benen, geen hooft , en by gevolg geen ogen,
geen oren , noch enig ander « werktuig hebt , 't welk aan cni-e^'^^'V^/"'"*/»;
gen der f finnen dienftig kan wefen. Maar bcfie ofgy desgelyks ^^J^^T""
alled'andei^e dingen kont verwerpen , die gy hier te voren in ^ *"
de befchrijving hebt beüoten, dewelke gy van de c kundigheir»
die gy eertijts van dc mcnfch had , gemaakt hebt» Wantgelyk
gy alrec zeer verftandiglyk aangemerkt hebt de misgreep , die
gy gedaan hebt , met de palen van mijn vraag door u untwoorc
te buiten te gaan , hebt gelukkig geweefl: ; dewijl gy door die
middel lichtelyk tot de kennis van't geen, dat gy zijt, kont ko-
men, met al't geen , van't welk gy klarelyk bemerkt en bevat
dat het niet tot u behoort , van u te verwijderen, en te verwer-
pen , om niets anders toe te laten, dan dit enigc,van het welk gy
weet dat het zo nootfakelyk aan u behoort , dat gy'er zo zeker
af zijt , alsgy zekcrlyk weet dat gy zijt , en dat ^y twijffelt.
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
5 (SS Onderzoek der Wa^heit ^
PoHand<^Y, Gy doet my vermaak aan, datgy my dus weêr op
de gimg helpt : want ik wifl: niet waar ik't gelaten had. Ik heb
hier voren gefegt dat ik een geheel was , van armen , benen ,
hooft, en van alle d'andere delen tezamen gefet, die'tgeen
maken, 't welk men een mcnfchely k lighaam noemt j wijders,
dat ik gevoed wierd, dat ik ging, dat ik gevoelde, en dat ik
dacht. Ik heb voordcfen alreê, met my zelf cnkelijk zodanig
aan te merken, als ik my kende te wcfcn , verplicht gcweeft
alle defe delen, of alledefe (lukken, die tot de famenzcttmg
van 't gcbou van't menfchelyk lighaam te zamen komen , van
my af te werpen , dat is , my felf zonder armen , zonder benen ,
zonder hooft, kort , zonder lighaam , aan te merken. Maar 't is
waar dat het geen, 't welk in my twijffelt, niet het gene is , dat
wy ons lighaam noemen : 't is dan ook waar, dat ik voor zo veel
ik twijffel niet gevoed word , en ga ; want geen van beide kon-
nen zonder lighaam gedaan worden. Ja ik kan niet yerfekeren
dat ik bcquaam ben om te gevoelen , voor zo veel ik twijffel.
Want geljjk men voeten behoeft om te gaan , zo behoeft men
ook ogen om te fien, en oren om te horen. Maar dewijl ik geen
van beide heb, om dat ik zonder lighaam ben, zo kan ik niet
zeggen dat ik bequaam ben om te gevoelen : behalven dat my
noch heugt dat ik eertijts gelooft heb, datikin mijndromen
veel dingen gevoelde, die ikwaarlyk niet gevoelt heb , en de-
wijl ik hier niets wil toelaten , 't welk niet in dier voegen waar
is , dat ik'er geenfins aan kan twijffelen , zo kan ik niet zeggen
dat ik iets ben, 'twelk gevoelt^ dat is , 'twelk doord'ogen
iict , en door d'orcn hoort i dewijl het zou konnen wcfcn dat
ik in dier voegen meende te gevoelen, zonder dat 'cr iets aan
zou wcfcn.
Endoxe, Ik kan my niet onthouden van u hier te doen (laan ,
niet om u af te wenden \ maar om aan u moed te geven , en om
,11 te doen acht nemen wat het verllant vermag , als het eenmaal
wel beleid word. Want is 'er in dit alles iets , dat niet welen
recht 5 dat niet wel belloten , en dat van zijn voorgaande niet
wel afgeleid IS ? Pit alles word echter zonder aRcdenkuafl:
;iondcr regel , zonder vorm van bev/ijien gefegt cn befloten ,
te weten alleenlyk door 't licht der reden , en van 't verllant,
't welk minder onderworpen is te miflen , en iich te bedriegen,
als het alleen werkt , dan als het lich aanhecht in duifent ver-
icheidc Grontrcgels te wjllc.n waiir nemen, dewelke, gelyk
het
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
Door 't nAturelijk LICHT. 5 6* 9
hctfchijnt, doorde liften ledigheit der menfchcn rrevonden
zijn , eerder om het te verderven , danom het volmaakt te ma-
ken. Epiflemon felffchijnt hier in over een te komen : want
dewijl hy niet een woort fpreekt,zois't een tck^n dat h y*t o-een
't welk gygefegt hebt, goetkeurt. Vaar dan voort , Poliander,'
met aan hem te tonen hoe verre het * verfl:ant,en de^gevoleen' ^ int-juau^.
die men uit ons c beginfel kan trekken, gaan kan. ' b ƒ
Poliander, Van alic dcfe *^ toevoegingen , dieikeertijts aan ^
rny had gegeven , is my niet meer dan een overig , om t'onder- d!^^.,^*,.,
loeken , te weten de «denking, en ik bevind dat de felfde alleen ^o-m^^,. "
zodanig is , dat ik haar niet van ray kan los maken. Want in-
dien het waar is dat ik twijffel , gelijk ik niet &xxv aan kan twijf-
felen, 20 is dit ook niet minder waar , dat ik denk • dewijl twijf-
lelen niet anders is , dan op zekere v/ijfc te denken. En zeker,
indien ik gantfchelyk niet dacht , zo zou ik niet konnen we-
ten, noch of ik twijffel , noch ofik ben. Ik ben ondertuflchcn,
en ik weet wat ik ben, en weet het om dat ik twijffel: men
moet dan ook zeggen , om dat ik denk : want het zou milich ien
konnen gebeuren dat ik gantfchelyk zou ophouden te wefcn ,
20 ik een ogenblik van denken ophield. Dieshalven, het eni-
ge , dat ik niet van my kan wech doen , dat ik zekcrly k weet dat
ikben, en het welk ik nu met zckerheit kan beveftirren , met
verfekcring van my niet te bedriegen , is , dat ik een f dinjr ben f ^•5''
het welk denkt.
Efidoxe. Wat dunkt u , Epiff emon , van't geen , dat Polian-
der daar zo aanftonts gefegt heeft? Is 'er in zijn gehele ^ rede- oT^/f^rrio.
nermgiets, dat kreupel gaat, en dat niet wel op zijn bcnen^^
llaat ? Zond gy wel gelooft hebben dat een man,dic zonder let-
teren en gelcertheitis, zo recht en wel zou hebben konnen re-
deneren,en zo wel flant houden ? Gy zult, gel ij k ik geloof, hier
uit bcgmnentcficndatmen, als men de j, twijffelinjz wel kanHD-^/W,
gebrmken,fecr fckerc kcnniffen kan trckkcn,jadiefekcrjeren
nutter zijn , dan alle de gene, die men gemcnclyk op dit rrroot
I begmfcl acunt,'t welk men als de voet van alle d an.jcrc,cn als ^ Tn>...
het middelpunt aanfchout, daar alle naar toeffrekken,en naar T'^*
reiken; te weten, 't ts onmegeljl^dM een z.dfdedmgtn een z^elfde üjt is,
eu niets IS. Ik fal miffchien eensd'onnuttigheit daar af aan u kon!
ncn doen bekennen. Laat ons ondertuflchcn niet van ons ^ on- 1
dcrwcrp afwijken , op dat Poliander niet de draat van zijn re- m
dencnng zou vcrlieicn , en bcficn of gy iets hebt tc zeggen , of'"*
enige tegenwerping tc doen. C c c c Epjj}^, n o'/ya...
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
570- Onaerzoek der Wmrhcit ,
• Epiftemon. Dewijl gy my in 't fpelbrcngt, engy mynijpt,
xLogic^. zo fal ik aan u tonen wat een getergde a Redenkunft vermag..
Ik fal u in zo \^eel belemmeringen brengen , dat niet alleenlyk
Poliander , maar gy zelf moeite genoech zult hebbenom u uit
dele zaak te redden. Laat ons dan niet verde gaan. Laat ons<
hier ftant houden , en met gemak en ftrengheit u gront veften^
hTMpia, ^ beginfelen,en u * gevolgen onderfoeken : want ik geef voor
L'"^'^'*"" dat ik door een goede ^Redcnkunft aan u fal konnen tonen»
dat , fclfs volgens u grontregels , al het geen 't welk van Po-
liander gefegt is , op een quadegront fteunt , en niets beflmt.
Gy zegt dat gy zijt , dat gy weet dat gy zijt , en dat gy het weet
omdatgy twijlfelt,endatgydcnkt. Maarweetgy wattwijf-
felen , en wat denken is ? en dewijl gy niets wilt toelaten , daar
af gy niet verfekert zijt , en't welk gy niet volmaaktelyk kent;
hoe kont gy dan , op zo duiftere grontveflen , en die by gevolg,
zo weinig zeker zijn, verfekerendat gy zijt ? Gy moeft te vo»
tf 7)«W;o. j-gij aan Poliander geleert hebben, wat een nwijffeling, en
l^l^'^iPLwu een ^dcnking, en wat « wefentlykheit is 5 opdat zijn re-
;■» %iihc.. jenering de vor m van een ' betoging zou hebben , en op dat hy
VDlc,sfira. 't zclf ZOU kouuen verftaau , eer hy aanving fich vand'anderc
te doen verdaan. ri- i. 1
Toliander. Dit is al te fijn voor my , eaik geef dieshal ven het
fpel aan uo ver, en laat u met Epiftemon defe verwarde klos af-
hafpelcn.
Endoxe, Ik wil wel voor defe maal , maar ap voorwaarde dat
gyde Rechter van ons verfchil zult wefen: want ik dar niet
aanmy zelf beloven dat Epiftemon fich aan mijn redenen fal o-
jn opimoies, vergeven. Een menfch gelyk hy , alrec van ^ wanen vervult
iTr^imiCi^; ^^ y^^^ ^^^i hondert ' vooroordcelen ingenomen , fal fich zwa-
relyk aan de lichten der natuur alleen konnen overgeven ; de-
wijl hy gewent is allengs eerder op gcfagen achtbaarheitaf te
komen, dan naar 't geen te luifteren , 'twelk zijn eige reden
hem voorfpelt. Hy ondervraagt eer d'andere, cn befiet eerder
wat d'Ouden daar af gelooft hebben , dan hy fich zelf onder-
vraagt, om te weten wat oordeel hy moet geven: jagelykhy
inzijnjonkheit het geen, datalleenlyk op d'achtbaarheit zij-
ner Meefters gegrontveft was , voor reden heeft genomen i zo^
geeft hy heden zijn achtbaarheit voor reden , en doet d'ande-
re aanhemde felfdefchatting betalen, diehy zelfeertijts be-
taalthecft.. Maar Poliander indien gy met het geen., datik
I^oor V naturel^k LICHT. 571
fal zeggen, tc vreden zult zijn , en u reden daar afovertinVt, zo
falik vernoegtzijn, en achten dat ik rijkelyk genoech opdc
a tegenwerpingen , die Epiftemon aan u voorgeilelt heeft ' ^^i'^^*^
voldaan fal hebben. *
Eptjiemon, Ik ben niet zo hardnekkig, noch zo zwaar om t'o-
verreden , en te vernoegen , als gy gelooft, en hoewel ik reden
zou hebben om Poliander te wantrouwen , zo wil ik hem ech-
ter wel tot middelaar en rechter aannemen 5 en ik belooFaan u
dat ik my verwonnen fal achten , zo haaft hy felf u toegeftemt
fal hebben. Maar hy moet wel toefien dat hy fich niet laat over-
vallen , en dat hy niet in 't gebrek valt , dat gy aan andere ver-
wijt : in voegen dat hy felf van de hooge achting , die hy van u
ontfangen heeft, geen reden moet maken om fich te laten over-
reden.
Efidoxe. Hy zou qualyk doen , indien hy op zulk een quadc
grontveftfteundc, en ik blijf u borg dat hy 'er fich wel af fal
wachten. Maar laat ons wcerkceren. Ik ben hier, Epiflemon,
met u enig, dat men, eerwy gantfchelyk van de waarheit van
de b redenering ; Iktrvtiffel , t^^en dan , of van dcfe , die even het b
felfdeis, overreed konnenwefen, tevoren'"*
moet weten wat een « twijtfeling , wat een ^ wefcntlykheit
Maar beeld u niet in dat men , om dit te weten , zijn geeft moet ^"i'"""'
pijnigen, en fich felf op de pijnbank leggen , om het naafte« ge- ^ ^-^'fintu^
llacht , en het ^ wefentlyk onderlcheit daar af te vinden , op dat
men de ware s bepaling daar af zou toeftellen. Dit is wel en ^^'/T^'-'-"'**
goet, als men in een School en Vergadering de heerfchappy
wilvoeren, ofop debanken twiftredcnen. Maar wat een man
aangaat, die de dingen by fich felf onderfockt , en dic'er at oor-
deelt naar dat hy hen beslat, hykan niet zo klein van verftanc
zijn, dat hy niet lichts genoech heeft om genoechfamelyk te
kennen wat een twijffcling, wat een dcnking, en wat wefent-
lykheit is , zo dikwijls als hy de dingen overvveegt , zonder dat
men d'onderfcheidingcn daar af aan hem heeft behoeft te le-
ren. Dat meer is, ik zeg dat'er zekere dingen zijn, die men vcr-
duiftert, als men hen wil bepalen; omdat zy zeer enkelt , en
zeer klaarzijndc , niet beter, dan door hen fel ven, gekcntcn
gevat zouden konnen worden: en dit is miftchien eender voor-
naamfte misgrepen , die men in de wetenfchappen kan bedrij-
ven , dat men het geen wil bepalen , 't welk alleenlyk bevat ö^'^w»-
moet worden, en dat men de klare dingen niet van de gerie,
Ccccz die
Onderzoek der JVMrheit
die diiifter zijn , knn onderfcheidcn , en 't geen, dat vcrdi<5nt cn
vereilcht bepaalt te worden,om bekent te zijn , niet van't geen
kan Ichifcen , 't welk niet beter , dan door fich zelf gekent kan
welen. Nu, onderdedingen, dieuitfich zelvendus klaareii
a Duht ith, bekent zijn ,.kan mendenwijfFeling,de^ denking , en de ^we-
VexZIuu fcntlykheit (lellen: want ik acht niet dat 'er ooit icmant zo
' plomp heeft gewceft , dat men aan hem behoefde te leren wat
wcfently khe*it is , om daar uit konnen befluiten , en te verfeke-
rcn dat hy was. Met de twijfeling en denking is het dcsgely ks.
Dat meer is, ik zeg dat het onmogelyk isdeie dingen anders,
dan door hen zelvcntc leren en dat men daar af niet overtuigt
d conjcUn- kan worden , dan door eigen ervarentheit , en door defc^ me-
dewetintr, ofdefe innerlijke getuigenis, die van yder in fich
fclfgevoeltword , als hy dedingen overweegt : invoegen dat
men te vergeefs bepaalt wat wit is. Men zou het nooit een
mcnfch,.die blind is ,konncii doen begrijpen. Engelykmen,
hier af kundig te zijn, alleenlyk d'ogen behoeft t'openen , en
wit te fien ; zo is 'er ook geen andere middel om te kennen wat
r*r>Hh;tatio. een« twijffcling, ofwat een^denkingis, dan te twijffelen , of
fOpt^'^o, feiftejjenken. Dit leert aan ons alles, dat men daar afkan we-
t^'Df>./io- ten , en zegt'cr meer af tot ons , dan de naaukcurigftes bepalin-
gen zouden konnen doen. 't Is dan waar dat Poliander dcfe
y^cmdufo, dingen heeft moeten kennen, eer hy dc'^ befluitingcn , dichy
gemaakt heeft, daar uit heeft konnen trekken. Maar dewijl
wyhem tot rechter hebben genomen, zo laat ons aan hem
fclf vragen, of hy ooit hierin, watditis, onkundig gewecfl
heeft. . „ , .
Poliander, Ik beken dat ik vermaak heb gcfchcpt in u alle bei-
de van een zaak te horen twiftredenen , die gy niet, dan van my
kond leren, en in tefien datgy , tenminilen in dcfe voorko-
ir;/.;^*.'/. ining , u felven voor mijn i Leerlingen , en my voor u Meeftcr
moet erkennen. Nu , om allebeide uit de kommer , daar gy in
zijt , te trekken, en eensklaps u zwarigheit op te loflcn , zo kan
)LD^khauu aan u verfekeren dat ik noit heb getwijffelt wat een ^ twijf-
felingis, fchoon ik het niet heb beginnen te weten , of liever
t'o verwegen, dantoen Epiftcmon hetin gefchil wilde bren-
gen. Gy hcbt.my ook niet eerder de weinige zekerheit, die wy
1 E^,!i*nuü, ^^^^ 1 vvefentlykhcit van alle dingen hebben , daar af de kcn-
n.Sipji*; nisonsnict,dandoorde'" zinnen, ingekomen is, doen kennen,
dan toenik begonnen heb daar af te twijfFelen. Dit heeft ook
genoech
Boor *i nat ur dijk LICHT. f7 3
genoech geweeflom ineen felfdetijt mijn twijffding, en de
zekcrheit van mijn twijffeling my bekent te maken: in voegen
dat ik mag zeggen dat ik niet eerder heb begonnen tetvvijffe-
]en , dan ik begonnen heb met zekerheit te kennen. Maar mijn
twijffeling en zekerheit vielen niet op de felfde » voorwerpen li OLjcif*,
want mijn twijfFelingbeftondalleenlyk in dingen , die buiten
my waren , en mijn zekerheit bellond in mijn twijffeling , en
in my felf. 't Geen dan , 't welk Eudoxe gefegt heeft ,.is waar ;
te weten, dat 'erzekere dingen zijn , die men niet leert , dan
als men hen fict. Dieshalven, om te leren wat een ^ twijffeling,
of een c denking is , behoeft men niets anders , dan zclfte twiif^ca.?«M/»».
f elcn , en tc denken, 't Is diergelyks met de wefcntlykheir. £x,jicnti**
Men behoeft flcchs te bevatten wat menby dit woort verftaar,
en menwcetterflont wathetis, voor zo veel als men dit kan
weten, zonder dat men enige <^ bepaling behoeft , die eerder '-''2?«^«>i»*
de zaak zou -verdiii (leren dan verklaren.
Epiftemon. Dewijl Poliander voldaan en te vreden is, zoHtl
ik my ook vernoegt houden , en niet langer daar tegen ff ribbe»-
len. Maar ikfie niet dat hy,in de tijt van twee uren, die wy hier
geweeft > en daar in wy geredeneert hebben , daarom veel gc-
vordert heeft. Al 't geeii , 't welk Poliander door defe treffe-
lijke ^ onderwijsmiddel , daar gy zo hoog op roemt , heeft kon^ f -ï^^^Wma
ncnlercn, is dat hy t wijffel t , dathy denkt, cndat hy iets is
't welk denkt. Groot wonder ! Zie daar een lange redenering
om een geringe zaak. Men zou dit in weinig woorden konnen
feggcn,cn voort daar in enig gewcefl: hebben. Wat my aangaar^
het zou my laftig vallen zo veel redenen , en zo veel tijts te be-
ff eden tot zulk een geringe zaak te leren. Onfc Meefters zeg>.
gen 'er -v^cel meer af tot ons , en zijn veel flouter. Daar is niets »
dat hen weerhout. Zy vangen alles aan.Zy vonniffen al les. Men
vind niets, 'c welk hen ftuit, of verbaalt maakt ; en in alle geval
alszy al te zccrgeparfi: worden, weten wy llch meteensgelijk»-R ^<jn!v»-
namige , of met een tk}^ onder feheidd'^-M' uit te redden. Wees ook h'*£)/y?,„„«,,
verfekertjdatmen hun 'onderwijsmiddel aUijt boven d'uwc fal'
ffellen,die van alles wantrout,cn die zo fchromig is van een (Inp
qualyk te treden, dat hy overal taff en voelt, en niets vordert.
JE«ö/(?^ff.Mijn voornemen is noit geweeft aan iemant d'onder-
wijsmiddeLdie hy in d'onderfoeking der waarheit volgen moet, .
voor te fchrij ven \ maar alleenlyk de geen, die ik gevolgt heb , .
voor te üellenjop dat men hem,fo hy qualyk bevonden wicrd, .
Cccc 5 2oa^
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
Onderzoek der WMrheit^
zou verwerpen , en , 20 tneii hem goed bevind , volgen ; ter-
wijl aan yder vryheit word gegeven om hem te volgen, of met,
naar 't oordeel dat hy 'er af fal geven. Zou ik nu aan u zeggen ,
ofik veel daar mee heb gcvordert ? d'Ervarentheit moet hier
af oordeclcn. Ik verfeker u , dat , zo gy ernftelyk naar my wilt
liiifteren, ik u liil doen belijden , dat men nietal t'omfichtigin
arm«>i4. d'oprechtingder^beginfelen kan zijn , om dat , als zy eens wel
u anf.^iucu. opgerechtzijn , de i' gevolgen ons verder leiden , engemakkc-
iiikcr tc bekomen zijn , dan men fich fou hebben darren belo-
ven. Ik acht dicshal ven dat alle de gebreken, die men in de we-
tenfchappen vind , allccnlyk hier uit fpruitcn , datmenfichin
't bei^in te zeer gehaafl heeft i vermits men duiftcre dingen , en
van dewelke wy geen klare en onderfcheide kennis hcbben,tot
beginfcl aangeno'men heeft. Dit blijkt uit de voortgang , die
inenin de wetcnichappen , van dewelke de beginfelenby alle
de werrelt zeker en bekent zijn , gedaan heeft : daar , in tegen-
deel, ind'andcre, welker bcginfelen duifter en onfeker zijn,
degene, die fich oprechten onbevcinit tonen , verplicht zijn
xe belijden dat men , na dat men veel tijts verfleten , en veel ra-
re boeken deur gelefen heeft , bevind dat men niets weet , en
niets geleert heeft. Gy fult dan , Epiflemon, niet quaat oorde-
len, dat ik Poliander langs een weg leiden willende , die zeker-
der is dan de geen , dewelk men aan my gclcert heeft , zo naau-
keurigen fchroo mach tig ben in niets voor waar aan te nemen ,
van 't welk ik niet zo zeker bcn,als ik zekerlyk weet dat ik ben,
dat ik denk , en dat ik iets ben , het welk denkt.
Epiftemon. Gy gelijkt zeer wel naar die danflers , diealtijtop
liun voeten neerkomen. Gykomt altijtweêr tot u beginfel.
Maar indien gy dus voortvaart, gyfult nietverr en niet fnel-
iy k voortkomen. Want VN^aar fal men altijt waarheden vinden,
van dewelke wy zo krachtigly k overreed en overtuigt zouden
konncn vvefen als v/y van onfc wcfcntlijkheit zijn.
Endoxe, Dit is niet zo zwaar , als gy meent. De waarheden
volgen malkander en houden alle d'een aan d'ander vart:. Alle
de verborgcnthcit, die hier in is, beftaat alleenly k in van d'eer-
llcn en enkclÜcn tc beginnen , om van daar allengs , en als van
trap tot trap tot de gene, diewijdftaf, en meelt tc famcnge-
zetzijn, voort tc gaan. Nu, gy kont niet twijffelcn dat het
tPri«,i- gcen,'t welk ik voor 'tcerlle*^ beginfel gcllelt heb , heteerflc
T/Tu J3, 't W£lk wy in**d'x)jnderwijsmiddei konncn kennen j vermits
Voor V naturelijk LICHT. JjJ
het waar is, dat wy'er niet aan konnen twijffelcn, ook ddn nietr
alswy noch van de waarheit van alle d'andere dingen , die in
de v^crrelc zijn , twijfFelen. Dewijl wy dan verfckert zijn van
dat wy wel begonnen hebben , zo laat ons trachten dat wy ons
in't gevolg niet misgrijpen. Laat ons beftandig blijven in niets
voor waar toe te laten , daar de minfte twijffeling kan wefen.'
Men behoeft , gelyk my dunkt , hier toe niets anders , dan Po-
liander te laten fpreken. Want dewijl hy geen ander Meefter ,
dan het^verilant volgt , en kent , en dewijl zijn reden door geea
valfche vooringenomentheit bedorven is, zofal hy fich zeer
zwarelijk konnen bedriegen, of hy fal het ten minllen lichte-
lyk konnen merken , en gemakkelyk weer op de rechte weg.
komen. Laat ons hem dan horen fpreken , en de dingen laten
verklaren ^ diehy, gelyk hyzeide, in ons ^beginfel befloten ^«",7*^
2ag.
Toliander» In het i> denkbeelt van 't geen , dat denkt, zijn zo^
veel dingen befloten , dat men gehele dagen zou behoeven, om
hen aan u te verklaren. Ikfiil van geen andere fpreken, daa
van de voornaarafte , en die dienflig konnen zijn om de kennis^
daar afonderfcheidelijker te maken, en om dat zy minder on-
derworpen is met het geen 't welk niet tot haar behoort , ver-
wart te worden. Ik vcrfta dan by iets , dat denkt^
Het overige ontbreekt.
BLADW YZER
DER
BEDENKINGEN
WYSBEGEERTE;
In dewelken Gods mzentlijkheit , en ionderfcheiding der ziel
van V lighaaam hetoogt worden.
EERSTE B E3 E G. Antwoort op de tweede Tegenwerwerpiii-
^ gen.
^ An dedingen, die in twi)f- Redenen Die Gods wezentlijkheit , en
j r V . ^r^nMr-n nrór d'ondcrfcheidi ttg der ziel van *t lighaam
i fel getrokken konncn woi - ^^^..^^^^ ^ ^^^^ meetkonftige wijze
. ÏI. Bedenking. Bc^.Ung.n, lll
kender, djn 't l'gl'"!" 'S; « Gods wezctitlijkheit wek uit d'enige aan-
Van God,datLywezemi;i 14 merking van zijn natuur gekent. Beco-
Van 't ware vnlfche -23 ^^^^ „ezentlijkhcit word uit dit enige , dat
,r j iiS'rf, ,«iio».n des zelfs denkbeclt in ons is> van 't na-
Van de wezentheit der Hoffelijke dingen , j . 5„oo„j Betosine lir
xnweavanGod,dathywczentlyk.s. '' '"^"^' jif
Va., de wczeTuW^hetl'eTfloffeliike din- Gods wczentlykh'eit word ook hiertmbe-
gen , en d de i,ke ondufche.ding des '"».f . f'' ''f '
^ n ,,1 1-» hcbbcnde.wezcntiykzijn. Betoging. liS
geefts van 't lighaam. 4^- GEVOLG.
TEGEN WE II PINGEN Godt heeft de hemel , en d'aarde gefcha-
pen , en alles , dat daarin is; en hy kan
V^m enige geleerde muntien op de voar- die al 'c geen maken, 't welk wy
gaande Bc4c7ïl{i}v^cn van dc Sclrryvcr. klarclyk bevatten , naar datwy dit zelve
Jtcrfte Tegenwerping. 57 begrijpen. Betoging. II9
Antwoort van de Scliry ver op d'eeröc Tc- \W. nurjld.
genwcrpingen. <5S De geeft en 't lighaam ziju dadelyk onder-
'Jwtcde Tegeiywcrpingcn. Sjo fcheiden. Betoging. r^^i'^l'
BLADWYZER.
DARDE TEGENWERPINGEN, Lefte Tegenwerping. iUd,
Met d* Antwoorden van de Schryver, Antwoort.
EERSTE TEGENWERPING, VIERDE TEGENWERPINGEN ilx
Op dniccrfte Bedenking. Van God. *
Van de dingen, die in twijfFel getrokken Van de dingen, dïe voor de Godgeleerden
konnen worden. iil aanftocelykkonnen zijn. j^g
Aiuwoort. ibid. Antwoort op de vierde Tegenwerpingen
TWEEDE TEGENWERPING, ^ \ci
Of de tweede Bedenking- Antwoort op't eerfte deel van de natuur des
Van de natuur des menfchelijkü geeft. laz menfchelijke geefts. il^ni.
Antwoort. 125 Antwoort op 't ander deel. Van God. 170
UI. Tegenwerping. 116 Antwoort op't geen, dat aan dcGodgeleer-
Antwoort. ;7;zJ. den aaartotelyk kan ziin.
IV. Tegenwerping. ii;id. VYFDE TEGENWERPINGEN.
Antwoort. 127 P. Gaiïendus, aan mijn Heer Renatus Des-
VYFDE TEGENWERPING, Cartes. 1S9
Op de darde Bedcnkjnq;. Op d^Eerflc BcdcnJ^in^.
Van God. ' 128 Van de dingen , die in twijffel getrokken
Antwoort. 129 konnen worden.
yi. Tegenwerping. igo Op de Tweede Bcdenl^in^.
Antwoort. 131 Van de natuur des menfcheliike geefts j en
VII. Tegenwerping. il;id. dat hy bekender dan 't lighaam is. 191
Antwoort. iifid. Op deDardz Bedeiiliinv,
VIII. Tegenwerping. igi Van God,dat hy wezcndykis.' 205
Antwoort. ibid. Op de Vierde Bcdenl^hig.
IX. Tegenwerping. il'id. Van't wareen valfche. 229
Antwoort. 133 Op de Vijfde Bedenkin(r.
X. Tegenwerping. ti^id. Vande wezentheit derftofl-clijkcdinffen,en
Antwoorr. 135 weer van God, dat hy wezcntlyk is. 23 S
XI. Tegenwerping. 135 Op dcZefteBedcnk^w^.
Antwoort. i6id. Van de wezentlvkheit der ItófFeliike din-
TWAALFDE TEGENWERPING, gen , en dadelyke onderlcheiding des
Op de kierde Bedenking. gcefts van 't lighaam. 24(^
Van't ware en valfche. 13^ Antwoort van de Schryvcr, op de vyMe
Antwoort. ihid. Tegenwerpingen. 2tfi
XIII. Tegenwerping. 13 S Van de dingen, dieopd'cerfte Bcdenkin»
Antwoort. 139 tegengeworpen zijn. 2<J2
VEERTIENDE TEGENWERPING , Van de dingen, die in de tweede Bedenking
OpdevyfdeBcdenkjn^. tegengeworpen zijn. 2(J2
Van de wczentlijkheic der ftofFelijke din- Van de dingen , die op de darde Beden-
gen. 139 king tegengeworpen zijn. 271
Antwoorr. 140 Van de dingen , dieop de vierde Bedenkinff
VIFTIENDE TEGENWERPING, tegengeworpen zijn. 281
Op de T^eftc Bedenking. Van de dingen , die op de vijfde Bedenkin»»
Van de wezentlijkheic der ftofFelijke din- tegengeworpen zijn. 2S4
gen. 141 Van de dingen, die op de zefte Bedcnkincr
Antwoorr. ibuL tegengeworpen zijn.
Dddd
BLADWYZER.
Bericht van de Schryver , op de Tegen ^^^^j; l^e^^n ,
BricrvTn^Renarus Des-Carces, aan ^ ""doorde verwerping iuer twijffdachugc
HeerC.L.R. Iadewelk,op'tkortBe. dingen , goet is. 5^*
criDder voornaamfte Dringredenen van Eerjtc Afdeelmg.
llChl^^^^^^ word. 2P4 D'ingangtothet Beleed word geopent.3d7
Zeae Tegenwerpingen. 3o4 Aanteekemngen. ^^^^^^^^^^^ 371
De'wi^tgerigen en Meetkonftenaa'rs, D'ingangtothet Beleed word bereid. 37?
"^aanRcnarusD'es-Cartcs. . 310 ^anteekeningen 377
Antwoort op de zelle Tegenwerpingen. ,g,f^;ts.^^^^^^^^ 37^
Renatus Des-Cartes Aanteekeningen op . Vmdc Afdechng.
zeker Plakfchrift, in 't einde van't ze- Wat de ziel is. 1^
venenveertigfte jaarin Nederlanr uirge- Aanteekeningen. ^ ^^^^^^.^^^
O, ; T .r.r^^n ii DMngangin'tBelecdwordverfocht. i^U
volgt het PUkfclmft. met dn Opfchrift: ^.„feekeningen. ; 38<^
Verklaring van de menfchelijke geeft , of Afdeeling.
vande redelijke ziel, daar in verklaart D'ingang word weer verfocht. 3^7
\vordwatlwis,en wathywefenkan. 333 Zevende Afdeeling.
Onderfoek van 'c Plakfchrift ; en Aanteeke- D'ingang word ten darde maal verfogt. 392-
nineenop'tOpfchrift, alsopyder Lid. Achtfte Afdeelmg. ,
^ ^ 116 D'ingang word ten vierdemaal terzocht.
Zevende Tegenwerpingen, metd'Aante- cn men wanhoopt daar af. 39<»
kenincen van de Schryver : of Redene- liegende Afdeelmg.
rmg van d'eerfte Wijsbegeerte. 3 ^ 3 D'aftocht word veiliglyk in d oude vorm
Aanteekeningen. 354 gedaan.
Ecrfle Geschil. Aanteekeningen.
Üf,enopwatwijzemengetwijffelde voor Antwoort. , ^ r 7 •;
Watdemina;™i,ffel,„gis. il,U. ^--''-Sona weêr oprechten kan^.
40 1
415
422
423
357 "^^^
Brief vnn Renatus Des-Cartcs, aan d'E.Va-
Tweedc Afdeeling,
Wat voor vnlfch te houden is.
Darde Afdeel tn?. ^..ww-..-vw ,
Hoe verre her v..or valfch r. houden is. 3 5 9 der D.net opperae 1 oefiender der Je^
A,-,n,ccKcn,ngen. 3- ^t^-/-,^!^;, aes Raarsvan^to
A^nre^keningen. U ge School «irgegeven. 45»
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
BLADWYZER
DER.
REGULEN vande BESTIERINGE
DES
VERSTANTS,
En Onderz^oekder WAARHEIT
Door't NAT.URELYK LICHT.
EEK,5TE KEGEL,
DE ftiering van 'c vcrftant om bondige
en ware oordeelen van alle de din-
gen te geven , die voorkomen > moet hec
einde der oeffeningen wezen. 409
Tweede Rs^el.
Dat wyalleenlyk met die voorwerpen be-
fich moeten wezen > tot welker zekere
en ontwijfFelijke kennis onfe verftandcn
genoegzaam fchij nen. 471
Darde Kegel.
Men moet omtrent de voorgemelde voor-
werpen zoeken , niet wat anderen ge-
voelt hebben , of wat wy zei ven vermoe-
den : maar wat wy klarclyk konnen be-
fchouwcn , of zekerlyk afleiden : want de
wecenfchap word niet anders verkregen.
474
Vierde Kc7el.
Dat'er een onderwijsmiddel , tot d*opfpeu-
ring der waarheit nootfakelyk is. 477
VyfiU Rsgel. •
De gehele onderwijsmiddel beftaatin d*or-
deniiig en fchikking der dingen , tot de
welken men de fchrandcrheit des geefts
moet kceren ; op dat wy enige waarheit
zouden vinden. Maar wy zullen deze on-
derwijsmiddel naaukcuriglyk onderhou-
den , zo wy d'ingewikkelde en duiltere
voortellingen by trappen tot enkclder en
eenvoudiger voortellingen brengen, en
daar na pogen uit d'infiening der alleren-
kellte voorllellingen langs de zcUde trap-
pen der kennis van alle d'anderen op te
klimmen. 4S4
Om d'enkclfte dingen van d'ingewikketften
t'onderfchcidcn , en in ordening te ver-
volgen , moet men in yder reeks van za-
ken, in de welk wy enige waarheden,
d'een uit d'ander , regelrecht afgeleid
hebbende, waarneemcn, wat meell en-
kelt en eenvoudig is , en hoe alle d'ande-
re dingen meer , ot min , of even veel af-
gefcheiden worden. 4^<^
Xevcvde Rsgel-
Tot vervulling der Weténfchap moe^ men
alle, en de bezondere dingen, die roe
ons ooggemerk en voorneemen behoren,
geduriglyk , en zonder afgebroken be-
weging der gedachten befichtigen , en
hen met een genoechzame engefchikie
of geregelde optelhngbehelfen. 4S9
Achtfte S^^el.
Indien in de reeks der dingen die te zoekea
zijn , iets voorkomt , *t welk van ons vcr-
l\ant niet wel genoech ingefien kan wor-
den > zo moet men daar Üilhouden , en
degenen , die volgen , niet 011 Jcrfoeken,
maar fich van overtollige aibcit afhou-
den.
Nrjg^cnde I^'^c/.
Men moet de fcherpheit van het vernufc
gantfchelyk tot de geringde en gemak-
kelykfte dingen keren , en daar in zo lan-
ge blijven, tot dat men gewent word dc
waarheit onderlchcidelyk en klarelyk
'taanfchouwen.
Tiende R.<Tf/.
Het vernuft, om fchranclertc worden^moet
Ddddz iich
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
BLADWYZER.
zich oeffeiien in die dingen te zoeken, die
alreê van andeix- zijn gevonden , en met
7X'kcre onderwijsmiddel , ook alle dc
lichftekunlten dermenfchen deurlopen,
maar voornamelyk de genen , die orde-
ning verklaren ofonderïleijen. 50I
Elfde Keo^el.
Na dat wy enige enkelde en eenvoudige
voorftcllingcn ingefien hebben , zo is het
nut , indien wy uit hen iets anders beilui-
tcn , hen geduriglyk , en zonder afgebro-
ke beweging van denking te deurlopen,
hun d'onderiinge opfichcent'overwegen>
en veel dingen te gelyk , zo veel als't mo-
gclykis, ondcrfchcidelyk te bevatten :
want in defer voegen word on{e kennis
veel zekerder , en de bevattelykheit van
ons vernuft veel groter. 504
Twaalfde l\c;rd.
Wy moeren dan alle de behulpfaamheden
van 't verdane , van d*inbcclding , van de
gevoeling , en van de gehcugenis gebrui-
ken > zo'omd'enkeldcvooritellingenon.
derfcheidelyk in te zien > als om het ge-
zochte met het geen, dat bekent is, be-
hoorlyk re vergelijken , op datfebekent
zouden worden , en ook om die dingen
tc vinden , de welken in dier voegen te
zamen vergeleken moeten worden ,
dat 'er niets van de menfchelijke fchran-
derheit nagelaten worde. 507
Dai tiende Rs^cL
Indien v/y het vraagrtuk volmaaktelyk ver-
ftaan , zomoet men 'c van alle overtol-
lige bevatting aftrekken, weer tot het
cnkelftc brengen , en met optelling in de
niinftc deden declen. 521
Veertiende Rs.(id.
Men moet deze regel tot de zakelijke uic-
geftrekiheit der lighamen overvoeren,
cn door bloote geRaken geheel aan d'in-
beelding voorftellen : Want dus zal hy
veel onderfcheidelijker van 'c vcrüanc
begrepen worden. 5^7
Vyfticnd: Reo^cl.
'tis dikwijls ookdienftig defe geftalteti te
befchrijven , en voor d'uitterlijke zinnen
te vertonen j op dat door defe dingen
onfc denking lichtelijker in aandacht ge-
houden zou worden. 538
Zcfltcnde Kü^cl.
'cis beter dat men de dingen, die niet de
tegenwoordige opmerking des geefts ver-
ciflTchen , fchoon zy tot het befluit noot-
fakelyk zijn , met zeer korte tekenen,
dan met de gehele gcftaltcn , aanwi)fl:;
v^ant duskan de geheugenis niet bedro-
gen worden ; en ondertuflchen word dc
denking ook niet afgckeert van defe din-
gen te behouden , terwijl zy befich is met
andere af te leiden. 539
Zeventiende Kc^el.
Men moet de voorgeftelde zwarigheit re-
gelrecht deurlopen , met daar van af te
trekken dat enige van haar merktekenen
bekent, cnd'andere onbekent zi)n, en
d'onderiinge afhangelykheit der befon-
dere dingen van malkander door ware re-
deneringen infïen. 54^
Acht iende 'Reutel.
Hiertoe werden alleenly'k vier werkingen
vcreifcht , d'opteUing j aftrekking , ver-
menigvuldiging en verdeeling : uit dc
welke de twe leften dikwijls hier niet be-
werkt worden,fo om dat men niets te ver-
geefs zou inwikkelen,als om dat men hen
daar na lichtehjker kan voltrekken. 544
Onder:ioek^dcr W A A R H E I T,
Door '/ fiAtmeljk LICHT,
'c TT 7 Elk , geheel zuiver, en zonder d'oii-
W derlhntder Godsdienll:, en der
wijsbegeerte, de gevoelens bepaalt, die
een eerlyk Man moet hebben , zo veel
alle de dingen aangaat , die zijn gedach-
ten konnen belkh houdenden dat rot in dc
verborgcnthedcn der naaukeurigüs we-
tenfchappen deurdringt. 54?
EINDE.
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
BERICHT
van een der vrienden van de Schrijver.
DEftf^l dit boek door ^ii*f ^^^r Des^Cattes aan mjf gezanden ü ^
, met verlof van bet te doen drukijn , en zoodanig een voorreden y
als ikjegeerde , daar voor te :^tteny %jo heb iK.mjf voorgefielt geen an^
dere daar by te voegen , dan dat ïkjbier de zalfde brieven zjjm fteüen ,
die ik^voor dex^en aan hem gefchreven heb , om dit van hem te verwer-
ven^ vermits veel dingen in zich begrijpen , die^ gelijk^ik^cht , van
't gemeen behoren geweten te worden.
EERSTE BRIEF
aan mijn Heer
DES-CARTES.
M V N Heer,
, K had u gaerne in deze
,|3 leftgelede zomer le Parijs
gezien > om dat ik meende
dat gy'cr gekomen zoud
- zijn , met voorneemen
M van daar te blijven y en
dat gy , daar meer gelegentheic hebben-
de, dan in enige andere plaats, omd'er-
varcntheden te verkrijgen , diegy, gelijk
gy betuigde, behoeft om de werken > die
gy aan 't gemeen belooft hebt, te volèin-
digen, niet gemift zoud hebben in uw be-
lofte na ce komen t en dat wy hen haaft
gedrukt zouden zien. Maar gy hebt my
geheellijk van deze vreucht berooft , toen
gy weer naar Hollant keerde: en ik kan my
hier niet onthouden van u te zeggen , dat ik
noch tegen u vergramt ben van dai gy voor
uw vertrek my niet uw Handeling van
xie Lijdingen, die gy gemaakt hebt, ge-
lijk men aau my gezegt heeft , hebt wU-
Jen laten zieni Voeg hier noch by dat ik>
de woorden herdenkende , die ik in een
voorrceden gelezen heb , de welke over
twee jaren aan de Franfche Vertaling
uwer Principien of Beginfelcn gevoegt
wierd , daar gy , na dat gy bcknoptelijk
van de delen der Wijsbegeerte gefpro-
ken hebt , die noch gevonden moeten
worden , eer men haar voornaamfte
vruchten kan plukken , en na dat gy ge-
zegt hebt dat gy u niet s[o :{eer van uw
krachten mistrtut , d*t gy niet :^oud dar-
ren aanvangen hen alle te verklaren > :{o gy
he^uaamheit had om d* cr var entheden te
verkrijgen , die vereifcht ^ijn om uw re-
deneringen te beveftigen en te bewijzen ,
noch byvoegt dat men grote kaften daar
tot behoeft , tot de tvelkfn een bedonder
man » gelijk, gj * g^^oech is , hj
niet van U gemeen geholpen tvord } maar
dat gy , ^iende ^^tgj de:{e huif niet te ver-
wachten hebt , meent dat gy behoort te
vreden te xjjn met u voortaan tot uw be-
:{onder onderwijs t'oejfenen j en dat dt na-
kpmelingen u verschonen :(uJlen > :{o gy 4/-
laat in voort aanvoor hen t' ar beiden : dat
if'> zeg ik, vrees dat gy nu in ernftt' ove-
rige uwer vonden aan *t gemeen wilt be-
nijden , en dat wy nimmer iets meer
van u zullen hebben f zo wy u uw nei-
ging laten volgen. En dit is oorzaak dat
ik voorgenomen htb u een weinig door
deze brief te quelien , en my hieraf, dat
gy my uw Handeling van de Lijdingen
geweigert hebt , te wreken > met onbc*
fchroomdelijk aan u d'onachtfaamheit >
en d'andere gebreken te verwijten, die,
gelijk ik oordeel , beletten dat gy uw
pont niet zo zeer, als gy kont, en als uw
plicht u verplicht , in'c werk ftelt. En
zeker , ik kan niet geloven dat dit iets
anders is , als uw onachtfaamheit , en
de kleine zorg , die gy hebt , om aan
d'andere menfchen nut te zijn , die te
weegbrengt dat gy niet in uw Natuur
kunde voortgaar. Want fchoon ik zeer
wel begrijp dat 'et onmogelijk is dat gy
't uitvoert, zonder veel ervarentheden
te hebben , en dat deze ervarentheden
ten koften van't gemeen moeten verkre-
gen worden , om dat het tot des zelfs
nuttigheit gedijen zou , en om dat de
goederen van een bezonder man daar
toe niet genoech zijn , zo geloof ik ech-
ter niet dat dit het geen is , 't welk u
weêrboud, omdat gy van de genen, die
de befchikking der gemene goederen
A 2 he\).
■
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
Eerste
hebben , lichtelijk al 'i geen , dat gy daar
toe zoud kennen wenfchen , verkrijgen
zoüd, zogy u vcrontwaerdigde de zaak,
gelijk zy is » en gelijk gy haar lichtelijk
zoud konnen vei tonen , indien gy zulks
begeerde ic doen : aan hen re doen ver-
ftaan. Maar gy hebt altijt op een wij-
ze, die daar meê zoftnjdig is , geleeft,
dat men oorzaak heeft om zich in te
beelden dat gy ook geen hulp van ande-
ren zoud willen ontfar.gen , fchoon men
u zulks aanbood. En nochtans begeert
gy dat de nakomelingen u verfchonen
Mllen van dat gy niet voor haar wilt ar-
beiden , cn dit hierom , dac gy onder-
ftelt dat deze hulp u daar toe nootzake-
lijk is, en dat gy haar niet kout verkrij-
gen. Dit geeft aan my ftoÖb van te den-
ken , niet alleenlijk dat gv alt* onachc-
faam zijt , maar ook mifTchien dat gy
niets moeds genoech hebt, om tc verho-
pen dat gy't geen voleindigen zult,
't welk de genen , die üw fchrificn ge-
lefcn hebben, van u verwachten j cn dat
gy echter Verwaant genoech fijt om den
genen , die na ons fullen komen , wijs
le maken dat gy daar in niet gebrekelijk
fijt geweeft door uwfchuli, maar om dat
men uw deucht niet naar behoren heeft
erkent, cngeweigert u in uw voornee-
mens by te ftaan. Ik fie dat uw ceifucht
hier meê tc vreden is * om dat de ge-
nen , die voor't aanftaande uw fchrif-
ten fullen fien , door 't geen , 'c welk
gy al over meer dan twaalf jaren in't
licht gegeven hebt , fullen oordelen dat
gy federt defc tljt al't geen gebonden
be br , *t welk lot heden toe van u gefien
is, en dat ai*t geen , *c welk overig is
van di Natuurkunde te vinden , niet fo
fwaar is als'c geen , *c welk gy aliec
daar af vei klaart hebt i in voegen dat
gy federt aan ons alles, dat men van de
menfchelijke redenering vciwachren
kan , fo veel de Gcneesku ift , eno'an-
dcrc nuttigheden van'c leven aangaat,
foud hebben konnen geven , indien gy
gelegCQiheii had g(.had, om ervarcnthc-
Brief.
den, die dienftig daar toe fijn, teverkrij.
gen : daar by , dat gy zonder twijffel niet
verzuimt hebt een groot deel daar af tc
vinden , maar dat een gerechtige gram-
fchap tegen d'ondankbaarheit der men-
fchen u belet heeft uw vonden aan hen
meê te delen. En dus meent gy dat gy
voortaan met te ruften zo grote ach-
ting zult verkrijgen , als of gy grote ar-
beit deed , en noch midchien een wei-
nig n)eer, om dat gemenelijk het goet,
't welk men bezit, minder geacht word
dan't geen , dat men begeert , of dat
men beweent. Maar ik wil aan u dc mid-
del van dus achting te verkrijgen , zon-
der haar tc verdienen , benemen. En
hoewel ik niet twijffcl of gy weet wel
wat gy gedaan moell hebben , indien gy
van 't gemeen geholpen wilde zijn, zo
wil ik't nochtans hier fchrijven : ja ik
zal deze brief ook doen drukken , opdat
gy niet zoud konnen voorwenden dat
gy't niet wift, en dat , zo gy weigert
ons hier na te vernoegen , gy u niet
meer op d'eeuw zult ontfchuldigeo.
Weet dan dat het niet genoech is, om
iets van*t gemeen tc verwerven, dat
men een woort daar af, als in't voorby-
gaan , in de voorreeden van een bock
aanroert , zonder uitdrukkelijk te zeg-
gen dat gy't begeert en verwacht , en
zonderde redenen te verklaren , die be-
wijzen konnen . niet alleenlijk dat gy
*c verdient , maar ook dat het dienftig
voor dc Gemeente is dat men't u loc-
ftaat, en dat men groot voordeel daaraf
te verwachicn heeft. Men ziet gemene-
lijk dat alle de genen, die zich inbeelden
dat zy iets waerdig zijn , zo veel gedruis
daar af maken , cn'tgeen, dat zy ver-
zoeken , met zo grote laftighcit ciffchen >
en zo veel boven hun vermogen belo-
ven, dat, alsiemant niet, dan met zc-
digheit , van zich fpreckt , en nicis van
iemant eifcht , noch iets met zeker-
hcit belooft, hoedanig bewijs hy ook
van't geen doet , dat hy vermag,
men heel geen gedachten op hem
heef[ »
Ebrste Brief.
hecfr, cn dat hy niet eens in bedenking
koomr .
Gy zult miffchicn zeggen dat uw eigc
aart niet Ihekt om iets t*eiflchen, noch
om vorderli)k van u zelf te fpreken , om
dat 'et een een teken van nedcrflachtig-
hcii , en *c ander een bewi)s van ver-
waancheic fcbijnt. Maar ik zeg dat men
deze eige aart moet verbeieren , en
dat hy eer van doling en zwakheit
koomr , dan van eerlijke fchaamie en
zedighcit. Want wat d'eifiTching aan-
gaat , men heeft zich alleenlijk van de
genen te fchamcn, die men niet dan tot
zijn eige behoef doet , en dit aan de
genen , van de welken men geen recht
om i'eifl'chi n heeft. Maar't is 'er fo ver-
re af, dat men zich van de genen moet
fchameo , die tot het gemene nut , en
tot voordeel der gener Itrekken, van de
welken men iers eifcht , dat men , in
gendeel , roem daar uil kan trekken , 'in
zonderheic als men alreê dingen aan
hen gegeven heeft , die meer waerdig
zijn , dan de genen . die men van hen
verwerven wil. Wat het vorderlijk van
zich zelf te fpreken aangaat , 't is waar
dai'et een zeer belachelijke cn lalier-
lijkc verwaanihcit is, als men dingen,
die valfch zijn, van zich zegt j ja't is
een verachtelijke ydelheii , fchoon men
waarheit fpreekt , als men 'c om toon
doet, en zonder dat 'er aan iemani enig
nut af koomr. Maar als deze dingen
zodanij; zijn, dat anderen die ook beho-
ren te weren , zo is't zeker dat men hen
niet verzwijgen kan , dan door een zon-
delijke neêrflachtigheit , die zeker flach
%an flaaumoedigheit en flaphariigheit is.
Nu , 'i is zeer nut voor *t gemeen dat
hei van't geen , *£ welk gyinde Weten-
fchappen gevonden hebt , bericht word,
op dat het , daar door van 'c geen oor-
delende , dat gy*er noch zoud konnen
▼inden , aangeprikkelt word tot al
't geen , dat het kan, toe te brengen,
om u daar in te helpen , als in een werk >
[i welk d' algemene welltanc van alle
menfchen tot doel en gemcrk hecfr. En
de dingen, die gy alreê gegeven hebt*
te weien de gewichtige waarheden , die
gy in uw fchiiftcn verklaart hebt,
zijn onvergelijkelijk meer waerdig , dan
al 't geen , *t welk gy hier toe kont eif-
fcher.
Gy zoud ook konnen zeggen dat uw
werken genoech fpreken , cndai'ei niet
nodig is dai gy beloften en beroeming
daar by doet , die gewonelijk van de
quakzalvers , de welken op bedriegen
uit zijn I gebruikt worden , en diesbal-
ven aan een eerlijk man, die alleenlijk
waarheit zoekt , niet betamelijk kon-
nen wezen. Maat 'c geen , *t welk d;;
quakzalvejs lallerenswaardig maakt , is
niet dac de dingen , die zy zeggen, van
zelf groot en goet i ntaar alleenlijk dat
zy valfch 2ijn , en dat zy hen niet kon-
nen bewijfen : in plaats dai degenen,
die gy , gelijk" ik acht , van u zult zcggen>
fo waar, en fo klaarblijkelijk door uw
gefchrifren bewefen fijn , dac alle de
legekn van de bciamelijkheit aan u toe-
laten* hen te verfekeren, en die van de
liefde en meedogen u daar toe verplich-
ten , om dat 'et dienftig aan anderen is
dat (y hen weten. Want hoewel uw gc-
fchiifien genoech fpreken ten opficht
van de genen , die hen naerftiglijk on-
derfoeken, en die bequaam fijn om hen
le verftaan , fo is echter dit niet genoech
tot het voorneemen, 'i welk ik wil dat
gy hebben fult , vermiis yder hen niet
kan lefcn , en dat de genen , die geme-
ne faken handelen , weinig lijis daic
toe konnen hebben. Het gebeurt mif-
fchien wel dat iemani der gener , dieh n
gelezen hebben, daar af tot henfpreckrj
maar wat men daar at ook tot hen kan
fpreken , het weinig gerucht , 't welk
zy weten dat gy 'er af maakt, en d'«i
te grote zedightit > die gy ahijt waarge-
nomen hebt, als gy van u fpreekt, bu n
niet toe dat zy hun jiedachicn daar op
verten. Ja dewijl mendikwijls by hen de
Yordeilijrtc woorden , die mea bed.nkea
A 3 kan,
E L R S T E
kan , gcbru'ki, om de ^enen , die niet
irccr tian miJilt-ldiati;» xijn , teprijzen,
70 hebben zy geen reden om d'oijineie-
li,kelof , die dc genen , de welken u ken-
nen» aan u geven , voor zekere waar*
heden aan le nemen : in plaats dat , als
ieirantvan zich zeH fpreekc , en boven-
gewone dingen daar af zegt , men hem
met groter iiaerftigheit hoort , voorna-
melijk als't een man van goede af-
koomft is , en die men weet dat niet ge-
negen of gezini is de quakzalver te fpe-
len. En dewijl hy zich belagchelijk zo j
maken , als hy in zodanige gelcgeniheit
een bovengelooffclijke wijze van fprc-
ken gebruikte , zo worden zijn woor-
den in hun ware zin genomen j en de ge-
ren , die hen niet geloven willen , wor-
den ten minden doer hun nieusgierig-
heit, of door hun nijt aangeprikkelt om
t'onderzoeken of fy waar fijn. Dieshal-
ven , dewiil't zeker is , cn diendig aan
*cgemeen dat het weet , dat'cr nooit ie-
mant in de werrelt gcweeft heeft , dan
gy alleen , (ten minften daar af wy de
gefchriften hebben ) die de ware begin-
Iclen ontdekt, cn d' eerfte ooi zaken van
art geen , dat in de natuur voorrgc-
bracht is , gekent heeft , cn dewijl gy»
alreê door deze beginfclen reden van
alle de dingen , die verfchijnen , en gc-
menelijkft in dc werrek waargenomen
worden, gegeven hebbende , alleenlijk
bezonderlijker waarneemingen moet
hebben , om op gelijke wijze de rede-
ren van al't geen , dat in die leven aan
de menfchen nut kan wezen, te vinden ,
cn dus aan ons een volmaaktfte kennis
van de natuur van alle mijnftoffen ,
krachten van alle planten , eigenfchap-
pen der dieren , en in'c algemeen van
al *t geen , 't welk tot de Geneeskunft ,
en tot d' andere kunften dienftig kan
zijn, tc geven, en eindelijk, dewijl tot
deze bezonders waarneemingen , die
niet alle in korte lijt , zonder grote ko-
ftcn gedaan konnen worden , alle de vol-
ken van d'aardeom ftrijtbehoren te hel -
Brie r.
pen, als toe het gcwichtigfte, ding van
de werrelt, en ain*c welk zy alle gelij-
kelijk geraakt zijn; dewijl,^ zeg ik, dit
zeer zeker is , en door de gefchriften »
die gy alreê hebt doen drukken , genoecb
bewezen kan worden » zo behoorde gy
zulks zo luide uic ce fpreken , met zo
gro:e naeriHgheii beknu remaken » cn
zo uitdrukkelijk in alle d'opfchriftcn
uwer boeken te (lellen » dat nietnant
voortaan daar in onkundig kon wezen.
Dus zoüd gy ten minften in veel de luft
oncfteeken van't geen, dat daar in is,
t* onderzoeken. En hoe zy zulks meer
onderzochten , en uw gefchriften naer-
ftiglijker lazen , hoe zy klarelijker zou-
den bekennen dac gy u niet t' onrecht be-
roemt had.
Daar zijn voornamelijk drie dingen , die
ik gaerne wilde dat gy aan alle de wer-
relt wel deed verftaan. 't Eerftc is dat *er
eeTi oneindclijkheit van dingen, die tot
het leven zeer nut konnen wezen , in de
Natuurkunde te vinden zijn j het twee-
de , dat men grote reden heeft om dc
vinding dezer dingen van u te verwach-
ten j en het darde, dat gy'cr zo veel tc
meer af zult konnen vinden , als gy
meer gelegenthcden zult hebben om er-
varentheden daar af tc verkrijgen. *tls
dienftig dat men van't cerfte verwittigt
zy » om dat het meefte deel der men-
fchen niet denkt dat men in de weten-
fchappen iets kan vinden , 'r welk meer
waerdig is dan 't geen , dat door d'ou*
den gevonden is , ja dat veel ook niet
bevatten wat de Natuurkunde is, noch
waar toe zy dienftig kan wezen. Maar
men kan lichtelijk bewijzen dat d'al tc
grote eerbiedigheit , die men d'Aalout-
heit toedraagt 9 een doling is , die ten
hoogften dc vordering der wetenfchap-
pen belet. Want men ziet dat de wilde
volken van Amerika , en veel anderen,
dieplaaifen, niet zo verre afgelegen , be-
wonen , veel minder nuttigheden tot
het leven hebben » dan wy, en dat hun
oorfprong echter zo oud is , alsd'onzcj
in
Eerste
in voegen dat zy zo grote redenen , als
wy» hebben om te zeggen dat zy met de
wijsheit van hun ouders te vreden zijn ,
en dat zy n^iei geloven dat iemant aan
hen iets beter kan leren , dan 't geen, dat
zy van alle outheit geweten en gedaan
hebben» En dit gevoelen is zo nadeelig ,
diat, terwijl men't niet verlaat, het ze-
ker is dat men geen nieuwe kennis kan
krijgen. Men ziet ook door ervarenihcit
dat de volken, in welkers geeft dit meeft
ingewonelt is , de ruwften en onkundig-
ften gebleven zijn. Eq dewijl het noch
gemeen genoech onder ons is , zo kan
dit tot reden dienen, om te bewijzen dat
wy noch op verre na niet alles weten ,
dat wv weten kennen. Men kan dit ook
zeer klarelijk door veel nutte vonden
bewijzen , gelijk door't gebruik van
*t Kompas > de kunft van Boekdrukken,
Verrekijkers 5 en dieigeiijke dingen , die
alleenlijk in de lefte eeuwen gevonden
zijn, fchoon zy nu den genen , die hen
weten, zeer gemakkelijk fchijnen. Maar
daar is niets, in't welk beter blijkt hoe
nodiglijk wy nieuwe wetenfchappen be-
hoeven te verkrijgen , als in't geen,
't welk de Geneeskunft betreft. Want
hoewel zonder twijffel God deze aaide
met alle dingen verzorgt heeft , die aan
de menfchen nootwendig zijn , om zich
daar in volmaakte gezontheit , tot aan
d*uitterfte ouderdom , te bewaren, en
hoewel 'er ter werrelt niet zo wenfchc-
lijkis, als de kennis dezer dingen , ja zo,
dat zy eertijts de voornaamfte oeflTening
der Koningen, en der Wijzen heefc ge-
weeft , zo toont echter d' ervarenihcit
dat men noch zo verre is van haar ge-
heel te hebben , dat men dikwijls in
'ibid word gehouden, en dit door klei-
ne qualen , die de gelecrtfte genees-
meefters niet konnen kennen , en die
door de geneesmiddelen noch vererge-
ren , als zy aanvangen deze ziekten te
verdrijven, 'c Gebrek van hun kunft, en
de behoefte, die men heefc, om haar tot
\olttiaakthcic le biengen, zijn 20 kiaai;
^ R I E F.
büjkelijk , dat 'et aan hen , die niet be-
grijpen wat de Natuurkunde is, genoech
is te zeggen , dat zy de wetenfchap is ,
die leren moet de natuur vandemenfch,
en van alle de dingen , die aan hem tot
voedfel en hulpmiddel konnen dienen ^
zo volmaaktelijk te kennen, dat hydoor
deze middel zich lichtelijk van alder-
hande ziekte kan beviijden. Want, zon-
der van haar andere gebruiken te fpre-
ken, dit enige is gewichtig genoech om
d'ongevoelijkften te verplichten tot de
voorneemens van een man te bcjonfti-
gen, die alreê door de dingen , van hem
gevonden , bewezen heeft dat 'er grote
reden is om van hem al't geen te ver-
wachten , 'c welk noch oveiig isindeze
werenfchjp te vinden.
Maar voornamelijk is dicnftig dat de
werrclr weet dat gy dit van u bewezen
hebt. En dieshalven is nootwendig dat
gyu zelf enig gewelt aandoet, en dac
gydeze al te grote zedighcit uitdrijft,
üieu u^i^hier toe belet heeft van u, en
vand'anderen al't geen le zeggen , dat
gy verplicht zijt t' openbaren. Ik wil
echter daarom u niet by de geleerden
van deze eeuw ftell-^n. 'c Meefte deel
der gener, aan de welken men deze naam
gee(t , te weten , alle de genen, die ia
d'ocffening van 'c geen , dat men gemenc-
1'jk goede kunlien noemt, bezich zijn,
en alle de Rechtsgeleerden , zijn aaa
'c geen niet geraakt, 't welk ik voorwend
dat gy behoort re zeggen. De Godge-
leerden, e.1 de Gcneesmeelleis zijn ook
hter aan niet oeraakt, dai voor zo veel
zy Wijsbege.igcnzijn, WantdeGüuV>
leenhcjc hangt ge.-nfins af van de Na-
luurkijnde , rochook de G :^nccskuna , op
zodanig een wijze, gelijk zy heJcndoor
de geleertften en veri^andiodcn in dey.e
kunft gebriiikc word. Zy vei noegcn z:ch
met de groncreegcls te volden, die door
lange ervaicniheirgeh>eii zijn „ en 7..v
verachten 'c lever, der m.nfchcn niet zo
zeer, dat zy him oordJen , vandc wel-
ken het dikwijls ai hangt , op d' onzeknc
reJc-
Eerste
redeneringen der Wijsbegeerte van de
School willen veftcn. Daar zijn danj;ecn
anderen oveiig, als de Wijsbegerigen,
onder de welken alle de genen, diever-
ftant hebben 3 voor u zijn, en zeer ver-
blijd zullen wezen van te zien dat gy de
waarheit zodanig te voorfchijn brengt,
dat de boosheit der pedanten of kinder-
roeefters haar niet verdrukken kan : in
voegen dat geen anderen, dandekinder-
roeefters alleen , zich over 't geen , dat
oy zeggen zult , zullen kennen verfteu-
ren; en dewijl alrcê van alle eerlijke
lieden belacht en veracht worden , zo
behoeft gy geen grote moeite te doen
om aan hen te behagen. Voeg hier noch
by dat uw achting hen alree tot zo gro-
te vijanden, als zv konnen wezen , ge-
maakt hcefr. Wyders, in plaats dat uw
zedigheit oorzaak is van dat enigen van
hen nu niet vrezen u aan te tarten , zo
verzeker ik my dat, indien gyuzohoog
doet achten, als gy kont en behoort , zy
lich fo laeg beneden u fullen fien, dat
^y alle berchaanit zullen zijn van zulks
aan te vangen. Ik zie dan niet dat 'er
iets is, 'twelk u behoort te beletten ai
*t geen, 'twclk gy «uit oordelen toi uw
voorneemen te ko.-snen dienen , onbe-
fchroomdelijk t' openbaren. En daar is
niets, 'c welk my daar loe nutter fchijnt,
dan 'c geen, 't welk gy alreê in een brief
aan d'E. Vader Din^i geftelt hebt , die
py over zeven jaren deed drukken , ter-
wijl hy Provinci.ial der Jefuiten van
Frankrijk was. Non ibi , zegt gv, van de
Proeven fprekende , die gy vijfofzes ja-
ren te voren uitgegeven had , unam aui
alteram , fed plu/ jtxccntis qusjiionibus
txflicuiy qua fic d nullo ante mejueraut
(Xplicata ; ac ijudmvis multi haüaim
tnca fcripta transvufi; ocuUs injpcxtrim ,
modijque omnibtn refutare cor.atifwt , ne-
mo tarnen, quod fciam , qnicquamnonve'
rum fotuit in iis rcpcrire. Fiat cnumtra-
tio quncfiionum omnium y {]u£ in tot f.e-
culis, qutbus alix PhjhfophiiC vigucrunt ,
ipfarnm opc Joluta [unt j & jortc ncc tam
Brief.
multa, nee tam illufires invtnUntuu
^uinim» frofiteor nt unius quidcm qu4'
Jiionit folutionem , ope frincipmum ftrt-
pattticét Pbthfophid peeuliarum , datam
unquam fuiffe , quêm non pofim dtmon-
fit are effe illegitimam & falfam. Tiat pc
riculum proponantur , non quidem omntt
( neque enim opera pretium puto muUum
temporis ea in re impendere) [cd paucadlf
qua feUaiores y ftabo promijftf , iS'c* Dus
heeft , ondanks alle uw zedigheit , dc
kracht van de waarheir u gedwongen
daar te fchrijven dat gy alreê in uwcer-
fte Proeven, die byna niets , dandeVer-
regezichtkunde , en de Verhevelingen,
begiijpen , meer dan zes honden ge-
fchiilen van dc Wijsbegeerte verklaart
hebt, die niemant voor u zowel had
konnen uitleggen : en dat , fchoon veel
uw gefchriften dwarflelings aangefien,
en alderhande middelen , om hen tc
weerleggen , gefocht hadden , gy ech-
ter niet wiil dat icmant daar in noch iets
had konnen vinden , 'c welk niet waar
was. Daar gy noch byvoegt dat , indien
men de gefchillen een voor een wil tel-
len, die door alle d' andere wijfen van
wijsheitsoeffening, de welken federt het
begin der werrelt in fwang fijn ge-
weell , opgeloft hebben konnen wor-
den , men milTchien hen niet in fo groot
getal, en fo aanmerkelijk fal fien. Daar
by, gy verfekert dat men doordc begin-
felen , die eigen fijn aan de Wijsbe-
geerte, de welke men Ariftoteles toeei-
gent, en die d' enige is, de welke men
heden in de Scholen leert, nooit de wa-
re oplofling van enig gefchil heeft kon-
nen vinden : en gy eifcht uitdrukkelijk
a'le de genen , die haar leren , uit , om een
daar af by te brengen , die door hen fo
wel opgeloft is , dat gy in hun oplofling
niet een doling fult vinden. Nu, dewijl
dele dingeti aan een Provinciaal der Je-
fuiten gefchreven , en over meer dan
feveo jaren in'i licht gebracht fijn , lo
ii 'er niet ann tc iwijffeien of enigen der
btquaamaui san dit groot lighaam lou-
^ den-
Eerste Brief.
den getracht hebben hen te weerleggen ,
indien fy niet geheellijk waar waren , of
indien zy alleenlijk met enige fchijn van
reden betwiftreedent konden worden.
Want hoewel gy geen groot gedruis
maakt , zo weet echter dai uw achting
alreê 20 groot is , en dat 'et voor hen van
20 groot belang is dat zy bewijzen dat
hetgeen, 'twelk zy leren, niet quaatis,
dat zy niet konnen zeggen dat zy *c ver-
waarlooft hebben. Maar aile de geleer-
den weren genoech dat 'er niets in de
fchoolfche Natuurkunde gevonden
word, welk niet twijffelachtig is,- en
2y weten ook dat in zodanige ÜofFe
twijfifelachiig te xijn niet veel beter is als
valfch te wezen , omdat een wetenfchap
zeker moet zijn , en betoogt konnen
worden : in voegen dat fy niet vreeiBt
konnen vinden dat gy verfekert hebt dat
hun Natuurkunde niet de ware opioffing
van enig gefchil begrijpt : want dit bete-
kent niets anders , dan dat fy niet de be-
toging van enige waarheit begrijpt , die
d' anderen niet weten» En indien iemant
van hen uw gefchriften onderfoekt , 'om
hen te weerleggen, by vind , in tegen-
deel , dat fy niet dan betogingen begrij-
pen, die faken betreffen > de welken te
voren aan aile de werrelt onbckent wa-
ren» Dieshalven , dewijl fy wijs en be-
dacht fijn, gelijk fy fijn, fo ben ik niet
verwondert van dat fy fwijgenj maar ik
verwonder my van dat gy u noch niet
vcrwaerdigi hebt enig voordeel uit hun
fwijgcn re trekken , om dat gy niets
foud konnen wenfchen , dat beier beto-
nen fou hoe veel uw Natuurkunde van
de gene der anderen verfchilt. En't is
dienltig dat men hun verfchil aanmerkt,
op dat het quaad gevoelen , 't welk de
genen , die fich tot faken hebben bege-
ven, en daar in voorfpoedigfijn , geme-
nelijk van de Wijsbegeerte hebben , niet
beletten fou dat fy de waarde van d' uwe
bekennen. Want fy coideelen genune-
lijk niet van 'i geen , dat gc].ieuren fal ,
dan naar't geen , dat fy al.e hebbai
fien gebeuren. En dewijl fy nooit be-
merkt hebben dat het gemeen enige an-
dere vrucht van de Schoolfche Wijsbe-
geerte genoten heeft , dan dat fy een
menigte van fchoolmeefterlijkc mannen
beeft gegeven , fo konnen fy fich niet
inbeelden dat men van u iets beter fal
verwachten , fo men hen niet doet aan-
merken dat de vruchten daar af feer ver-
fcheiden moeten wefen , dewijl die van
d'uwe waar, en die van d' ander valfch
fijn. En feker, 'i is een groot bewijs,
om te tonen dat*er geen waarheit in de
Scnooifche Natuurkunde is , dat men
fegt dat fy ingeftelt is om alle de von-
den, die tot het leven nut fijn, te Ieren,
en dat, fchoon men van tijt lot lijtveel
daar af gevonden heeft , dit nooit door
middel van deze Natuurkunde is ge-
fchied, maar alleenlijk by geval, endoor
*t gebruik 5 of indien enige wetenfchap
daar toe geholpen heeft , zo is*t alleen
de Wiskunft gev/eefl : en deze is ook
d' enige van alle de menfchelijke weten
fchappen , in de welke men hier voor"
lijts enige waarheden , die men niet in
twijffel kan trekken , gevonden heefr»
Ik weet wel dat de Wijsbegerigen haar
voor een deel van hun Natuurkunde wil-
len nemen j maar dewijl zy byna alle
daar in onkundig zijn , en dewijKtniec
waar is dar de Wiiknnfl een deel van de
Natuurkur.de, maar in tegendeel , dat de
ware Natuurkunde een deel van de Wis-
kunft is , fo kan dit niet lot hun voor-
deel wefen. Doch dc zekerheft , die
men alreê in de Wiskunfl bekent heeft,
doet veel voor u. Want het is fo feker
dat gy in defe wetenfchap uitmunt , en
dat gy daar in de nijt fodanig verwon-
nen hebr , dat de genen felven , die
d' achting benijden , in de welken gy
fijt , om d'andeie wetenfchappen , ge-
menelijk fcggen dat gy alle d' anderen in
defe wetenfchap overtieft , opdatfy,
een lof aan u gevende, 't welk , gelijk
fy weten, niet aan u geweigeit kan
worden 5 min van laOering en achterklap
■ {B) ver-
Eerste
verdacht zouden t\]ti j als zy trachten u
van cnift ander lof te beroven. En men
ziet in'c geen > dat gy van de Meetkunft
in 'i licht gebracht hebt, dat gy daar zo-
danig bepaalt hoe verre de menfchelij-
ke geeft zich uitftrekken kan, en hoeda-
nig d'oploiïingen zi)n , die men aan yder
fiach van zwarigheden kan geven , dat
het fch'jtn dat gy de gehele oogft ver-
gadert hebt, daar af d' anderen , die voor
u gefchrevcn hebben , alleenlijk enige
aten hebben genomen , die noch niec
rijp waren; en de genen, die nakomen,
konnen niets anders wezen , dan op-
leezcrs, die d'aren, de welken gy aan
hen hebt willen laten, vergaderen zul-
len. Daarby , gy hebi door de vaerdige
en gemakkelijke oploffing van alle ge-
fchillcn , die de genen voorgeftelt heb-
ben , de welken u hebben willen be-
proeven, getoont dat hL^t beleed, 'twelk
gy hier toe betoont , zodanig onfaal-
baar is, dat gy nimmer mift in door de-
ze middel, aangaande de dingen , die gy
onderzoekt , al't geen te vinden , dat
.van de mcnfchelijke geeft gevonden
kan worden» Dieshal ven, om te maken
dat men niet twijffelt van dat gy be-
quaam zijtom de Natuurkunde loi haar
uittetfte volmnakiheit te brengen , zo
behoeft gy nicis anders te doen , dan te
bewijzen dat zy alleenlijk een deel van
deWiskunftis. Engy hebt dit alrcc zeer
klarelijk in uw boeken der Beginfclen
bewezen, alsgy, daar alle de zinnelijke
hocdani'gheden verklarende , zonder iets
t' aanmerken , als de grootheden , .gc-
flalten , en bewegingen , geioont bèbt
djt deze zichtbare werrclt , die't gf -
heel voorwerp van de Namurkunde is,
niets begrijpt, dan een kljin deel der
oneindige lighamen , daar af men zich
inbeelden kan dat alle d'eigenfchappen
of hoedanigheden niet , dan in deze
zelfde dingen., belhan , in plaats dat
het vooi weip van de Wii^kunft hen alle
begtijpr. Het zelfde kan ook door d'e:-
vaienihcit vaji alle eeuwen bewezen
Brief.
worden. Want hoewel 'er van alle tijden
veel der befte verftanden zijn geweeft,
die zich tot het onderzoek der Natuur-
kunde begeven hebben , zo kan men
echter niet zeggen dat iemant daar,
door enig beginfel , dat niet totdeWis-
kunft behoort , ooit iets gevonden heeft,
dat is, tot enige waie kennis, aangaan-
de de natuur der lighamelijke dingen,
gekomen is : in plaars dat men door de
beginfelen , die tot de Wiskunft beho-
ren , alreê een oneindelijkheit van zeer
nutte dingen heeft gevonden , tc we-
ten byna al't geen, dat in de Stane-
kunft , Heelkunft , en in alle de hant-
kunften bekent is j en indien 'er in de-
zen iets meer is , dan 't geen , dat tot
deze wetenfchap behoort , dit is niet
uit enige andere wetenfchap getrokken ,
maar alleenlijk van zekere waarnee-
mingen, daar af men de ware oorzaken
niet kenr. Niemant kan dit met aan-
dacht aanmerken , of hy is gedwongen
te belijden dat men door de Wiskunft al-
leen tot de kennis van de wate Natuur-
kunde kan geraken : en dewijl men niet
twijlfelc van dat gy in de Wiskunft uit-
munt, 20 is 'er niets , *t welk men niet
van u in de Natuurkunde te verwach-
ten hi?efc. Daar bli)ft echter noch enige
fchroom en zwarighcit , die hier ujc
veroorzaakt word , dat men ziet dat al-
le de genen, die door de Wiskunft eni-
ge achting verkregen hebben , daarom
niet beqiiaarn zijn om iets in de Na-
tuurkunde te vinden , ja ookdatfommi-
gen van hen de dingen , die gy 'er af ge-
fchreven hebt, min vejftaan , dan veel
anderen , die nooit te voien enige we-
tenfchap gcleert hebben. Maar men
kan hier op antwoorden dat , fchoon
zonder twijftel de genen , diens geeft
beqi;aamft is om de waarheden van de
Wiskunft te bègrijptn , gemakkelijkft
uw Natuurkunde vcrHaan , om dat alle
de rc'.leneritigen v.,n de l.fte uit d'crrfte
gebaalt zün , echter niet altiji pebrurt
dat deze z Ifden d'^thdng hebben van
de
Ë E R S':T
de gelcerifteo in dc Wiskunft tc zijn,
vermits » ^^^^ achting te ver-
krijgen > de boeken der gener , die aliec
vao deze wetenfchap gefchreven heb-
ben > uioet deurfnuflTclen , 't welk het
meetle deel niet doen : en de genen, die
hen deiufnuffelen , trachtende door ar-
beit het geen te verkrijgen, 't welk de"
kracht van hun geell niet aan hen geven
kan , vermoejen al te veel , ja qiietfen
hun inbeelding , en verkrijgen daar be-
neffens veel vooroordelen ; 't welk hen
veel meer belet de waarheden , die gy
fchrijft , te bevatten , dan voor grote
Wiskunrtenaars deur te gaan , om dat 'er
zo weinig lieden zijn, die zich tot deze
wetenfchap begeven , dai zy 'c dikwijls
in een geheel lant alleen zijn : En hoe*
wel'er fomii)ts noch anderen zijn , zo
laten zy fiiei af van groot gedruis te
maken, om dat het weinig, dat zy we-
ten , veel moeiten aan hen gekoll heeft»
Voorts , *t is niet ongemakkelijk de
waarheden , die een ander gevonden
heeft, te bevatten: daar toe is genoech
dat men de geeft van alderhande valfche
vooroordelen vry heefc , en zijn aan-
dacht daar toe genoech te willen befte-
den. 'tis ook niet zwaar enige waarhe-
den te vinden, die van d' anderen afgc-
fcheidenzijn, gelijk eertijisThales, Py-
thagoras , Archimedes, eninonzeeeuw
Gilberius , Kepierus , Galilaeus , Harvejus
en enige anderen gedaan hebben* Ein-
delijk, men kan zonder veel moeite een
lighaamvande Wijsbegeerte inbeelden,
dac niet zogedrochielijk is , en op waar-
fchijnelijker gillingen Üentit, als 't geen
is, *f welk men uit de g-jfchrifren van
Arïftoieles trekt 5 *t welk ook door eni-
gen in deze eeuw gedaan is. Maar dus-
danig een lighaam te maken, dat in zich
niet dan waarheden bcgrijpr , de welken
door betogingen , die zo klaar en zeker
zijn als de genen van de Wiskunft, be-
wezen worden , is een 20 zwaar en
vreemd ding , dat federt meer 6an vijf-
tig eeuwen > die dc werrelt gcflaan
heeft , niemanc , dan gy «Heen , gevon-
den i$ . die door uw gefchrifien getoont
hebt dar gy zulks volbrengen kont. Maar
gelijk men , «Is een boumeefter alle iU
grontveften gelegt, en dc voornaamfte
muren van enig gebou opgetrokken
heeft , niet iwijffelt van dac hy zijn
voorneemen ten einde kan brengen, om
dat men ziet dat hy alreê't geen , dat
zwaarfte was , . gedaan heeft j zo ken-
nen ook de genen , die met aandacht
het boek uwer Principien of Beginfeleu
gelezen hebben , en aanmerken hoe gy
daar de grontveften van de gehele natu-
relijke Wijsbegeerte gelegt hebt, en hoe
groot het gevolg der waarheden is , die
gy van daar hebt afgeleid, niet twijffe-»^
len dac het beleed , 'c welk gy gebruikt,
niet machtig genoech is , om te weeg tc
brengen dat gy een einde van al 't geen
zoud vinden , dat in de Natuurkunde
gevonden kan worden, om dat dedin-
gen, diegy alreê verklaart hebt, te we-
ten de natuur van de zcilfteen > van
'tvuur, van de lucht, van *i water, van
d' aarde, en van al *c geen , 'twelk in de
hemelen verfchijnt 9 niet min zwaar
fchijnen dan de dingen , die men noch
begeren kan.
Men moet echter hier by voegen , dat ,
hoe ervaren een boutrieefter inzijnkunft
is , het onmogelijk is dat hy 't gebou,
'twclk hy begonnen heeft , voleindigen
kan, zo hem de bouftoffcn, die daar toe
gebruikt moeten worden , ontbreeken :
desgelijks , hoe volmaakt uw beleed
kan wezen , zo kan het echter niet te
wcegbrengen dat gy in° de vei klaring
der naturelijke oorzaken voortgaat , zo
gy niet d' ervareniheden hebt , die ver-
eifcht zijn om hun uitwerkingen tc be-
palen. Dit is't lefte der drie dingen , die
ik geloof dat voornamelijk verklaart
moeten wezen , om dat het meefte deel
der menlchen niet bevat hoe nooiwer.-
dig deze ervarentheden zijn , noch wat
koften daar toe vereifcht worden. Dc
genen, die , zonder uil hun boekkamer
{B i) te
Eerste Brief.
tcgaao> of d*ogen ergens > dan ophnn
boeken , te laten zwieren » aanvangen
van de natuur te redeneren , konnenwel
zeggen op v/at wijze zy de werrelc zou-
den willen gefchapen hebben , zo God
het bevel cn de macht daar af aan hen
gegeven had, dat is, zykonnenChime-
ren of wanfchepfels befchrijven , die zo
grore gelijkheii met de zwakheic van
hun geeft hebben , als de wonderlijke
fchoonheit van dit Heelal met d'onein-
delijke macht van zijn Stichter heeft.
Maar zy kennen , zonder een geeft te
hebben , die warelijk goddelijk is , dus
van hen zeiven geen denkbeelt der din-
gen fcheppen , dat met het geen gelijk
is, 't welk God gehad heeft om hen re
fcheppen. En hoewel uw Beleed al
*t geen beloofc, 'twelk van demenfche*
lijke geeft verhoopt kan worden , aan-
gaande 't onderzoek der waarbeit in de
wetenfchappen , fo belooft het echter
niet dat het leren zal te voorzeggen:
maar alleenlijk van zekere gegeve din-
gen alle de waarheden af te leiden , die
daar van afgeleid konnen woiden ; en
deze gegeve dingen in de Natuurkunde
konnen niets anders , dan ervarenihe-
den, zijn. Ja dewijl deze ervarentheden
tweederhande zijn, iommigen licht, en
die alleenlijk van de herdenking afhan-
gen , die men op de dingen doet , de
welken zich van 7elf aan de finnen ver-
tonen , en d'anderen wonderlijker en
zwaarder , tot de welken men niet fon-
der enige ocff^ning en kollen geraakt,-
20 kan men a4nmerken dat gy alrcê in
uw gefchriften al'c geai gertelt hebt,
'twelk fchijnt van gcm.ukelijke erva-
rentheden afgeleid te konden worden,
cn ook van de genen der wonderlijkfle
ervarentheden , die gy uit de boeken
hebt konnen leren. Want behalven dat
gy daar in de natuur van alle de hoeda-
nigheden verklaart hebt i die de zinnen
bewegen > gelijk ook van alle de ligha-
men I die de oeir.etniten op dev.e aarde
fijn, gelijk van 't vuur , van de lucht, van
*t water, en van enige andere dingen, fo
hebt gy daar in ook reden gegeven van
al't geen, 't welk tot nu toe in de heme-
len waargenomen is , van alle d'eigen-
fohappen van de zeilfteen, en van veel
waarneemingen der Chimie of Stof-
fcheiding : in voegen dar men geen re-
den heeft om iets meer van u te ver-
wachten , fo veel de Natuurkunde aan-
gaat , tot dat gy meer ervarentheden
hebt , daar af gy d' oorfaken fult konnen
foeken. En ik ben niet verwondert van
dat gy niet aanvangt defe ervarenthe-
den op uw eige kollen te verkrijgen j
want ik weet dat het onderfoek der min-
dere dingen veel koftj en, fonderd'Al-
chimillen , noch alle d' andere foekers
van geheimeniffen te tellen , die fich ge-
menelijk in dit ambacht te gtont helpen,
ik heb horen feggen dat de zeilfteen al-
leen meer dan vijftig duifent kronen aatr
Giihertus heeft doen fpillen , fchoon hy
een man van fcherpfinnige geeft was,
gelijk hy hier in getoont heeft , dat hy
d'eerflewas, die de voornaamfte eigen-
fchappen van defe fteen ontdekt heeft.
Ik heb ook d' Inftauratio ma^nSy en de
Novus Atla! van de Kancelier Bakongc-
fien, die, gelijk my dunkt , van alle de
genen , de welken voor u gefchreven heb-
ben , de befte gedachten heeft gehad , voor
fo veel het Beleed aangaat , 't welk men
houden moet om de Natuurkunde tot
haar volmaakihcit te brengen» Maaralle
ü'inkomlten van twee of drie Koningen,
van de machtigden der aarde , fou niet
genoech fijn om alle de dingen , die hy
hier loe vereifcht , uit te voeren» En
hoewel ik niet acht dat gy fo vetlüer-
hande ervarentheden behoeft , als hy
fich inbeeld, om dat gy aan veel genoech
kont doen , fo door uweige naerftighcit,
als door de kennis der waarheden , diegy
alrcc gevonden hebt : nochtans als ik
aanmeik dat het getal der befonderc
lighamen die u noch ove;ig fijn t^'onder-
foeken , byna oneindig is j dat 'er nic'
een van hen is , die niet genoech vert
fchei-.
Eer
TE B R l E F.
fchcide cigenfchappen heefc , en daar af
men niet een groot geial van proeven
kan doen i on:i alle de tijt en arbeit van
veel menfchen daar loe re beftedcnj
dal > volgens de regelen van uw Beleed,
nodig is dat gy in een zelfde lijt alle de
dingen onderzoekt , die enig maagfchap
engelijkheit onderhenhebben , om hun
verfchillenihedcn beter te merken , en
zekere rekening, op de welke gy geruft
moogtzijn, daar af te houden j dat gy
dus nuttelijkin een zelfde tijt veel erva-
renthedcn kont gebruiken , die men door
d* arbeit en naerftigheii van een groot
getal van fchrandere menfchen niet zou
konnen bybrengen j en eindelijk dat gy
deze fchrandere menfchen niet , dan door
veelheit van geit, konde krijgen , om dar,
zo enigen zich vrywilliglijk daar tos lie-
ten gebruiken, zy zich niet genoech on-
derwerpen zouden uw ordeningen te
volgen, en niets, dan tijtverües , am
u zouden veroorzaken: nochrans , zeg
ik, als ik alle deze dingen aanmerk , be-
grijp ik lichtelijk dat gy *t voorneemen ,
*c welk gy in uw Principien of Beginfe-
len begonnen hebt, niec behorelijk kont
uicvoeien , dat is , in 't bezonder al'e de
mijnftüflfen , planren , dieren en de menfch
verklaren t op gelijke wijze als gy daar
alreêalledehüofiftoffen van d' aarde, en
al'tgsen, dat men in de hemelen waa*--
neemti verklaait, zo *t gemeen niet de
koften verzorgt , die daar toe vereifcht
zijn; en hoe zy mildelijker aan u ver-
fchaft zullen worden , hoe gy uw voor-
neemen ook beier zult kunnen uitvot-
rcn»
Maar dewijl deze zelfde dingen ook
zeer lichtelijk van yder konnen begre-
pen woiden , en alle zo waar zijn , dat
men hen niet in twijftel kan trekken , z«
verzeker ik my dat, indien gy hen zoda-
nig vertoont , dat zy aan de genen be-
kent worden , aan de welken God , be-
neffens de macht van over de volken van
d'aarde te gebieden, ook'c bevel en dc
zorp gegeven heeft , om , tot vordering
van 't gemene nut , hun uitterfte pogin-.
gen te doen , yder van hen gacrne behul-
pigtot een voorneemen, dat aan alle de
werrelt zo klaarblijkelijk nut is , zou
wezen. En hoewel onz Frankrijk, 'twclk
uw Vaderlant is , zo machtig een Staat
is , dat 'et fchijnt dat gy van haar alleen
al'tgeen, dac hier toe vereifcht is , zoud
konnen verwerven , zo verzeker ik my
echierdat, dewijl d* andere volken hieo
aan niet ir.in , dan Frankrijk , geraakt
zijn , veel edelmoedig genoech zouden
wezen, om in deze plicht daar voor niec
te wijken , en dac *er geen zo woeft en
onbefuift gevonden zou worden, die daar
aan geen deel zou willen hebben.
Doch indien aPc geen, dat ik hier ge-
fchrevenheb , niet genoech is om u van
voorneemen te veranderen , zo bid ik u
ten miuften my zo veel te verplichten ,
dat gy uw boek van de Paffien of Lij-
dingen aan my zend, en goed te vinden
dac ik 'er een voorreeden byvoeg , daar
't mee gedrukt word> en die ik trachten
zal zodanig te maken , dat 'er niets in
zal wezen, 't welk gy verwerpen zult, en
die zo eenftemmig met hei gevoel van
alle de genen zal zijn , die verftant en
vernuft hebben , dat 'er niemant wezen
zal, die, nadathy baargelezen zal heb-
ban, niet meê in y ver, gelijk ik , oniftee-
kenzal worden , tot vordering der We-
tenfchappen , en om te wezen > en 7^0
voort.
In Vaiijs ^ op de i^efle van
Slachtmaant ^ 1648,
(5 3}
A N T-
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
ANTWOORT
Op de voorgaande Brief.
M Y N HEER,
k Nder de finaat erCt verwijt ^
) *t welk tk, ^« de grote hrtcf
\ vind , daar toe de moei-
^ ten gedaan hebt , om hem
oRf-rr^rarow^ tti^ te fchryvett , bemerk^
ik^ z.0 veel dingen tot mijn voordeel , dat, in-
dien g^ hem deed drukken , gelijke g7 ver-
klaart datgy wilt doen , ik^ vre^^n zou dat
menz^ich tlou inbeelden dat er meer ver-
fiant en kennis tujfchen ons was , dm 'er in
derdaatis , en dat V^u gebeden had veel
dingen daar in te JleÜen , die de betamelijke
heit niet toelaat dat ik,aan *t gemeen bekent
maak. ik dieshalven hier niet ftilfaan
met opjder ftnk. t' antwoorden ^ maar al-
leenltjktwee redenen b^brengen y die y z,q
my dunkt , « behoren te weerhouden van de-
SLe brief in' t licht te brengen. D'eerjleis,
dat ik niet acht dat het vcorncemen , 't welk
ikoordeel datgj voorhebty met die te fchry-
ven , geluk^n :(ai Dc tweede , dat ik.
geenfins zoodanig van aart ben , als gy u
inbeeld ; dat geen fmaat noch walging
my kan treffen , om in mj/ de begeerte te
bluffthen, van al' t geen te doen , 'twelk^
in mijn vermogen is , om dienïiig aan 't ge-
meenteen , aan' twelkikm) grotelijks
verplicht acht i vermits de fchriften , die
ik^alreê in' t licht gebracht heb , vai^veel
jonftelijk aangenomen t.ijn^ J^/jf& u te
voren 't geen , dat ik. van de Ly dingen
gefihreven heb , niet ge weigert , dan om
niet verplicht te z,ijn van het aan enige
anderen te laten zien , die mijfchien geen
nut daar af ontfangen zouden hebben,
mint dewijl ik't «^^^ gemaakt had , dan
om van een Vorfiin gelezen te worden ,
welks vernuft ^ boven 't gemeen uit-
Jieekt , dat zf zonder enige moeite 't geen
begrypt , 't welk aan onze Geleerden
't ■:(waarp fchynt , zo heb ik gebon-
den aan alleenlyk't geen te verklaren,
'twelkik*^^^^* ^^^^^^^ ^"
dat gyvan myn redenen niet zoud twtjf*
felen , zo beloof ik^an u dat ikdit ge-
fchrift van de Papen of Lydingen tveir
zal overzien , en 't geen daar by voegen,
^t welk ik oordelen ytootzakelijk te
wezen y om het verjlanelyker te maken,
en dat ik. 't daar na aan u zal zenden^
om daar mee het geen te doen , dat u
helieven zal. Wat ik » en zo
voort.
t'Egmont. op de vierde van
Wintcrmaant , 1 648.
TWEE-
TWEEDE BRIEF
aan mijn Heer
DES-CARTES.
^ H fi E R,.
Y hebt my zo lange tijt
naar uw bock van de Paf-
fien of Lijdingen doen
wachten, dat ik begin daar
af te wanhopen, enmyin
te beelden dat gy't niet
aan my belooft hebt , dan om my te belet-
ten de brief , die ik te voren aan u gefchrt-
venheb, in 't lichttebrengen. Wantik
heb reden van te geloven dat gv moeieJijk
zoud wezen s zo men u van d' uitvlucht
beroofde , die gy neemt om onze Natuur-
kunde niet op te maken : en mi)n voorne-
men was u door deze brief dit te benemenj
om dat de redenen , die ik daar bygebracht
heb, zodanigzijn j datmy dunkt dat zy
van niemant konnen gelezen worden , die
d'eer en deugt ook maar een weinig in ach'
ring heeft , of zy . zullen hem aanprikke-
len om , gelijk ik , te begeren dat gy
*cgeen van't gemeen verweift , *t wtlk
tot d*crvarenthcdcn , die gy zegt noot-
zakelijk te wezen , vcreifchtword : en
ik verhoopte dat hy lichtelijk onder dc
handen van enigen zou vallen , die
macht zouden hebben tot deze begeerte
krachtig te maken , ot om dat zy toe-
gang by de genen hebben j die oyer de
goederen van 'r gemeen gebieden , of
om dat zy zeiven *t gebied daar oves
hebben. Dus beloofde ik my dat ik ma-
ken zou dat gy , ook tegen uw dank , werk
zoud hebben. Want ik weei dat gy zo
groothartig zijt , dat gy niet zoud wil-
len miiïen in't geen , dat dus aan u ge-
geven is , met woeker weer op te bren-
gen , en dat dit u geheellijk van d*on*
achifaamheit zou vet loden , van de wel-
ke ik heden my niet onthouden kan u
daar mee te betichten, hoewel ik ben^
en :{o voort.
Op de dricüntwintijrfte van
Hooimaant , 1649.
AN TWOORT
Op de Tweede Brief.
M Y N H E E R ,
IK ben geheel onfMdig de lifty
die gy wilt dat tk gebruikt heb om te
beletten dat de Unge brief, die gy in't
voorgaande jaar aan my gefcbreven
hebt , in *t licht z.ou karnen, ik behoef
:(odanig een lifl niet te gebruiken. Hant
behalven dat ik^ niet geloof dat hy d'uit'
werking i die gy voorwend , kan voor r
brengen > z.o ben ih^ook niet zoodanig to^
ledtgheit genegen , dat de vrees van d' ar'
beit , tot de welk^ ik verplicht zon z^ijm
om veel ervarentheden onderzjoeken , z.o
'tgC'
Antwoort op de tweede Brief.
gemeen aan my middelen van die te getpeefi heeft de Paften of Lijdingen als
vffk^ijgen hefchikte^ machtiger zjouüjn een Redenaar , noch ook^als een Zeden-
dan de begeerte ^ die ikjiehi van myt'on. hiunftige wijsbeaerige , maar alleenlijk
Ae^wijTLen , en van iets , 'f welkjian d'an- als een Natunrkundige , te verklaren. R
^^re menfihen nu tlou wez,en , fchrtfte- voorüe dus dat dez.e Handeling geen be-
lijk^te fieüen, ik kan mj niet zoowel van ter geluk dan mijn andere fchrif ten , z.al
d' onachtfaamheit ^ daar mee gj wy la hebben-^ enhoeit^el'topfihrift en de naam
ftert , verontfchuldigen. Want ik beken daar af mijfchien meer menfihen nodigt
dat ihanger tijt bcüch geweefl ben met tot die te lez^en, x.o 7^1 echter alleen-
het klein gefihrtft , dat ik.aan u z^endy l^k^aan degenen, die de moeite doen van
Over te dan ik^te vorengetpeeft ben haar naerfliglijkr onder x^oek^n , konnen
mt dat te maken , en datikechter niets, voldoen. Docb hoedanig zy «, ingeef
dan enige weinige dingen , daarbygevoegt haar in uw handen^ en zo voort.
heb , toonder iets in de ftijl te veranderen >
die %.o eenvoudig en k$n is, dat zy zal t»Egtnont op de veertiende
doen bekennen d4t mijn vomeemen niet vao OogftmaaQt, 164^.
R. DES-CARTES
L Y D I N G E N
Van dc
Z I E L.
Eerfie Deel.
Van de Lijdingen in 't algemeen en by deze gelegentheit
van dc gehele natuur van dc menfch.
Eerste Lid.
Dat het geen » 't welJ^ Lijding is ten opz^kht van 't een ondeu
fperp , alt^t Doening is in enig ander opz^icht.
Aar is niets , in *t welk beter blijkt hoe
gebrekkelijk de ^ wetcnfchappen zijn , ^.sdMia^
die wy van d' Ouden hebben , als in
't geen , 't welk zy van de ^Lijdingen b FajjJtna,
hebben gefchreven. Want hoewel dit
een " ftofFe , daar af men altijt de ken- ^ Matris:
nis naaukeuriglijk onderzocht heeft,
en hoewel zy niet van dc zwaarften
fchijnt , om dat men, dewijl yder die
in zich zelf gevoelt , geen opmerking
van elders behoeft t'ontleenen , om de
natuur daar af t*ontdekken j zo is echter 't geen , dat d'Ouden hier
afondcrwezen hebben , zo gering, en ten meeftendeel zo wei-
, nig geloofFelijk , dat ik geen hoop kan hebben van de waarheit tc
naderen, dan met van de wegen , die zy gevolgt zijn , af te wij-
ken. Ikzaldieshalvenverplicht wezen hier op een zelfde wijze te
fchrijven , als of ik vaneen ftofïe handelde , die liooit iemant d A/^frr/*»
voor my aangeroert had. Ik bemerk dan (om een begin te maken)
datal'tgcen, 't welk gedaan word , ofvannieus gebeurt, van de
« Wijsbegerigen in 't algemeen een ^Lijding , ten opzicht van c pw.^w.
g'tonderwerp, aan 't welk het gebeurt, en een Doening ten op- ^^^f"-
zicht van de geen, die doet dat het koomt , genoemt word : in voe- h HftlT'"^
f^endat, hoewel de 'doenderende lijder dikwijls zeer vcrlchei [A^w.
( c } den
% R. Des-Cartes
»A«,. den zijn , de , Doening en de '^Lijding echter altijt ccn zelfde
ï> ^j-pg 2.ijn , (Jat deze twee namen heeft , uit oorzaak van de twee
c Uhjtü», verfchcide « onderwerpen , aan de welken men het toepaflen kan.
dFnnfl/.- ^ ^ Ladingen van de üel te kennen , baar ^mpten
van de genen des itghaams onderfcheiden moet.
WYdcrs , ik aanmerk ook dat wy niet befpeurendat'er enig
«onderwerp is, 't welk meer *onmiddclijk tegen onze
iimmtéiatt, zicl wcrkt , als 't lighaam , aan 't welk zy gevoegt is ; en dat wy
1 i_ 1 1 -.^ ^a^lror-t A^r V«/»^ /Yi»*»!-» 'r M7f»11/- ïn T-^nir ^A»n
I;
by gevolg behoren te denken dat het geen , 't welk in haar een
eP4jf|T#. R Lijding IS > gemenelijk in 't lighaam een ^doening is : in voe-
\^ai,, ggj^ dat°er geen beter weg is om tot de kennis onzer lijdin-
gen te komen , als't verfchil, dat'er tuflchen de ziel en 't lig-
haam is , t'onderzoeken , om te bekennen aan welk van beide men
vülfriT*' J^^^' ' ampten , die in ons zijn , ^ toeèigenen moet.
**"^'* g. wat regel men moet volgen om dit te doen,
' N 't welk men een grote zwarigheit zal vinden , zo men
. aanmerkt dat al 't geen , 't welk wy bevinden in ons te zijn ,
1 hêuimtM, en *t welk , gelijk wy zien , ook in lighamen , die gehcellijk ^ on-
bczielt zijn , kan wezen , alleenlijk aan onz lighaam toegcëi-
gent moet worden : en in tegendeel , dat al 't geen , 't welk in
ons is , en dat wy niet konnen bevatten in eniger wijze aaneen
lighaam te konnen behoren , aan onze ziel toegeëigent mo et
worden.
4. Dal de hitte , en de heweging der leden van 't lighaam ,
en de dcnkingen van de üel voortkomen.
Icshalven , dewijl wy niet begrijpen dat het lighaam in eni-
ger wijze denkt , zo hebben wy reden om tc geloven dat al-
inC#^ff4f}#- jjej-handC" denkingen, die in ons zijn , tot de ziel behoren : en
Tjnima, dcwijl wv hicr aan niet twijffelen dat 'er onbezielde lighamen
oc»rf,rs uijn ^ jie zich op veel meer wijzen , alsd'onzen, konnen be-
tnanm^ta. ^^g^^j^ ^ ^j-j ^^o vccl of mcer hittc hebben, (gelijk d'ervarent-
heit in de vlam betoont , die alleen veel meer hitte en bewegin-
gen heeft , dan enigen van onze leden ) zo behoren wy te gelo-
ven dat alle de hitte , en alle de bewegingen , die in ons zijn»
p c^itMtit. voor zo veel zy niet van de pdenldng 4 afhangen , alleenlijk tot
het lighaam behoren.
^ ^ 5-» Dat
Di
Ladingen van de TslRlL, j
Gat bet doling is te geloven dat de rJel de beweging en
hitte aan U lighaam geeft.
WY zullen hier door dan een zeer aanmerkelijke doling fchu-
wen , in de welke veel gevallen zijn , ja zo , dat ik acht dat
zy d'eerfte oorzaak is , die belet heeft dat men tot hier toe de
^ Lijdingen , en d'andere dingen , die tot de ziel behoren , wel «
heeft konnen verklaren. Deze doling befhat hier in , dat wy ,
ziende dat alle dode lighamen van hitte , en by gevolg van be-
weging berooft zijn , ons ingebeeld hebben dat d'afweezigheit
van de ziel deze bewegingen en hitte deê ophouden : en dus heeft
men zonder reden gelooft dat onze naturelijke hitte , en alle de be-
wegingen van onze lighamen van de ziel afhangen ; in plaats
dat men, integendeel, behoort te denken , dat, alsmenfterft,
de ziel niet vertrekt , dan om dat deze hitte ophoud , en dat dc
werktuigen , die dienen om 't lighaam te bewegen , bederven, horgattê»
6. mt ^onderfeheit dat 'er ts tujfchen een levend en dood lighaam. emmeren,
OM dan deze dohng te fchuwen , zo laat ons aanmerken dat
de dood nimmer door gebrek van de ziel bykoomt , maar
alleenlijk om dat enig der voornaamfte delen van 't lighaam be-
derft , en laat ons oordelen dat het lighaam van een levend menfch
zo veel van dat van een dood menfch verfchilt , als een uur-
werk , of een ander ^ zelf beweegfêl , ( dat is enig ander gebou , ^ ^«tf""*-
dat zich van zelf beweegt ) als het wel geftelt is , en als 't het
«^lighamelijkbeginfel der bewegingen , om de welken het ge-
maakt is , in zich heeft , met al't geen , dat tot des zelfs fdoe-3«^?
ningvereifchtis ; en het zelfde uurwerk , ofandergebou , als^^'''»*.*.
het gebroken is , en als s'tbeginfcl van zijn beweging ophoud l^r'^T^^r!
van te werken.
7. Korte verklaring der delen van V lighaam , en van enigen
van :Lijri ampten. hFnnaunts.
OM dit verftanelijker te maken , zo zal ik hier in weinig
woorden de gehele ordening , daar mee het 'gebou \^n^^*<:hina
onz lighaam te zamen gezet is , verklaren. Yder weet alreê dat'er
in ons een hart , harflenen , een maag , ^ fpieren , 1 zenuwen, flag- ^ Muftuu,
aderen, "aderen, en diergelijke dmgen zijn. Men weet ook dat !/X^^r«4.
de fpijs , die men eet , tot in de maag en in de darmen daalt , van " v*««.
daar haar ^ vocht , in de lever en in alle d'aderen vloejende , zich ^ s„,„„
{^2) met
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
4. R. Des-Cahtes
met het bloct , dat in deze leden is , vermengt , en door deze mid-
del des zelfs menigte vermeerdert. De genen , die , hoe weinig het
ook is, van de Gcneeskunft hebben horen fprcken , weten ook hoe
het hart geftelt is , en hoe al'tbloet der aderen lichtelijk uit de
bv^/ó'.'*'*' * ^ollc ader naar zijn rechte zijde kan vloejcn , en van daar deur
cVtn»artt' ^ 't vat , 't welk men de ^ flagaderHjke ader noemt , in de long ko-
Tkrttria men,cn daar na van de long deur't vat,'t welk men ^ aderlijke flag-
9tntfs, iider noemt , weêr inde flinke zijde van 't hart keren , en eindelijk
\nnï!! van daar tot in de « grote flagader deurgaan , welks takken zich
deur 't gehele hghaam verfpreiden. Ja alle dc genen , die door
d'achtbaarheit der Ouden niet geheel verblint zijn , en die d'ogeii
f cireHiatit hcbben willcn openen , om Hervejus gevoelen van ^d'omloop des
gVïwTé- bloets t'onderzoeken , twijfFelen niet dat alle sd'aderen en flag-
0rt(ri4, aderen van 't lighaam niet gelijk beeken zijn , deur de welken het
bloet zonder ophouden zeer vaerdiglijk deurvloeit , met zijn loop
h c*vits* ^ deur de rechte holligheit van't hart te nemen,en dit deur de ^ flag-
ivlZZf^. Aderlijke ader , welks takken in de gehele^ long verfpreid , en by
rufê, degenen van ^ d'aderlijke flagader vervoegt zijn , deur de welke
\?nZo. het van de long in de flmke zijde van 't hart deurloopt , en daar na
m Aruru daar in de " grote flagader gaat , welks takken , deur t'overi-
Ti^a^a ge van 't lighaam verfpreid , aan dc takken van dc ° holle ader ge-
Tvtna voegt zijn, die weer het zelfde bloet in de P rechte holligheit van
Mrl!"* ^t hart brengen : in voegen dat deze twee holligheden als ^ fluizen
jtxtra'* ' ^' y^^^' eiken al 't bloet deurgaat op yder keer, die
tl cithsr 't in 't lighaam doet. Wydcrs , men weet dat alle de ' bewegingen
der leden van de fpiercn afhangen , cn dat deze ' fpieren zodanig
$ vinjcnii, tegen malkander geftclt zijn , dat , als een van hen inknmt , ny
dat deel van 't lighaam , aan 't welk hy gehecht is , naar zich trekt,
* ' ^^^^^^ '■y^ ^P^^^* ' ^^g^" ^^^^ » uitrekt : en zo
r Nervt'. *t in een andere rijt gebcu rt dat deze lefte inkrimpt , zo maakt hy
yccrcbrum, j^j. ^Y^cj-fle zich uitrckt; cn hy trekt dat lid, aan 't welk zy gehecht
i Vcmfub- zijn, naar zich. Eindelijk, men weet dat alle deze bewegingen der
hs^tyZ't * fpieren , gelijk ook alle de ^ zinnen , van dc * zenuwen af hangen,
*f,imxit,, di^ als kleine draadjes , ofkleine pijpjes zijn , de welken alle uit de
P^m"" ^ harflenen komcn,en,zo wel als de harfl"encn,een zekere ^ lucht,of
d Fm'>aif « zeer dunne wint bevatten, die men de ^ dierelijke geefl;en noemt.
^'^^i^,t,„ 8. mlk^ het "beginfel van alle de^e ^ampen is.
*nimakj. X yC Aar mcn weet gcmenelijk niet op welke wijze deze dierelij-
1^71' é- ke e:ce(len,en deze zenuwen tot de s bewegingen en zinncn-
/c«/.,, ^ ° dien-^
1^
lijdingen van dó ZIEL,, f
^ienftig zijn , noch ook welk het Mighaamelijk bcginfel is , dat hen aPrmcipinm
werken doet. Dieshalven , hoewel ik alreê in andere fchriften daar
af aangeroert heb , zo zal ik eeü^r hier weêr in 't kort verhalen
dat 'er , terwijl wy leven , een gedurige hitte in onz harten is , die
zeker flach van vuur is , 't welk van *t bloet der aderen daar onder-
houden word) en dat dit vuur het lighamelijkbeginfel van alle dc.
bewegingen onzer leden is.
9, Hoe de be toeging van hart gefcbied,
ZYn eerfie ^ werking is het bloet , daar af de ^ holligheden van ^ ^^^^"j;^
't hart vol zijn , te vermeerderen , 't welk oorzaak is dat dit ^ctrA]
bloet , een groter plaats behoevende , met parfling uit de rechte ^ ^^^^^
holligheit in de ^llagaderlijkeader , en van de flinke in de «grote rü^y'",
flagader deurdringt. En als deze ^ uitfprciding ophoud , koomt •^^'fj'"
terftontnieu bloet uit des holle ader in de ^rechte holligheit van f iS,.
'thart, en uit 'd' aderlijke flag'ader in de flinke holligheit. WantsVf»*»
in d* ingangen van deze vier vaten zijn kleine velletjes, zodanig T^'v/fit»
gefchikt, dat zy p^iakcn dat het bloet niet in 't hart kan komen, dan ^^y""*"
door de twee leften , noch daar uit geraken , dan door de twee an- i Jncru
deren, tiet nieuwe bloet , in 'thart.gekomen , word hier terftont
daar na ^dun gemaakt, en gezuivert , op gelijke v^ijzeals 't voor- \f^[ff/"'
gaande. En hier in alleen beftaat de ' flag of dc klopping van corJü,
't hart , en der ™ flagadcrs : in voegen dat deze klopping van 't hart ^
zich zo dikwijls vernieut , als'er nieu bloet in 't hart koomt. Dit is
ook 't enige , 't welk aan 't bloet zijn beweging geeft , en te weeg- -
brengt dat het zonder ophouden zeer gezwindelijk in alle de " flag-
aderen en aderen vloeit. Door welke middel het ook de hitte , die
't in 't hart verkrijgt , aan alle d' andere leden van't lighaam toe-
brengt , en daar aan tot voedfel dient,
10. Hoe de ° dierel^ke geefien in de harj]h:en voortgebracht worden.
M Aar *t geen, *twelk hier meer t' aanmerken ftaat, isdatde
levendigfteen dunfte delen van't bloet, 't welk door de hitte
in 't hart p dun gemaakt en gezuivert is , zonder ophouden in gro-
te menigte inde *ï holligheden van de harflenen komen. D' oor-
zaak van dat zy eer derwaarts , dan naar enige andere plaats
vloejen, isdat al' t bloet , 't welk deur de grote flagader uit het
hart koomt, zijn loop lijnrecht naar deze plaats neemt, en dat,
dewijl het niet geheel daar in kan komen , vermits 'er niet dan zeer
enge deurgangen zijn , de delen daar af, die meeft bewogen zijn»
(C 3) ea
oSpirirm
q Cavi$.itc3
ccrtht,
r Müic»» •
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
a Spiritat
b Sfiritiu,
C Corpora,
f SHbfisnttM,
g N<rt;j,
k Spiritm,
m MnfcuU,
n Dettrmi~
oSpirttas
mnim»Us.
2 Qtrthrum,
•ppOptM,
X spirit tu.
6 R. Des-Cartes
cn dc dunden alleen daar deur gaan , terwijl 'c overige z.ich in alle
d'andere plaatfen van 't ligbaam verfpreid. Nu , deze zeer dunne
delen van 't bloed maken de » dkjrelijke gecften : en zy behoeven
hier toe geen andere veranderii'^in dc harilènen t'onttangen , dan
dat zy daar van d'andere delen van 't bloed , niet zo dun en zuiver
zijnde, afgcfcheiden zijn. Want het geen , 't welk ik hier ''gee-
ften noem , is niets anders dan ^ lighamen ; en zy hebben geen an-
dere eigenfchap , dan dat zy zeer kleine lighamen zijn , en die
zich zeer gezwindelijk bewegen , gelijk de delen van de vlam , die
uit een fakkel koomt : in voegen dat zy niet in een plaats blijven ,
endat'er , als'er enigen in de holligheden van de harlTenen inko-
men, enige anderen daar weer deur de * pijpjes , die in hun ^zelf-
llandigheit zijn , uitgaan, en deze pijpjes geleiden hen weer inde
g zenuwen , en van daar in de ^ fpieren , door welks middel zy 't lig-
haam in zo veel en verfcheide wijzen bewegen , als het bewogen
kan worden.
1 1 . Eoe de bewegingen der Spieren gefchieden,
WAnt d'enige oorzaak van alle de bewegingen der leden is,
dat enige ' fpieren zich intrekken , en dat de genen die'er
tegen over zijn , zich uitrekken , gelijk alreê gezegt is. En d'enige
oorzaak , die te weegbrengt dat d'een fpier zich eer intrekt , dan
de geen , die daar tegen over legt , is dat 'er weinig meer gee-
ften uit de harflènen daar naar toe komen , dan naar d'ander. Niet
dat de geeften , die ' onmiddellijk uit de harfïenen komen , genoech
zijn om deze fpieren te bewegen , maar zy ° fchikken d'andere
geeften , die alrcê in deze twee fpieren zijn , tot alle vaerdiglijk uit
een van beide te trekken , en in d'ander over te gaan j door vvelkc
middel de geen, daar zy uitgaan , langer en flapper word > en de
geen , in de welk zy inkomen , daar door vaerdiglijk gezwollen ,
zich intrekt, cn'tlid, daar hy aangehecht is, mecfleept. Dit is
lichtelijk te bevatten , indien men weet dat*er zeer weinig ^ dicre-
lijke geeften zijn , die geduriglijk uit de P harllenen naar yder fpier
komen , maar dat'er alrijt veel anderen zijn , in de zelfde fpier be-
floten , die zich daar zeer gezwindelijk bewegen , ja fomtijts met
zich alleenlijk in de plaats , daar zy zijn , om te drajen, te weten, als
zy geen wegen open vinden , om daar uit te komen , en fomtijts
met in de ^ tegengeftelde fpier in te vloejen ; vermits 'er kleine
openingen in yder van deze fpieren zijn , daar deur deze geeften
van d'een in d'ander konnen vloejen , en die zodanig gcfchikt zijn,
dat.
Lijdingen vdn de ZIE h, y
<iat , als de geeften , die uit de harflenen naar een van hen komen ,
een weinig meer kracht hebben als de genen , di^ naar d'anderc
fpier gaan , zy alle d'ingangen openen , deur de welken de geeften
van d'andere fpier in deze konnen dcurgaan , en in een zelfde tijt
alle d'ingangen fluiten, daar deur de geellen van deze fpier in d'an-
der konnen gaan \ door welke middel alle de geeften , in deze twee
fpieren begrepen , zeer vaerdiglijk in een van beide zich vergade-
ren, en hem dusdoen zwellen en intrekken, terwijl d ander zich
uitrekten verflapt.
12. Hoe ^d*uiterl^k^ voorwerpen tegen de ^werktuigen der ^oijta^
zJinnen werken. 'uÜ^"'^
oorlam*
Hier is noch overig d'oorzaken t'onderzoeken , die te weeg-
brengen dat de *^geeften niet al tij tuit de harflenen op een «5;)»viv«f.
zelfde wijze in de ' fpieren vloejen , en dateer fomtijts meer naar ^Mnf^Lit
d'een, dan naar d'ander fpier, komen. Want behalven de '"doe-
ning van de ziel , die warelijk in ons een dezer oorzaken is , gelijk
ik hier na zal zeggen , zijn'er noch twee anderen , die alleenlijk
van *t lighaam afhangen, en die men dient aan re merken. D'eerftc
beftaat in de verfchcidenheit der bewegingen , die in de s werktui- ?
gen der zinnen,door hun ^ voorwerpen, ver wekt worden,dc welke hoïjcs'».
ik bredclijk genoech in de » Verregezichtkunde verklaart heb. ^ ^"p^ric*.
Maar op dat de genen , die dit gefchrift zullen zien, niet behoeven
zullen enig ander gelezen te hebben , zo zal ik hier weer verhalen
dat*erinde zenuwen drie dingen t'aanmerken zijn , te weten, ^^trvi
hun ^ merg, of ™ innerlijke zelfftandigheit, dat zich, als kleine i '^^'-'«i?^.
draden , van de harflenen af , daar het zijn oorfprong heeft , tot u/tllZ.
aan t'uiterfte der andere leden uitflrckt , daar deze draden aan-
fehechtzijn, daar na de velletjes, dichcn omringen, en die, aan
e genen vafl: , de welken de harflenen omringen , kleine pijpjes
maken, in de welken deze kleine draden "bcflotcn zijn; en eindelijk
de "dierelijkegeefl;en , die, deur deze zelfde pijpjes , vtin de ^ Sp^'-'^m
harflenen tot in de « fpieren deurgevoert , oorzaak zijn dat deze o"St^j,
draadjes daar geheel vry blijven, en zodanig uitgeftrekt zijn, dat
het minfle ding , 't welk dat deel van 't lighaam beweegt, daaraan
'tuitterfte van enig lid gehecht is , door»gclijke middel het deel
van de harflenen , daar 't af koomt , doet bewegen ; op gelijke wij-
ze als men , aan een der einden van een tou trekkende , ook het an-
der doet bewegen.
8 R. Des-Cartes
a wTJ/v, Ij. Dat dr^t * doening der uitterlijke voor werf en 9p verfibeide ft^tj"
"^en de geêften in de [pieren i^w brengen,
hvioptric*. T K heb ook in de ^ Verregezicht kunde verklaart hoe alle dc
c otjcfij. 1 c voorwerpen van 't gezicht zich alleenlijk hier door aan ons bc-
d Locaiitcr, makcn , dat zy zich ^ plaatfelijk bewegen , en door tuflchen-
c Qtrfor* koomft der ^ deurfchijnige lighamen , die tuÜchen ons en hen zijn ,
VvuTJinu de kleine ^^draadjcs der gezichtzenuwen , die in't binnenfte van on-
mrvorfim Qp^^ zijnjCn by gevolg de plaatfen van de harflcncn,van daar de-
.fuccrun,. 2:enuwen komen:dat zy,zeg ik,hen op zo veel verfcheide wijzen
bewegen , als zy verfcheidenheden in de dingen aan ons vertonen :
s,i»,mediati, cn dat niet s onmiddelijk de bewegingen , die in 't oog gefchieden,
lotjcéi*. genen , die in de harllenen gedaan worden , deze ^ voor-
werpen aan de ziel vertonen.Naar welks voorbeelt lichtelijk te be-
vatten is dat de klanken , reuken , fmaaken , hitte ,pijn , honger ,
dorft , en in 't algemeen alle de voorwerpen , zo van onze andere
uitterlijke zinnen, als van onze innerlijke begeerlijkheden, ook
enige bewegingen in onze zenuwen verwekken , die door hen tot
in de harflcnen opklimmen. En behalven dat deze verfcheide be-
i scnffis. wegingen van de harflènen aan onze ziel verfcheide ^ gevoelingen
k Spirim, jjQcn hebben , zo konnen zy ook zonder haar maken dat de ^ gcc-
iMnfcuii, ften hun loop eer naar fommige, dan naar andere ^ fpieren nemen ,
cn dus onze leden bewegen. Ik zal dit alleen hier met een voor-
beelt bewijzen. Indien iemantvaerdiglijk zijn hant tegen ons uit-
bleekt , als om te üaan , fchoon wy weten dat hy onze vrient is , en
dat hy dit alleenlijk uit jok doet,en dat hy zich wel zal wachten van
ons enig quaat aan te doen ; zo konnen wy echter ons naauwclijks
onthouden van onze ogen te fluiten. Dit betoont dan dat zy zich
niet door bemiddeling van onze ziel fluiten , dewijl het tegen on-
ze wil is , die haar enige , of ten minflen haar voornaamfle doe-
iZtr'f^ ningisi maar om dat het "gcbou vanonz lighaara zodanig ge-
fteltis, dat de beweging van deze hant naar onze ogen een andere
4nü^JlT. beweging in onze harfienen verwekt , die de « dierelijke gcellen in
de fpiercn leid , de welken d' oogdekfels doen toegaan.
14. Dat de verfcbeidenbeit , die tuffchen de geefien is, ookjnm
loof verfcbeiden kan maken.
D* andere oorzaalc , die dienflig is om de dierelijke gceflcn vcr-
fcheidelijk naar de P fpicren te geleiden , is d' ongelijke beroe-
ring cn drift dezer geefl:en , en de verfcheidenheit van hun delen.
^ ° Want
Lijdingen V4n de ZIEL,. g
Want als enigen van hun delen grover, en meer bewogen zijn,
dan d' anderen , zo lopen zy verder lijnrecht deur in de « holh'ghc- a Cmeavit*^
dencnin'^depijpjesvandeharflenen, en worden door deze mid- ("p^^^
del in andere fpieren gebracht, in de welken zy niet zouden ko- «reW.
men , zo zy minder kracht hadden.
1 5. fVelkfn £ oorz^aken van bun verfcheidenheït z.ijn.
DEze ongelijkheit kan uit dc verfcheide ftofFcn , daar af zy tc
zamen gezet zijn , voortkomen : gelijk men in de genen , die
veel wijn gedronken hebben , de dampen van deze wijn , vaerdig-
lijk in 't bloet gekomen , uit het hart tot in de harflenen ziet opftij-
gen, daar zy zich in geeften veranderen , die , fterker , en overvloe-
diger zijnde, dan de genen, die men daar gemenelijk vind, be-
quaam zijnom hetlighaamop veel vreemde wijzen te bewegen.
Deze ongelijkheit der geeften kan ook uit de verfcheide gefteltc-
niflen van 't hart , van de lever, maag, milt , en van al led 'andere
leden voortkomen , die tot der zelfdei; voortbrenging dienftig zijn.
Want men moet hier voornamelijk merken op zekere kleine ze- ci^ervu
nuwen, in de^gront van 'thart ingeplant, die dienttig zijn om ^B^fu
d' ingangen van zijo holligheden ruimer of naauwer tc maken:
door welke middel het bloet,zich meer of min uitfpreidende, « gee- e Sfirituu
ften voortbrengt, die verfcheidclijk geftelt zijn. Men moet ook
aanmerken dat , hoewel het bloet , 't welk in 't hart gaat, van alle
d'andere plaatfen des lighaams derwaarts koomt , echter dikwijls
gebeurtdat'ct van enige leden meer , danvan d'anderen , der-
waarts gedreven word , vermits de zenuwen en fpieren , die met
deze leden overeenkomen, het meer parflen, of voortftuwen : en
dat het naar de verfcheidenheit der leden, van de welken het meeft
koomt , zich verfcheidclijk in 't hart ontfpreid , en by gevolg gee-
ften voortbrengt , die ^ vcrlchillende hoedanigheden hebben. Tot j^f^J'/J^^''
een voorbeeh , het geen , 't welk uit het s innerlijk deel van de Ie- f,'i>Z77»fc.
ver , daar de gal is , voortkoomt , ontfpreid zich in 't hart op een ""''^ cordü,
andere wijze , dan 't geen , 't welk van de milt koomt , en dit weer
anders , dan h geen , dat uit d'aderen der armen of benen koomt ,
en in gevolg dit weer anders , dan *r gijl , of de fap van de fpijs ,
alszy, nieuwehjksuitdemaagen'tmgcwant gek(?men , vaer-
diglijk deur de lever tot in 't hart deurdnngt.
16. Hoe,
ÏO R. D E S - C A R T E S
hokjta* i6. JJoe , z^onder hulp van de z.iel , aüe de leden door de. ^voomei-
ftnfniêm, jjnnen , en door de geejlen bewogen kottnen worden.
"\ >r En moet eindelijk aanmerken dat het 'gebou van ons hg-
n,^ri »rf,. jyi ^^^^ zodanig geltelt en gefchikt is , dat alle de veranderm-
gen, die m de bewegmg der geeften by komen, maken konnen dat
k P»ri. %y enige ^ pijpjes van de harllènen meer,dan d'anderen, openen: en
weer dat, als een van deze pijpjes een weinig meer of min, dan naar
I jtau ntr- gewoonte , door de i werking der zenuwen , die aan de zmnen
TlnL dienftig zijn , geopent is , dit iets in de beweging der geeften ver-
n cMmfcmU, andcrt , en te weegbrengt dat zy in de " fpieren geleid sjorden ,
die dienftig zijn om 't lighaam zodanig te bewegen , gelijk het gc-
o oiaiu wonelijk , uit oorzaak van zulk een ° werking , bewogen word.
• In voegen dat alle de bewegingen , die wy hebben, zonder dat
onze wil iets daar toe helpt , (gelijkdikwijlsgebcurtdatwy ade-
men , wandelen, eten, eneindelijkdatwyalls de werkingen
doen , die wy met de heeften gemeen hebben) alleenKjk van dc
p Cwfimi- p xamengertalte onzer leden , en van de loop afhangen, die de gcc-
"** ftcn , door de hitte van *t hart bewogen , naturelijk in de harflenen,
in dc zenuwen , en in de fpieren volgen : op gelijke wijze als dc
beweging van een wijzer , uit de kracht van zijn veren of gewicht,
en uit de gefteltenis zijner raders voortkoomt.
17. Hoedanig d'ampten van de üel z.ijn.
qFiwfliw». ^ (^^i alle 4 d'ampten , die tot het lighaam alleen beho-
ren , aangemerkt hebben , zo is lichtelijk te bekennen dateer
niets in ons blijft , 't welk wy aan onze ziel moeten toeëigenen ,
dan onze gedachten , die voornamelijk tweederhand zijn : te we-
tAHitnet. fommigcn zijn haar doeningen , en anderen haar 'lijdingen.
IwliZtii, De genen , die ik haar doeningen noem , zijn alle onze * willen , om
V Dinéit, (Jat wy bevinden dat zy ^ regelrecht van onze ziel komen , en al-
leenlijk van haar fchijnen af te hangen. Gelijk men in tegendeel
RPfr«/*«- ai^ej.j^j^j^j2 ^bemerkingen, ofykenniflèn, die in ons gevonden
^ yC0£it4tif worden, haar lijdingen in 't algemeen mag noemen; om dat onze
*"'* ziel hen dikwijls niet zodanig maakt , als zy zijn , en dat zy hen
altijt van de dmgen ontfmgt , die door hen vertoont worden.
z vtimnut, 18. Van de ■^wll.
O Nze willen zijn weer tweederhand : want fommigen xijn
•» doeningen van onze ziel , die zich in de ziel zelve ^ bepalen,
. ge-
Ladingen van de ZIE l^. n
gelijk dan , als wy God willen beminnen , of in 't algemeen onze
c denking tot enig voorwerp, dat niet * (loffelijk is, voegen. D'an- cCij^ium.
deren zijn doeningen: die in ons lighaam bepaalt worden ; gelijk ^^SiluriZ
dus , als hier uit alleen , dat wy wil van te wandelen hebben,
volgt dat onze benen zich roeren , en dat wy gaan.
ic;. Van de ^bemerking, fVtretfUe,
ONze bemerkingen zijn ook tweederhand , fommigfen hebben
de ziel , anderen 't lighaam tot oorzaak. De bemerkingen ,
die de ziel tot oorzaak hebben , zijn de genen van onze willen , en
van alle s d'inbeeldingen , of andere gedachten , die daarvan gW^«*-
afhangen. Want het is zeker dat wy niet enig ding konnen willen, h""jgu*ti^
\ welk wy door gelijke middel niet bemerken dat wy 't willen. En
hoewel , ten opzicht van onze ziel , iets te willen ^ een doening is , ^ -^^^'^
zo kan men echter zeggen dat het geen , 't welk zy wil , te bemer-
ken, in haar een ^lijding is. Doch dewijl deze 'bemerking en k^-i??*.
deze «"wil warelijk niet dan een zelfde ding zijn, zo gefchied ech- l/rX'/irj
ter altijt " d'afnoeming van 't geen , dat treffelijkll is. En dieshal- nD"»»»»"»*-
ven is men niet gewent haar een hjding , maar alleenlijk een doe-
ning te noemen.
20. Van °d^mbeeldmgen , en andere gedachten , die door de J.i^/f'"*'
x.iel gevormt worden.
Ls onze ziel zich toepaft tot iets in te beelden , dar niet is , ge-
lijk een getoverde burgt , of een p waangedrocht voor zich p Chimréi
te vertonen , ofook als zy zich voegt tot iets aan te merken , dat
alleenlijk *i verllanelijk , en niet ^ inbeeldelijk is , als ( tot een voor- q. inum^u*
beelt) haar eige natuur t'aanmerken , zo hangen de ^bemerkin-
gen , die zy van deze dingen heeft , voornamelijk van de wil , die
te weegbrengt dat zy hen bemerkt. En dicshalven is men gewent l^t!
hen eer doeningen , dan als " lijdingen , t'aanmerken. t>^^/^«.^
21. Van ^ d^ inbeeldingen , die alleenlijk^ "t lighaam tot oor^aak^ hebben
A
H
Et meefte deel der y bemerkingen , die door 't lighaam ver- y ƒ'*•"/''^•-
oorzaakt worden , hangen van de ^ zenuwen af Maar daar TNtrvi,
zijn ook enigen , die niet van de zenuwen afhangen , die men in
beeldingen noemt , gelijk de genen , daar af ik terflont gefproken
heb , van de welken zy echter hier in verfchillen , dat onze wil niet
bezichismethentcmaken; 'twelk te weegbrengt dat zy niet
in 't eetal der * doeningen van de ziel geilek mogen worden. En a Kaims,
^) 2.y
li R. D E S . C A R T E S
b Spirit iti, 2,y komen alleenlijk hier af voort , dat de t> geeft en , verfcheidelijk
gedreven zijnde, en de fpeuren van verfcheide indrukkingen vin-
dende , die te voren in de harfienen geweeft zijn, daar by geval hun
cfori. loop nemen , eer deur zulke , dan deur andere pijpjes: zoda-
d mftmt, jjjg ^ijj^ '1 bedriegerijen onzer dromen , en ook der opgeto-
gentheden en mijmeringen , die wy , wakker zijnde , dikwijls heb-
timl^inlui- ' * denking onachtfamelijk doolt , zonder zich tot
n^y*'"' iets te begeven. Maar hoewel enigen van deze ƒ inbeeldingen
s ^#««5. g lijdingen van de ziel zijn , als men dit woort in zijn eigenfte en
bezonderfte betekenis neemt , en dat zy alle dus genoemt mogen
worden , zo men in 't een algemeender betekenis neemt, nochtans
dewijl zy geen zo merkelijke en bepaalde oorzaak hebben , als de
bemerkingen , die de ziel door behulp der zenuwen ontfangt , en
dat zy daar af niet anders fchijnen , dan de fchaduw en fchildery ,
eer wy hen wel konncn onderfcheiden , zo moet men 't verfchil ,
dat tuflchen deze anderen is , wel aanmerken.
22. Van 'f verfchil , dut tujfchen d' andere bemerkingen ü,
h ferceftii' 4 Lle dc ^ bemerkingen , die ik noch niet verklaart heb, komen
xjL door behulp der zenuwen tot de ziel ; en daar is dit verfchil
lOijiéia in, dat wyfommigen daar af tot 'd'uiterlijke voorwerpen , die
k sT»/L? onze k zinnen treiFen, d anderen tot onz lighaam, of tot enigen van
zijn delen , en eindelijk d'anderen tot onze ziel toepaflen.
23. Van de bemerkingen , die wj tot de voorwerken toepaffen^
die buiten ons z.ijn.
DE bemerkingen , die wy tot dedingen tocpafTen, die buiten
ons zijn, te weten tot de ) voorwerpen onzer zinnen, wor Jen
yJnjuSn! veroorzaakt ( ten minften als onze waan niet valfch is^' door deze
ra or.,4»j voorwerpen , die , met enige bewegingen in de werktuigen der
ixurTrum, uittcrlijkc zinoen te verwekken , ook, door behulp der "zenuwen,
ïiKcrvu enige beweging in Je harflcncn verwekken ; en deze zenuwen
doen dat de ziel gevoel daar afkrijgt. Gelijk dus , als v/y 't licht
van een fakkel zien , en 't gcklank van een klok horen , zo zijn
oMionts, dit licht 5 en deze klank twee verfcheide ^doeningen , die hier
door alleen , dat zy twee verfcheide bewegingen in enigen van on-
ze zenuwen , cn door hun middel in de harflénen verwekken , aan
pSw/ifiö- ^[^i ^^r^Q verfchillcnde P gevoelingen geven , die wy zo tot
tióhjtOa, qd' onderwerpen , dc welken wy r oiaderftellen hun oorzaken tc
wezen ) toepallen , dat wy menen de fakkel zelf tc zien , en de
klok
lijdingen van de ZIEL.
»3
klokte horen, cn niet alleenlijk de bewegingen tc gevoelen , die
Vien komen.
D!
van hen komen.
24. Van de bemerkingen die wy tot om lighaam toepajfen,
I E ^ bem.erkingen , die wy tot ons lighaam , of tot enigen van *
zijn leden toepaflèn , zijn de genen , die wy van de honger ,
doril, en van onze andere naturelijke ^ begeerhjkheden hebben , '-❖^'«''«j.
daar wy de " pijn , hitte , en d'dtidere ^ aandoeningen konnen by- 2)»&r,
doen , die wy als in onze leden gevoelen , en niet als in de y voor- «jf*^'*^''"
werpen , die buiten ons zijn. Dus konnen wy , in een zelfde tijt , ^ ^^v^*^»
en dpor behulp der zelfde zenuwen , de koude van onze hant , en
dehitte van de vlam, die hy nadert, gevoelen; of, integendeel,
de hitte van de hant, en de koude van de lucht, voor de welk hy
bloot is, zonder dat'erenig verfchil tuflchen ck- ^doeningen is, ^'^ctknts,
die ons dehitte of de koude , die in onze hant is , doen gevoelen ,
endegenen, dieons 't geen , 't welk buiten ons is , doen bemer-
ken ; behalven dat , vermits d'een van deze doeningen op d'an-
derkoomt, wy oordelen dat deerfl:ealreê in ons is, en dat de ge-
nen , die overkoomt , daar noch niet is , maar in ^ *t voorwerp , ^^"^')'^»^,
dat haar veroorzaakt.
25* Van de bemerkingen , die wy aan onz.e z,tel toepajfen,
DE ^ bemerkingen , die men alleenlijk aan de ziel toepafl:, zijn ^J'reef^tio^
de genen , daar af men de ^ werkingen als in de ziel zelve ge- c dfftctas,
voelt , en van de welken men gemenelijk geen naafl:e oorzaak
kent, aan de welke men hen toepaflèn kan. Zodanig zijn de d ge- W*^^"-
voelingen van vreugt , gramfchap , en andere diergelijke dingen ,
die fomtijts door dc <^ voorwerpen , die onze zenuwen roeren , en « o^y-s^»
fomtijts ook door andere oorzaken in ons verwekt worden. Nu,
hoewel alle onze bemerkingen , zo wel de genen , die men toe
de voorwerpen toepafl: , die buiten ons zijn , als de genen , die men
tot de verfcheide ^ aandoeningen van onz lighaam toepafl: , ware- ^^ff"^i">'ii
lijk lijdingen zijn ten opzicht van onze ziel , als men dit woord m
zijn algemcenfte betekenis neemt ; zo is men echter gewent dat
te prangen , en alleenlijk de genen , die tot dc ziel paflèn , daar
mee te betekenen. En ik heb alleenlijk voorgenomen deze leflen
hier , onder de naam van 3 Lijdingen van dc ziel , te verklaren. . g ^'^jponn
atit,,. x.^
(03)
26. Dat
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
14
R. Des-Cartes
ïi imjiina^ z6. D4t ^ d*'tnheeldw^en , die aüeenl^kvAn de ''gevaüige beweging der
iMtti*! f>r' geeften afhangen , z.o wel w ar e^ lijdingen kannen x.ijn^ als de he-
tmtm Cfiri' merktngen , die van de x^enuwen afhangen.
k p^ffStneu Y T Ier ftaat noch aan te merken dat alle de fclfde dingen , die dc
Y/^rccfts,- JtI 2iid door behulp der zenuwen bemerkt , ook door de ° ge-
ni Mtrvi. vallige loop der geeftcn aan de ziel vertoont konnen worden , zon-
^uZ%irf^ der dat'er ander verfchil is , als dat o d'indrukkingcn , die deur
^ de zenuwen in de harflenen komen,in't gemeen levendiger en uit-
t»r gedrukter zijn dan de genen, die de geellen daar verwekken : en
dit heefrmy (in 't eenentwintigde L.id) doen zeggen dat de-
zen als de fchad uw , of de fchildery der anderen zijn. Men kan
ook aanmerken dat dikwijls gebeurt dat deze fchildery fomtijts
zo gelijk is met het ding , dat men daar in bedrogen kan we-
zen , voor zo veel de bemerkingen aangaat , die tot de voor-
werpen, dc welken buiten ons zijn , toegepaft worden , of voor
20 veel de genen aangaat , die men tot enige delen van ons lig-
haam toepaft , maar dat men niet bedrogen kan worden voor
p V4fm(s* 10 veel de p lijdingen aangaat , om dat zy zo na en innerlijk aan
onze ziel zijn , dat het onmogelijk is dat zy hen gevoelt , zon-
der dat zy warelijk zodanig zijn , als zy hen gevoelt. Want dus ,
als men flaapt , ja ook fomtijts wakker zijnde, beeld men zich
zekere dingen zo krachtiglijk in , dat men meent dat men hen voor
zich ziet , of in zijn lighaam gevoelt , fchoon zy geenfins daar
zijn. Maarfchoon men flaapt of droomt , zo kan men zich niet
droevig, ofvan enige andere lijding bewogen gevoelen , zonder
dat het zeer waar is dat de ziel deze lijding in zich heeft.
2,7. Bemaling der Ladingen van de ZieL
q f»ifmiu XT Adat ik aangemerkt heb waar in de lijdingen van dc ziel
IN van alle haar andere gedachten verfchillcn , zo dunkt my
tVtrctftiH dat men hen in 't algemeen dus bepalen kan ; ''bemerkingen, of
'^Icnfatitna, * gcvoclingen , of ' ontroeringen van de ziel , die men bezonderlijk
\ccmm,th.' tot haar toepaft , en die door enige beweging of roering der gee-
• ften veroorzaakt , onderhouden en verlterkt worden.
^-Dtfnith. 28. Verklaring van 7 eerfle deel van deT^e bepaling.
K Perc^/rw- kan hen bemerkingen noemen , alsmenditwoort m
y IVl 't algemeen gebruikt om alle de y gcdagten te betekenen,die
"nActimes. geeu docuinecn vau dc zicl , of « willen zijn j maar niet dan, als
AVoimntaui. ^ ° men
L^din^en van de ZIEL,,
men hen niet gebruikt om blijkelijke kennifTen te betekenen.
Want d'ervarenthcic betoont dat de genen, die mecft door hun
^ lijdingen bewogen worden , hen niet beft kennen ; en dat zy van ^ ^*JP»n<t»
»t getal der bemerkingen zijn , die door d'enge verbintenis, die tuf.
fchen de ziel cn 't lighaam is, verwart en verduiftert worden. Men
kan hen ook gevoeh'ngen noemen , om dat zy op gelijke wijze in ^ ^'*^f*ti,^
de ziel ontfangen worden , als de ^ voorwerpen der uitterlijke zin- Tóhjtcu
nen, en niet anders by de ziel bekent zijn. Maar men kan hen noch
beter « ontroeringen van de ziel noemen,niet alleenlijk om dat deze
naam aan alle veranderingen , die in haar konnen gebeuren , dat is
aan alle de verfcheide gedachten, die haar voorkomen , toegeè'i-
gent kan woruen,maar bezonderlijk om dat'er,van alderhande ge-
dachten, die zy hebben kan, geen anderen zijn , die haar zo krach-
tiglijk bewegen en verwaggelen , als deze ^lijdingen doen.
2,9. Verklaring van V ander deel dez^er bepaling,
IK voeg*er by dat men hen bezonderlijk tot de ziel toepaft , om
hen van d'andere s gevoelingen t'onderfcheiden , die men, (om- s ^'«f^tio^
migcn tot ^ d'uitterlijke voorwerpen , gelijk de reuken , klanken hobjtcta
cn verwen, en anderen tot ons lighaam, gelijk de honger , dorft
cn pijn , toepaft. Ik voeg'*er ook by dat zy door enige roering en
beweging der geeften veroorzaakt,onderhouden en verfterkt wor-
den , om hen van onze ' willen t'onderfcheiden , die men beroerin- iVtimttstet,
gen van de ziel kan noemen , de welken men aan haar toepaft ,
maar die door haar zelf veroorzaakt worden ; en ook om hun uit-
jCrfte en naafte oorzaak te verklaren , die hen weer van d'andere
k eevoelingen onderfcheid. k s*»/4«m.
50. 1>M de :(iel aan aUe de leden van '/ lighaam gezAment^
lijk^ vereeiitgt is,
MAar om alle deze dingen volmaaktclijker te verftaan , zo be-
hoeft men te weten dat de ziel warelijk aan 't gehele lighaam
is gevoegt en vercenigt , cn dat men niet eigcntlijk mag zeggen
dat zy in enigen van zijn leden, met uitfluiting der anderen, is, om
dat het een , en in eniger wijze 1 ondeellijk is , uit oorzaak van de Undtvicm,
«gefchiktheit zijner werktuigen , die alle onderling zo wel op ^ <D,}pofitl
malkander paflen , dat , als een van hen wechgenomen is , dit het (nommor^,*.
gehele lighaam gebrekkelijk maakt , en om dat de ziel zodanig T7xunfc,
vannatuuris, dat zy geen toepafling tot" d'uitftrekking, of^af- o oimtnci»'
meetingen , noch tot d'andere p eigenfchappen van de lloffe heeft, l"rr,^ruts-
^it; til mAUrix^
16 R. D E S - C A R T E S
uit cie welke het lighaam beftaat , maar alleenlijk tot de gehele
vergadering van zijn werktuigen , gelijk hier uit bHjkt , dat men
geenfms de helft of het darde deel van een ziel kan begrijpen , noch
wat uitftrekking zy beflaat , en dat zy niet Ideinder word van dat
men enig lid van 't lighaam affnijd , maar dat zy geheel daar van
fcheid , als men deze vergadering cnfamenbinding der werktui-
gen losmaakt.
q Dat' er een kleine klier in de ^harfenen is , in de welke de üel
tCtnbrnm. ^^^^^ ambten bex^onderlijker doet , dan in d' andere leden,
MEn behoeft ook te weten dat , hoewel de ziel aan 't geheel
lighaam is ge voegt , echter daar in enig deel is , in 't welk zy
tVunaitna. haar ^amptenbezonderlijker pleegt , dan m alle d'anderen. En
men gelooft gemenelijk dat dit deel de harllènen , of miflchien het
t or^ana ^art is i óc harflèncn , om dat tot hen de * werktuigen der zinnen
vi^JJjhmci, toegepaH. worden ; en 't hart om dat men als daar in de ^ lijdingen
gevoelt. Maar ik, de zaak naerftiglijk onderzoekende , hebj zo
my dunkt , klarelijk bekent dat het deel van 't lighaam , in 't wellc
ximmtdiatt. dc zicl ^ oumiddclijk haar ampten pleegt , geenfins het hart is,
noch ook de gehele harflènen , maar alleenlifk 't innerlijkfte van
y GianduU. hun delen , 't welk een zekere zeer kleine y klier is , in 't midden
xs»h(iantia. van zijtt ^ zelfftandigheic gelegen , en zodanig geplaatft boven dc
a Sfiritm pijp, deur de welken dc ' gccltcn van hun voorile holligheden ge-
raeenfchap met de génen van d'achterlte holligheit hebben , dat de
minde bewegingen , die in haar zijn , veel vermogen om de loop
dezer gecften te veranderen, en weer dat de minfle veranderingen,
die aan de loop der geeflen voorkomen , veel vermogen om de be-
wegingen van deze klier te veranderen.
^l. Hoe men bekent dat dez.e klier de vöornaamjie zeetel ■
Van de ziil is.
DE reden , die my beweegt te geloven dat de ziel geen andere
plaats in 'c geheel lighaam kan hebben , als deze klier,
c imm diate, daar zy ^ onmiddelijk haar ampten pleegt , is dat ik aanmerk dat
dFunéhor.es. (j'^ndcrc dclcu van onze harflenen alle dubbelt zijn : gelijk wy ook
tweeogen, twee handen , twee oren hebben ; eindelijk alle dc
werktuigen onzer uitterlijke zinnen zijn dubbelt. En dewijl wy
niet meer dan ccn enige en enkele denking van een zelfde ding in
een zelfde tijt hebben, zo fnoct'er nootzakelijk enige plaats wezen,
c imt^mi. daar de twee « beelden , die deur d'ogcn ingaan , of de twee andere
in-
findrukki'ngcn
lijditigen van de Xl EL, ly
die van een enig g voorwerp door dc dubbel- (imprcjru-
de werktuigen der andere zinnen komen , zich gezamentlij kin Thy.caum
een vergaderen , eer zy aan de ziel geraken , om niet twee voor- ^ Org*nȟ'*
werpen in plaats van ecnaan haar te vertonen. En men kanJichtc-
hjk begrijpen dat deze beelden of andere indrukfelen zich in deze
klier vereenigen , door behulp der geelten , die de holligheden van
de harflenen vervullen. Maar in 't gehele lighaam is geen andere
plaats , daar zy dus vereenigt konnen worden , behaïven voor zo
veel zy in deze klier ' vereenigt zijn,
33. Dat de jLetcl der lijdingen niet in *t hart ü,
W At het gevoelen der gener aangaat , die menen dat de ziel
haar » lijdingen in't hart ontfangt,zy is geenfins aanmerkens- i p^^w«.
waardig : want zy fteunt alleenlijk hier op , dat de lijdingen daar
enige ^ ontrocrcnis verwekken : en men kan liditelijk bemerken k Jlurstu,
dat deze ontroerenis niet gelijk in't hart gevoelt word j dan door
behulp van een kleine zcnuw,die uit de harflenen naar't hart daalt:
gelijk de pijn als in de voet gevoelt word door behulp der zenuwen
van de voet ; en de darren, door-behulp van hun licht en van dc
'gezichtzenuwen , als in de hemel gezien worden : in voegen dat ii^ervi
het niet meer nootzakelijk is dat onze ziel onmiddeliik haar tV' j-
" ampten jn t hart pleegt , om daar haar ° lijdmgen te gevoelen, als tè.
het nootzakelijk is dat zy in de hemel moet wezen , om daar de JjJ"'"^''-
flarren te zien. o P-j(jï^«f%
54. Boe de z,iel en 't lighaam tegen malkander werken.
LAat ons dan hier bemerken dat de ziel haar vuornaamfte zetel
in de kleine p klier heeft , die in 't midden van de s harflenen
is , van daar zy haar dralen deur 't overige van'r lighaam uitfchiet,
en dit door behulp der geef len en ^ zenuwen , ja ook van 'c blocr ,
datjdeelachtig aan ^ d'indrukkingen der geeflen, hen deur de ^ flag-
aderen in alle de leden kan voeren ; gelijk wy ook hier voor m
v't gehou van onz hghaam gezegr hebben , te weten dat de kleine
draden onzer zenuwen zodanig in alle de leden veripreid zijn , dat
Zy , uit oorzaak der verfcheide bewegingen , die daar , door de
X zinnelijke voorwerpen , verwekt worden , vcrfcheidelijk de y pij-
pen van de harflenen openen ; 't welk te wccgbrcngc dat de ^ die-
relijke geeflen , in hun holligheden begrepen , vcrlcheidelijkin
de 2 fpieren komen , en door deze middel de leden op alle verfchei-
de wijzen konnen bewegen , door de welken zy bewogen konnen
(£) wor-
q drcbrmm,
rNtrvi.
s In/prcJJttm
n<i Ipirt-
tHMm,
t tArtcriét^
V '^f'Acl inm
nvflri ctrpf.
ris.
X Ohjt^M
y Vori-
7. Spirrtut
ik
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
,8 R. D E S - C A R T E s
worden; cn ook dat alle d'andere oorzaken , die dc gecften ver-
fcheideliik konnen bewegen, genoech zijn om hen naar verlcneiac
fpieren te geleiden.Laat ons hier noch by voegen dat de kleine lUier
die de voornaamfte zetel van de ziel is , zodanig tuflchen de hol-
ligheden , die deze geelten bevatten , gefchiktis, dat zy door
henopzoveel vcrfcheide wijzen bewogen kan worden , als er
hVivcrjta. L^^inneliikeverfcheidenthedenindc^ voorwerpen zijn ; maar dat
rJ^;Sf • ^y ook verfcheidehjk door de ziel kan bewogen worden die zo-
iJ"'^-^- danig van natuur IS , datzyzoveel verfcheide ^ indrukkingen in
rWi.- haar ontfangt,dat is,dat zy zo veel verfcheide^ bemerkingen heelt,
"(GUnduU als'erverfcheide bewegingen in deze f klier voorkomen : gelijk
' ook weêr het gebou van 't lighaam zodanig te zamen gezet is , dat
hier door alleen , dat deze klier verfcheidehjk door de ziel , of
g spirim. door enige andere oorzaak bewogen word , het de n geeften , die
n p.r« c<rc- ,^ omringen , naar de ^ pijpen der harflenen drijft , die hen door
i Ntrvi, de i zenuwen in de fpieren gèleiden , .'t welk te wecgbrengt dat
zy de leden bewegen.
kUodHi, 2- voorheelt van de ^ wijze , 4iooY de welke ^d'indrukjün^en der voor-
llj'/ct£T werpen zkb in de ^^kjier , die inU midden van de barjfenen «,
m GUn^iuh, vereenigen.
TOtecnvoorbcelc, indien wy enig dier naar ons zien komen,
zo fchildert het - weergckaatfte licht van zijn lighaam twee
rcfuxHm. O beelden van hem , een in yder van onze ogen ; en deze twee beel-
prtrr den p vormen daar aftwee anderen door behulp der igezichtze-
1 ^'rvt niiwen , in ' ü'innerlijke vlakte der harflenen , dic op zijn ' holhg-
7s"i,rficus heden ziet. Daar na zcndcn'deze beelden , door behulp der tgee-
wtcrt»rcire- ^ die dczc hoUighcdcn vcrvullen , hun llralen zodanig naar
xc\ncav:- dc Idcinc ^ klicr , die van deze gecften omringt word , datdebe.
*T- weging , üic ydcr punt van een der beelden maakt , naar 't zelfde
'v guuZta. punt van de klier gaat , naar welk dc beweging ftrekt, die't punt
van 't ander bcelt maakt , dat gelijk deel van dit. dier vertoont,
door welke middel de twee beelden , die in de harflenen z^n , met
^immcdi.. meer dan een alleen op dc klier maken, die, ^onmiddehjk regen
**'jgerc ^^^^ ^' werkende , de ^ geftalte van dit dier aan haar vertoont.
»F'^«r-. ^ Voorheelt van de ^w^z.e y daar door de lijdingen in de
:^el verwekt worden.
b F.f «r^. TT 7 Yders , indien deze ^ geftalte zeer vrecmt en verfchrikkc-
W hjk is , dat is , zo zy veel gelijkheit met de dingen heeft , dic
lijdingen V4n üTtr Z T E L.
tevoren fchadelijk aan't lighaam hebben gewceü:, 20 verwekt
zulks in de ziel de ' lijding van vrees,en in gevolg die van ftoutheit, c p.#.»<i.
óf die van fchroom en fchrik , naar de vcrfcheide tempering van 't
lighaam , of de kracht der ziel , en naar dat men te voren door te-
genweer of vlucht tegen de fchadelijke dingen , met de welken dc
tegenwoordige indrukking enige gelijkheit hctft , verzorgt is.
Want dit maakt in enige menfchcn de harflencn zodanig geilek ,
dat dc gccllen , van 't beek , op de klier dus ge vormt , weêrgebo-
gcn, zich van daar begeven, ten deel in die zenuwen, die dien-
itig zijn om de rug te keren, en de dgijen te verroeren tot de vlucht
te kiezen, en ten deel in deze zenuwen, die d'openingen van'thart
zodanig ruimen of intrekken , of die d' andere leden , van daar het
bloet naar't hart gezonden word , zodanig bewegen , dat dit bloet,
daar op een bovengewone wijze gezuivert zijnde , geeftenindc
harflenen zend, die eigen en bcquaam zijn om de lijding van de
fchroom daar t' onderhouden , en te verfterken ; dat is , die be-
quaam zijn om de pijpjes van de harflènen, die hen in de zelfde d Pori.
zenuwen geleiden , open te houden, of weer t' openen. Want
hier door alleen , dat deze geetlen in deze pijpjes komen , verwek-
ken zy in deze « klier een bezondere beweging , die van dc natuur c (7/w«/>,
ingeftek is , om deze Hijding aan dc ziel te doen gevoelen. En om f p,j^,. .
dat defe pijpjes zich voornamelijk toepaflën tot de kleine zenuwen,
die dienlhg zijn om de 6 monden van't hart te fluiten of t' ope- gOri/cM
nen, zo doet dit dat de ziel deze lijding voornamelijk als in't hart
gevoelt.
57. }{oe blijkt dat aüe de lijdingen door enige beweging der
geefien verooYZ^aakt worden.
EN om dat desgelijks in alle d' andere lijdingen gebeurt , te we-
ten dat zy voornamelijk door de '^geeften , in de holligheden hSfiritm
van de harflènen begrepen , veroorzaakt worden , voor zo veel
zy hun loop naar de zenuwen nemen , die dienftig zijn om de lonjicis
1 monden van 't hart ruimer of enger te maken , of om verlcheide-
lijk het bloet, dat in d* andere delen is, naar 't.hart te drijven , of
op enige andere wijze, hoedanig het ook is , de zelfde lijding
t' onderhouden ; zo kan men hier uit klarelijk verfl:aan waarom ik
hier voor , in hun betaling , geftelt heb dat zy door enige bezon-
dere beweging der geeften veroorzaakt worden.
(E 2)
38, roor-
20
R. Des-Cartes
1 mfpofitiê .
n IntprrJJif.
O ObjeSum,
p GUndmla,
1 F»ttnU*%
•Cl.
58. rwrtw/r der bewegingen des lighaams , die dt ladingen ver-
x.eUen , en niet varr de Titel afhangen.
VOorts , op geliike wijze als de loop , die deze geeften naar
de zenuwen van 't hart nemen , genoech is , om roering aan
de Mdier televen, doorde welke d'angll in de ziel geftelt word ;
zo veroorzaken zy ook door dit alleen , dat enige gceRcn ter zelt-
de tijt naar de zenuwen gaan , die dienlHg zijn tot cie benen te roe-
ren , om te vluchten , een andere bewegmg in de zelfde klier , door
welks middel de ziel deze vlucht gevoelt en gewaarword , dc
welk in dezer voegen in 't lighaam verwekt kan worden door
d'enige ' geaeltenis der werktuigen , en zonder dat dc ziel iets
daar toe doet.
39. Hoe een :(elfde oorzaakverfcheide^ ladingen in verfcheide
menjchen veroorz^aken kan.
DE zelfde "indruk, die de tegenwoordigheit van een <> voor-
werp op de p klier maakt , en die in enige menfchen fchnlc
veroorzaakt , kan in anderen moet en ftoutheit ontfteeken. Dc
reden hier af is , dat alle harflenen niet op een zelfde wijzc geftelt
zijn, endatdezelfdebewegingvan dekker, ^"^S^" ^^^^^^
verwekt , in anderen te weegbrengt dat dc ^ geeften in de pijp-
ies van de harflenen gaan , dic hen ten deel naar de zenuwen ge-
leiden , die dienftig zijn tot de handen te reppen om zich te
verweren , en ten deel naar dezen , die 't bloet naar 't hart drij-
ven , op zodanig een wijze als vereifcht word om geeften voort
te brengen , die bequaam zijn om in deze befchermmg voort tc
varen, en de wil daar toe tc behouden.
40. mlkde vmnaamfie * uitwerktng der lijdingen is,
WAnt men behoeft t'aanmerken dat de voornaamfte uitwcr-
kinsvanallcde lijdingen in de menfchen is , dat zy hun
ziel verwekken en fchikken tot de dingen te willen tot de we ken
ZY hunligliaam bereiden : in voegen dat het gevoel van vrees haar
vWekt?ot te willen vlieden , dat van de ftoutheit tot te willen
ftrijden , en dus met d'andercn. '
. Hoedanig de ^macht van de :(iel U ten opz.icht van't lighaam.
Aarde - wil is van zijn natuur zodanig vry, ^^^^yf^^J^J^
gedwongen kan zijn : en van de tweederhande ^ gedacnicn^
41.
M
i^dwgtn v/m de ZIEL. 7.1
die ik in de ziel onderfcheidcn heb , van dc welken d'ecncn haar
j doeningen , te weren haur willen , en d'andercn haar » lijdingen y
ïijn, als men dit woort in zijn ruimde betekenis neemt, 'twelK al *
derhande bemerkingen begrijpt , zijn d'eerden volkomentlijk in
haar vermogen , en konnen met , dan * verkeerdelijk , door 't lig- * imdèrêüé^
haam verandert worden : gelijk in tegendeel de lellen volkoment-
lijk van de doeningen , die hen voortbrengen , afhangen; enzy
konnen niet, dan verkeerdelijk , doordeziel verandert worden ,
uitgczondert dan, als zy zelve d'oorzaak daaraf is. En alle de ^' doe- J^^^^**
ning van de ziel beftaat hier in , dat zy hier door alleen , dat zy iets
wil , maakt dat de kleine « klier , aan de welk zy engelijk vereenigt ^ 9^^^^*»^'-
is , zich op zodanig een wijze beweegt , als nodig is om ^ d'uitwer- ^ ^ff'^*"*
king , die met dezeVil overeenkoomt , voort te brengen.
4a. Hoe men de dingen y die men gedenken wily in zij»
^gehetigenis vind, . tMmtrié.
Dlcshnlven , als dfrf ziel aan enig ding wil gedenken , zo doet f^mms-
de s wil dat de klier , zich by gevolg naar verfcheide zijden g cuVJ^m
bewegende , de 'geellen naar verfcheide plaatfcn van de harfle- 'iSftritm, *
nen drijft, tot dat zy de plaats vinden, daar de fpeuren zijn , die
^ 't voorwerp , aan 't welk men gedenken wil , daar gelaten heeft, k oij:ctnm.
Want deze fpeuren zijn niets anders , dan dat de ^pijpjes van de iP#r< «re-
harllcnen , deur de welken de geefkn te voren hun loop genomen .
hebben , uit oorzaak der tcgenwoordigheit van dit voorwerp,
daardoor een groter gemakkelijkhcit , dan d'andercn , hebben
verkregen , om weer van de geeflen , die naar hen komen , óp
gelijke wijze geopent te worden : in voegen dat deze geellen ,
deze pijpjes ontmoetende , lichtelijker daar in treden , dan in
d'andercn , door welke middel zy een bezondere beweging in
dc klier verwekken , die aan de ziel het zelfde voorwerp ver-
toont , en aan haar bekent maakt dat'et het geen is , aan 't welk
zy wilde gedenken.
45. Hoe de T^el kan inbeelden y opmerken y en't ligham bewegen,
DIeshalven , als men zich iets , dat men nooit gezien heeft i
wil inbeelden , zo heeft deze wil de kracht van te maken dat
de "klier zich zodanig beweegt , als vereifcht word om de gee- mCUn^uiA^
öen naar de " pijpjes der harfTencn te drijycn , door welkers opc- n y,ri,
ning dit ding vertoont kan worden. t)aarom , als men zijn ® op- o hiunu,^
merking wil doen ftil ftaan met enige tijt lang een zelfde
voor-
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC,
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
22, R. D E S - C A R T E S
p oluctnm Pvcrorvverpt' aanmerken, zo houd deze wil de klier zo lang naar
' een zelfde zijde gebogen. Eindelijk, als men wil gaan, oUijn
lighaam op enige andere wijze bewegen, zo doet deze wil dat de
klierdegeeitcnnaardesrpieren, die hier toe dienlbg zijn, dnjtt.
44. Ddt yder wil namelijk aan enige beweging van de klier gcvoegt is ,
maar dat mm hem door naerpgbeit of bcbbclijkjjeit aan anderen ké"
voegen,
r Efecm. T\ Och dc wü van cnigc bewcging,of enige andere ' uitwerking
JL^ in ons te verwekken , kan n et altijt te weegbrengen dat wy
s H0iitta, haar ontlleeken. Maar dit verandert naar dat de natuur of de * heb-
t C0£itatL belijkheit verfcheidelijk yder beweging van de klier aan yder ' ge-
dacht gevoegt heeft. Gelijk tot een voorbeelt, indien men zijn
votj^ecum, ogen Ichikken wil om enig zeer verre afgelege ^ voorwerp t'aan-
fchouwen , zo doet deze wil dat d'oog'ippel zich uitrekt ; maar in-
dien men hen wil: fchikken om een voorwerp, dat zeer naby is,
t' aanfchouwen , zo doet deze wil dat d' appel zich intrekt. Doch
indien men alleenlijk meent d' oogappel uit te rekken , zo zal men
vergeefs de wil daar toe hebben , en hem daarom niet uitrekken ;
.<G/4«f/«/<i. vermits de natuur niet de beweging van de ^ klier, die dien(Hg is
i^fctv'r om de ygeeften naar de ^ gezichtzenuw op zodanig een wijze te
cpuctis. drijven , als vereifcht is om ^ d* oogappel uit te rekken , of in tc
iVnftUa. ^^.gjj^g^^ j^ej. ^vil van hem uit te rekken ofintc trekken ge-
voegt heeft, maarwelmctde wilvanverreafgelegc of nabygele-j
ge voorwerpen i'aanlchouwen.En als wy in't fpreken alleenlijk op
de 'zin van 't geeu denken , dat wy zeggen willen , zo doet dit dat
wy de tong en lippen vccl vaerdiglijker cn beter verroeren , dan
of wy voornamen hen op aldcrhande wijzen te verroeren , die no-
b Hahittut (jig T^ijn om de zelfde woorden voort te brengen , vermits de ^ heb-
bclijkheit , de welke wy in 't leren fpreken verkregen hebben , ge-
cJctio inaakt heeft dat wy de ^doening van de ziel, die door behulp van
anims, ^y^^^ ^^^^ Hppcn bcwcgcn kan , met de betekenis der
woorden , die uit deze bev/egingen volgen , eer dan met de bewe-
gingen zeiven , gevoegt hebben.
epJi^lTi, 45'. Hoedanig bet vermogen van de uel ten opz.icht van
fOtreeté. fjaar lijdingen.
Tff^ttü' ^'^^ Mijdingen koiïnön ook niet ^regelrecht door de sdoc-
h"i^*!rtcti V-/ ning van onze wil verwekt , noch wechgenomen worden ,
il^;/"'^'"" maar wel ''verkeerdelijk , door de » vertoping der dmgen , dic
geme-
Lijd'mgen van Z I E I4,
gemcnelijk met dc lijdingen gevoegt zijn, diewy willen hebben,
cn die regen degenen (trij den , de welken wy verwerpen willen.
Dicshalven, ominzichdc^^floutheitoptc wekken, en M'angft f^"''''"**
wech te doen , is 't niet genoech dat men de wil daar toe heeft ^
maar men moet zich voegen om de redenen , de voorwerpen , o£ mobjecta,
de " voorbeelden t* aanmerken , die ons overreden dat het gevaar n Extm^U
niet groot is ; dat 'er altijt meer zekerheit in de verwering , dan in
de vlucht is ; dat men roem en vreucht zal hebben , als men ver-
wonnen heeft ; in plaats dat men niets , dan berou en fchaam-
te, kan verwachten van dat men gevlucht heeft , en diergelijke
dingen.
46. XVat de reden is, die belet dat de aiel gehceUijh^van haar
• lijdmgen ^fchtkkfn k^au. oDifpo^cre.
EN daar is een bczondere reden , die belet dat de ziel vaerdig-
hjk haar P lijdingen kan veranderen, of flil doen ftaan , om p P^j!/r.««.
't welk ik hier voor, in hun m bepaling, geftclt heb, dat zy niet c^Dcfimti,,
alleenlijk door enige bczondere beweging der geeften veroor-
zaakt, maar .ook onderhouden en vcriterkt worden. Deze reden
is dat zy byna alle met enige oniroerenis vcrzclt zijn , die in 't hart
gefchied , en by gevolg ook in 't gehele bloet , en ni dc geeften ^ in
voegen dat zy zo lang , totdat deze ontroerenis ophoud, aan on-
ze denking tegenwoordig blijft , op gelijke wijze als de * zinne- ^^'>£f*^ff**
lijke voorwerpen daar tegenwoordig zijn , terwijl zy regen de
« werktuigen der zinnen werken. En gelijk de ziel , met enig an- J ^'•£'*'**
der ding zeer bezich zijnde, zich beletten kan een klein gedruis
te horen , of een kleine pijn te gevoelen , maar zich niet op gelijke
wijze kan beletten de donder te horen , of 't vuur , 't welk de hant
verbrant , te gevoelen : zo kan zy ook lichtelijk de mindere lij- v Pajj:,nes.
dingen verwinnen , maar niet de gewcldigften en krachtigften, dan
na dat d' ontroerenis van 't bloet en der gecrten geftilt is 't Geen,
'twelk de wil, terwijl deze ontroerenis krachtig is, kan doen,
is haar ^ uitwerkingen niet toe te ftemmen , en veel der bewegin- ^ Ejf«ri».
gen, naar de welken zy 't lighaam fchikt, te beletten. Tot een
voorbeelt, indien de gramfchap de hant doet opheffen, om te flaan,
de wil kan hem gemcnelijk weerhouden : indien de vrees de Be-
nen aanftookt tot vluchten , de wil kan hen Uil doen flaan , cndus
met d' anderen. J
47. mut
R. Des-Cartes
47. mar in de ftrijd'en beftaan , die men üch gemenel^k ^^^^^^^
y f*rt inft- tuffchen y U laever- en opperdeel van de üel,
rinrérfupt- ^ ^ ^' .
r«r animx, ^ N dc ^ tcgenllrevigheit alleen , die tuflchen dc bewegingen is ,
«R,;,.x«-«- ^eii^en het lighaam door zijn geeflcn , en dc ziel door haar
t GisminU, wil pogen op gelijke tij t in de « klier te verwekken , beftaan alle
de ftrijden , die men zich gemenclijk inboeld tuflchen *tlaegerdeel
b Senfnvs. van de ziel, dat men b gevoelig noemt, en tuflchen 't opperdeel,
.R*ri«,*. 'twelk «^redelükis , of tuflchen de naturelijke ^begeerlijkheden
A%petu«* en de ^ wil. Want daar is in ons niet meer dan een enige ziel, en de-
c vcLtM. ' ziel heeft in zich geen vcrichcidenheit van delen : de zelfde ziel,
f St»/ï<iv*. die f gevoelig is , is ook redelijk ; en alle haar begeerlijkheden zijn
willen. De doling , die tpen begaan heeft met haar verfcheide rol-
len te doen fpelenjdicgemcnelijk tegen malkander flrijden, koomt
gVnnctifics. van dat men haar êamptenniet wel van de genen ondcrfcheiden
heeft, die tot het lighaam behoren, aan't welk alleen men al't geen
toeèigenen moet , 't welk in ons bemerkt word tegen onze reden
te ftrijden : in voegen dat hier in geen andere flrijt is , dan dat , dc-
h cundui*, yviji de kleine klier, die in't midden van de harflenen is, van d'cen
Uttims, xijde door de 'ziel gedreven kan worden , cn van d'andcre door
k 5pirim de ^ dierelijke geelten , die niet dan lighamen zijn , dikwijls ge-
u^plit beurt dat deze twee 'aandriften flrijdig zijn , en dat dc ftcrki^c
^ d'uitwerking van d'ander belet. N u, men kan tweederh-mde be-
mïjftcw, wegingen, door de gccften in de klier verwekt , onderfcheiden :
n ohjtctM, fommigen vertonen aan de ziel de " voorwerpen , die de ° zinnen
O ^l»!***' of P indrukkingcn bewegen , die in de hnrfiencn gevonden wor-
v^n>prcjjio. ^ ^j^^^ ^^^^ poging op de Wil ; d'andercn doen'cr enige po-
q P*jffr.«i. ging, te v^-eten degenen , die dc q lijdingen , of dc bewegingen
des lighaams ,die hen verzeilen , veroorzaken. Wat d'cerÜenaan-
r yfctionci gjiat , fchoon zy dikwijls de doeningen van de ziel beletten , of
dat dezen door hen belet worden , men bemerkt daar geen flrijt,
tüirtcté. vermits zy niet ' regelrecht tegen malkander zijn; Men bemerkt
t r,imntAta, alleenlijk ftrijt tuflchen .Ie lellen , cn de « willen , die hen tegen-
ftreven : tot een voorhoek , tuflchen de poging, door de welke dc
geeften de klier aandrijven , om in de ziel de begecite van enig
dijig te veroorzaken , en tuflchen de gene , door de welke de ziel
haar afdrijft , en dit door de wil , die zy heeft , van het zelfde
ding te vlieden. 'tGeen, 't welk voornamelijk deze flrijt toont
^Dirtaf, islRdewil , geen vermogen hebbende om de lijdingen v regel-
rcclit te verwekken , gelijk ik alreê gezegt heb , genootzaakt is
nacr-
l^dingm van de ZIE
naarlligheit te gebruiken , en zich te voegen tot by gevoie ver-
sheide dingen t' aanmerken , daar uit , indien 't gebeurt dat d'ecn
de kracht heeft van voor een ogenblik de loop der geeften 'te ver-
anderen , gebeuren kan dat de gene, die volgt, cïeze kracht niet
heeft, en dat zy terfl^pnt daar na hun loop weêrnecmcn, verraits dc
' gcfteltenis , die te voren in de y xenuwen , in't hart , en in't bloet « ^«^^
heeft geweefl: , niet verandert is : 't welk te wcegbrengt dat de ziel ^
zich byna in een zelfde tijt geparfV vind om een zelfde ding te be-
geren en niet te begeren. Hier üit heeft men gelegentheit geno-
men van zich in haar twee machten in te beelden , die tegen maU
kander flrijden. Men kan echter hier in enige ftrijt bemerken, dat
dikwijls de zelfde oorzaak, die in de ziel enige ^ lijding verwekt,ook ^ p-^-'.
zekere bewegingen in't lighaam verwekt , daar de ziel niets toe-
doet, en de welken zy ophoud, of poogt te doen ophouden zo haaft;
»ls zy hen bemerkt : gelijk men dan bevind, als't gccn,'c welk vrees
verwekt , ook doet dat de ' geeflen in de ^ fpieren komen , die dien- - Spiritus.
ftig zijn tot de benen te reppen, om te vluchten , en dat de wil , die
men heeft, om ftout te wezen , hen doet ftil ftaan.
48. Wdar in mm de fterkte of z^wakheit der zetelen bekent, en
wat het gebrek^der zwakjfe zetelen is.
Uit d' uitgang dezer ftrijden kan yder de flerkte of zwakheit
van zijn ziel bekennen. Want de genen, in de welken de wil
naturelijkgemakkelijkft de Mijdingen kan verwinnen , endcbe- cFaf..ncs.
wegingen des hghaams , die hen verzeilen , Uil doen liaan , hebben
zonder twijfFel de fterkfte zielen. Doch daar zijn 'er , die hun
ftcrktenietkonnen beproeven , om dat zy nimmer hun wil met
zijn eige wapenen doen ftrijden , maar alleenlijk met de <Tcncn , die
enige lijdingen aan hem befchaffen , om enige andere tegen te
Itaan. Dedingen, die ik zijn ^ eige wapenen noem , ziinc-vafle, dPrcpri^
beflote en bepaalde oordelen , aangaande de kennis van 't ^oet en VZi^,,
quaat , naar dc welken hy befloten heeft dc f doeninjrcn zijns levens
te beleiden.^ En^de zwakften van alle zielen zijn dc genen, welkers S:"'
& de-
mi geen vall: bcüuit neemt van zekere oordelen te volgen , maar
zichgeduriglijkvande tegenwoordige lijdingen laat vervoeren,
de welken, dikwijls tegen malkander zijnde, haar by beurten tot
hun zijde trekken, en, haar gebruikendein tegen haar zelvcn te
ftnjden , de ziel inde.decrlijkfte (laat ikllen , die 'er wezen kan.
Gelijk dus , als de vrees de doot vertoont gelijk een uitterfle quaat,
cn dat niet gefchuwt kan worden, dan door de vlucht , enalsvaa
(^) d'an-
26 R. D E S . C A R T E S
d^andcrc zijde d'ecrzucbt dc fchande van deze ylacht gelijk een
quaat vertoont , dat erger dan de doot is , zo drijven deze twee lij-
dingen verfchcidelijk de wil , die , nud'een, en dan d'ander ge-
hoorzamende , zich geduriglijk tegen zich zelf ftelt , en dus dc ziel
een flavin, en ram pzah'g maakt. ^.
49. Dat dc fierkte van de zjel niet genotch is , zonder de
kennis der waarheit.
'np Is waar dat'er weinig menfchen zo zwak en wankelmoedig
JL zijn , dat zy niets dan 't geen willen , dat hun tegenwoordige
R s lijding hen ^ voorleeft, 't Meeftedeel heeft bepaalde en beQotC
h 'Dutart, qqj.^qIq^ j naar de welken zy een deel van hun doeningen regelen.
En hoewel deze oordelen dikwijls valfch , en ook op enige lijdin-
gen gegrontveft zijn , door de welken de wil zich te voren heeft la-
ten verwinnen , of opruiden., nochtans, dewijl hy voort vaart in
hen te volgen, als de lijding , die hen veroorzaakt heeft, afweezig
is, zo mag men hen als zijn eige wapenen noemen, en achten dat
dc zielen fterker of zwakker zijn , naar de maat dat zy deze oor-
delen meer of min konnen volgen , en de tegenwoordige lijdingen,
die ftrijdig tegen hen zij n , tegenft aan. Maar daar is echter groot
iOfmi*, vcrfchil tuflchen de bcfluitingen , die van enige valfche 'waan
voortkomen, en de genen , die alleenlijk op de kennis der waar^
heit gegrontveft zijn *, om dat , zo men deze leften volgt, men ver-
zekert is van nimmer beklag noch berou daar af tc hebben,in plaats
dat'et den menfch altijt berout dat hy d'eerften gevolgt heeft , als
hy de doling daar af ontdekt.
50. Dat'er geen z.iel z^o %.wak.is , of kan^ wel heleid zwijnde,
k ?ajj(tntu een volkome macht op haar ^ lijdingen verkregen.
Hier is ook dicnftigtc weten y gelijk alrcé te voren gez^t is,
dat , Ichoon yder beweging van de ' klier door de natuur aan
m CiUatio- yder van onze geJachten , federt het begin van onz leven, fchijnt
nHjiitf, gevocgrgewccft tc hebben , men hen nochtans , door >^ hebbelijk-
heit, aan anderen kan voegen: gelijk d'ervarcntheit inde woor-
den betoont , die in de klier bewegingen verwekken , de welken ,
naar d'infteUing van de natuur , niet aan dc ziel vertonen , dan hun
klank, als zy van de ftem voortgebracht worden , ofdegcftaltc
van hun letteren , als zy gefchrcven zijn , en die nochtans» door dc
hebbelijkhcit , die men verkregen heeft , met op 't geen te denken,
dat zy betekenen , als de klank daar af gehoort , of hun letters ge-
zien
Itjdingett van de ZIE L.. ±j
zien worden, gewent zijn eer deze betekenis tc doen ontfangcn»
dan dc geftalte van letters , of de klank van hun fylben. 't Is
ook nut tc weten dat , fchoon de bewegingen , zo wel van de klier,
als van de ° geeften , en van de p harflenen , die aan de ziel zekere °
<i voorwerpen vertonen , naturclijk met de genen vervoegt zijn, die q oIjlaT'
in hem vericheide «^lijdingen veroorzaken, zy nochtans door de
'hebbelijkheit daarvan afgefcheiden, en aan andere zeer verfchil-
lenden gevoegt worden, ja ook dat deze hcbbelijkheit door een
enige ^ doening verkregen kan zijn , en niet een lang gebruik ver- t Jeu».
cifcht. Gelijk , als men onverwacht in een fpijs , die men met fmaak
€et, enig lehjk ding vind, zo kan dit onverwacht voorval de ^gc- vDiff»fitih
llcltenis deFharflenen zodanig ontroeren , dat men daar na zodani-
ge fpijs niet meer» dan mctichrikenaf keer, kan zien, fchoon
men dié te voren met graagte at. Men kan dit zelfde ding ook in
de beeften bemerken : want hoewel zy geen reden, en miflchien
ook geen gedachten hebben , zo zijn echter in hen alle de bewe-
gingen der geeften , en van de ^ kUer , die in ons de lijdingen ver- ^ ff'"*'*''»'
wekken, en dienen daar om, niet gelijk in ons,de lijdingen, maar dc
7 bewegingeader zenuwen en fpieren , die hen gemenelijk verzei- y M,tmntr^
len, t'onderhouden en verflerken. Gelijk dus,als een hont een velt- "Zt^Zitum,
hoen ziet 9 zo is hy van natuur genegen dat na te lopen, en als hy
met een roer hoort fchieten,zo verwekt dit gerucht hem naturelijk
om wech te vluchten : maar men leert echter deze honden zodanig,
*dat zy , een velthoen ziende , Uil zijn , en dat het gedruis , 't welk
zy daar na horen, als men daar naar fch iet, hen derwaarts doet lo-
pen. Defe dingen zijn dan nut tc weten, om aan ydermoed tc
geven tot zijn * lijdingen teregelen. Want dewijl men met een * ^'-JÉ^**^*
weinig naerftigheit in de beeften , van reden onverzien , de bewc^
fingen der harfl'enen kan vcranderenr7.o is blijkelijk dat men't noch
eterindemenfchen kan doen; en dat degenen zei ven, die de
zwakfte zielen hebben , een reer volkome hcerfchappy over alle
hun lijdingen zouden konnen krijgen, zomen genoech naerftig-
heit aanwendde om hen te ftieren.
ƒ
R. DES-
R. DES-CARTES
L Y DINGEN
Van de
Z I E L.
Tweede D^el.
Van 't getal, cnvand' ordening dcrMijdingeIn, en de
bPfimtivx , verklaring der zes ^oorfpronlcelijken.
5*1. Lid,
(Velken eerjle oorz.aken der ladingen Jiijn.
^XMfJTB E.n bekent uit het geen, 't welk hier voor gezegtis,
c ?*fr»nts, fv^I K ^^ft^ naafte oorzaak der « lijdingen van dö
ii^Ham % |5\ W^ï B ^^^^ "^^^ anders is , dan de J drift , daar door dc
f ^ilnTnU. wK'^N^il » *^ geeftcn de kleioe H^lier , die in't midden der harflc-
e^-t^dsTi nen is , bewegen . Maar dit is niet genoech om hen
van malkander te kbnnen onderfchciden. Men behoeft hun oor-
fprongen na te fpeuren , en hun eerlle oorzaken t' onderzoeken.
^Am» Nu , hoewel zy fomtijts door de g doening van dezielkonnen
snim*. veroorzaakt worden , die b^uit neemt van zulke of zulke voor-
^T^m""*' '^^'^^T^^^ ontfangen , en ook door de tempering van *t lighaam
alleen, of door' d' indrukkingen , diemalkanderby geval inde
harflenen ontmoeten , gelijk gebeurt als men zich droevig of blij -
dc gevoelt , zonder de oorzaak daar af te konnen zeggen \ zo
blijkt nochtans uit het geen , 'twelkgezegtis , datalle de zelfde
vohitas, dingen door de ^voorwerpen, die de ' zinnen bcv/egen , verwekt
1 scnjm, konnen v/orden , en dat deze voorwerpen hun gemeende en voor-
naamlle oorzaken zijn. Daar uit dan volgt dat, om hen alle te vin -
ra^jfcam, den , het genoech is alle '"d' uitwerkingen dezer voorweTpen
t* aanmerken.
52. Wi:lk.hun gebruik « , hoe men hen k^dn tellen.
IK bemerk daar by dat dc voorwerpen , die de zinnen bewegen »
, _ niet in ons vcrfcheide n lijdingen verwekken , uit oorzaak van
alle de verfcheident heden , die in hen zijn , maar alleenlijk uit oor-
zaak
f;en van He ZIEL,
2aak van de verfcheide ° wijzen , door dc welken zy ons of hinde- o Mt.-
ren, of voordeel konnen doen , of in 't algemeen van belang ziin
Ik aanmerk ook dat het gebruik van alle de lijdmgen hier in alleen
bcllaat , dat zydc ziel bereiden tot die dingen te willen , die ons
van de natuur als nut voorgehouden worden , en in deze wil te vol-
harden. Daarby, de zelfde p drift der geeften , die hen gewone- p ^^if-»,.
lijk veroorzaakt , bereid het lighaam tot dc bewegingen , die tot
d'uitvoering dezer dingen dienen. Dieshalven moet men, om hen
op te tellen, alleenlijk by ordening onderzoeken in hoe veel ver-
fcheide wijzen , die ons aangaan , onze ^ zinnen door hun ^ voor- q
werpen bewogen konnen worden. Ik zat hier alle dc voornaamfte '
lijdmgen naar d' ordening , volgens de welken zy gevonden kon-
nen worden, optellen.
Ordening en optelling der Lijdingen.
55. De ^Verwondering. s\<!miratre,
ALs d* eerfte ontmoeting van enig.^ voorwerp ons overvalt , en t o^j«j«;„,
datvvy*t nieu oordelen , of zeer vcrfchiilend van't geen,
't welk wy te voren kenden , of van't geen, 't welk wy ^ onderftel- v s«/»p«»»«r.%
den dat het behoorde te wezen , zo doet dit dat wy daar over ver-
wondert en verbaaft: zijn.En om dat dit gebeuren kan eer wy enig-
fins bekennen of dit voorwerp aan ons paft: , en tot ons behoort , of
niet , zo dunkt my dat de * Verwondering d'eerfte van allcv lijdin- xAW/ir^»,
gen is. Zy heeft geen, die tegen haar llrijd, omdat, zo 't voor-
werp , 't welk zich vertoont , niets in zich heeft , dat ons vcrrafcht,
wy gecnfms daar af bewogen zijn , en dat ronder lijding aan -
merken.
5*4. D' Achting en de Verachting , d' Edelmoedigheit of Verwaant-
heitt en de Kleinmoedigheit of Verworpentheit,
A An de Verwondering is* d' Achting of-» Verachting gevoegt, iEmfHvath
naar de groothcit of kleinheit van een ^ voorwerp , dat wy bo'-XZl
verwonderen ^ en wy konnen dus ons zeiven achten of verachten: « p*//?^^j.
en hier uit fpruiten de^ hjdmgen , en by gevolg de hcbbelijkhe- « m^^'^'Ï*.
den van ^ Grootmoedigheit of ^ Verwaantheit, en van s Kleinmoe- ^''""^
digheit of Verworpcntheit. l'r^!!::;..
(5 J) 55. D'Fa-
jo R. Des-Cartes
jjT. ifEerhUdigheh en Vtrfmddmg,
iCiujx Ti Aar als wy andere voorwerpen , die wy als « vrije oorzaken
itb,ra. J.VJI aanmerken , die bequaam zijn om goet of quaat tc doen ,
k Wtntntü, achten of verachten , zo komt van d' Achting ^ Eerbiedigheit , en
1 Dejptttm. van d'eenvoudige Kleinachting * Verfmading.
^6. Liefde en Haat,
m 'VTU,alle de voorgaande "^lijdingen konnen in ons verwekt wor-
o o^.ctH^, l\ j3en , zonder dat wy enigfins bemerken of" 't voorwerp , dat
hen veroorzaakt , goet of quaat is. Maar als een ding aan ons
vertoont word als goet ten opzicht van ons , dat is , aan ons wel
ojim*r, voegende, en wel paflende , zo verwekt zulks o liefde in ons; en
als 't aan ons quaat of hinderlijk word vertoont , zo veroorzaakt
fOdtfcm, het P Haat in ons.
5-7. Begeerte,
Uit de zelfde aanmerking van goet en quaat fpruitenalle d'an-
derCï lijdingen. Maar om hen in ordening te ftellen, zo zal
ik de tijden onderlcheiden , en , aanmerkende dat zy ons meer be-
wegen tot het toekomende , dan tot het tegenwoordige of verle-
id./!^**. dene t'aanfchouwcn , van de ' Begeerte beginnen : want het is
klaarblijkelijk dat zy altijt op het toekomende ziet , niet alleenlijk
als men een goet begeert tc verkrijgen > dat men noch niet heeft ,
of een quaat te fchu wen , van 't welk men oordeelt dat het komen
kan , maar ook dan , als men niets wenfcht , dan een goet te bewa-
' ren , of van een quaat ontflagen te zijn , 't welk al 't geen is , daar
iTaffi; toc dezc j lijding zich uitftrekiken kan.
5S. Hoop, Vrees ^ .Belg'^cht y Zekerheit en Wanhoop,
•'T^ Is genocch te denken dat de verkrijging van een goet , of dc
X vlucht van ccn quaat machtig is om aangeprikkelt te worden
tot dat te begeren. Maar als men daar by aanmerkt of 'er veel of
weinig fchijn is om't geen, dat men begeert , te verwerven, zo vcr-
ttfii, wekt het geen , dat veel fchijn aan ons vertoont , ^ Hoop inons ; en
T M,f«. 't geen, 't welk weinig fchijn vertoont, ontftcekt in ons " vrees, tot
X Stiitjfta» de welke ook ^ Bclgzucht behoort. En als de Hoop op 't hoogde
y StcMitM. h t 2.0 verandert zy van natuur , en word y Zckerhcit genoemt:
* Dr/^trjti* gelijk , in tegendeel , d'uiterfte Vrees * Wanhoop word.
59. WM-
Lijdingen vdn de ZIEL,
ƒ9. mnkelmeedigheit , Mocdj Stoutheit, Volg ^ ver ^ FUmu-
moedigheit en Vervaertheiu
3*
WY konncn dus hopen en vrezen,fchoon d*uirgang van*t geen,
dat wy verwachten , geenfins van ons afhangt. Maar als men
dat als van ons afhangende aan ons vertoont, zo kan'cr zwarig-
heit wezen in de verkiezing der middelen , of in d'uityoering. Uit
het ecrlle koomt de ^ Wan kei moedigheit , die ons fchikt tot over-
wegen, en tot raat te nemen. De Moed of Stoutheit , daar toe A»/i»/j:.
ook de ^ Volgy ver behoort , ftelt ^ich tegen de leftc. De « Flaau- TAud^na.
moedigheit ftrijd tegen de Moed, gelijk d'angft of vervaertheit ^«"'-'^«^
tegen de Stoutheit. Lfr*il''"'*"
60. De ^Knaging. ^ Sjntmpt,
MAar als men tot enige s doening befloten heeft , eer dc wan- ^ "^^^'^
kelmoedigheit wechgenomcn was , zo veroorzaakt dit een
Knaging van 't geweten , dewelke niet op de toekomende tijtJi„^,'^^ '
ziet , gelijk de voorgaande lijdingen , maar haar opzicht op de te-
genw^ordige of veiiede tijt heeft.
61-. Blijfcbup en Droef heit.
ENd'aanmerking van het tegenwoordig goet verwekt in onSj^^ ^.
i Blijdfchap , en dat van 'r quaat ^ Droef heid , als 't een goet k Trlji'i!^
of een quaat is, dat aan ons , als ons toebehorende, vertoont
word.
62. Bcfpotiing , Nijt en Deernis^
MAar als*t aan ons vertoont word als aan andere menfchentoc-
behorende , zo konnen wy hen daar toe waerdig of onwaer-
dig achten. En als wy hen waerdig daar toe achten, zo verwekt
zulks in ons geen Mijding , dan de BHjfchap, voor zo veel hct^^"-^'*
voor ons enig goet is te zien dat de dingen gebeuren, gelijk be-
horclijk is. Daar is alleenlijk dit verfchil in , dat dc Blyfchap,
die van't goet koomt , ernflig is , in plaars dat de gene, die
van 't quaat koomt, van Gelachen Befpottingverzelt is. Maar ™
indien wy hen onwaerdig daar toe oordelen , zo verwekt het^ï^i^;^
goet «Nijt , en't quaat Deernis , die beide zekere aart vanoC«»«ij?.
droefheit zijn. Voorts flaat aan te merken dat de zelfde lijd in-
gen , die zich tot het tegenwoordig goet of quaat gedragen ,
dikwijls ook tot het geen , dat aanllaande is , konncn tpege- ,
paft.
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
^% R. D E S - C A R T E S
paft worden , voor zo veel de waan van dat het komen zal , zulks
als tegenwoordig vertoont.
63. De Vergenoeging van zjch z.elf , en^t Bern,
WY konncn ook d' oorzaak van 't goet , of van quaat , zo wel
tegenwoordig, als verleden, aanmerken: en 'tgoet, dat
qutisfasu. ^QQj. zelven gedaan is , geeft aan ons een innerlijke 'i Vernoe-
vT^ffimti, ging, die de zoetfte van alle Mijdingen is j in plaats dat het quaat
sPanitcnti», s Bcrou verwekt , 't welk de bitterfte is.
64. '^onft en Dankbaarheit.
MAar 't goet , 'c welk van anderen gedaan is , veroorzaakt dat
wy hen « Jonft toedragen , fchoon het niet aan ons gedaan is:
sRccoinitit, en indien het aan ons gedaan is , zo voegen wy noch " Dankbaar-
heit aan de Jonft.
6jr. ^ Euvelneming , en Grmfchap.
DEsgelijks , het quaat , door anderen gedaan , en ons niet toe-
gepaft zijnde , doet alleenlijk dat wy 't Euvel voor hen op-
y 7r4. neemen ^ en als 't ons toegepaft word , verwekt het ook ^ Gram-
fchap.
66. Eer en Schaamte,
WYders, 'tgoet, 't welk in ons is , of gewceft heeft , tot het
gevoelen , dat d'anderen daar af konnen hebben, toegepaft
zgioria, zijnde, verwekt in ons ^ Eer , en 't quaat » Schaamte.
A Viidort
67. Walging , Beklach , en Vrolijkljeit.
b r*rf«wi T^^. ^"^^"g van't goet veroorzaakt fomtijts ^ Verdriet of ^ Wal-
c ?*fiidi«r», inging 5 in plaats dat de during van 't quaat de Droef heit ver-
mindert. Eindelijk, van't verlede goet koomt het Bekkch,'t welk
^ Uttiiéu zeker flach van Droef heit is , en van't verlede quaat koomt ^ Vro-
lijkheit , die zeker flach van Blyfchap is.
68. waarom dcLt optelling der Lijdingen van de gene verfchilt ,
die gemenelijk, aangenomen is,
D Aar ziet gy d'ordening , die my de befte dunkt te wezen, om
de Lijdingen op te tellen. Ik weet wel dat ik hier in ver-
re van't gevoelen van alle de genen , die voor my daar af gefchrc-
ven hebben, afwijk: maar 't is niet zonder grote reden. Wantzy
^f4rifcnju nemen alle hun telling hieraf, datzyin ^'tgev.och'g deel van dc
Ladingen V4n de ZIEL»
ziel twee ^begeerlijkheden onderfcheiden , daar af zy \ een s Be- f jtp^tttu^,
^eerlijk > en 't ander ^^Ver^rammel^k^nocmcn. En om dat ik in de
iflUQtt*
kPécmhsttt,
- - . -
ziel geen ' onderfcheiding van delen ken , gelijk ik alreê hier voor hZ/atiü,
gfezegt heb , zo dunkt my dat niet anders te betekenen , dan dat zy '
twee k vermogens heeft , 'teen van te begeren, en't ander van kF-^
zich te vergrammen : en om dat zy op een zelfde wijze de vermo-
gens heeft van tc verwonderen , beminnen , hopen , vrezen , en
dus van in zich yder der andere ' hjdinMi t' ontfangcn , of van de i Pajjima,
doeningen te doen , tot de welkendezc lijdingen haar drijven ; mAfl/mj,
20 kan ik niet zien waarom zy hen alle tot de begcerlijkheit , of tot
de gramfchap hebben willen brengen. Daarby , hun optelling be-
grijpt niet alle de voornaamfte " lijdingen , gelijk ik geloof dat de- n P-/;?»»**.
ze doet. Ik fpreek alleenlijk van de voornanmlte , om dat men noch
veel anderen , die bezonderlijkcr zijn, zou kennen onderfcheiden j
en hun getal is onbepaalt.
69. D4t'er niet meer dan t.es°09rjpronkelijke Lijdimen z,ün. oPa/ri<,n<j,
l^lt Aar 't getal der gener , die p eenvoudig en oorfpronkelijk p
XVX zijn } is niet zeer groot. Want indien men alle de genen , die
ik opgetelt heb , weer overziet , zo kan men lichtelijk bemerken
dat 'er niet meer dan zes zodanig zijn , le weten de q Verwonde- J^^^^'"*"'-
ring , ' Liefde , * Haat , ^Begeerte , ^ Blyfchap en Droef heit , en ï oZ^.
dat alle d' anderen van enigen van deze zes te zamen gezet , of y ge- \ ^^^f^^^'
daanten daar af zijn. Dieshalven , op dat hun menigte de lezers xrS^'"i.
niet verwarren zou > zo zal ik hier eerfl bezonderlijk van de zes ^
oorfpronkelijken handelen \ en daar na zal ik betonen op hoedanig
een wijze alle d'anderen hun oorfpronk daar af nemen.
70. Van de Verwondering,
Haar * bepaling en oorz.aak- * » Dtfi»iti»,
DE* Verwondering is een fchichtige overvalling van de ziel, ^^'^^irau,,
doordewelkezy bewogen word de ^voorwerpen , die aan ^^''hsié,
haar vreemt en ongemeen fchijncn , met opmerking t'aanmerken.
Dus word zy eerfl veroorzaakt door d'ind rukking , die men in dc
harflenen heeft,de vvelke't voorwerp als vreemt en wonderlijk ver-
toont , en by gevolg waardig om aangemerkt te worden ; en daar
na door de beweging der geellen , die door deze indrukking ge-
fchikt worden om met grote ki acht naar de plaats van de harllenen,
daar zy is , te flrekken , om haar daar te verfterken en te bewaren.
(G) Gelijk
Early European Book
Images reproduced b
1 99 D 1 4
s, Copyright© 201 1 ProQuest LLC,
y courtesy of Koninklijke Bibliotheek, De
1 Haag.
g4. R. Des-Cart£s
c ymfcnH. Gelijk zy ook door haar gefchikt zijn om van daar in dc ƒ fpicren
d or^an» deiir te gaan , die dienftig zijn om dc werktuigen der zinnen in
ftnfHum, de zelfde llant, daar zy in zijn, te houden, om ook door hen onder-
e ?trm»t», houden te worden , indien zy door hen gemaakt en « gevormt is.
71. DM er in deze L^iing ge en verandering in ^ t b4rt ,
noch in 't bloet gevalt.
iféftt, Tp\ Ezc f lijding heeft dit bczondcr , dat men niet bemerkt dat
yj zy met enige verand«fiig , die in 't hart of in 't bloet gevalt ,
verzek is , gelijk wel d'andere lijdingen. De reden hier af is dat
g ohjtamm. ^ »|; goét CH 't quaat niet tot s voorwerp hebbende , maar alleen-
h vjiêtt». hjk de kennis van't ding,daar over men verwondert is,geen ^' over-
eenkoming met het hart , en met het bloet heeft , van de welken al
't goet des lighaams afhangt , maar alleenlijk met de harflc-
!o4«M fjen , daar de ^werktuigen der zinnen ziin , die tot dezcken-
' nis dienen.
72. Waar in de kracht van de Verwondering hefiaat.
Dit belet niet dat zy grote kracht heeft, uit oorzaak van dc
verraflching, dat is van de fchichtigc en onverwachte koomft
k imprtffi», der indrukking , dicde beweging der geeften verandert j en
1 p*Sk, deze verrallching is eigen en bezondcr aan deze ^ lijding : in voe-
gen dat, als zy in andere lijdingen is, gelijk men haar gemenelijk
m ^dmiré' Dyna in alle vind , die zy vermeerdert , dit de ™ Verwondering is,
die met hen vereenigt is. Haar kracht hangt van twee dingen af ,
n UnHss, te weten van de " nieu wigheit, en van dat de beweging, die zy ver-
oorzaakt , van 't begin af alle haar kracht heeft. Want het is zeker
dat zodanig een beweging meer kracht heeft dan dc genen, die,
in 't eerlt zwak zijnde , en allengs aanwaflènde , lichtelijk gckeert
O ohjtBM gcwcert kennen worden. *t Is ook zeker dat de ° voorwerpen
der zinnen , die nieu zijn , dc harllenen in zekere delen raken , in de
welken zy niet gewent zijn geraakt te worden ; en dat , dewijl de-
ze delen teerder, en niet zo bellandig zijn als de genen , die door
fEffMm$. een gedurige aandrijving verhard worden, dit Pd'uitwerkingdcr
bewegingen, diezy daar verwekken , vermeerdert. Men zal dit
niet ongelooffelijk vinden , zo men aanmerkt dat dc reden gelijk is,
doorde welke wy , vermits onze voetfolen gewent zijn ruwelijk
aangeraakt te worden , uit oorzaak van dc zwaarheit des lighaams,
f[T4tm, 'twelkzy dragen , deze «Jtafting, als wy gaan, zeer weinig ge-
voelen : in plaats dat een andere raking , veel minder en zachter
zijnde ,
lifdtfigen van de ZIEL.
zijnde , daar mee men hen kittelt i ons byna onvci dragclijk is , al-
leenlijk om dat wy *t niet gewent zijn.
73, mt^Verbaapeit is. r Sr«;#r,
EN deze verraflching heeft 20 groot vermogen om tc maken
dat de «geeften , die in de ^ holligheden der harflcnen zijn 'h^rifus;
daar hun loop naar de plaats nemen , daar ^' d' indruk van 't voor- «r/jr'''
werp is., 't welk men verwondert , e'fe dat zy fomtijts hen alle der- ^^/r'rV*'
waarts drijft , en te weegbrengt dat zy zo bczich zijn met deze in- ■
drukking te bewaren, dat 'er geen zijn, die van daar tot in dc
^fpicren deurgaan, ja die ook niet in eniger wijze van d' eerfte
fpeuren afwijken , die zy in de harflenen gevolgt hebben : cn dit is
oorzaak dat het hele lighaam, gelijk een yftokbeelt, onbewegc- y S'-*^**-
lijk blijft, en dat men van ^'t voorwerp niets, dan d* eerfte » ge- a^^X,?'''
daante , die zich vertoont heeft , bemerkt , en by gevolg f^een be-
zonderlijker kennis daar afkrijgen kan. Dit noemt men gemcne-
lijk verbaaft wezen j cn de ^ verbaaftheit is een overmaat van ver- ^ ^'"f*"-
wondcring, die altijt quaat is. IfmilfZ
74. Waar toe alle de lijdingen dienfiig z^n, en waar
toe zjy hinderen.
VOorts , men kan uit het geen , dat hier voor gczcgt is , lichte-
lijk bekennen dat de nuttigheit van alle de ^ lijdingen hier in <i P^iTf^-w.
beftaat , dat zy dc * gedachten verfterken , en in de ziel doen blij- * ^'.«''^
yen , die daar nuttelijk bewaart dienen te zijn , en die zonder dat
lichtelijk daar uit uitgewifcht zouden worden: gelijk ook al
't quaat, dat zy veroorzaken konnen , hier in beftaat , dat zy deze
gedachten meer, dan nodig is, verfterken en bewaren , ofdatzy
anderen verfterken en bewaren , aan dc welken 't niet goet is
iich tc houden.
75*. Waar toe de Verwondering bez,onderltjk, dient.
M En kan in 'tbezonder van de ^Verwondering zeggen
hier in nut is , dat zy te weegbrengt dat wy dc dingen , die
wy tevoren niet geweten hebben, leren, enin onze geheugenis
hcJèden. Want wy verwonderen ons niet , dan over't geen , dat aan
onsvrcemtenbovengemeenfchijnt; en daar is niets, 't welk aan
ons zodanig kan fchijnen , dan om dat wy 't niet geweten hebben,
of ook om dat het van de dingen verfchilt , daar in wy kundig zijn
ccweeft : want deze s verfchillentheit doet dat wy *t Dovcngemeen
Ga noc-"--
^6 R. D E s . C A R T E s
noemen. Nu , fchoon een ding , dat aan ons onbekcnt was , zich
van nicus aan onz verftant , oFaan onze zinnen vertoont , zo be-
hi^Jcmria. houden wy echter het daarom niet in onze »^ geheugcnis , indien
iijes, het i denkbeeh , dat wy danr afhebben , niet in onze harflenen be-
k T^sf... veftigt is , en dit door enige ^ Hjding , of ook door de ' toevoeging
1 oTffiicéth ^^^^ onz verftant , 't welk van onze wil tot een bezondere opmer-
rL'/"'''* kingen wcêrkaatfing gcprangt word. D' andere hjdingcnkon-
ini;*>**/#. dienen om te maken daLfmen de dingen , die goet of quaat
fchijncn , aanmerkt : maar wy hebben mee , dan de Verwonde-
ring , voor de genen , die allecnUjk vrecmt en zeldfaam fchijncn.
Wy zien ook dac de genen , die geen naturehjkc neiging tot dezc
lijding hebben , gemenehjk zeer ongeleert zijn.
76. WMr 'm TL) hinderen, cn hoe men haar gehreJ^ vervullen ^ en
baar ovetniMt verbeteren k^n,
MAar het gebeurt meermaals dat men > zulke dingen bemer-
kende , die weinig of nier verdienen aangemerkt te worden»
zich te veel, dan te weinig, verwondert en verbaaft: en dit kan
*t gebruik van de reden of geheellijk wechneemen , of verkeren,
n ?*jr>». Dieshal ven , hoewel het goet is met enige neiging tot deze "lij-
ding geboren te zijn , om dat dit ons tot de verkrijging der we-
tenfchappen gefchikt maakt , zo behoren wy echter daarna tc
trachten ons daar af zo veel, als mogelijk is, tevcrloflen. Want
men kan lichtelijk des zelfs gebrek vervullen , cn dit door een be-
0 %sjit»i*. zondere o weêrkaatfing en opmerking , tot de welke onze wil al-
tijt onz verftant verplichten kan , alswy oordelen dat het ding,
*t welk zich vertoont , zo veel waardig is. Maar daar is geen ande-
re middel om zich te wachten van met overmaat verwondert te
wezen, dan de kennis van veel dingen te verkrijgen , en zich in
d'aanmcrking van alle zodanige dingen, die de vreemftén en ongc-
woonften konnen fchijnen , t* oeftenen.
77. Dat mch de plompftett, noch de ^aaujlen of fchranderpn meefi
tot Verumdering bewogen worden.
VOorts , hoewel de plompe cn botte menfchcn alleen nie^a-
turelijk tot P Verwondering bewogen worden, zo volgt ech-
ter daar uit niet dat de fchranderften meeft daar toe genegen zijn :
maar dit gebeurt voornamelijk aan de genen, die , fchoon hun ver-
ftant tamelijk goet is , echter geen groot gevoelen van hun ge-
noechfaamheit hebben.
Lijdingen v4H de Z 1 E L..
37
78. DM des z,elfs T overmaat in hebbel^kjjeii ifver^^aan kan , als men
ver tpaar looft haar te verbeteren,
EN hoewel deze « lijding door 'c gebruik fchijnt te minderen, sVajp»,
om dat hoe men meer vreemde dingen ontmoet , daar over
men verwondert is , hoe^mcn zich meer gewent tot ophoiiding
van daar over verwondert te zijn , cn tot te denken dat alle die ge-
nen , die zich daar na konnen vertonen , gemeen zijn. Doch ak
zy de maat tc buiten gaat, en te wcegbrengt dat men alleenlijk zijn
opmerking op 't eerfte^ beek der voorwerpen , die zich vertoont t imag^
hebben , ftil houd , zonder andere kennis daar af te verkrijgen , zo
laat zy een hebbehjkheit na zich , die de ziel fchikt tot zich in ge- t Uéhit»»,
lijke wijze op alle d'andere voorwerpen , die zich vertonen , te ve-
ften , zo zy üechs een weinig nieu aan haar fchijnen. En dit doet
de zicktedergencr duren, die blindelings nicusgierig zijn , datis,
die alleenlijk vreemJigheden zoeken , om daar over verwondert te '
wezen , en niet om hen te kennen : want zy worden allengs zo ver-
won derachtig , dat dingen van geen belang niet min bequaam zijn
om hen op te houden , dan de genen, daar aft onderzoek nutter is.
79. ^ Bepalingen van de Liefde , en van de Haat, Dif„itit^
DE y Liefde is een ^ ontroerenis van de ziel , door de beweging y'!>„,^.
der geeften veroorzaakt , die haar verv/ekt tot zich met wil ^Ctmmoth,
tot de * voorwerpen tc voegen , die betamelijk voor haar fchijnen. ^ objcas.
En de ^ Haat is een ontroerenis , door de gceilen veroorzaakt , die ^ qj^^'
de ziel verwekt tot afgefchciden van de voorwerpen , die zich als
hinderlijk aan haar vertonen, te willen wezen Ik zeg dat deze ont-
roercniÖen door degeelten veroorzaakt worden , om de Liefde en
Haat , die ^ lijdingen zijn , en van't Irghaam afhangen , zo wel van c p^jf^ne,,
d'öordelcn , die de ziel ook bewegen tot zich gewilliglijk met dc
dingen te voegen , die zy goer acht , en tot zich van de genen , die
zy.quaatacht , aftelcheiden , als van deze ontroercniflèn > die dc-
ic oordelen alleen in de ziel verwekken , t' ondcrfchciden.
80. Wat het is met ml te voegen of af te fcheiden..
VOorts , by 't woort Wil verlla ik hier niet de c Begeerte , die <i v^inntm,
cenbezondere Hijdingis , en tot het aanftaande toegcpall f
word , maar een § toeftemming , daardoor men zich al voort aan- ^Cnjtufau
merkt als met het geen , dat men bemint , te zamjcn gevoegt : in
voegen dat men zich een geheel inbeelt , daar af men alleenlijk een
(G 3) deel.
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
1 C»ntn'
ftfcentis,
m Bencvi.
Untié.
38 R. D E S - C A R T E S
deel meent te wezen , en dat het beminde ding een ander deel daaü
hoJimm, af is. Gelijk men, integendeel, zich in de ^ Haat als een geheel
aanmerkt , gchcellijk v;:n'c dingafgcfcheidcn, van 't welk men een
iMvtrfu, i afkeer heeft.
81. Van ^d' onder fcheïd'mg , die men gepienelijk^tuffcben de liefde
van ^ begeerlijk^ett en van goetfpilligbeit maakt.
MEn onderfcheid gcmenelijk tweederhande Liefden , van dc
welken d' een liefde van jonft of goctwillighcic genoemt
word, dat is, die verwekt tot aan 't geen , dat men bemint, goet
te willen : d'ander word liefde van Begecrlijkheit genoemt , dat
is , die het ding, *t welk men bemint, doet begeren. Maarmy
dunkt dat deze onderfcheiding alleenlijk haar opzicht op "d' uit-
werkingen van de Liefde , en niet op haar ^wezentheit heeft.
Want 20 haaft als men zich met dc wil aan enig voorw erp, van wat
natuur het ook is , gevoegt heeft , zo heeft men jonft of goetwil-
lighcit daar toe ; dat is , men voegt met de wil ook de dingen daar
aan, die men dienftig en gevoegelijk daar aan acht : 't welk een
der voornaamfte werken van de Liefde is. En indien men oordeelt
dat het een goet is , dat te bezitten, ofop een andere wijze, dan
met de wil, daar meê vereenigt te wezen, zo begeert mcn't:'t welk
ook een der gemeenfte uitwerkingen van de Liefde is.
82; IJoe ^eer p verfchïllende lijdingen hier in overeenkomen , dat
2-7 aan de Liefde deelachtig Tiijn,
MEn behoeft ook niet zo veel ^ gedaanten van Liefde t'bnder-
fcheiden , als 'cr verfcheide voorwerpen zijn , die men be-
minnen kan. Want , tot een voorbeelt , fchoon dc * lijdingen , die
een eerzuchtige tot roem , een gierigaart tot gek , een dronkaart
tot de wijn , een becftachtige tot een vrou , die hy verkrachten wil,
een eerlijk man tot zijn vnent of vriendin , en een goed vader tot
zijn kinderen heeft, onder malkander veel verfchillen, zo zijn zy
echter hier in gelijk , dat zy aan de Liefde deelachtig zijn. Maar
de vier eerften hebben geen Liefde,dan om de ^ bezitting der voor-
werpen , tot de welken hun lijding zich gedraagt , en geen om dc
voorwerpen zclvcn , om de welken zy alleenlijk begeerte hebben,
met andere bezondere lijdingen vermengt. In tegendeel, dc liefde,
<Iie een goed vader tot zijn kinderen heeft > is zo zuiver , dat hy
niets van hen begeert te hebben , en hen niet anders wil bezitten ,
dan hy hen bezit , noch engelijker aan hen gevoegt zijn , als hy al-
reé
p TdJJitnet
dijftrtntts,
^ Spteitt,
$ fmjfitntt.
l ^dingen V4H rf^ Z I E L. 5^
rcéis. Maarhy, hen als anderen zich zei ven aanmerkende zoekt
bun goet en welftant als zijn eigen , of noch met groter vlijt om
dat hy , voor zich vertonende dat hy en zy een geheel maken', daar
ff hy niet het beile deel is , dikwijls hun belang boven 't zijne ftelr
en niet vreeft te vergaan , om hen te bewaren. De vgenegenthcir' r ^jfkain
die d'eerlijke lieden tot hun vrienden hebben , is van deze natuur
fchoon zy zelden zo volmaakt is , en de gene , die zy tot hun vrij '
fter hebben, is grotelijks deelachtig daar aan , maar zy is ook aan
'tander een wemig deelachtig.
S;. V4rt't verfchtl, V welktuffchen d' eenvoudige » Geneientheit >Jff»ih,
y Vrientfchaf en * Verloving ü. J Umuiti»^
M En kan, zo my dunkt, de ' Liefde met beter reden onder- «'^^«•r/
fcheidennaard'achting, die men van 't geen doet , dat men
in vergelijking van zich zelf bemint. Want als men 't voorwero
van zijn L-iefde minder dan zich zelf acht i zo heeft men daar toe
niet meer dan een ^ enkelde Genegentheit:maar als men 't met zich ^ «'«^/^
zelf gelijk acht, zo word zulks ^ Vrientfchap^enoemt ; en als men f'^Ü^uuu
't hoger acht , zo mng de ^ lijding , die men daar toe heeft , « Ver- ^ ^'f''-
loving geheten worden.Dus kan men genegentheit tot een bloem, * ^""'^
vogel en paert hebben : maar indien men wel by zijn verllant is ,
zo kan men alleenlijk liefde tot de menfchen hebben , die zodanig
't voorwerp van deze lijding zijn , dat 'er geen raenfch zo onvol-
maakt is , of men kan een zeer volmaakte vrientfchap tot hem
hebben , als men meent dat men van hem bemint is, en als men wa-
relijkeen edelmoedige en heerlijke ziel heeft , volgens *t geen,
't welk hier af in'thondertviej^ènvijftiglk en hondertzesenvijftig-
ftc Lid verklaart zal worden. Wat de ^'Verloving aangaat , haarfomr*
voornaamfte voorwerp is zonder twijffel d'opperfle Godheit , tot
de welken men zonder twijffel overgegeven zal wezen , als men
haar zodanig kent , als men behoort. Maar men kan ook Verloving
hebben tot zijn Vorft , lant , (lat , ja ook tot een bezonder menfch,
als men hem veel meer dan zich zelf acht. Nu , 't verfchil , *t welk
tuflchen deze driederhande Liefden is , blijkt voornamelijk uit hun
uitwerkingen; want dewijl men in yder van deze liefdens zich aan-
merkt als aan 't beminde ding gevoegt en vereenigt , zo is men
altijt gcreet om 't minder deel van 't geheel ^ dat men met het be-
minde ding maakt , te verlaten , om *t ander deel te bewaren i
't welk te weegbrengt dat men zich,in d 'eenvoudige genegentheit^
altijt boven 't geen ftclt, dat men bemint j en dat men , in tegen-
deel JV
» Dcvivtrti
1l Odium,
i Direfli,
k xAmtr.
m CemfU-
Ctntis,
a Herrer.
O DtjlinÜtt,
p OhjtU»,
q oimir,
r 0<//mn.
s SwfiM
t Stnfm
tnttrnu
V S«/«<
txttrni,
vifinU.
% Cmf iJit as
X Oimm,
b TItrrtr»
c Kvcrpo»
é FaffiêM,
t Sptciti,
40 R. Des-Cartes
deel , inde verloving het beminde ding zodanig boven zich zelf
fielt , dat men niet fchroomt te ftcrven , om dat te bewaren. Men
heeft hier af dikwijls voorbeelden in de genen gezien , die zich zei-
ven voor een zekere doot bloot geftelt hebben, en dit tot de bc-
fcherming van hun Vorft , of van hun Itat , ja ook fomtijts van
enige bezondere lieden , aan de welken zy zich 8 verlooft hadden.
84. Dat' er niet 7^0 veelderhande Haat > als Liefde is,
V Oorts , hoewel de ^ Haat ' regelrecht tegen de ^ Liefde ge-
ftelt is , zo ondcrfcheid men haar echter niet in zo veel ^ ge-
daanten , om dat men niet zo zeer het verfchil bemerkt , 't welk
tuflchen't quaatis, daar men met de wil afgefcheidcn is , als men
wel tulFchen 't goet maakt , aan 't welk men gevoegt is.
'8j. Van de ^ Beaangenmingi en van " d'Affihrik.
IK vind niet meer, dan een enige aanmerkelijke onderfchci-
ding, die in beide gelijk is. Zy beftaat hier in', dat dep voor-
werpen , zo wel van de s Liefde , als van de ' Haat , door » d'uiter-
lijke, ofdoor^d'innerlijke zinnen, ja ook door de reden zelve,
aan de ziel vertoont konnen worden. Want wy noemen gemene-
lijk't geen goet of quaat , 't welk onze innerlijke zinnen of onze
reden ons welvoegend of ftrijdig aan onze natuur doet oordelen:
maar wy noemen 't geen fchoon of lelijk , dat dus door " d'uiter-
lijke zinhen aan ons vertoont word , en voornamelijk door de ^ zin
van 't gezicht , die alleen meer , dan alle d'anderen , aangemerkt
word. Hier uir fpruitcn tvveederhande Liefden, te weten de gene,
die men tot de goede , en de gene , die men tot de fchonc dingen
heeft , aan dc welken men de naam van y Beaangcnaming geven
mag , om hen niet met malkander te vermengen , gelijk ook niet
> met de ' Begeerte , aan de welke men dikwijls dc naam van Liefde
toeeigent. En hier uit fpruit op gelijke wijze tweederhandc * Haat,
van de welken d'cen tot de quadc , en d'andcr tot de lelijke dingen
toegcpaft word ; en deze Icrte kan Affchrik of " afkeer genocmt
worden, om haar t'onderfcheiden. Maar 't geen, 't welk hier in
meer t'aanmerkcn flaat , is dat deze twee ^ lijdingen van Bcaange-
namingen Affchrik , gemenehjk geweldiger zijn dan d'anderc
« gedaanten van Liefde en Haat , om dat het geen , 't welk door dc
zinnen tot de ziel koomt , haar fclder treft dan 't geen , dat door
de reden aan haar vertoont wort ; en dat zy echter in t gemeen
minder waarhcit hebben : in voegen dat van alle lijdingen dezen
meeft
lijdingen vau de ZIEL.
mccft bedriegen , en dat men zich zorgvuldiglijkft van hen moet
wachten.
86. Bepaling van de Begeerte,
Y\E Hijdingvan § Begeerte is een beroering van de zicI , door ^^-iT».
de ' geeften veroorzaakt , die haar fchikt om voor 't aanftaan f ^"H"^.
de die dmgen te willen , die zy aan haar vertoont welvoegende te
zijn. Dus begeert men niet alleenlijk de tegenwoordighcit van een
ahveezig, maar ook de bewaring van een tegenwoordig goct : en
daar by d'afweezigheit van een quaat , zo wel van 't geen , dat men
alree heeft, als van 't geen , dac men gelooft in aanllaandctiidcn
tekonnenontfangcn. '
87. D4t de Begeerte een lijding is , die geen ftrijdige beeft,
T K weet wel dat men gemenelijk in de fcholen de lijdmg , die tot
X debetrachtmgvan't goct (trekt, de welke men al een i Beseer- iCupUü.
te noemt , tegen de geen ftelt , die tot de vlucht van 't nuaaf S
de welkmen i^afkeernoemt. Maar dewijl er geengoet kan wJ: k a..,.
zen, daarafdeiberovingnieteenquaatis, noch ook geen quaat, 1 pJ.;^:
alsccn «flelligding aangemerkt , daar af de beroving niet een «^^«/>^/J-^
goet IS j en dat men ( om een voorbeelt by te brengen ; in 't zoe-
ken van de rijkdommen nootzakelijk d'armoede vlied , en in't vle-
den der ziekten de gezonthcit zoek , en dus ook met d'andere din-
gen: zodunktmydathetaltijtecnzelfdebeweginj^is, dietotdc
betrachting van 't goet , en te gelijk tot de vlucht van't quaat , dat
Itrijdigmethaans, beweegt. Ik aanmerk alleenlijk dit verfchil
daarin, dat de Begeerte, die men dan heeft , als men naar enie
goet ftrekt , van Liefde , en by gevolg van Hoop en Vreucht ver-
zeltis: in plaatsdat dezelfde Begeerte, als men tracht van't quaat
te verwijderen , dat tegen dit goet ftrijd , van Haat , Vrees en
Droef heit verzelt is ; 't welk oorzaak is dat men haar ftrijdis tegen
zich zelve oordeelt. Maar als men haar dan wil aanmerken , als zv
meen ze fdetijt gelijkelijk tot enig goet toegepall word , omdat
te betrachten , of tot het tegcngcltelr qaaat om dat te fchuwen , zo
kan men klaarblijkelijk zien dat zy niet , dan een enige liidinL^ is
die dit beide werkt. 0 j b »
88. mlken haar verfcheide gedaanten x.ijn.
DAar zou meer reden wezen om de Begeerte in zo veel ver- ^'
fcheide gedaanten te delen , als 'er verfcheide « voorwerpen o or ^
Zijn, die gezocht worden. Want, tot een voorbeelt , de p Nieus- r .
V " ) gierigheit ,
42 R. Des-Cartes
gierighfit , die niets anders is dan een Begeerte van te kennen , vcr-
fchilt veel van de Begeerte tot eer , en deze weer van de Begeerte
tot wraak, endusmetd'anderen. Maar 't is genoech als men weet
dat hier afzo veel gedaanten zijn , als van de Liefde of Haat , en
^Omfta- (Jat degenen , die uit ^ Beaangcnaming , of uit ' Affchrik fpruiten ,
tnlrrcr, d'aanmerkelijkften of fterkften zijn.
89. Hoedanig de Begeerte is , die uit affchrik ffruit.
t cn^idHM, -m JT Aar hoewel het niet dan een zelfde ' begeerte is , die tot de
iVx betrachting van een goct, en tot de vlucht van t quaat ftrekt,
dat daar tegen ft rij d , gelijk ik alreê gezegt heb : zo is echter de
c CtmfU. Begeerte , die uit ' Beaangcnaming fpruit , zeer verfchillend van
vH#'rr#r, dc gcnc , die uit V Affchrik voortkoomt. Want deze Beaangcna-
ming , en deze Affchrik , die warelijk tegen malkander ftrijden ,
X ob}ta*. j-i;^ niet het 2oct en q uaat , dat aan deze Bep;eerten tot * voorwer-
'flfj. pen dient , maar alleenlijk twee x ontroeringen van de ziel , die haar
voorbereiden om twee zeer verfchillende dingen te zoeken. Te
weten, d'Affchrik is van de natuur ingeftelt , om aan de ziel een
fchichtige en onverwachte doot te vertonen: in voegen dat, fchoon
fomtijts niet meer dan d'aanraking van een worm > of *t geruis vaa
een lillend blad , of de fchaduw van dit blad Affchrik veroorzaakt ,
men in 't eerft zo grote ontroercnis daar af ontfangt , als of een
zeer blijkelijk gevaar des doots zich aan onze zinnen vertoonde:
*t welk fchichtiglijk een aanftoking veroorzaakt , die de ziel parft
tot alle haar krachten te gebruiken , om een quaat , dat zo tegen-
z specict, woordig is , te fchuwen. En deze * ilach van Begeerte word gemc-
b ^Jitrf0, nelijk * Vlucht , of ^ Afkeer genoemt.
50. Hoedanig de Begeerte is , die uit Beaangenaming ffruit.
c T N tegendeel , de <^ Beaangcnaming is bezonderlijk van de Na-
ttmu. 1^ ^^^^^ ingeftelt , om de genieting van 't geen , dat aangenaam is^
als het gro'ütftc van alle de goederen , die tot de menfch behoren ,
te vertonen ; 't welk te wecgbrengt dat men deze genieting zeer
èSfuiis. vicrigl ijk begeert. Daar zijn, 't is waar, verfcheide J gedaanten
van Beaangenamingcn ; en de Begeert en , die daar uit fpruiten ,
zijn niet alle even machtig. Want , tot een voorbeelt , de fchoon-
heit der bloemen verwekt ons alleenlijk om hen t'aanfchouwen,en
die van de vruchten tot hen t'eten. Maar de voornaamfte beaange-
namingisdie gene , die van de volmaaktheden koomt , de welken
men zich in een menfch inbeeld , die i gelijk men meent , een an-
Lijdingen V4n de ZIE L.
der zich zelf kan worden. Want de Natuur hecfc, benefFcns de
e verfchillentheit van kunne, die zy zo wel in de menfchen , als in '^'/--^
de beeaen geplaatft heeft , ook zekereindrukkingen in de harllè.
ncn ingedrukt , die te weegbrengen dat men zich in zekere ouder'
dom , en in zekere tijden als gebrekkelijk aanmerkt , en als of men
met meer dan de helft van een geheel was , daar af een menfch van
d' andere f kunne d' andere helft moet wezen: in voegen dat de
verkrijging van deze helft door de natuur verwardelijk, als t groot-
fte van alle d'inbeeldelijke goederen, vertoont word. En hoewel
men veel lieden van deze andere kunne ziet , zo wenfcht men ech-
ter niet veel daar afin een zelfde tijt, om dat de Natuur niet doet
inbeelden dat men meer dan een helft behoeft. Maar als men in
lemant iets bemerkt, 't welk meèr behaagt dan't geen, dat men
ter zelfde tijt in d' anderen bemerkt, zo doet dat de ziel befluiten
om tot dit een alleen alle de neiging te gevoelen, die de Natuur
aan hem gegeven heeft, om 'tgoet te betrachten , dat zy aan hem
als'tgrootfte, dat men bezitten kan , vertoont. EndezegnciVing s^^^-'/*.
of ^begeerte, diedusuitde'Beaangenamingfpruit, word eemc-
nelijker , dan de ^ Lijding van de Liefde zelf, die voor befchrevcn JS"^'''"-
is, met de naam van ^ Liefde genoemt. Zy heeft ook vreemder f
uitwerkingen , en dient tot voorname " llofFe aan de makers der ^Effictut,
verdichte boeken , en aan de ° Dichters. " Mattria, *
O Voas,
91 . bepaling van de Bl^Jcbap.
DE P Bly fchap is een aangename ^ ontroerenis van de ziel , in de q Ommtu,
welke de genieting beftaat, diezy van 'tgoet heeft, 'twelk
d' indrukkingen der harflènen aan haar, als 't hare, vertonen. Ik
zeg dat in deze ontroerenis de genieting van 't goet beftaat. Want
zeker, de ziel ontfangt geen andere vrucht van alle de goederen,
die zy bezit; en men kan zeggen dat, terwijl zy 'er geen Bly-
fchap af heeft, zy geen meerder genieting daar af heeft , als of
zy hen met bezat. Ik voeg 'er by dat 'et het goet is , 't welk d' in-
drukkingen van de harflenen aan haar, als t hare, vertonen, om
deze Blyichap niet te verwarren, dieecn hjdingis, metdC^BIV- ^^**itf'pti-
fchapzuiverlijkverflandelijk, die door d' enige 5 doening van de '/J^''**^**"
zielindezielkoomt, en die men een aangename ontroerenis kan '-'"'•^
noemen, in haar door haar zelve verwekt , in de welke de genie-
ting beftaat, die zy van 'tgoet heeft, dat haar vcrftant aan haar,
als 't hare, vertoont, 't Is wel waar dat, terwijl de ziel aan*t lig-
haamgevoegtis, deze verftandelijke Blyfchap nootzakelijk met
(H2) deze.
bilu
44 R. Des-Cartes
iP-/7fc« ^eze, die een t lijding is , verzelt moet wezen. Wantzo haaftals
onz verftant bemerkt dat w y enig goet bezitten , zo maakt echter
y UaiitiM' V d'inbeelding , fchoon dit goet zo verfchillend van al *t geen , dat
tot het lighaam behoort , kan wezen , dat het ook geheel niet
^ inbeeldelijk is , terftont enige indruk in de harflènen , uit de wel-
ke de beweging der geeftcn volgt , en deze beweging verwekt de
lijding van Blyfchap.
91, Tte helding van de Droef heit.
y Triflitis. TP\ E >' Droef heit is een ^ onaangename quijning , in de welke
i«fr*ïf *r ongemak beftaat , 't welk de ziel van het q iiaat ontfangt, o f
van 't gebrek , 't welk d'indrukljingen der harflènen aan haar ver-
i Trifiitia tonen , als of 't aan haar behoort. Daar is ook een » verfl:andelij-
t'Sr^*''^^ Droef heit , die niet dc ^lijding , maar byna altijt daar mee
verzelt is.
95. Welken d' oorzaken de^er twee ladingen ^n.
<.Lgtuiavti'\/t Aar dewijl de "^verftandelijkeBlyfchap of Droef heit dus de
ZtanJu, gene verwekt , die een ''lijding is , zo is ook hun oorzaak
d * blijkelijk genoech : en men ziet uit hun « bepalingen , dat de Bly-
^J^!^'*'" fchap uit de ^waan van dat men enig goet bezit , en de Droef heit
f o)«i». uit de waan van enig quaat , of van enig gebrek te hebben , Ipruit.
Maar het gebeurt dikwijls dat men zich bedroeft of blijde gevoelt ,
^Dijiinffé, zonder g onderfcheidelijk het goet of 't quaat , die d'oorzaken daar
afzijn, te bemerken i te weten dan , als dit goet, of dit quaat
h imprcjTui- hun ^ indrukkingen , zonder behulp van de zi«l , in de harflènen
maken , fomtijts om dat zy alleenlijk tot het lighaam behoren,
cnookfomtijtsomdat , fchoon zy tot de ziel behoren , zy hen
niet als goet en quaat aanmerkt , maar onder enige andere ge-
daante , daaraf d'indrukking met die van 't goet en quaat in de
harflènen gevoegt is.
^4. Hoe deze lijdingen door 'tjoet en quaat , dat aÜeenl^k het lig'
haam aangaat , verwekt worden ; en waar in de kittèimg en de
fijn bejïaat.
i Elijk dus , als men in volkome gezontheit , en als *t weer hel-
' derder is , dan naar gewoonte , zo gevoelt men in zich een
, ' blygeeftighcit , die van geen werking van't verftant voortkoomt,
maar alleenlijk van d'indrukkingen , die de beweging der gcellen
in de harflènen maakt : en men gevoelt zich dus ook droevig , als
't lighaam
G!
Lijdingen van de ZIEL, 4^
't lighaam niet wel geftelt is , fchoon men niet weet dat het zoda-
mg IS. Dus word de k kitteling der zinnen van de blyfchap, en de k "n/^-//*
ipijnvandc-droefheitzovannabygevolgt, dathetmeefte deelffir
der menlchen hen met ondcrkheid. Doch zy verfchillcn echter
zoveel, dat men fomtijts pijn met blyfchap kan lijden , cnkitte-
Inigmet ongcneucht gevoelen. Maar d'oorzaak , die te weeg-
brengt dat de blyfchap gemcnelijk op de kitteling volgt , is dat al
'tgeen, 'c welk men kitteling , of een aangenaam gevoel noemt,
hier in beftaat , dat de " voorwerpen der zinnen enige bcwep;ine r ^P'^"*
in de zenuwen verwekken , die machtig zou wezen om hen te hiir-
deren , zo zy met krachts gcnoech hadden om haar tegen te ftaan , .
of zo het lighaam niet wel geftelt was. Dit maakt in de harflcnen
ecn indruk , die , van de Natuur ingeftelt , om deze goede geftel-
tenis , en deze kracht te betuigen , haar aan de ziel vertoont se-
lijk een goet , dat aan haar behoort , voor zo veel zy met het lis-
haam verenigt is ; en verwekt dus blyfchap in haar. Ditis byna
de zelfde reden , die te weegbrengt dat men naturelijk geneuch-
te fchept in zich tot alderhande » lijdingen bewogen te gevoe- o P^.^^««r.
len , ja zelf tot droef heit en haat , als deze lijdingen alleenlijk
veroorzaakt zijn door vreemde voorvallen , die men op een toon-
neel ziet vertonen , of door andere diergelijke onderwerpen,
die, geenfins aan ons hinderen konnende , onze ziel , met haar
teraken, fchijnen te kittelen. En d'oorzaak , dicgcmenelijk
droef heit voortbrengt, is dat het p gevoel , 't welk men q pijn p s.»r...
noemt , altijt van een zo geweldige ^doening voortkoomt , dat^^*'""'
zy de zenuwen befchadigt: in voegen dat zy , van de natuur ge/
ftelt om aan de ziel de fchade , die't lighaam door deze doe-
ninglijd , aan te wijzen , cn meteenen haar zwakheit hier in ,
dat het die niet tegenftaan kan , hen beide aan de ziel als quaden
vertoont , die altijt onaangenaam aan haar zijn , uirgezondert
als zy enige goederen veroorzaken , die zy meer dan deze qua-
den acht.
95-. Hoe %j) ook door 't goet en qtuat , welk de üel niet aanmerlt,
fchoon het tot haar behoort , verwekt konneh worden • gelijk
vtrmaak > dat men fchept in ucb in gevaar te begeven , of in aan
ver lede quaat te gedenken,
DUs fpruit het = vermaak , 'twelk de jonge lieden dikwijls ,v,/«m-,
fcheppen m zware dingen aan te vangen , of zich voor grote
f^evarelijkheden bloot te geven , fchoon zy geen nuttigheit , noch
3) geen
46 R, Des-Cartes
gen eer daar af verhopen , in ben uit deze bedenking , dat het
geen , 't welk zy aanvangen , zwaar is , 't welk een indruk in hun
harflèncn maakt , die ( by de gene gevoegt , de welke zy zouden
K Ttrmsu- konnen ' vormen , zo zy dochten dat het een goet is zich dapper ,
gelukkig , behendig en llerk te gevoelen om zich in zulk gevaar
le darren wagen ) oorzaak is dat zy daar in vermaak fcheppen. En
de vernoeging , die d'oude lieden nemen , als zy aan de quaden
gedenken j die zy geleden hebben , koomt van dat zy voor zich
vertonen dat het een goet is dat zy echter in ftant hebben konnen
blijven.
96. Hoedanig de bewegingen van*t hloet , en van de geeflen z.jf»,
die de vijf voorgaande Ladingen veroorzaken.
V ?Ajptnu, TTX E vijf V Lijdingen , die ik hier begonnen heb te verklaren
zijn zodanig te zamen gevoegt , of tegen malkander geltelt ,
dat men hen lichtelijker alle te gelijk kan aanmerken , dan van
KMnifMit yder in 't bezonder handelen , gelijk van de ^ Verwondering ge-
handelt is. Hun oorfprong is niet, gelijk die van de Verwondering,
in de harflènen alleen , maar ook in 't hart , in de milt , in de lever,
en in alle d'andere delen van'tlighaam , voor zo veel zy tot dc
voortbrenging van 't bloed , en van de geeften dienen. Want hoe-
wel alle d'aderen het bloed , 't welk zy in zich hebben , naar 't hart
y v«x. geleiden , zo gebeurt echter fomtijts dat het bloet van enige y ade-
ren met groter kracht , dan dat van d'anderen , derwaarts gcdre-
z ortfiiia, ven word j en 't gebeurt ook dat de ^ monden , deur de welken het
in't hart koomt , of degenen, daar deur het uitgaat , ind'centijc
wijder of naauwer zijn , dan in d'ander.
C)j. De voornaamfle ervar entbeden , die dienjiig zjjn om deze he^
wegingen te hennen , te weten in de Liefde.
a T.sptritn- TT Oorts, in dc vericheide ontroeringen t'aanmerken , die * d'er-
V varentheit in onzHghaam vertoont, terwijl onze ziel van ver-
b Fsjjimis. icheide ^ lijdingen bewogen word , bemerk ik dat in de c Liefde ,
c Amtr, als zy allccn is , dat is , als zy van geen krachtige Blyfchap , of Be-
i ?nifut. geerte , of Droef heit verzelt is , de klopping van ae flag'ader ge-
lijk , en veel groter en krachtiger dan naar gewoonte is , dat men
een zoete hitte in de borft gevoelt , en dat de fpijs veel vaardiger in
de maag verteert word : in voegen dat deze lijding nut voor de ge-
zontheit is.
98. IM
L^dingttt van de ZIEL.
47
I
98. In de haat.
N tegendeel , ik bemerk in de* Haat , dat de flagader onee- *
lijk en flaau wer klopt , en dikwijls fnelder is , dat men koude ge<.
voelt , ik weet niet met welke fcherpe en prikkelende hitte in de
borft vermengt , dat de maag aflaat van haar plicht te plegen , en
genegen is tot fpuwen , en de fpijs , die men geëcen heeft weer uit
te werpen , of ten minften haar te bederven , en in quade ^ voch-
tighcden te verkeren.
99! In de Bl^fchdp,
T N de Blyfchap is de llag'ader gelijker van flag , cn fnelder dan
J- naar gewoonte , maar niet zo groot of krachtig , als in de g I.ief- S ^«""^
de; en men gevoelt een aangename warmte, die niet alleenlijk in
deborrtis, maar die zich ook in alle d*uiterhjke delen van't lig-
haara verfpreid , en dit methet bloet , 't welk mem'n overvloec
derwaarts ziet komen : en men verheft fomtijts de fmaak en graag,-
heit» om dat de tering niet zo wel, als naar gewoonte , gefchicd.
100. In de Broefbek.
IN dc ^ Droef heit is de flag van de flagaJer zwakker en trager ; ^
en men gevoelt als banden om't hart , die't prangen en benaau-
wen, enalsys, dat het doet bevriezen , en zijn koude aan't ove-
rige van 't lighaam meedeelt. Men heeft ondertuflchen fomtijts
goede trek tot eten , en men bemerkt dat de maag in haar plicht
JXict gebrekkelijk is,zo'er geen Haat met dc droef heit vermengt is.
101. In de Begeerte.
Eindelijk , ik bemerk dit in de 5 Begeerte bezonder , dat zy *t :c«/<^/r«.
hart geweldiglijker drijft , dan een der anderen lijdingen , en
aandeharflenenmeergeefl:cnbeftelt,die, van daar in de^fpi^ren
komende, alle de ^ zinnen fcherpzinniger, en alle de delen van 't ïs*-/*».
lighaam bewegelijker maken.
102. De beweging van > hloet , en van de gecjïên in de Liefde. ^Sa^"''^
DEze en veel andere ^ opmerkingen , die te lang zouden zijn
om te fchrijven,hebben aan my flofi^e gegeven om t'oordelen ol!!^r^,:
dat , als't verflant enig " voorwerp van Liefde aan zich vertoont j j,,^'-*
O d'indruk , die deze P denkingen in de harflenen maakt , de 1 diere- "sp,ritm
lijke geeften deur de zenuwen van 't zefte paar naar de ' fpicrcn ge- / U^'^v^,
leidr
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
48 R. D E S - C A R T E s
leid , die omtrent het ingcwant en de maag zijn , en dit op zodanig
ï Snccw^ een wijze , als vcreifcht is om te maken dat het ^ gijl der (pijs , dat
in nieu bloet verandert , vaerdiglijk naar 't hart toegaat , zonder
in de lever llil te wezen , en dat iiet , met groter kracht derwaarts
gedreven , dan t geen , dat in d'andere delen van 't lighaam is , daar
in groter overvloetinkoorat,en daar een krachtiger hitte verwekt,
om dat het grover is dan't geen, 'c welk veelmaal gczuivert en dun
gemaakt is met deur en weérdeur 't hart te lopen. Dit doet dat'et
t spiritw. ook de ^geeflen , daar af de delen grover zijn , en meer dan naar
gewoonte bewogen worden , naar de harllènen zend : en deze gce-
V Jntfrcjj:,. ^^^^ ^ V d'indruk verllerkende, die d'cerfte denking van't minnelijk
voorwerp daar gemaakt heeft , verplichten de ziel tot zich op de-
aJS' denking te veften j en hier in beftaat de * lijding van de Liefde,
103. In de Haat.
H Et tegendeel gebeurt in de Haat , daar d'eerfte denking van
z s/»/r/f /«. ^ oor werp , 't welk v af keer veroorzaakt , de ^ geeften , die
AMufemiil indeharflenenzijn , zodanig naar de ^ fpiercn van de maag , en
b Snuas, van 't ingewant geleid , dat zy beletten dat het ^ gijl , of de fap
der fpijs zich met het bloet vermengt , met alle d'openingen , daar
't zijn gewone loop deur had , te Huiten ; en zy geleid hen ook zo-
danig naar de kleine zenuwen van de milt , en van 't innerlijk deel
van de lever , daardegalontfangcn word , dat de delen van't bloet,
die gewent zijn naar deze plaatfen geworpen te worden , daaruit
cVtnAcavA, komen, en met het geen, 't welk in de takken van de MioUe ader
is , naar 'c hart vlieten. Dit veroorzaakt grote ongelijkheit in des
zelfs hitte , vermits het bloet , dat van de milt koomt , naauwelijks
verwarmt en gczuivert kan worden, en dat, in tegendeel, het geen,
't welk van 't innerlijk deel des levens koomt , daar de gal altijt is ,
brand , en zich vaerdiglijk verfpreid. Dieshalven hebben de gce-
llen, die naar de harflénen gaan , ook zeer ongelijke delen , en
zeer bovengemene bewegingen. Hier uit fpruit dat zy daar dc
i Utz tdii, d denkbeelden van Haat , die daar alreê ingedrukt waren , verfter-
ken , en de ziel tot gedachten bereiden, die volvanbitterheit
cnvvrangheit zijn.
104. In de Bljffchap,
e L*tHü, T ,N de e Blyfchap werken niet zo zeer de ^ zenuwen van de milt ,
Ktrvt. jg^gj, ^ ujjjjjg ^ of ingewant , als de genen , die in't overige van
s oj^/ï'^-» 't lighaam zijn ; en bezonderlijk de genen , die rontom de ^ mon-
Lijdingen van de ZlEh.
den van 't hart zijn die , deze openingen openende en opruiracn-
de ann'c bloet, dat d'andcrc zenuwen uit d'aderen naar 't hart Uw
dnjft, middel geeit van in groter menigte, dan zy gewent zijn
daar in te komen en uit te gaan. En om dat het bloct f 't welk dan
m thartkoomt, daar aircê veelmaal deur en weêrdeur gegaan is
vermits het uit de ' flagadcrcn in d'aderen gekomen is , zo verfpreid' • a«.w..
het zich zeer lichtelijk , en brengt ^ geeften voort, daar af de delen, 1= SpM,.,.
zecrgelijicen fijn zijnde, bequaam zijn om 'd'indrukkingender ' '"V'/ü'-
jjarlienen , die aan de ziel vrolijke cn gerufte gedachten geven , te r
„, vormen, en te verfterken. ' ^ ^ ' > cc «, f.r»..r,.
105. In de Droef heit.
T N tegendeel , in de Droef heit zijn d'openingen van't hart zeer
J. te zamen getrokken door de kleine zenuw, die hen omringt ; en
tb oct der aderen IS geenfins bewogen : 'c welk te weecbrenet
dat er zeer weinignaar 't hart trekt. En de deurgangen , daar deur
n tgijl , offap derfpijsuitdemaag , en uit het ingewant naar de . ,
lever vloeit, blijven ondertuflchen open ; en dit veroorzaakt dat
de trek en graaghcit met vermindert , uitgezondertdan , als de
Haat , die dikwijls aan de Droef heit gevoegt is , hen fluit.
106. I» de Begeerte.
•p Indelijk, de O lijding van Begeerte heeft dit eigen, dat de wil, „, ^
1^ die men heeft , van enig goet te willen , of enfg quaat te vlie- «*. ,
den , vaerdiglijkdegeeftenderharflènenzendnaaralle de delen
van tlighaam, die dienftig tot de p doeningen konnen wezen , de p^«„„.
welken hier toe vereifcht worden , en bezonderlijk naar 't hart ,
en naar d andere delen , die 't meefte bleet aan 't hart verfchafFen,
op dat het, groter overvloet , dan het gewent is , daar af ont-
;t".^tn ' ^""T "?^"'gte van igeeften naar de harflenenzou „s.w,.,:
zenden , zo om daar het ■■ denkbeelt van deze wil t-ondcrhouden , ,iL
cn te verfterken,als om van daar in alle de ' werktuigen der zinnen,
en in alle de ' fpieren te komen , die gebruikt konnen worden om
al 't geen, dat men begeert, te vervormen.
107. mlkd'oorzaal^dez.er bewegingen is, i„ ,<e Vufde.
ENik leid de redenen van dit alles van 't geen af, dat hier voor
gezegt is , dat'er zodanig een verbintenis tuflthen onze ziel
enonzlighaamis, dat, als wy eens enige * lighamelijke doening v^a„,„
met enigê denking te zamen gevoegt hebben , een van beide zich
(O ook
fenjuum.
l MsfctiU,
hl
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
R. Des-Cartes
ook daar na niet voor ons vertoont , zonder dat d'andcr ook vcr-
fchijnt. Gelijk men in de genen ziet , die , ziek zijnde , met grote
xjvtrjit. * tegenzin enige drank hebben gedronken , dat zy daar na niets
konnen eten of drinken , 'c welk cnigfins daar na gelijkt , zonder
wcêr de zelfde tegenzin te hebben ; en desgelijks , dat zy niet op
de tegenzin , die men van de geneesdranken heeft , konnen den-
ken , of de zelfde fmaak koomt hen weer in gedachten. Want my
7 dunkt dat d'eerlle y lijdmgcn , die onze ziel gehad heeft , toen zy
begon aan onz lighaam ge voegt te worden , geweeffc moeten heb-
iSmecw, ben dat fomtijts het bloet , of andere^ vocht , die in 't hart quam ,
een bequamcr vocdfel , dan naar gewoonte , was , om daar dc
warmte ,.die't begin van't leven is , t'onderhouden ^ 't wclkd'oor-
zaak was dat de ziel vry williglijk dit voedfel aan zich voegde , dat
tSfirHm, is het beminde : en in de zelfde tijt vloeiden de ageeften uit dc
harflènen naar die fpiercn , die de delen , uit de welken het bloet »
of de vocht naar 't hart gekomen was , konden drukken of drijven,
om te maken dat zy meer daar af aan 't hart zouden zenden ; ea'
deze delen waren de maag en 't ingewant , daar af de beweging dc
graagheit vermeerdert , of ook de lever en long , die door dc
hvimfcnu b fpiercn van 't middelfchot gedrukt konnen worden. En dicshal-
dtafhra^fHM' ^^^^^ ^^^^ zclfdc bcwcging der geeften federt altijt de « lijding
c van de Liefde verzelt.
io8. indeUodt.
d Sueem Q Omtijts,in tegendeel,quam'èr naar't hart een ^ vreemde vocht,
f$rtir$niu, ^ ^-^^ bcquaam was omde hitte daar af t'onderhouden , ja die
haar uitbluflchen kon ; en dit was d'oorzaak van dat de geeften, die
e Vajfio tdti. u;> hart naar de harflènen opklommen , in dc ziel de * lijding
f SpiritM. van Haat verwekten. Deze f geeften gingen ter zelfde tijt ook uit
l Hcrvé» dc harllencn naar de z zenuwen , die het bleet van de milt , en der
hr««, kleine aderen van de lever naar 't hart konden drijven , om aan
deze fchadelijke vocht d'ingang te ftoppen , en ook naar die ade-
ren , die deze vocht naar 't ingewant , en naar de maag konden
drijven , ofook fomtijts de maag tot haar uit te fpuwcn verwek-
ken. Dit is d'oorzaak van dat deze zelfde bewegingen gemcnelijk
de lijding van de Haat verzeilen : en men kan ogenfchijnelijk zien
dat er in de lever een menigte van aderen , of van tamelijke brede
iVaiêpiria. pijpen is , dcur de welken het gijl ot fap der (pijzen uit de ^ poort-
WuMCAva, ader in de ''holle ader j en van daar in 'thart deurgaan kan , zonder
enigfins in dc lever te vertoeven. Men ziet'er ook ontellijkc klein-
dcr
Lijdingen van de ZIEL.
der aderen of pijpen , daar het blijven kan , en die altiit ovcrgc-
fchotebloetm zich hebben, gehjk de milt ook doet • enditbloet
grover zijnde dan 'tgeen , 't welk in d'andere delen van't hghaam
IS, kan beter tot voedfel aan 't vuur dienen, dat in 't hart is, als
dc maag cn'cingewantgebrekkehjk zijn in 't hart daar af tc'ver-
zorgen.
109. In de Bljfchap.
H Etisookfomtijtsin'tbegin van onz leven gebeurt dat het
bloct, in d'aderen begrepen, een bequaam voedfel was om
de warmte van't hart t'onderhouden , en dat zy zo groot een over-
vloet daar afin zich hadden , dat het hart geen voedfel van elders
behoefde te trekken. Dit heeft in de ziel de ^ lijding van Blyfchap ' ^'Jf^
verwekt , en ter zelfde tijt gemaakt dat de ^ monden van *t hart m
zich bovengewoontcgeopent hebben, en dat de " geeften , over- °
vloediglijk uit de harflbnen vloejendc , niet alleenlijk in de o ^enu- o l^trvi.
wen , die dienftig zijn om deze monden t^openen, maar ook in't al,
gemeen in alled'andere zenuwen, die*t bloet der aderen naar't hart
drijven , beletten dat'er nieu bloet uit de lever , milt , ingewant en
maagkoomt : en daarom verzeilen deze zelfde bewegingen de
Blykhap.
1 1 0. Jn de Droef heft
SOmtijts , in tegendeel , is't ook gebeurt dat het lighaam gebrek
van voedfel heeft gehad : en dit is't geen , 't welk aan de ziel
haar eerfle p Droef heit moet hebben doen gevoelen , ten minden P ^'■(/»''''«»
die gene , die noch niet aan de Haat gevoegt heeft geweefl-. Dit
heeft ook gemaakt dat de n monden van't hart zich ingetrokken qor./c,^
hebben, en naauwer geworden zijn , om dat zy weinig bloet ont-
fingen ; en dat een merkelijk deel van dit bloet uit de milt is geko-
men , om dat zy als een lefte bewaarplaats is , dicnrtigom 't bloct
aan 't hart te befchikken , als't niet genoech van elders krijgt. Dies-
halven is de Droef heit altijt van deze bewegingen dergeellen , en
der zenuwen verzelt , die bequaam zijn om dus de monden van
*t hart in te trekken , en 'c bloet van de milt derwaarts te brengen.
111. In de^ Begeerte,
Eindelijk , alle d'eerfte 'Begeerten , die de ziel gehad kan heb • r c«^«,f«.
ben , toen zy nieuwelijks aan't lighaam gevoegt was , hebben
geweeft de dingen , die welvoegend aan haar waren , t'ontfangen ,
en de genen, die hinderlijk aan haar waren, af tc weren. Knom
2) deze
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
R. D E S - C A R T E S
sEgeffus. (Jeze zelfde s werkingen hebben de t geeften van toen af begonnen
Vunfcuii, alle de ^ fpieren , cn alle de werktuigen der zinnen op alderhande
X or^ana y wijzen , dat zy kennen , te bewegen. Dit is oorzaak dat nu , als
yëdoX de ziel iets begeert , 't gehele lighaam vlugger , en beter geltelt
word om zich te bewegen, dan het anders wezen zou. En als't ge-
beurt dat het lighaam dus gelchikt is zo maakt dit de Begeerten
van de ziel vieriger en krachtiger.
112. Welken, d* uiterlijke tekenen dez.er lijdingen z.§n.
*t Een, 't welk ik hier geftelt heb, vertoont klarelijk genoech
z Differentia VJTd'oor zakcn der ^ verlchillentheden van de llag'ader , en van
a Vrcfrieta- allc d'audcrc ^ cigenfchappen , die ik hier voor aan deze ^ lijdin-
hPaffimf tocgecigent heb , zonder dat ik hen wijder behoef te verkla-
"* ren. Maar vermits ik alleenlijk in yder'tgeen aangemerkt heb,
't welk men daar in aanmerken kan , als zy alleen is , en dat dien-
IHg is om de bewegingen van 't bloet en der geeft;en,die hen voort-
brengen , te kennen , zo heb ik noch van veel uitterlijke tekenen
te handelen , die hen gemenelijk verzeilen , en die veel beter be-
merkt worden , alszy veel tezamen vermengt zijn, gelijk men
hen gemenelijk bevind , dan als zy afgefcheiden en bezonder zijn.
cjauna. De voornaamden dezer tekenen zijn de doeningen der ogen,
dTremcr, cü van 't aaugczicht , de veranderingen van verwe , Jtril-
eLa^guor. Viug , «^quijning, bezwijming, gelach, tranen, ^zuchten, en
1 1 5. Van de doeningen der ogeii , en van 'f aangez^icht.
DAar is geen lijding , die niet door enige bezondere doening
der ogen verklaart word ; cnditis zo klaar en blijkclijk m
lxV.^jfma. eniger dezer 'Mijdingen , dat zelfde plomfte knechten aan 'toog
van hun mcefkr konncn merken of hy tegen hen vcrllcurt is , of
i jmonci j-jiej;^ [choon men lichtelijk deze ' doeningen der ogen be-
««/w fpeurt , en weet wat zy betekenen , zo kan men echter hen niet
lichtelijk befchrijvcn , om dat ydcr van hen uit veel veranderingen
te zamên is gezet , die in de beweging , en in de gellalte van't oog
voorkomen , de v/elken zo bezonder en klein zijn , dat yder van
hen niet afgclcheidelijk bemerkt k-An worden, fchoon men 't geen,
datuithun zamenvoegingfpruit , lichtelijk bemerkt. Men kan
k Aauncs byna desgelijks van de ^ doeningen van 't aangezicht , die ook de
lijdingen verzeilen , zeggen : want hoewel zy groter dan die van
d'ogenzijn , zo kan men echter hen zwarehjk onderfcheiden;
Lydiiigen van de ZïEL..
. co zy verfcliillen zo weinig ^ dat'er tnenfchen zijn , die bvna een
zelfde gelaat maken als zyfchreijen , alsd'anderen , die K
Daarzyn, 'c.swaar emgen , die men wel kan merken geSdc
rimpelen van 't voorhooft m de toorn , en zekere beweg nS van
de neus en van de lippen in de 'verfmading en befpottiifg f „a " ,
zy fchijncn met zo zeer „aturel.jk , als v"y willigste welen ^n ' '
in t algemeen konnen alle de m doeningen , zo wel van 't aantre
zicht als van d'ogen , door de ziel vfrandert worden . Tly"^""'""'
haarhjding verbergen willende , zich krachtiglijk een ftrijdige
lyding mbeeld : in voegen dat men hen zo wel kan gebruiken , ?n
zijn lijdingen te vemzcn, als in hen t'opcnbaren.
1 14, Van de verandering van verwe.
"lyi" En kan zich niet zo lichtelijk beletten van te blozen , of
J-Vi bleek te worden als enige lijding tot een van beide ee
fchikt maakt ; om dat deze veranderingai niet van dc" Lnu J-n
en ofpicren , gelijk de voorgaanden , Pafhansen mnar i on "X""'-
middelijk van 't hart komen ."'t welk men de '?ronMdin°en
kan noemen , voor zo veel 't het bloet , cn dc geeflen bereid 'itT::!^;
tot hen voort te brengen. Nu , 't is zeker dat dc ' verwe van't aan-
gezicht alleenlijk van "t bloet koomt, 'twclk, gedurinlijk uit het
hart deur dc 'flagaderenin alle ^d'aderen , en uit alTe d'aderen t^«, ■
in'thartvloejende, het aangezicht meer of min verwt, naar dat
het meer of mm dc kleine aderen , die naar haar '^buitenvlakte •
zijn, vervult. " --"viaKcc xj»,,,/;,,..
115". hoe de hl ji'du^ doet bhz.cn.
PI Us maakt de y Blyfchan dc vmve levendiger cn blozicrer ,
1^ om dat zy , de X klapvliezen van 't hart openende , te weeg.' 'cT'.
brengt dat het bloet gezwindclijker in alle 5 d'aderen vloeit , "^t '
en dat het , heter en dunder wordende , matiglijk alle de delen
van t aangezicht vervult ; 't welk het gelaat vroli jker en bliider
maakt.
1 16. ïloe de Droef heit bUek doet worden.
DE >. Droef heit in tegendeel , de ' monden vnn 't hart intrek- b rrm>.,.
kende, doet dat het bloet tragelijker in d'aderen vloeit, en
dat het , koelderen dikker wordende , daar minder plaats be-
hoeft te beflaan:in voegen dat'ct zich in de ruimer aderen vei trekl
kende, die de naallen aan 't hart zijn , de genen , die vcrAe af"e-
corittt.
^ ) Icgcn
54 R. D E 5 - C A R T E S
legen zijn , verlaat , en dewijl dc fchijnbaarflen daaraf dc gcnca
van 't aangezicht zijn , zo doet het dat bleek cn mager fchijnen ,
voornamelijk als de Droef heit groot is , of als zy vaardiglijk ovcr-
koomt , gelijk men in Vcrfchrikking ziet , daar af d'overvalling de
doening vermeerdert , die 't hart fluit.
117. Hoe men dikwijls blooji, als men droevig ü.
DOch het gebeurt dikwijls dat men, droevig zijnde, niet bleek
word , maar in tegendeel blooft. Dit moet aan de andere lij-
dingen tocgefchreven worden , die zich by de Droef heit voegen,
te weten aan de Liefde , of aan de Haat, en ook fomtijts aan de Be-
geerte. Want deze lijdingen, het bloct verwarmende , of voort-
drijvende , *t welk uit de lever , uit het ingewant , en uit d'andere
innerlijke delen koomt , drijven dat naar't hart, en van daar deur
tï^H-r* ^ S^^^*: flag,adcr naar d'aderen van't aangezicht , zonder dat de
c orifi'ei* Droef heit , die van weerzijden de « monden van't hart ftopt, zulks
mdu, beletten kan , dan als zy zeer overmatig is. Maar fchoon zy niet
meer dan middelmatig is , zo belet zy lichtelijk dat het bloet , dus
in d'aderen van 't aangezicht gekomen , naar 't hart daalt , terwijl
de Liefde , Begeerte , of de Haat ander bloet uit d* innerlijke de-
len derwaarts drijven . En dit is d* oorzaak dat dit bloet , rontom
't aangezicht blijvende, dat root maakt , en noch roder dan in de
Blyfchapjom dat de verwe van'c bloet zo veel te fchoondcr fchijnt,
als het langfamelijker loopt , enookomdat'er dus meer in d'ade-
ren van *t aangezicht kan vergaderen, dan als de monden van 't hart
opendcr zijn. Dit blijkt voornamelijk in de fchaamte , de welke uit
de Liefde van zich relf , en uit een parflènde Begeerte van de te-
cnwoordige fchande te fchuwen te zamen is gezet , 't welk het
loet der innerlijke delen naar 't hart doet komen , en van daar
UrttriM, (Jeur de fflagaders naar't aangezicht ; en daar by een matige
Droef heit , die't bloet belet wcér naar 't hart te keren. Dit zelfde
blijkt ook gemenclijk als men fchreit : want ( gelijk ik hier nu zeg-
gen zal ) de Liefde , aan de Droef heit gevcegt , veroorzaakt het
mecfte deel der tranen. Dit zelfde blijkt meê in de toorn , daar in
dikwijls een vaardige Begeerte van wraak met de Liefde , Haat cn
Droef heit vei*mengt is.
1 18. Van de TriUing,
gTr^wm/. P^E, sTrilhngen hebben twee verfcheidc oorzaken ; d' een is
h $/,ir^«. dat er fomtijts te weinig geeflen uit de harflenen m de zenu-
wen
ladingen vsn rfr ZIEL.
wen komen , cn d'ander dat;er fom tijts te veel zijn om wel en recht
de kleme deurgangen der fpicrent^ die, voWns^teeen
datm telfdeLidgezegtis wel gefloten moeten wez^en/f^ 3c
bewegingen der leden te bepalen. D'ecrftc oorzaak blijktrSc
Droef heit en Vrees; gelijk ook dan, als men van koude trilt. Want
deze lijdingen konnen zo wel , als de koude van de lucht , het bloct
todanig dikmaken , dat het niet genoech geeften naar de harflenen
^nd , op dat die hen weer naar de zenuwen zouden zenden
D andere oorzaak blijkt dikwijls in de genen , die iets vierieliik be-*
geren , en in de genen , die zeer ontftelt van toorn zijn , pcliik ook
in de genen,die zich dronken gedronken hebben. Want deze twee
lijdingen doen, zo wel als de wijn , fomtijtszo veelgcefteninde
narllenen komen , dat zy niet in ordening van daar naar de fpieren
konnen geleid worden. *
X 19. Van d$ Qu^ning,
DE i Qiiijning is een k gcfteltenis tot verflaau wing , en zonder ^
beweging te zijn; 't welk in alle de leden gevoel t word Zy
koomt , gelijk de ' trilling , hier uit , dat'er niet genoech geeften 1 mm^r
inde harflenen gaan ; maar op een veiTchillende wijze. Want
dWzaak van de trilling is dat'ernietgenoech geeften in de harf-
fenenzijn , om de bepalingen van de «klier te gehoorzamen, m D.,„«i.
als zy hen naar enige ° fpier flu wt : in plaats dat de Quijning hier af T'T"} ,
koomt , dat de klier hen met wel bepaalt m eer n^r fommigcn, o ^«/.It:
dan naar d'andere fpieren te gaan. °
120. me zjjf door de Liefde , en door de Begeerte ver-
oor'^aakt word,
ü N de lijding , die gemcnelijk deze p uitwerking veroorzaakt , p ej^^s^,
i-> IS dcjj Liefde, by de begeerte van een ding gevoegt, daaraf ^^1"^.-*
de verknjgmg voor de tegenwoordige tijr als met mogcJijk inee- '
beeld word. Want dc Liefde bezet zodanig de ziel in 't beminde
voorwerp t'aanmerken, dat zy alledegeeflen, die in de harflenen
zijn , gebruikt om 't beelt daar af aan haar te vertonen , en alle de
bewegingen van de klier, die hier toe niet dienen , doet llilftaan.
Men moet , voor zo veel de begeerte aangaat, aanmerken dat 'd'ei- s Fropna^,
genfchap , die ik aan haar toegevoegt heb , van 't geheel üghaam
bewegehjker te maken , aan haar met paft , dan als men zich in-
beeld dat het begeerde voorwerp zodanig is , dat men van deze tijt
af iets doen kan, dat dienftig is om dat te verkrijgen. Want indien
men ^
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
56 R. D E S - C A R T E s
men , integendeel, zich inbeeld dat'etvoordietijc onmogelijk
1 \^uatit, jg jejg ^joen , dat daar toe nut is , zo blijft alle de t drift van de be-
geerte in de harirenen,zonder enigfins in de zenuwen deur te gaan,
VciT'lii^* en , geheel bezich met het ^' denkbeelt van 't begeerde voorwerp
' ' *' daar te verftcrken , laat het overige van 't lighaam quijnen.
121. Dat TLy ook^door andere lijdingen veroorzaakt kjn worden.
't T S waar , dat de Haat , Droef heit , ja de Blyfchap zelve ook
X enige quijning konnen veroorzakenjals zy zeer geweldig zijnj
omdatzy de ziel geheclhjk inneemen met hun voorwerp t'aan-
mcrkcn, voornamelijk dan, als de Begeerte van een ding, tot welks
verkrijging men voor die tijt niets toedoen kan j met hen te zamcn
X Objta.*. gevoegt is. Maar om dat men zich meer houd in de ^ voorwerpen
t'aanmerken , die men met wil aan zich voegt , als aan de genen ,
die men daar af fcheid » en als aan enige anderen \ cn dewijl dc
y Lauiutr, ï quijning niet in overvalling en verraflching beftaat > maar enige
^ijt behoeft om ge vormt te worden , zo word zy eer in dc Liefde ,
dan in alle d'andere lijdingen gevonden,
122. Van de Bezjv^ming,
2 D«//5«/«w Tn\ E ^ Bezwijming verfchilt niet veel van de doot : want men
JL/ jf^ej-ft als het vuur , 't welk in 't hart is , geheel uitgeblufcht
word ; en men valt alleenlijk in bezwijming , als het zodanig ver-
flikt word, dat'er noch enige hitte overblijft, diedaarnaweêr
ul^f^'^" ^P^fo^ken kan. Maar daar zijn veel ^ ongeftelteniflèn des lighaams,
die teweeg konnen brengen dat men dus in bezwijming valt.Doch
1» Taffïmcs, onder de ^ lijdingen is'er geen , dan d'overmatige blyfchap , die
men bemerkt dat vermogen daar toe heeft. De wijze , daar door,
€ Efftcm, gelijk ik geloof, zy deze uitwerking veroorzaakt , is dat , vermits
d orijkia zy de ^ monden van 't hart bovengemeen opent , het bloet der ade-
ctrdtt, ^^^j, eensklaps , en in zo groot een menigte inkoomt , dat
het daar niet vaerdiglijkgenocch door de hitte gedunt en gezui-
vert kan worden , om de kleine velletjes, die d'ingangen dezer ade-
ren ftoppen , op te lichten , door welke middel het vuur verflikt
word , 't welk gemenelijk van 't bloet word onderhouden , als het
niet, danmatighjk, in 't hart inkoomt.
125. IVaarom men niet van Droef heit heiLw^mt.
HEt fchijnt dat een grote Droef heit , die onverwacht over-
koomt , dc c monden van 't hart zodanig fluiten zal , dat zy
ook
Lgdiugen rdn de ZIEL
S7
ook het vuur daar afkan uitblunchcn- maarmrr,,,- i
nietdat.uIksgcbcurt.ofindienW^^^^
.kgebofdatde reden hier af is datVzeS n 1^:^ „^fb^^^^
r^'"' «fhetisgenoechom de h.tte daa a^c' onder-
houden , als zijn monden byna gefloten zijn. "
lï^. Van't ^ Lachen. f«<y„.
T <^at het bloet.'t welk deur des flas «5'"
i lob.^c'w^l'"^'. " '""^'^ ^«"'^ hart koomV,1e T^l^
' Jongen fchichnghjk en tot vcrfcheide reizen zwellen doende te?"""'
S f^^t'^'i"?^'' ''•^ ^i^^f^ begrijpenTgeXfnaen "-'-
Ten Salften"^^^^^^^^^ ^^'"^^ e'ef onbepS.
zomeer ïr? '^ '^^'^ ' ^" '^^ '°"g^" ^^ellen daar af
dezen,iddddoenzyookdcgenen.anTaat^^^^^^^^
enige k famenbinding met hen hebben. En deze > dlcS' vl„^ f
wSffilt-er '^"^ ^"'^^^^^'^^ - uubarftenKm"
12^ Wamm het niet de gmtfle Blyfchaffen veruit.
Mtiren^Tvi^ir^K^^^^^^
^ken danalszyalleeniük mlliddmatig U, I^^^'IS^IZ
r^S^T^°^^'''°"1f'■§''"'"g'•^• Want men bevind bferva:
rentheit dar , als men bovengemeen blijde is , d'oorzaak van deze
blyfchap njmmer doet dat men in lachei^, uitbarft , ja Sïn „Tet
2olichtehjkdooren,gc anderen oorzaak daar to^ ienodiet wór
den. dan als men bedroeft is. Dereden hier af is dft in degTotc
126. De voornaamfte oorz.ak.eu daar af.
I? u "^" ^'^f*^ oorzaken bemerken, die de lone
1 dus fch.cht.gl,jk doen zwellen. D'eerfte.s de verraflchinJvaf
deVcrwondermg, die, by de blyfchap gevoegt zijnde 20 Ier
diglnkdeomondenvan-rhartkanopencn^datfen^roteov^^^^^^^^^
vanSloet , eensklaps deur de holle ader .n zijn rechte zijde ir^lco- "^''-12^'"
mende, daar dun en zuiver word, en. van daar deur de p flag-
adcrhjkeadergaande, de long doet zwellen. D'andere is de ve?. '">•
( ^) men-
tCêmmrtit
0dii,
fS R, Des-Cartes
menging van enige vocht , die tot de zuivering van 't bleet helpt.
En ik vind hier toe geen bequamer , dan het vloejenfte deel van
't geen , dat van de milt koomt ; welk deel van't bloet (door enige
' ontroerenis van Haat , van de verraflching der Verwondering ge-
holpen , naar 't hart gedreven zijnde , en zich daar met het bloet
vermengende , dat van d andere plaat fen des lighaams koomt , dat
de Blyfchap daar in overvloet doet intreeden ) maken kan dat dit
bloet zich daar verre boven de gewoonte verfpreid : op gelijke wij-
ze als men een grote menigte van andere vochten , op het vuur
zijnde , ziet zwellen , als men een weinig edik in 't vat doet , daar
zy in zijn. Want het vloejenfte deel van't bloet,'t welk van de milt
koomt, is van natuur met d'edik gelijk. D'ervarentheit toont ook
aan ons dat in alle d' ontmoetingen , die dit uitbarftcnd gelach ,
, Tmtm, »t vyrgii^ van de » long koomt , kan veroorzaken , altijt enige klei-
ne iloffc van Haat , of ten minften van verwondering is. En dc
genen , welkers milt niet gezont is , zijn onderworpen niet alleen-
lijk droeviger , maar ook by tuflchentijdcn vrolijker en beter ge-
fchikt tot lachen te wezen , dan d'anderen , om dat de milt twcc-
dcrhande bloet naar 't hart zend , 't een zeer dik en grof, 't welk
de Droef heit veroorzaakt, 'tander zeer dun cnvloeijcnd, 'twclk
de Blyfchap veroorzaakt.En na dat men veel en hartelijk gelachen
heeft, ge voelt men zich naturelijk tot Droef heit genegen , om dat
hetdunfteen vloejenfte deel van't bloet uit de milt geput is , en
'tander, dat grover is, naar 't hart volgt.
127. Wat d*oorz.aak^ (Iaay af in de Verfmading is.
yHS^néth WF At het t Lachen aangaat , dat fomtijts de ^ Verfmading ver-
V t^nét,». yy zelt , het is gemenelijk door kunft en verdicht. Maar als het
naturelijk is,zo fchijnt het van dc Blyfchap te komen,die men heeft
van dat men door't quaat , daar mee men vcrfmaad is , niet bele-
xK«vi*4i, digt kan worden , en daar by van dat men zich door dc ^nieu-
wigheit , of door d' onverwachte voorkoming van dit quaat vcr-
rafcht bevind : in voegen dat de Blyfchap , Haat , en Verwonde-
ring daar toe helpen. Ik wil echter ook geloven dat zy zonder eni-
ge Blyfchap voortgebracht kan worden , door d' enige beweging
y^vcpö, van xd' Afkeer, die 't bloet van de ^ milt naar 't hart zend , daar
zl'mim. ^^^^ ^" zuiver gemaakt , en van daar naar de » long gedreven
word, die'tzvvellendoet , als het haar byna ydel vind. En in
hAm, M 't algemeen al 't geen , dat in deze wijze fchichtiglijk de long kan
ttnuUfHi. doen zwellen , veroorzaakt een ^uitterlijk gebaar van lachen;
uit-
\
Ladingen van de ZIEL. ^
uitgezondmdan , als de^ Droef heit haar in't gebaar van zuch- .Vr;^;/,
ten, en gejammer verandert, die de tranen verzeilen Tot deze
«wak fchnjft Vives van zich zelf , dat , toen hy eens lang zonder 3.
eten g^weeft had , d'eerfte brokken , die hy in zijn mont fkk , .f^?'''
hem deden lachen : t welk hier uit fpruiten kon , dat zijn ^ long , a tX,,
leeg van bloed zijnde, door gebrek van voedfel , vaerdiglijk zwol
door't eerlte fap^, dat uit zijn maag naar't hart ging , en dat d'enigc
inbeelding van t'eten derwaarts kon geleiden , eer dat van de fpijs ,
diehyat, daar gekomen was.
1 28. Van d'^ovrffrong der Tranen,
Elijk het lachen nimmer door de grootfte blyfchappcn vcr-
VJ oorzaakt word , zo komen de tranen ook niet van d'uitterftc « i^'crjms.
Droef heit voort , maar alleenlijk van de gene , die middelmatig is,
cn van enig fgevoel van Liefde , of ook van Blyfchap verzelt of fs.n/«,
gevolgt word. En om hun oorfprong wel te verftaan , moet men
aanmerken dat , hoewel geduriglijk een menigte van dampen uit
alle de delen van onz lighaam koomt , echter geen deel is , daar
uitzovcelkoomt , alsuitd'ogen , uit oorzaak van de groot heit
der g gezichtzenuwen , en van de menigte der kleine ^ flagaderen, g N'»^«
daarzydeurkomen : en dat , gelijk het zweet alleenlijk uit de tïruru
dampen beftaat , die , uit d'andere delen voortkomende , op hun
i vlakte in water veranderen,de tranen ook dus uit de ^ dampen, die i SHperficUs,
uit d'ogen komen , gemaakt worden. kra/>#rM, '
129. Hoe de dampen in water veranderen,
MAar gelijk ik in de ^ Verhevelingen gefchreven heb , daar ik ^
verklaar op welke wijze de dampen van de lucht in regen
veranderen , te weten dat dit koomt van dat zy min bewogen of
overvloediger zijn , dan de gewoonte is ; zo geloof ik dat , als de
dampen, die uit het lighaam komen, veel min bewogen zijn dan
naar gewoonte , zy echter in water veranderen , fchoon zy niet zo
vol cn overvloedig zijn ; en dit veroorzaakt het koude zweet , dat
fomtijts uit zwakheit koomt , als men ziek is : en ik geloof dat , als
zy veel overvloediger zijn , fchoon zy echter niet meer bewogen
worden, zy ook in water veranderen ; *tv,e!k oorzaak is van dat
zweet is, dat uitbarft als men enige oeffening doet. Maar d'ogen
zweten dan niet , om dat , in d'oeÓcningcn des lighaams , het mee-
fte deel der «^gee den naar de «fpierengaat , die dienfiig zijn om oi^^t^/T*
datte bewegen , in voegen dat daardoor te minder deur de pgc- pW^l*
{^2) zicht-'^'^^'^-
6o R. Des-Cartes
zicht2.enuwnaard'ogcnfchiet. Wijders, 't is niet, da neen Zelfde
clX'i*. ^^^^ ' .^^^ ^^^^^ "^^^^^^ ' ^^rwijl het in n d'aderen , of in de ^ flag-
aderenis, en ook de gceften , als zy in de harflenen , zenuwen, of
in de fpieren is : en daar by de dampen , als zy in gedaante van lucht
uitkoomt, en eindelijk het zweet, of de tranen, als zy tot water
'J^JS;"" op dc* vlakte van 'tlighaam, ofder ogen dik word.
130. Hoe't geen , 't welk ogen pijn aandoet^ tot weenen verweks,
\yr Yders , ik kan niet , dan twee oorzaken , aanmerken , di^
VV teweegbrengen dat de dampen, die uit d' ogen komen , in
tranen veranderen. D'eerfteisalsdegeftalte der pijpen, daar zy
deurgaan, door enig toeval ,hoedanie het ook wezen kan, veran-
dert is : want dit , de beweging dezer dampen vertragende, en hun
ordening veranderende , kan maken dat zy in water veranderen.
V dZ' -^"^ behoeft men niet dan een ^ vezeltje , dat in't oog valt , om
^Difpcfitu. ^"^ge tranen daar uit te krijgen, omdat, als men daar, v pijn ver-
wekt, het de ^gefteltenis zijner pijpen verandert, invoegen dat,
als enigen enger worden, de kleine delen der dampen daar niet
20 fnel deurgaan, en dat, in plaats dat zy te voren even wijd van
malkander daar uit quamen , en dus afgefcheiden bleven , zy mal-
kander ontmoeten , vermits d' ordening dezer pijpen ontftelt is,
door welke middel de dampen zich te zamen voegen, cn dus in
tranen verkeren.
D
151. Iloe men VM Droef heit weent.
I 'Andere oorzaak is de Droef heit , van Liefde of Blyfchap, of
in 't algemeen van enige oorzaak gcvolgt , die te weegbrcngt
l^rlmi» ^^^^ ^^^^^ de y llagaders drijft. De «Droef heit
«p/ / word 'er toe vereifcht , om datzy, al'tbloet kout makende, de
lamT'" " ^ pijpen der ogen intrekt. Maar om dat zy , naar de maat dat zy hen
intrekt , ook de menigte der dampen vermindert , aan de welken
zy deurtocht moeten geven,zo is dit niet genoech om tranen voort
te brengen, indiende menigte dezer dampen niet ter zelfde tijt
door enige andere oorzaak vermeerdert word. En daar is niets,
b^-^^ \ welk haar meer vermeerdert , dan 't bloet , dat in de ^ lijding van
de Liefde naar 't hart gezonden word. Wy zien ook dat de genen,
die droevig zijn , niet geduriglijk tranen uitwerpen , maar alleen-
•Xr*^"^" lijk^by tulVchentijden, alszy van nieus aan de voorwerpen > die
Aoi^tBê, zy lief hebben, gedenken.
131. VAn
L^ittgen V4H de ZIEL,.
6i
1^1. Van de z^uchtetty die de tranen verz^elten.
r\ E Mongen zijn dan ook fomtijts eensklaps gezwollen dooreP«w.
J-^ d'overvloetvan'tbloet, dat 'er in koomt , en dat de lucht,
die 'er in was , uitdrijft , cn deze lucht , deur de longpijp uitgaan!
de, baart gezucht en gekrijt, die gemenelijk de tranen verzeilen.
Enditgekrijtisgemenelijk fcherper dan*t geen, dat het lachen
vcrzelt , hoewel zy beide byna op gelijke wijze voortgebracht
worden. De reden hier af is dat de zenuwen , die dicnftig zijn tot fJ^^ryi^
deg werktuigen van de ftem wijder te maken , of in te trekken , om g Or^»n»
haar grover offijnder te maken, met de genen gevoegt zijnde, die*'**-
dc h monden van 't hart in de Blyfchap openen , en in de Droef heit ^
intrekken, te wcegbrengen dat defe^ werktuigen ter zelfde tijt zich io^^.
opruimen, of intrekken. '
133. waarom de kinderen en oude lieden Itchtel^k wenen.
jTA E kinderen , en d' oude lieden zijn meer, datde genen van
middelmatige ouderdom , tot wenen genegen . en dit om ver-
fcheide redenen. D'oude heden wenen dikwijls uit ^ toegenegcnt- ^ -^#'««.
heit, en uit Blyfchap: want deze twee ' lijdingen , tc zamen ge- ' P»fP^s,
voegt zijnde, zenden veel bloet naar hun 'hart, en van daar veel
dampen naar hun ogen ; en de drift dezer dampen word door dc
koelheit van hun natuur zodanig vertraagt, dat zy lichtelijk in
tranen veranderen , fchoon'er geen droef heit voorgegaan is. mTripnu,
Doch mdien enige oude lieden ook zeer lichtelijk van gemelijkheit
wenen , dit fpruit niet zo zeer uit de ^ tempering van hun lighaam, « Tmptr*^
als uit die van hun geeft, die hen daar toe fchikt. En dit gebeurt
met, dan aan de genen, die zo zwak zijn , dat zy zich geheellijk
door kleine oorzaken van pijn , vrees , of erbarming laten verwin-
nen. Desgdijks gebeurt ook aan de kinderen , die zelden van Bly-
fchap,maar veel meer van Droef heit fchreijen,als zy niet van Lief-
de verzelt is. Want zy hebben altijt bloets genoech , om veel dam-
pen voort te brengen, de welken , als hun beweging door de droef-
heit vertraagt is , in tranen veranderen.
134. marom enige kinderen b leek^ worden , in plaats van wenen.
DAar zijn echter cnigen,die bleek worden,in plaats van weneni
als zy gemelijk zijn; 't welk in hen een bewijs van oordeel,
cn bovengemene moed kan wezen : te weren als dit koomt van dat
zy de grootheit van 'rquaat aanmerken, en zich tot een dappere
^) tcgenr
6a R. Des-Cartes
tegenftant bereiden , even als de genen , die ouder zijn. Maar'tis
gemenelijkcr een bewijs van een quade aart • te weten dan , als dit
koamt van dat zy tot Haat of tot Vrees genegen zijn ; want dit zijn
9 Féffmtty O lij(jingen , die de ? ftoffe der tranen verminderen. En men ziet,
P MstcrUy tegendeel , dat de genen , die Zeer lichtelijk wenen , tot Liefde
q Cimmiff en tot ^ Deernis genegen zijn.
ratitf
155'. VAtt de UikJ^n.
r Sufpirf€. "T^ ' Oorzaak der ^ Hikken verfchilt veel van de gene der tranen.,
s Trifiitia, MuJ fchoon zy , gelijk dezen , de « Droef heit ^ vooronderftellen:
Vere!"'^''' want itt plaats dat men tot wenen aangeport word , als de ^ longen
V Vuimmes, vol van bleet zijn , zo word men tot ^ hikken aangeport, als zy by-
^ na leeg van bloet zij n , en als enige y inbeelding van hoop of bly.
z ot%tHm fchapde ^mont vand'aderlijkellagader , die door de Droef heit
ZTofü. ingetrokken was, opent: om dat ( vermits dit weinig bloet , dat
a ^rttri» in dc loHgen overig is , eensklaps deur deze « aderlijke flagader in
1'tnofa, flinke zijde van 't hart valt , en derwaarts gedreven word door
de Begeerte van tot deze Blyfchap te geraken , de welke ter zelfde
\!fira\a. ^^^^ ^ fpicren van 't middelfchot en van de borft drijft ) dc
tb! lucht vaerdiglijk deur de mont in dc ^ longen word gedreven , om
c ?uimontt, ^^jjj. plaats tc vullcn , die dit bloet daar open laat. En dk is 't
A Sf,fpirié, geen , dat men ^ hikken noemt.
ig6. Vaji waar d'uitwerhjngen der' lijdingen komen , die aan
kere menfchen bedonder z.^ft.
VOorts , om hier in weinig woorden al 't geen te vervullen >
dat'er bygevoegt zou konnen worden , aangaande dc ver-
fpScl ^<^beidcc uitwerkingen, of dc vcrfcheidc oorzaken der f lijdingen,
g PrtHci' * ZO zal ik my vernoegen met het s beginfel weer te verhalen , daar
piam, op al 't geen, 'twclkik'erafgerchrevenhcb, (leunt, te weten >
dat'er zulk een verbintenis tuflchen onze ziel , en onz lighaam is ,
^c^0ri'if als wy eens enige ^>lighamelijke doening met enige 'denking
i Co£,t0tif\ gevoegt hebben,een van de tvve zich daar na niet aan ons vertoont,
of d'ander verfchijnt'er ook , en dat het niet altijt de zelfde doenin-
gen zijn , die men aan de zelfde gedachten voegt. Want dit is gc-
noech om reden van al 't geen te geven, 't welk een yder bezonder-
lijk kan merken , 'tzyinzich , ofin anderen , aangaande deze
kMéttria, kfiofïe, die hier niet verklaart heeft geweeft. Tot een voorbeelt ,
\uv,rfuna men kan lichtelijk denken dat de vreemde Ufkeerigheden eniger
menfchen, die hen beletten de reuk der rozen , ofdetcgenwoor-
digheit
'en van de ZIEL.
digheitvanecnkat, of diergelijke dingen te lijden , nergens an-
ders afkomen , dan dat zy in *t begin van hun leven door enige
diergelijke ^ voorwerpen beledigt zijn , of dat zy met hun moe- ^^^'^^
der , die daar af « beledigt wierd terwijl zy zwanger van hen was " offcndcr..
in dit O gevoel medegeleden hebben. Want het is zeker dat'er ge- o s^fuu
lijkheit onder alle de bewegingen van de moeder , en der gener
van 't kint is , daar af zy zwanger gaat ; in voegen dat het geen ,
't welk tegen d' een ftrijd , ook aan d' ander hinderlijk is. En dc
reuk der rozen kan een grote hooftpijn aan een kint veroorzaakt
hebben , terwijl het noch in de wieg lag : of een kat kan het zeer
verfchnkt hebben , zonder dat iemant zulks gezien heeft , cn zon-
der dat het federt enige geheugenis daar afkan hebben , fchoon
het P dcnkbeelt van d' Afkeer , die het toen tot deze rozen , of p ^''"-'"r-
tot deze kat had , tot aan 't einde zijns levens in zijn harflènen in- ^""^
gedrukt blijfc.
137. VmU gebruik der vijf lijdingen , die bier verklaart z.ijny voor
z.0 veel z.y tot het lighaam toegepafi worden.
N A dat wy de Liefde, Haat, Begeerte, Blyfcliapcn Droef-
heit bepaalt, en van alledeqjighamclijke bewegingen, die qMr«,
hen veroorzaken , of verzeilen, gehandek hebben , zo hebben
wy hier niet meer, dan hun gebruik , waar te nemen: in 't welk
aan te merken ftaat , dat zy naar d' inftelling van de Natuur alle
tot het lighaam toegepafl: worden , en niet aan de ziel gegeven zijn
dan voor 20 veel , als zy met het lighaam te zamen gevoegt is-
in voegen dat hun naturelijk gebruik is , de ziel op te wekken tot
de ' doeningen toe te ftemmen , cn te helpen , die dienftig konnen « Aa«„.
zijn om het lighaam te bewaren , of het in eniger wijze volmaak-
ter te maken. Enm deze zin zijn de Droef heit en Blyfchap dc
^^ee ecrften , die gebruikt worden. Want de ziel word niet « on- '
tgecn, dat deze pijn veroorzaakt, en ten darde de Begeerte van
zich daar aft' ontflaan. De ziel word ook niet ^onmiddelijk van «w»^'^
dedingen, die nut aan 't lighaam zijn, verwittigt, dan door ze-
ker flag van kittehng , die, in haar bivfchap verwekkende , in
gevolg liefde tot hetgeen voortbrengt", 'twelk men d' oorzaak
daar afgelooft te wezen , en eindelijk de Begeerte van*to-een te
verkrijgen , welk maken kan dat men in deze Blyfchap volhard,
of
I
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
64 R. Des-Cartes
ofdat men daar na een diergelijke geniet. Dit betoont dat 2.y alle
vijf zeer nut zijn ten opzicht van't lighaam, en dat de Droef heit in
eniger wijze d' eerfte is , en nootzakelijker dan de Blyfchap , en dc
Haat nootwendigcr dan de Liefde : vermits het van groter belang
is de dingen , die hinderen , en vernietigen konnen , af te weren ,
dan de genen te verkrijgen, die enige vol maakthcitby voegen ,
« Snifijicre, zonder de welke men echter ^ beftaan kan.
138. Van hun gekeken, en van de middelen om hen te verbeteren.
^fmnm!*^' A/T l^ocwel dit ^ gcbruik der lijdingen dc naturclijkfte is , die
\yx. zy konnen hebben , en dat alle de dieren zonder reden hun
leven niet beleiden , dan door lighamelijke bewegingen , gelijk
met de genen , die in ons gewent zijn hen te volgen , en in de wel-
ken zy onze ziel opwekken om hen toe te flemmen : zo is 't echter
niet altijt goet, om dat 'er veel dingen aan 't lighaam fchadelijk
zijn, diein't begin geen Droef heit veroorzaken, ja die Blyfchap
geven , en ook om dat men anderen vind , die nut daar aan zijn ,
fchoonzy in 'teerfi: ongemakkelijk waren. Daarby, zy vertonen
byna altijt , zo wel de goeden , als de quaden , veel groter en van
meer belang , dan zy zijn ; in voegen dat zy ons aandrijven , met
groter y veren zorgvuldigheit , dan betamelijk is, de fommigen
na te trachten , en d' anderen te vlieden : gelijk wy ook zien dat dc
becften dikwijls door aanlokfelen bedrogen worden , en dat zy ,
om kleine quaden te fchuwen,zich tot groter verhaaften.Wy moe-
c EMf trien' tcn onsdicshalvcn van ^ d'ervarentheit en reden dienen , om't goet
* van't quaat te fcheiden , en hun rechte waarde te kennen , om niet
d ExttffH,. het een voor 't ander te nemen , en niets met ^ overmaat te ver-
volgen.
139. Van't gebruik der "^elfde lijdingen, voor zjo veel tlj tot de
del behoren, en eerjiel^\van de Liefde.
Dit zou genoech zijn , zo wy niets , dan 't lighaam , in ons had-
den, ofzo'tonz befte deel was: maar dewijl dit het minfte
e?affmit. deel is , zo moeten wy voornamelijk de ^ lijdingen aanmerken voor
zo veel zy tot dc ziel behoren , ten opzicht van de welke dc Liefde
fc<x«^fi#. en Haat van de<"kennis komen , en voorde Blyfchap en Droef heit
gaan , uitgezondert dan , als deze twee leften de plaats van dc ken-
B ^fttitt, nis , daar af zy g gedaanten zijn , bezitten. En als deze kennis waar
is , dat is dat de dingen , tot welkers beminning zy ons aanprikkelt,
warclijkeoct, en degenen, die zyons.doet haten, warehjk quaat
xijn,
D
lijdingen van de ZIEL. 5^
2ijn , 20 is de Liefde onvergelijkelijk beter dan de Haat , en xy kan
dan niet te groot zijn, en brengt altijtBlyfchap voort. Ik zee dat
deze Liefde ten hoogftengoet IS, omdatzy, ons ware nocderen
toevoegende, zo veelte volmaakter maakt. 1 k zeg ook dat zy niet
tegroot kan wezen: want al 't geen, 'twelk de grootfle Liefde
doen kan , is , ons zo volmaaktelijk aan deze goederen te voegen ,
dat de Liefde, die wy bezondcrlijk totons zei ven hebben, geen
onderfcheiding daarin maakt ; \ welk , gelijk ik geloof, nimmer h Dip^ah.
quaat kan wezen. En deze Liefde word nootzakelijk van Blyfchap
gevolgt, omdatzy'tgeen, 'twelk wy beminnen, aan ons ver-
tOont als een goet , dat aan ons toebehoort.
140. Van de Haat,
|EHaat, integendeel, kan niet 20 klein wezen , ofzy hin-
dcrt ons j en zy is nimmer zonder i Droef heit. Ik zee dat i ^'"'Z'^'-
ly met te klein kan wezen,om dat wy niet door de Haat van't q uaac
totenige k doening aangeportkonnen worden, of de Liefde van kAén.
'tgoet, dat daar tegen flrijd, kan zulks noch beter doen, ten
minften als dit goet en quaat genoech bekent zijn. Want ik beken
dat de Haat van 't quaat , die alleenlijk door de ^pijn geopenbaart ^
word, ten opzicht van 'tlighaam nootzakelijk is. Maar ik fpreek
hier alleenlijk van zulk een Haat, die van een klaarder kennis
koomt,en die ik alleenlijk tot de ziel toepas. Ik zeg ook dat zy nim-
mer zonder droef heit is , om dat het quaat , een derving of be- m Prw..
rovingzijnde met zonder enig" zakelijk onderwerp, in't welk n s«^i.^««
netis, bevat kan worden ; en daar is » niets zakelijk, 't welk niet
enige goetheitm zich heeft: in voegen dat de Haat, die ons vanT''''""
enig quaat afleid, ons door gelijke middel van't goet afleid, aan
t welk zy gevoegt is ; en de p derving of beroving van dit goet , p Pr.-.-r.,.
aan onze ziel als een gebrek, dat aan haar behoort , vertoont zijn-
de, verwektin haar Droef heit. Tot een voorbeelt, de Haat, die
ons van lemantsquaJe zeden afleid, leid ons door gelijke middel
van zijn ommegang af, inde welke wy zonder dat enig goet zou-
den konnen vinden , om welks derving of berovinff wy verfloort
zijn. En dus kan men in alle d' andere '1 Haatten eni£^ ' onderwerp ^^'^'"'^
van Droef heit bemerken. ^ ^ Subjeé?»^
trt/IttU,
141. Van de Begeerte, vau de Blyfchap ^ en van de Droef helt.
W At de Begeerte aangaat, 'tis blijkelijk dat, als zy uit een
ware kennis (pruit, zy niet quaat kan wezen,zo zy niet over-
( ^ ) matig
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
S Odium,
t Triflitis,
y Kttttia,
R. D E S - C A R T E S
-Hiatigis, cnzozy doordczekennisgeregcltword. 'tisook blii-
kehjk dac de Bly fchap niet falen kan goet , en de Droef heit quaat
wezen,^ ten opzicht van de ziel; omdatindelelleal'toneémak
Deltaat, t welk de ziel van het quaat ontfengt, en in d'eerfte alle de
genieting van 't goet, dat aan haar behoort. Dieshalven, indien
wy geen lighaam hadden , zo zou ik darren zeggen dat wv ons niet
M verre aan de Liefde en Blyfchap konden overgeven, noch de
Haat en Droef heit te zeerfchuwen. Maarde lighamelijke bewe-
gingen, die hen verzeilen, konnenallefchadelijkaande eezont-
L^n «T^fv ' V geweldig zijn , cnin tegendeel tot irat dair
aanftrekken, als zygetnatigt zijn.
142. Van de Blj/fch^p , en van de Liefde, met de Droef heit
en Haat vergeleken.
tT/- Yders.dcwijldc'Haaten'Droefheitdoordeziel behóren
V V verworpen te worden , ja ookdan, als zy uiteen ware v ken-
«'5%-"«en.zobehoortmenhenmetkrachtigerredentever^er.
Penalszyvanenige ifche.^^^^^^ MaarmeTkan
twijffelen of de Liefdeen Blyfchap goet zijn , of niet , als zy dus
yfrum Ön g'^;°"'^^ft,^y" i «ny ^unkt dat , zo mcnnieidan
T t geen , dat zy in zich zeiven zijn , ten opzicht van de ziel , y bc-
.ah^^T l men zeggen mag dat, hoewel de Blyfchap niét
zo beftand.g , en de Liefde met zo vorderlijk is , dan als zy een bc-
tergrontvell hebben, zy echter boven de Droefheiten tJaat, ook
qualijk gegrontveft wezende , te ftellen zijn : in voegen dat men in
«''i^". ko^n fch": wfn" •^'J ge^«r dolen niet
konnen fchu wen akijt beter doet dat men naar die « lijdingen
helt, die ten goede ftrekken, dan naar die genen , diehunlp"
Zicht op t quaat hebben , fc hoon 't alleenlijkifom dat te fchuwen.
Ja een valfche Blyfchap is dikwijls beter dan de Droef heit , daaraf
d oorzaak waar^. Maar ik dar niet desgelijks van de Liefde , ten
, opachtvandeHaat, zeggen. Want als de Haat gerechtig i zo
IS , daar af het goet ,s afgefcheiden te wezen : in plaats dat de Lief-
de, dic ongercchtig is, ons aan dingen voegt , die fchaden kon-
acht maakt '''^^ ''^"""'J"; 't welk ons vernedert, enonge-
143. Vat,
lifd'mgen van de ZIEL.
67
143, de :(elfde Ladingen , voor veel x.y tot de Be-
geerte toegepaSl worden.
En moet naaukeuriglijk aanmerken dat het eeen 't welk ik
rnTlT^Klf''';^!' .^^'jd'"S^^^S^^^gtheb , geen plaats heef , ^
dan als zy ^^bcftipcehjkm zich zeiven aangemerkïzijn , en ons niet
rot enige e doening bewegen. Want voor zo veel zy in ons de Be. • ^^^^
geerte verwekken , door welks hulp zy onze zeden regelen , zo is
t zeker dat alle de lijdingen, daar af d'oorzaak valfch is , hinderen
konnen , en dat in tegendeel , alle de genen , daar af d'oorzaak se.
rechtig 18 , dienftig konnen wezen ; ja dat, als zy gelijkelijk qua- ^
de Droef heit , om dat deze , weërhoudelijkheit en vrees veroorza-
kende, enigfins tot voorzichtigheic leid, in plaats dat d'ander dc
maakt/ overgeven , onbedacht enroekeloo*
144. V4n de Begeerten y daar af d' uitgang alleenlijk^
van ons afhangt.
M Aar dewijl deze ^Lijdingenonstot geen s doening konnen f
bewegen , dan door behulp van de Begeerte , die zy verwek- s^""'
ken, zo moeten wy bezonderlijk zorg dragen om deze Begeerte te
regelen ; en hier in beftaat de voornaamfte nuttigheit van de ^ Ze- h mkM.
dekunft. Nu, gelijk ik onlangs gezegt heb dat zy aki] tP-oet is, als
zy een ware kennis volgt , zo kan zy niet anders dan quaat wezen .
alszyopcnigedohnggegrontveftis. En my dunkt dat de doline,
die men gemenclijk bedrijft voor zo veel de begeerten aangaat , is
dat men de dingen, die geheellijk van ons i afhangen, niet jrenoech i J^<tna.rfi
van de genen onderfcheid, die niet van ons af hangen. Want wat
de dingen aangaat , die alleenlijk van ons , dat is van onze ^ vrije ^ L'i>*r*im
wil, afhangen, 't is genoech dat itien weet dat zy goet zijn , oin
met te vieriglijk begeert te konnen worden : want dc geen , die
goede dingen doet , de welken van ons af hangen, volpt de deucht;
cn 't IS zeker dat men geen te heftige begeerte tot de deucht kan
hebben. Daar by , dewijl 't geen , dat wy dus begeren , niet miflèn
kan van ons wel re ge]ukken,vcrmits het van ons alleen af hangt,zo
ontfangen wy altijt de gehele 1 genoeging daar af, die wy^r af 1 S'»'''^»'^
verwacht hebben. Maar de doling, daar in men gcmenelijk in deze
ïaakvalt, isnimmer dnt men te veel , maar alleenlijk dat men te
weinig begeert. De befte hulpmiddel hier tegen is de geeft, zo
(^O veel
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
68
R. Des-Cartes
veel als men kan, van alderhandc andere begeerten , die niet zo
nut ziin , t ontflaan , en daar na te trachten de goetheit van't geen,
'twelk te begeren is, klarelijk te bekennen , en met aandacht
t aanmerken.
145-. Van de Begeerten , die v.tn andere oorz^aken afhan^
gen , cn tpat Geval is.
2r^'^"'" \y dingen aangaat , die geenfins van ons afhangen, men
VV moet hen, hoe goetzy ook konnen wezen, nimmer met al
te grote y ver begeren , niet alleenlijk om dat het kan gebeuren dat
zy met komen , en door deze middel ons zo veel te meer pi inigen ,
als wy hen vicnghjker gewenfcht hebben ; maar voornamelijk om
^Affco». datzy, onze gedachten mncemende, ons verhinderen onz "ge-
o ^c^Hi/ï- negentheit tot andere dingen , daar af de ° verkrijging van ons
afhangt , te keren. Daar zijn twee algemene hulpmiddelen tegen
pC7«rr,yr. deze ydele begeerten : d' eerfte is p d' Edelmoedigheit , van de wel-
keikhiernazalfprekcn; de tweede is dat wy dikwijls aan de god-
L. dehjkei Voorzienigheit moeten gedenken, en aan ons vertonen
dat het onmogelijk is dat enig ding op een andere wijze gebeuren
tDwrwi- zou, dan het door deze Voorzienigheit van alle ceuwigheit 'be-
'TaUtoi, paalt heeft geweeft : invoegen dat zy als een » Nootlot, of een
tNccr/?r/J * onveranderlijke nootzakehjkheit is,die men tegen ^ 't Geval moet
"^Zf^": B^^l'jk een ^ verdichtfel , 't welk alleenlijk uit
X Chimtra, de dohng van onz verftant koomt , te vernietigen. Want wy kon-
nen niet , dan't geen , 't welk wy in eniger wijze mogelijk achten,
j-Dtptfuicu, begeren ; en wy konnen de dingen , die niet van ons y afhangen ,
» Fcrtnna, Hiet mogclijk acliten dan voor zo veel wy achten dat zy van ^ 't Ge-
val afhangen, dat is, dat wy oordelen dat zy konnen gebeuren,
tOfinu, en dat eertijts diergelijke dingen gebeurt zijn. Maar deze «waan
is alleenlijk hier op gcgront veil, dat wy niet alle d' oorzaken, die
tot yder werking medewerken,kenncn. Want als een ding,'t welk
wy geacht hebben van 't Geval af te hangen , niet gebeurt , zo be-
tuigt zulks dat een der oorzaken , die nodig waren om dat voort te
brengen , gefaalt heeft , en by gevolg dat'et volkomentlijk onmo-
gelijk was, en dat'cr nooit iets diergelijk gebeurt is, dat is, tot
hVt^nau, welks voortbrenging ook gelijke oorzaak ontbroken heeft; in
voegen dat , indien wy daar in te voren niet onkundig hadden ge-
wecft , wy het nooit mogclijk geacht , en by gevolg niet begeert
zouden hebben.
146. V^ii
hExaaé,
Ladingen V4» de ZIEL.. 69
146. VAH de Begeerten, die van onsy en van anderen afhangen,
Ti4*Enmoet dan geheellijk dc <^gemene waan verwerpen, tCcO/w.^./.
-LVX weten , dat 'er buiten ons een <^ Geval is , 't welk doet dat,
naar zijn believen, de dingen gebeuren of niet gebeuren. Maar
men moet weten dat alles door de goddelijke ^ Voorzienigheit be- « ^revUtn^
leid word , welks ' eeuwig befluit zodanig onfailbaar en onver- f'5«rrt«»
anderlijkis, dat, uitgezondert de dingen, die dit zelfde befluit
gcwilt heeft dat van onze vrije wil zouden afhangen , wy denken
moeten dat 'er , ten opzicht van ons , niets gebeurt , 't welk niet
nootzakelijk, en als s nootfchikkelijk is ; in voegen dat wy niet |
zonder doling begeren konnen dat 'et op een andere wijze gebeu-
ren zou. Maar dewijl het meefte deel onzer Begeerten zich toe
dingen uitftrekt, die niet alle van ons, en niet alle van anderen af-
hangen , zo behoren wy daar in naaukeiiriglijk het eeen 't welk
alleenlijk van ons ' afhangt , t' onderfcheiden , om onze Begeerte '
daartoe alleen uit te ftrekken. Wat het overige aangaat, fchoon
wyd' uitgang daar af geheel ^ nootfchikkelijk cn onveranderlijk kF-/./.
behoren t' achten , op dat onze Begeerte daar mee niet bezich zou
wezen, zomoetenwy echter niet nalaten van de redenen t' aan-
merken , die haar meer of min doen hopen , op dat zy dienftig
zouden wezen, om onze w^erkingen te regelen. Want, tot een
voorbeelt , indien wy in enige plaats te doen hadden , daar wy
deur twee verfcheide wegen konden gaan , van de welken d' een in
't gemeen veel zekerder is, dan d' ander, hoewel millchien het
^ befluit der Voorzienigheit zodanig is, dat, indien wy langs óciDecrttnm
weggaan, diemcnde zekerfteacht, wy zonder twijffel daar af- ^''''^^^'"'w
gezet zullen worden , en dat wy . in tegendeel , zonder enig gevaar
langs d' ander konnen gaan, zo moeten wy echter daarom niet
^ onverfchillend wezen in d' een of d 'ander te verkiezen , noch op m irxafe.
» d'on veranderlijke nooifchikkelijkheit van dit befluit ruflenrmaar nfi^i.tsé
dereden wil dat wy de weg, diegemenelijk de zekerfte is, ver-
kiezen, en onze begeerte moet , zoveel dit aangaat , vervult we- fj^-^""''"''^
zen als wy die ingegaan zijn , hoedanig quaat ons daar op ook ge-
beurt is: omdat, dewijl dit quaat ten opzicht van ons onfchuw-
lijk heeft gewecft , wy geen ItofFe gehad hebben van te wenfchen
daar af ontflagcn te zijn maar alleenlijk van dit te doen > 't welk
onz verflant voor het befte heeft konnen kennen , gelijk ik onder-
ftel dat wy gedaan hebben. En zeker, als men zich oefFent in dc
"Nootfchikkclijkheitdusvan P't Geval t' onderfcheiden , zo z^loFMtautm^
men
q Ftrtm
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
R. D E S - C A R T E S
- men zich lichtelijk gewennen zijn Begeerten zodanig te regelen ,
dat zy , dewijl hun vexvulling alleenlijk van ons afhangt , altiit een
nSétüfsSh. volkome q vernoeging aan ons konnen geven.
litZ'^i'' ' ^^""^^^Üh Ontwerenijsen van de Ziel,
TtnhcUr»- T ï^2:al alleenlijk hier noch een «aanmerking by voegen, die my
ti,. dunkt zeer dienftig te wezen om te weten dat wy enig ongemak
van de lijdingen ontfangen : dat is dat onz goet, en onz quaat voor-
namelijk van d' innerlijke ontroeniflèn afhangt , die niet in dc
ziel, dan door de ziel zelve, verwekt worden ; in*t welk zy van
t Taffi^u. deze ' lijdingen verfchillen , die alrijt van enige beweging der gee-
ften afhangen. En hoewel deze ontroereniaen van de ziel dikwijls
met de lijdmgen , die hen gelijken , vervoegt zijn , zo konnen zy
echter dikwijls met anderen gevonden worden , ja ook uit de genen
fpruiten, die ftrijdig tegen hen zijn. Tot een voorbeclt , als een ge-
maal zijn dode gemalin beweent, die, gelijk fomtijts gebeurt, hy
niet gaerne wéér opgewekt zou zien , zo kan 't gebeuren dat zijn
hart door de Droef heit befloten is,die de toerufting van d'uitvaart,
«n 't afweezen van een menfch , tot welks ommegang hy gewent
was, in hem verwekken : ja 't kan ook gebeuren dat enige over-
blijffelen van liefde, of van meedogen, die zich voor zijn ^in-
beelding vertonen , ware tranen uit zijn ogen trekken , fchoon hy
ondertuflchen een verborge Blyfchap in 't innerlijkfte van zijn ziel
gevoelt , welks ontroenis zo groot vermogen heeft , dat de Droef-
heit, en de tranen, die haar verzeilen, niets van haar kracht kon-
nen verminderen.En als wy vreemde voorvallen in een bock lezen,
ofop een toonnecl zien vertonen, zo verwekt dit in ons fomtijts
Droef heit fomtijts Blyfchap , of Liefde, ofHaat, en in'talge-
X Ohjuu* meen alle de lijdingen , naar de verfcheidenheit der * voorwerpen,
die voor onze inbeelding verfchijncn: en wy hebben daar by ^c-
neucht van dat wy gevoelen dar zy in ons verwekt wordenden deze
<fLttiUain. geneucht is een y verllandelijke Blyfchap , die zo wel uit droef heit,
ttMcttmaiu, alsuit alle d' andere lijdingen kan ipruiten. '
148. Dat d'oeffmng van de dcucht de volmaakjfc hulpmiddel
tegen de lijdingen is.
Z Cmmttii
Aar dewijl deze z innerlijke ontroereniflen ons van naderby
iTJ. treffen, enby gevolg veel meer vermogen op ons hebben,
dan de lijdingen , daar af zy verfchillen , en dic bv hem gevonden
worden , zo is 't zeker dat , 20 onze ziel altijt iets heeft , daar meé
zy
^dw^e» van de ZIEL. 7,
zy innerlijk Vèrriöegt kan wezen , alle de bertoertcin , die van elders
komen , geen macht hebben van haar te hinderen , maar eer dienen
om haar blyfchap hier in te vermeerderen, datzy, ziende dat zv
ffletvan hen beledigt kan worden , daardoor kennis van haar vojl
maaktheit knjgt. En onze ziel, om iets te hebben,daar meê zy ver-
noegtis, behoeft mets, dan «naaukeuriglijk de deucht te volgen ,>
Want de geen, die iodanig geleeft heeft , dat zijn geweten met
aan hem verwijten kan dat hy ooitgemift heeft in alle de dingen tc
doen, die hy de belten geoordeelt heeft, ( 't welk het geen L dat
Ik hier noem de deucht te volgen ) ontfangt daar aften vernoc
fIt^:JV° om hen ^ gelukzalig temaken, dat dc 6F,*r,
gewcldigltc pogingen der lijdingen nooit vermogen gcnoech heb.
bcnomdegcrufthcitvanzi}»zielt'ontraftcn.
R. DES-
7*
L Y
N
C Emiflim»-
f Otfptffiu.
g Opiniiitts,
'ilncUfiAtit,
k ImfrtJJïe-
ots,
m Ttnuiut,
oSpeciti aJ-
miratimit,
R. DES-CARTES
D I N G E
Van dc
ZIEL.
Darde Deel.
Van de bezonderc Lijdingen.
H9- Lid.
r4« <i' Achting en Verfmading.
A dat ik de » zes oorfpronkelijke Lijdingen verklaart
heb, diealsdei'geflachtenzijn, van de welken alle
d^ anderen zich als gedaanten vertonen , zo zal ik
hier ^ beknoptelijk het geen aanmerken , dat in yder
- . van deze anderen bezonder is j en ik zal de zelfde or-
dcninghouden, volgensde welke ik hen opgetelt heb. De twee
eerden zij n « d'Achting en ^ Verachting : want hoewel deze namen
gemenelijk mets anders betekenen, dan des gevoelens , die men,
zonder!' drift, van dc waarde van yder ding heeft, zo dunkt my
echter , vermits uit deze gevoelens dikwijls lijdingen fpruiten, aan
dc welken men geen bezondere namen gegeven heeft, dat deze na-
men aan hen tocgeëigent konnen worden. En d'Achting , voor zo
veel zy een hjdmg is, is een 'neiging, die de ziel heeft, om dc
waarde van yder geacht ding voor zich te vertonen ; en deze nei-
ging word door een byzondere beweging der geeften veroorzaakt,
die zodanig m dc harflenen geleid zijn , dat zy daar ^ d' indrukkin-
gen , dic daar toe dienen , verfterken. Gelijk , in tegendeel , de lij-
ding van Verachting een neiging is, diede ziel heeft in de Maeg-
heit of kleinheir van"t geen t'aanmerken , dat zy veracht, door de
beweging der gceden, die"'t denkbeelt van deze kleinheit ver-
llerkt, veroorzaakt.
150. Datdez^e twee lijdingen niet dan gedaanten van Verwondering z.ijn.
'''Y^ Eze twee lijdingen zijn dan niets, als o gedaanten van Ver-
• J-^ wondering. Want als vvy niet over de grootheit noch klein-
heit
L^din^en van de ZIEL.
heit van een p voorwerp verwondert ziin , 20 achten wy dat niet p ohuauu,
min of meer , dan de reden ons gebied d[at wy behoren te doen : in '
voegen dat wy 't dan zonder drift achten of verachten. En hoewel
dikwijls ^d'Achting door de Liefde, en de «• Verachting door de q ^xr/?w
Haat in ons verwekt word,zo is dit echter niet a]geineen,en koomt \%,r q
alleenhjk van dax men meer of min genegen is tot de grootheit of '
kleinheit vaneen voorwerp t'aanmcrkcn , om dat men meer of
min 5 genegentheit daar toe heeft. s^fftefU.
151. Dat men ^ich z^elven achten of verachten kan,
DEze twee Hjdingen konncn in 't algemeen tot aldcrhandc
Woorwerpentoegepaft worden: maar zy zijn meeflaanmer- to^jtéi^,
kehjk , als wy hen tot ons zeiven toepaflen , dat is , als wy onze ei-
ge verdienlte achten of verachten. En de beweging der eeeften ,
die hen veroorzaakt , is dan zó klaarblijkelijk , dat zy ook 'i: ge-
laat, gebaar, de gang, cn in 't algemeen alle de ^doeningen der v^ai^»,
gener verandert, die een beter of erger gevoelen, dan naar ge.
woonte, van hen zeiven begrijpen,
152. Wdarom men uch achten mag,
EN dewijl een der voornaamfte delen van de Wijsheit is, te wc"
tenop wat wijze , en om welke oorzaak yder zich behoor^
» t'achten of verachten , zo zal ik trachten hier mijn gevoelen daar x^f'AWe
^ftezeggen. Ik bemerk in ons niet dan een enig ding, 'twelkaan
ons gerechtige reden van ons t'achten kan geven , te weten 't ge-
bruik van onze y vrije wil ,' en de heerfchappy , die wy op onze wil- y Lihemm
len hebben. Want daar is niets , dan de ^ doeningen alleen, die van z'\ai^i
deze vrije wil af hangen , om de welken wy met reden geprezen
of gelaftert mogen worden : en deze vrije wil maakt ons m eniger
wijze met Godgelijk , met ons meefters van ons zeiven te maken,
zo wy door flaaumoedigheit de rechten , die hy aan ons geeft, niet
verliezen.
I5'5. Waar in crEdelmoedigheit befiaat,
IK geloof dat de w^re a Edelmoedigheit , die te weegbrengt dat * Cfnerefttm
een menfch zich zo hoogacht , als hy zich wettelijk achten kan,
alleenlijk hierin beftaat , ten deel dat hy bekent dat'er niets is,
't welk hem warelijk toebehoort , als deze ^ vrije fchikking zijner b Libers
willen , en dat'er niets is , daarom hy behoort geprezen of gela-
flert te worden , dan om dat hy die wel of qualijk gebruikt j en loncTum!'
( M ) ten
74 R. Des-Cartes
ten deel hier in, dathyin zich zelf een vafl: en beftandig.beüuit
van die wel re gebruiken bevind , dat is , nimmer van wil te gebre-
Kcn, om alle de dingen, die hy oordelen zal de beften te wezen,
aan te vangen , en mt te voeren j 't welk is volmaaktelijk de deucht
volgen.
tf^. Dat i^y belet d' anderen te verachten.
ir\ E genen , die deze kennis , en dit gevoel van zich zeiven hcb-
J-^ben, beelden zich lichtelijk in dat yder van d* andere men-
fchen hen ook van zich kan hebben , om dat daar in niets is,
twclk van anderen afhangt. Zy verachten dieshalven niemant;
en hoewel zy dikwijls zien dat andere menfchcn miflagen bedrij-
ven, die hun zwakheit doen blijken, zo zijn zy echter meer ee
negen tot hen te verontfchuldigen, dan tot Meren, en tot te be-
loven dat zy deze miflagen eer door gebrek van kennis, dan door
gebrek van goede wil bedrijven. En gelijk zyzich niet veel min-
der achten dan de genen, die meer goederen of ftaten, of ook
meer vernuft , meer wetenfchap , en meer fchoonheit hebben , of
m *t algemeen die hen in enige andere volmaaktheden overtreffen ;
zo achten zy zich ook niet verre boven de genen , die zy overtref!
fen j vermits alle deze dingen hen niet zeer aanmerkelijk Ichijnen
te wezen , in vergelijking van de goede wil , om de welke alleen
*s«//.»m. zyzich achten, en die zy onderftellen ook in alle andere men.
Ichen te zijn , of ten minften te konncn wezen.
155. mar in de detuhdelijke Nederighett beftaat.
," zijn d'cdelmoedigften gemenelijk ^ d' ootmoedigften ; en
IrcZt ^ '^c-dcuchdelijkcNedcrigheitbeftaat alleenlijk hier in, dat
onze herdenking op de zwakheit van onze natuur, en op dc mis-
flagen, die wyeertijts bedreven konnen hebben, of noch mach-
tig zijn te bedrijven , die niet minder zijn dan de genen , die door
andere bedreven konncn worden, oorzaak is dat wy ons boven
niemant Itellcn, en dat wy achten dat d'anderen, zo wel als wy hun
fTrtpricia- ^^^^^ wil hebbende , hem zo wel als wy konnen gebruiken.
iGtHtroft' ^'^^^^ ^ d' eigen fihappen van g d'Edelmoedigheit z.^n ; en hoe
tot een hulpmiddel tegen alle d'ongeregeltheden der Lijdin-
DE genen , die in dezer voegen edelmoedig zijn , worden ge-
menelijk bewogen tot grote dingen te doen , zonder echter
iets
ladingen van de ZIE L. 7^
icrs aan te vangen , tot het welk zy zich niet machtig bevinden. En
dewijl zy mets hoger achten,dan aan andere mcnfchen wel te doen
en daarom hun eige nut te verachten , zo zijn zy altijt volmaakte-
lijkheulch, gemeenfaam en gedieniligtot ydcr. Zyzijn ook vol-
komenthjkmeeftersvan hun'jijdingen , en voornamehjk van de
' begeerten , ^ belgzucht en ^ nijt , vermits zy achten dat 'er geen .^f*^'''""
dmg IS , daar af de verkrijging niet van hen afhangt , dat zo waer- kzei^j^u,
digis dat men veel daar om wenfcht; cnvan de haat tot de men-
fchen , om dat zy hen alle in achting hebben ; en van dc vrees , om
dat het vertrouwen , dat zy oji.hun deucht hebben , hen verzekert;
en emdchjk van de gramfchap , om dat zy , alle de dingen , die van
anderen afhangen, zeer wemig achtende , nimmer zo veel voor-
deel aan hun vijanden geven , dat zy bemerken konnen dat zy daar
afgequetftzijn.
1 5-7. Van de Vertvaantheit.
\ Llc dc genen , die om enige andere oorzaak , hoedanig zy ook
uu^^^^" ' een goede ««waan van zich zei ven ontfangen , "
hebben geen ware Edelmoedigheit , maar alleenlijk een Ver- "•^'■"x*"-
waantheit, die altijt zeer zondig en gebrekkelijk is , fchoon zy 't zo
veel te meer is , als d' oorzaak , om de welke men zich acht , on-
gerechtigeris. End ongerechtigde van alle oorzaken is, als men
zonder oorzaak verwaant is, dat is, zonderdat men acht dat erin
zich enige verdienfte is, om de welke men behoort geprezen te
worden ; maar alleenlijk om dat men de verdienfte niet hoog acht,
en dat men , zich inbeeldende dat de o roem niet anders is dan een o gmm:
P aanneeming aan zich , gelooft dat de genen , die zich 't meeft daar pu>r/>-f<,.
aftoeeigenen, ook het meeft daar afhebben. Deze zonde is zo
onredelijk en wanfchikkclijk , dat ik naau welijks zou konnen ge
loven dat er menfchen zijn , die zich daar toe laten vervoeren, zo
niemant ooit ongerechtiglijk geprezen was : maar'c gevlei is overal
zo gemeen , dat 'cr geen mcnlch zo gebrekkelijk is , of hy ziet
dat hy dikwijls om dingen geacht word, die geen lof, maar fom-
tijtslafter verdienen; t welk aan de plompflen en onvcrftandig-
ften gelegentheit geeft van in deze Mllach van Verwaantheit te
vallen. -rr^f-»»"*.
15-8. Dat haar tjerken tegen degenen van Edelmoedigheit pilden.
M Aar hoedanig d' oorzaak, om de welke men zich acht, kan
wezen, indien zy anders is , als de wil, die men in zich ge-
n voelt,
7^ R-Des-Cartes
wel te gebruiken, daaraf, gelijk ik ge
zegt heb , d Edelmoedigheit voortkoomt , zo brengt zy altijt een
zeer lafterlijke Verwaantheit voort , die zo veel van deze ware
^delmoedigheit verfchilr,dat zy heel ftrijdige werken heeft. Want
dewijl alle d'andere goederen, gelijk vernuft, fchoonheit, rijk-
öommen , ftaten , en zo voort , gemenelijk zo veel hoeer geacht
worden als men hen in weinig lieden vind . en dewijl zy ten
meeltendeel zodanig van natuur zijn , dat zy niet aan veel meêge-
deelt iconnen worden, zo trachten de verwaanden alle andere men-
ichen te vernederen, en, flavenvaa hun begeerten zijnde, heb-
t flnmilttai rr j „
vithfa, IS 9' z.ondelijke Neder inheit.
VV gaat, zy beftaac voornamelijk hier in , dat men zi?h zwak
ofwem,gbeftandiggevoelt, eniat, alsofmengeen vo Cen
gebruik van z.jn vnje wil had . men zich niet onthouden kan^an
dingen te doen , daar afmen weet dat men namaak berou zal heb-
ben In dezer voegen ftaat zy recht tegen d'Edelmoedieheit ; en
'tgebeurtdikwjlsdatdegenen , die een nederige geel hebben ,
de verwaant lenen hoogmoedigften zijn , op gelijke wijze gelijk
d Edelmoedigftende zedigften en oolmoedigften zijn.^ Maar n
plaats dat de genen, d.e fterk en edelmoedig van geeft zijn . niet
van moed veranderen, om de voorfpoeden of tegenfpoeden , die
LeV^fi^ T'^'",'^' Senen, die zwak et veW^^
iefthe nU" ' ''^"'^°f'tg<=val, geleid; en de voorfpoet ver-
dfw^Us dltlJT^" l r k" '^.g«"<P°« hen vernedert. Ja men ziet
«,.irn , ^ ^'•'^'^^?''^''j'''^y'^^ g^"« vernederei . van de
welken zy enig voordeel verwachten, ofenigquaat vrezen endat
zyterzeWetijtzichbaidadiglijkbovendegfn^verheffeniv^^^^^^^^
welken zy mets verhopen, noch vrezen.
i6o. Hoedanig de he^egmg der geefien in deze ladingen is
l-'iS^r V kan lichtelijk bekennen dat de ' Verwaantheit
' ^A' V A Vcrworpentheit niet alleenlijk ■'gebreken maar ooi
f P J ' '^•'"^''^'g'' k door enige nieuwe gelegentheit" ich
verheffen , of neêrwerpen. Maar men kan twijffelen of d' Ede
«.oedigheit en Ootmoedigheit . die deuchden zijn f ook lü^Sgen
konnen
l^dittgtn ytn ZIEL. ^
konncn wezen, om dat hun bewegingen minder blijiien en da/
hct(ch.jntdatdcdeuchtnietzowei.alsde^onde/EdeS^^^^^^
overeenkoomt. Ik zie echter geen reden . die be et dat de zelSf
bewegmgdergeeften , die diént om een •denkineteverSen «f»* «•
■ m^.S ' V n^^'f I'S >s. En om dat de Verwaantheit en Edel-
zTh zefcf '^^''^''^T^^^ ' dat men van
l^nin H ' ^".enkehjkhier in verfchiUen , dat dit gevoe-
len m d een gerechtig , en m d'ander ongerechtig is , zo dunkt mv
datrnenhentoteenzelfdehjdingkantoepaflen , d^ welke dS
een beweging verwekt word, die uit de bewegingen 7an de Ver
^wel v,"f \ T t ^'^'j^^'^P ' ^" Liefdfte'-zamen is gelet
tothc d l Wet' alsvand?genc
tot het ding , t welk maakt dat men z ch in achtinoKcpfr r% \r
m tegendeel, de beweging, diede bNcderiXir^ .i^*
del,jkofzondig,verwela,u,tdebeweÏÏS;f^ d'e ^v7J""'^^-
nng , van de ^ Droef heit , en van de ' S d,e men t^ z7ch"zel? TrT'"
heeft tezamenisgezet. met de fHaat vermeng "dL men t^^^^^
degebreken heeft , om de welken men zich vcraclit EnaT'r
fcM 'twelkik.ndezebewegingenbemerk, isdatdebewegm;
der Verwondering twee eigenlchappen heeft ; d'eerfte dat de ver
wflchmg haar van 't begin affterk maakt , end'ander dat zv een"
pangmhaarvoortgangis, datis, datd^geeften voSe^^^^^^
zich op een zelfde toon in de harflènen te bewegen. D^eerfte v n
deze eigenfchappen word mcerin Verwaantheit , en in de Va
worpentheit , dan in d'Edelmoedigheit en deuchdehH.! M.^;
ent^^S «en^V ^^f^^^^^degcmenelijk „it sonkundi'koiintre'.»-'—
cii uac aegenen , dic meeft onderworpen zijn zich te verhoofTvi^^r
digen , en zich meer tc vernederen , dan zv bchor/n .^^^ ï
kennen; omdatal'taeen hwe>]kh7nJ7 \ ^ichminft
ri-l '•ö^cn? ^^^^^^henvannieusaankoomt hen
verrafcht, en te wecgbrengt dat zy , zulks aan zich zXn' oc
eigenende zich verwonderen , en zich achten of verach en nai
dat zy oordelen dat het geen , 't welk im 1,^,-, r^^i. ' ?
voordeel,ofniettothu^nvo<;rde:n^£^e^r^^^^^^^^^^^
.Jdmgisverfcheiden om dat dikwijls na een ding "welk hen
rti3e'eT t'™ ^ 'fl' ' '^^^h- ï-ïnede
, ?M r ' M 4 ^'^,^l"."°cdigheit IS niets , 't welk niet met de
dcuchdelijke Nedengheit overeenkomen , cn ncrgcn. iets . dat
{Ml) hen
78 R. D E S > C A R T E s
hen veranderen kan j 't welk te wcegbrengt dat hun bewegingen
vaft , beftandig , en altijt met zich zeiven gelijk zijn. Maar zy ko-
men niet zo zeer uit verraflching voort , oni dat de genen , die zich
in dezer voegen achten, gcnoech bekennen welken d' oorzaken
zijn, om de welken zy zich achten. Doch men kan zeggen dat de-
ze oorzaken zo wonderhjk zijn , ( te weten dc macht van zijn vrije
wil te gebruiken , de welke te weegbrengt dat men zich zelf fchat,
en de zwakheden van 't onderwerp, in 't welk deze macht is, die
veroorzaken dat men zich niet te hoog fchat ) dat t' elkens , als
menhen van nieus voor zich vertoont j zy altijt een nieuwe Ver-
wondering geven.
i6i. Hoe wen d'Edelmoedigheit kan verkregen,
'C N men moet aanmerken dat hetgeen , 't welk men gemenc-
r^r^. p lijk deuchden noemt, zekere ^ hebbelijkheden in de Ziel zijn,
.r^T^ie haar tot zekere^ denkingen fchikken, m voegen dat de heb-
belijkheden van deze denkingen verfchillcn , maar dat zy hen kon-
nen voortbrengen , en weer van hen voortgebracht konnen wor-
den. Men moet ook aanmerken dat deze denkingen door dc ziel
alleen voortgebracht konnen worden , maar dat het dikwijls ge-
^?.^ ^"'g^ beweging der geerten hen verfterkt , en dat zy dan
gelijkelijk deuchdelijke werken , en lijdingen van de ziel zijn, in
voegen dat, fchoon 'crgcen deucht is , tot de welke, gelijk het
fchijnt , de goede geboorte meer toedoet , dan tot de gene , die te
weegbrengt dat men zich naar zijn rechte waarde fchat, en dat men
lichtelijk kan geloven dat alle de zielen , die God in onze lighamen
\Gnur.nt»> \ "'^^ ^"^^^ ''^^'"^ ^^i" ' ( ^^^^k oorzaak is dat ik deze
„, Mstna. ' J^"cht , volgens de gewoonte van onze taal , eer^ Edelmocdigheit
nimriMs. heb genocmr , dan ^- Grootmocdigheit , volgcns't gebruik van dc
fcholen, inde welken zy niet zeer bekent is) het echter zeker is
dat de goede onderwijzing grotelijks dient om de gebreken van dc
geboorte te verbeteren : en indien men dikwijls aanmerkt wat de
vrije wil is, cn hoe groot dc voordelen zijn, die hier afkomen,
dat men een vafl bciluit hecfr van hem wel' tegebruiken,gelijk ook
van d' andere zijde hoe? ydcl en onnut alle de bekommernlflen zijn,
die d'eerzuchtigcn pijnigen, zo kan men in zich lijding verwek-
ken, cnby gevolg de deucht van Edelmocdigheit verkrijgen, die
als de fleutel v an alle d'andere deuchden,en een algemene h ulpmid-
del tegen alle d' ongeregeltheden der lijdingen is; en dicshalvcn
dunkt my dat deze inzicht wel dient aangemerkt te worden.
j6a. V^n
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
79
Ladingen van de ZIEL.
162. Van d'Eerhiedigheit,
^ Jeenlijk tot het voorwerp , dat zy eert , n achting te hebben
maar ook tot z.ch met enige vrees daalr onder te llellen^om tetrS
ten dat jonftig tot zich te maken : in voegen dat wy geen Eerbif-
d.ghc.t hebben , dan tot vrije oorzaken , die wy beqiaam oordelen
om goet of quaat aan ons te doen , zonder dat wy weten welk van
beide zy ons aandoen zullen. Want wy hebben eer Liefde en » ver- oD«.tó
loving , dan een enkele Eerbiedigheit tot de genen , van de welken
wy niet dan goet verwachten , en%y hcbbeitalleenlijk H au g S
tfZ?' f ^'"T," "'^^ '^^'^ «^"«^ verwachten : en indieS
boBchenrö^^^^^
gentlijk deze dode dingen , maar de godheden , die zv meenden
datdaar'tgebiedhadden. En de beweging der geeSd" deze
]ijdingverwekt,svandebevveging,die3ev^.rwo^ndenng%erweS
en van de gene , die de vrees verwekt , ( van dc welkt ik hier na
ipreken zal ) te zamen gezet.
1 63. Van de Verfmading.
Q P gelijke wijze is het geen.'t welk ik P Verfmading nocm,een n d,*,«,.
tY r?:?^ .diedeziel heeft tot een vrije oorzaak^e ve" ch.
ten, met foordelen dat, hoewel zy van haar natuur bequaam is
om goet en ouaat te doen , zy echter zo verre beneden ons^.s dat
zy geen van beide ons aandoen kan. En de beweging der oeèften
VeïfeS?/'V\''''u'^-'''^^'^S'"S^" ' '^'^ ^ Ve^rwonSg;,.......
, Verlefcertheitof 'Stoutheit verwekken , te zamen eezer '
164. 't gebruik dez.er twee Lijdingen.
TTV'Edelmoedigheit en de zwakheit van geeft, of de verworpent-
i-/ heit bepalen t goedenquaad gebruik dezer twee lijdingen-
Want hoe de ziel edelder en edelmoediger is , hoe men meer sine
gentheit heeft om aan ydcr't geen , dat hem toebehoort , te civen-
en m dezer voegen heeft men niet alleenlijk een zeer diepe oot moe'
digheit ten opzicht van God , maar men geeft ook, zonder tegen-
Itribbehng , alle Eer en Ontfach , die men aan de menfchen fchul-
digis, aanyder, naardelhatenachibaarheir, die hy in de w er-
relt
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
8o R. Des - C ARTES
relt heeft i cn men veracht niets , dan de zonden. In tegendeel > de
genen , die een zwakke en vervvorpe geeft hebben, zijn onderwor-
pen by overmaat te zondigen , fomtijts hier in , dat zy dingen , die
vcrachtcnswaerdig zijn , eren en vrezen, en fomtijts hier in , dat zy
de dingen , die mceft verdienen geèert te wezen , baldadighjk ver-
fmaden.En zy gaan dikwijls zeer gezwindehjk over van d'uitterftc
i slSi/i» " goddeloosheit tot waangeloof , en daar na van 't waangeloof
tot goddeloosheit , ja zodanig , dat zy tot alle zonde en ongeregelt-
heit van geeft bequaam zijn,
165*. Van de Hoop en Vrees,
y • "pX E y Hoop is een ^ gefchiktheit van de ziel tot zich t'overreden
aniwï.' JL-^ dat het geen , 't welk zy begeert , komen zal. Zy word ioor
een bezondere beweging der geeften veroorzaakt ^ te weten door
a M,tnu de ' beweging van de Blyfchap , en van de Begeerte , tezamen ge-
b Mms. mengt.En de ^ Vrees is een andere gefchiktheit van de ziel,die haar
overreed dat het niet komen zal. Hier ftaat aan te merken dat men
r^ pafpmtj, ^^^g c Jij jjj-igg,-, ^ hoewel zy ftrijdig zijn , echter beide te ge-
lijk kan hebben , te weten als men in een zelfde tijt verfcheide re-
denen voor zich vertoont , van de welken enigen oordelen doen
dat de vervulling der Begeerte lichtelijk kan gefchieden , en d'an-
deren zulks zwaar vertonen.
1 66. Van de Ver<Lekertheit en wanhoop.
E Nd'een dezer lijd ingen verzelt nimmer de Begeerte , of zy
laat enige plaats voor d'ander. Want als de Hoop zo krachtig
is , dat zy de Vrees geheellijk verdrijft , zo verandert zy van Na-
AStcHTitMt tuur, en word Verzekertheit of Vertrouwen genocmt. En als
fivt fdttdM, verzekert is dat het geen , 't welk men begeert , komen zal ,
hoewel men volhard in te willen dat het koomt, zo houd men ech-
ter op van door de lijding van Begeerte bewogen te worden , die
d'uitgang daar af met ongeruftheit deê betrachten. Desgelijks , als
de Vrees zo overmatig is , dat zy aan de Hoop alle plaats beneemt,
eDefftratit» ZO Verandert zy in « W anhoop ; en deze Wanhoop , het ding als
onmogelijk vertonende , blufcht geheellijk de Begeerte uit , die
zich alleenlijk tot mogelijke dingen uitftrekt.
167. Van de Be[^z,ucht.
iStUtypia, E f Belgfucht is zeker flach van Vrees , die haar opzicht heeft
XJ op de Begeerte van de bezitting van enig goet voor zich tc
bewa-
lïtlhi£e» van de ZIE h. g
bewaren. Zykoomt niet zo zeer uit kracht van redenen tl.VnJ
delen doen dat n.en d jt goet verliezen kan . als wél Jt de hoge ach
^"'''""^''"^^ ' «^«^^^'J^eoorzaakisdatmeSdc"
168. mar in dtz.e lading mlyk.kaH we:(en.
P N dewijl men meer zorg moet dragen om de goederen die
zeergroot z,jn . re bewaren, alsdegenen , diemmderziin
wetn C^Yr^ '"'S^ g^I^g-^ntheln cedijk en Stié
wezen. Gehjk tot een voorbeelt , een Kriigsoverlte A\e eZ ^u?
vanpotbeIangbewaart.heeftr;chtomf]gzu^^^^^^^^
wezen , dat is , van alle de middelen te wantrouwen \loor de S^l
ken ^y verrafcht e„ overvallen zou konnen woX • 2
lyke vrouw word nietgelaftert van darzy beSl
eens, dat.s , van zich niet alleenlijk van qSoïn S 1°°'^''''"'
maar ook vandeminfteftofFe van laLingtëSwen^'^'^''^"-
1 69. WMr in IJ lafierl^k^u.
M i^n'^r^" ^J" gierigaart , als hy voor zijn fchattcn
i> Belgzuchtig IS , dat is , als hy hen altijt met het ooT„? i. ^u. .
gaat, en nimmer daarafwil wijken , uitvreesdatlvhL ^«
len zullen worden; want het geit zsnie zo vTelSd^^^
met zogrore zorg bewaart zal vvorden. En men machfeen In
die Belgzuchtig over ziinvrou is r.mH•,^ , " " ^'^''''^"^^^"man,
dat hy faar n.et^oprech Slïbêmint en ,f 1'" ^""'S'"'"'
lenvaVemzelf.'^ofvan^htherV e^^^^^^^
rcchtiglijk bemint ; want indien hy ware ^eJj h^^rVa'd" Z
zichinÖtS^^^^^^
en hy zou met vrezen ditgoet te verliezen , mdyn ft'n et oorSl'
dedathy'eronwaardigtoewas , of dat zijn gemalm oSetmu i "
:;Su?Ta'Msï,\^^^
170. vm
8a
R. Des-Cartes
170. Van de wankelmoedigheit.
DE Wankel moedigheit is ook zeker flach van Vrccs , die , dc
ziel als in't gewicht tuflchen veel doeningen houdende,dic zy
doen kan , oorzaak is dat zy daar geen af uitvoert , en dat zy dus
tijt heeft om te verkiezen, eer zy tot befluit koomt. Daar in zy wa-
relijk enig gebruik heeft , dat goet is. Maar als zy langer duurt ,
dan zy behoort, en de tijt, die tot doen vcreifcht is , in beraden
doet befteden , zo is zy zeer quaat. Ik zeg dan dat zy zeker flach
Van Vrees is , fchoon het gebeuren kan , als men de keur van veel
dingen heeft , daar af de goetheit zeer gelijk word , dat men onzce-
ker en wankelmoedig blijft , zonder dat men daarom enige Vrees
heeft. Want deze flach van Wankelmoedigheit koomt alleenlijk
1 Smijeffum, Van ^ 't onderwcrp , dat zich vertoont , en niet uit enige « ontroc-
^iSr^Z'"' • en dieshalven is zy geen lijding , dan voor zo
veel dc vrees, die men heeft, van in zijn verkiezing te miflèn , d'on-
zekcrheit daar af ver meerdert. Maar deze Vrees is zo gemeen , en
zo krachtig in enigen, dat zy , fchoon zy niet te verkiezen hebben,
cn dat zy niet dan een enig ding konnén nemen of laten , van haar
weerhouden worden, en zich vergeefs ophouden met naar anderen
n^MctjfHi, te zoeken. En dan is't een " overmaat van Wankelmoedigheit, die
haar oorfprong heeft uit een al te grote begeerte van wel te doen ,
e/^f "i*^ zwakheit van 't verftant , 't welk , geen ° klare en onder-
di/imöé, fcheide kundigheden hebbende , alleenlijk veel verwarde kundig,
heden daar af heeft. Dieshal ven , de hulpmiddel tegen deze over-
maat is , zich te gewennen tot zekere en bepaalde oordelen , aan-
gaande de dingen , die zich vertonen , te doen, en te geloven dat
men altijt zijn plicht wel betracht, als men 't geen doet , dat men
oordeelt het befte re wezen , fchoon men miflchien zeer qualijk
oordeelt.
171. Van de Meed en Stoutheit.
f P^i^"-^'** "T^ P Moed , als zy een lijding is , en niet een ' hebbelijk heit,
? Hab"m, of ' naturelij ke neiging , is een zekere hitte of drift , die de
IjW^^" ^^^^ fchikt tot zich krachtiglijk tot d'uitvoering der dingen te be-
%A»iatia, ge ven, die zy doen wil,van wat natuur zy ook zijn. En de ^ fl:outheit
is zeker flach van Moed , die de ziel geftelt maakt tot de gevare-
lijkfl;e dingen uit te voeren.
172. Va»
Ladingen van de ZIE L.
ijz. Vm de Volgjver.
EN de » Volgy ver is'cr ook zeker flach af, maar in een onrl-rr ^
. zin. VVantmenkandcMoedaanmerke„aIsee„V"4\X^
zich ,n 20 veel y gedaanten verdeelt . als 'er verfcbillfncie z voor v
werpen zijn , en ook in zo veel anderen , als'er oorzaken zijn Od *
d eerfte wijze is de Stoutheit , en op d'andere de Volgy ver een se
daantedaaraf. En deze lefte is niets anders, dan een hitte, diedc
ziel geitel: maakt tot dingen aan te vangen , die zy hoopt dat aan
haar gelukken zullen , om dat zy ziet da: zy aan anderen gelukkig
Zijn; en m dezer voegen is zy zekerflach van Moed , daaraf 'd'uit-
terhjkc oorzaak 'tvoorbeelt IS. Ik zeg d'uiterlijke oorzaak , om
dateer , behalven deze , altijt een innerlijke moet wezen, die hier in
H^H ' "g!^'^J"^i°dan,g geftelt heeft , dat de Begeerte
en de Hoop meer kracht hebben ineen menigte van'r KU»,
'tharttedoengaan , dande Vrees of WaZop^"Jh?h«fto«
zulks tc beletten. '^necttom
173. Jloe de Stoutheit van de Hoop afhangt.
1T7 Ant hier ftaat aan te merken , dat hoewel ^ 't voorwerp van h oij^ann..
iL ^^"^^''''^^^^^ claargemenelijkde Vrees,ja c of/-.^.
ook de Wanhoop,op volgt,en dit zodanig,dat men in de e;evareliik.
fte en wanhopigfte dingen de mcefte Stoutheit en Moed betoont •
dat , zeg ik , echter van node is dat men hoopt , of ook dat men ver-
zekert is dat het emde, 't welk men aan zich voorftelt, gelukken
TeC\? ^^^^^/^^^l^^^glyk tegen de zwarigheden, die men ontmoet,
te Itellen Maar ét emde verfchilt van dit voorwerp: want men kan
in een zelfde tijt niet van een ^ ding verzekert en wanhopig
Zijn. Gelijkdus, als de Decièn zich plotfehngs onder de vijanden
initortten, en tot een zekere doot liepen , zo was 't voorwerp van
nun btoutheit de zwanghcit van hun Jevcn in dit bedrijf te bewa
rcnj tot welke zwarigheitzy niet dan wanhoop hadden- wantzy
waren verzekert van te rterven ; maar hun emde en gemerk was
hun krijgslieden door hun voorbeeltaan te moedigen , en hen de
verwinnig , tot de welke zy Hoop hadden , te doen verkrijgen •
of hun einde en gemerk was ook roem na hun doot te hebben van
de welk zy verezkert waren. '
174. Van de tlaaumoedigheit en Vervaertheit,
DFvïflaaumoedigheitftaa: recht tegen de moed,eniseenflaau- d nna^u
teofkoelheit , die de ziel belet in zich tot d'uitvoering der
2) din-
^4 R. Des-Cartes
dingen tc begeven , die zy doen zou , zo zy vry van deze lijding
P-lT'^"' vvas. Encd^Angft, of Vervaartheit, die recht tegen de Stoutheit
iftrtnrbatit ftrijd , is niet alleenhjk een koelheit , maar ook een ^ ontroering
g stn^or. g verbaaftheit van de ziel , die haar van de macht berooft van dc
quaden tegen tc ftaan , die zy meent naby te wezen.
175'. Van *t gebruik da Flaaumoedigbeit.
HOewel ik my niet kan overreden dat de natuur aan dc mcn-
fchen enige lijding gegeven heeft , die altijt gebrekkelijk , en
nooit enig goed de loffelijk gebruik heeft , zo kan ik echter zwa-
relijk giflen waar toe deze twee konnen dienen. My dunkt alleen-
lijk dat de Flaaumoedigheit dan ' enig gebruik heeft , als zy maakt
dat men vry van kommer is, tot welks aanvanging men door waar-
fchijnelijke reden verwekt zou worden , zo andere zekerder rede-
nen , die haar onnut hebben doen oordelen , deze lijding van
Flaau moedigheit niet verwekt hadden. Want behalven dat zy de
ziclvan deze kommer bevrijd , zo dient zy dan ook tot het lig-
haam, te weten hier in , datzy, de bewegingen der geeften ver-
tragende , belet dat men zijn krachten verftrooit. Maarzy is in
't gemeen zeer hinderlijk , om dat zy de wil van de nutte daden af-
leid. En dewijl zy alleenlijk hier af koomt , dat men niet gc-
noech Hoop of Begeerte heeft, zo behoeft men niet te doen , om
haar te verbeteren , dan deze twee lijdingen in zich tc verbeteren.
O framtJ».
tMitnts,
P Ewentm*
9 tPitrfm
tênfckmut.
r Spteies
IJ 6, Van 't gehruik^der Vervaartbeh.
TIT At de ^ vervaartheit of ' Angft aangaat , ik zie niet dat zy
. ^^^^ loffelijk of nut kan wezen. Zy is ook geen bezonderc
«lijding , maar alleenlijk een "overmaat van Flaaumoedigheit,
VerbaaTlheit en Vrees , die altijt zondig en gebrekkelijk is ; ge-
hjk de Stoutheitccn overmaat van Moedigheit is , die altijt goet
is , zo 't einde of gemerk , 't welk men zich voorftelt , goet
is. En dewijl de voornaamfte oorzaak van de Vervaertheit dc
verrafiching is , zo is 'cr niets beter , om zich daar af te bevrij-
den, dan "voorbedenkingen te gebruiken, en zich tot alle Pd'uit-
gangen te bereiden , welkers vrees vervaartheit veroorzaken kan.
177. Van de Knaging,
E 1 Knaging van 't geweten is ''zeker flach van Droef heit,
die uit de twajffeling voortkoomt van dat een ding , 't welk
men
D
Lijdingen yan Z I E L.
mcndoct , of gedaan heeft , niet goet is. Zy 'vooronderftcit sP^yw.^^
nootzakelijk de twijffeling. Want indien men gehcellijk vcrze-'^'*'-
ken was van dat het geen , 't welk men doet , quaat is , zo zou men
Zich onthouden van zulks te doen j om dat de wil zich alleenlijk
tot die dingen beweegt , die enige fchijn van goetheit hebben.
En indien men verzekert was dat het geen , 't welk men alreê ge-
daan heeft , quaar was , zo zou men ^ Berou , en niet alleenlijk '
Knaging daar afhebben, 't Gebruik van deze lijding is dat zy te tJWf#r/«.
weegbrengt dat men onderzoekt of het ding , daar af men twijf-
felt , goet is , of niet , enmaaktdat'ct niet weer gedaan word,
terwijl men niet zeker weet dat het goet is. Maar dewijl zy het
quaat vooronderftelt , zo zou beft wezen dat men niet onderwor-
pen was haar te gevoelen ; en men kan haar door de zelfde midde-
len voorkomen , door de welken men zich van dc Wankclmoedis^
heit bevrijden kan. * ^« 5
178. Van de Befptüng,
DE X Belaching of Befpotting is zeker flach van Blyfchap, met ''^''^^''^
Haat vermengt , en fpruit hier uit , dat men enig quaat in een
mcnfch bemerkt » die men zulks waardig acht. Men haat ^it quaat,
cn verblijd zich van dat in de geen te zien , die zulks waerdig is.
En als dit onverwacht overkoomt , zo is de verraflching van
dc Verwondering oorzaak dat men in lachen uitbarft , volgens
^t geen , ^t welk hier voor van de natuur van 't lachen gezegt is.
Maar dit quaat moet klein wezen , want indien het groot is , zo
kan men niet geloven dat de geen , die dat heef: , zulks waer-
digis , 't enzymen zeer boosaardig is , of hem grote haat toe-
draagt.
1 79. waarom d'onvolmaahjlen gemeneltjk de gmt-
fte hefpotters zijn,
EN men ziet dat de genen , die zeer fchijn bare gebreken heb-
ben , als tot een yoorbeelt de genen , die kreupel , fcheel of ge-
bult zijn , of die in *t openbaar enige fmaat en fchande geleden
hebben , bezonderlijk tot ^ottery genegen zijn. Want zy, gaernc
zien willende dat alle d'anderen in gelijke ongunft waren , verheu-
gen zich in dc quaden , die hen overkomen, en achten hen zulks
waerdig.
180. Van
86
R. D E S - C A R T E S
1 80. Van 't ^ehml^ der Boerterj.
WJ zedige Bocrtery aangaat , dc welke nuttelijk de gc-
VV breken belacht , met hen belachelijk te doen fchijnen , zon-
der dat men echter zelf daarom lacht , noch enige haat tegen dc
c ^'/itü», lï^enfchen betuigt , zy is niet een ^ lijding , maar een hoedanigheit
' van een eerlijk man , die zijn Blygeeftigheit , en de geruftheit
van zijn ziel doet blijken , die tekenen van deucht zijn ; en dik-
wijls ook de fchranderheit van zijn vernuft hier in , dat hy een aan-
gename fchijn aan de dingen , die hy befpot , weet te geven.
' 181. Van *t gebruik^ van 't geUch in Boerterj
't T S ook niet oneerlijk te lachen,als men de Boertery van een an-
J. der vcrftaat : ja zy kan zodanig wezen , dat men een ftuurmuil
zou zijn , indien men niet daarom lachte. Maar als men zelf boert,
is't welvoegelijker zich van lachen t'onthouden, op dat'et niet zou
fchijnen dat men door de dingen , die men zegt, verrafcht word, en
dat men over onze behendigheit in die te vinden verwondert was ,
cn dat zy daar na de genen , die hen horen , meer verraflchen.
182. Van de Nijt.
,d invUié, ^ Een, 't welk men gemenelijk ^ Nijt noemt,is een zonde,dic
eftrvtrfiêi VT in ceu ^- verkcertheit of boosheit van de natuur beftaat , die
te weegbrengt dat zekere lieden zich om't goct quellen, dat zy aan
andere menfchen zien toekomen. Maar ik gebruik hier deze bena-
<P-##, ming, om een Hijding aan te wijzen, die niet altijt zondig is. De
Nijt dan , voor zo veel zy een lijding is , is zekere liach van Droef-
heit,met Haat vermengt,de welke hier uit koomt,dat men den ge-
nen goet ziet toekomen , die men daar toe onwaardig acht: 't welk
men niet met reden denken kan , dan van de goederen van't geval.
Want wat de goederen van de ziel , of ook van 't hghaam aangaat ,
voor zo veel men hen van de geboorte heeft , om daar toe waardig
te wezen is genoech dat men hen van God ontfangen heeft , eer
men bequaam was om enig quaat te bedrijven.
185. Hoe gerechtig of ongerechtig k^n wetten,
MAar als 't geval aan iemant goederen toezend , tot de welken
hy warelijk onwaerdig is , en als de s Nijt alleenlijk in ons
verwekt wordjom dat wy,naturelijk't recht beminnende, verfteurt
zijn van dat in d'uitdeeling dezer goederen de gerechtighcit niec
waar-
Lijdingen van rff Z I Ë L. 87
waargenomen Word , zo is 't een ^ y ver , die verontfchuldigt kan h&M
worden; voornamelijk dan , als het goet welk men aan anderen
benijd , zodanig van natuur is , dat het onder hun handen in quaat
verkeren kan j gelijk indien *t enig ampt of bediening is, in welke
pleging zy zich qualijk kennen dragen. Ja als men het zelfde goet
voor zich begeert, en dat men belet word in dat te hebben, om dat
anderen , die'er minder waerdig toe zijn , dat bezitten , zo word
deze lijding hier door geweldiger , en zy is echter » verfchonelijk , i Bjw«/jwift
zo de haat , die zy in zich begrijpt , zich alleenlijk tot de quade uit-
deeling van't goet gedraagt , dat men benijd , en niet tot de lieden,
die 't bezitten , ofuitdeelenen verfpreiden. Maar men vind wei-
nig, hoe rechtvaerdig en edelmoedig zy zijn , die geen haat tot
de genen hebben , die hen in de verkrijging van een goet voorko-
men en verraflchen , 't welk niet aan veel meêgedeelt kan worden,
en dat zy voor hen zeiven hadden begeert , fchoon de genen , die
't verkregen hebben , zo zeer , of meer waardig daar toe zijn. Nu,
*tgeen, dat gemenelijkmeell benijd word , is^d'eer: want hoe-
wel d'eer van andere menfchen niet belet dat wy 'er naar trachten
konnen , zo maakt zy echter de toegang daar af zwaarder , en de
waarde hoger.
1 84. Van trAAr het Inkomt dat de Nijdigen ondermrpen TL^n bUan»
Achtig en lodïg van verwe te wez^en.
Oorts , daar is geen gebrek, dat zo zeer aan de gelukkige ftaat
der menfchen hindert, als dat van de Nijt. Want behalven dat
degenen, die daar af befmet zijn, zich zclven quellen , zo ont-
roeren zy ook uit alle hun vermogen het vermaak der anderen. Zy
zijn gemenelijk 1 lodig van aangezicht , dat is bleek , van geel en 1 LivUu
zwart gemengt , en gelijk blaauachtig van bleet. En hier uit fpruit
dat de Nijt in 't Latijn Ltvor gcnocmt word \ 't welk zeer wel met
het geen overè'enkoomc , dat hier voor van de bewegingen van
\ bloet in de Droef heit en in de Haat gezegt is. Want de lefte
maakt dat de gele gal , die van 't benedendeel van de lever koomt,
en de zwarte gal > die uit de milt fpruit , zich uit het hart deur de
flagaders in alle d'adcren verfpreiden , en de eerfte doet dat het
bloet der aderen minder hitte heeft, en langfamelijker, dannaaf
gewoonte, vloeit, 't welk genoech is om de ver we ^ blaau en lodig
te maken. Maar om dat de gal , zo wel de gele , als de zwarte , ook
door veel andere oorzaken in d'aderen gezonden kan worden , en
dat de Nijt hen niet genoech in grote menigte derwaarts drijft , om
de
v:
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
?5 K. Des-Cartes
dc ycrwc van 't aangezicht te veranderen , zo zy niet zeer groot en
langdurig is , zo moet men niet denken dat alle de genen , in dc
welken men deze verwe ziet , daar toe genegen zijn.
1 8 ƒ . Van de Deernis^
A e,mmif€' p\ E n Dccmis of Meedogen is ° zeker flach van Droef heit, met
Tspicies Liefde of goede wil tot de genen vermengt,die wy enig quaat
$riftiti», 2^ien lijden , tot het welk wy hen onwaerdig achten. Zy ftrijd dies-
p o*jr<!7«w. halven tegen de Nijt , uit oorzaak van haar p voorwerp , en met
q irrifi9, de q bocrtcry , uit oorzaak dat zy 't quaat op een andere wijze
aanmerkt.
i86. wie de Meêdogenften Ti^n,
DE genen , die zich zeer zwak , en de tegenfpoedcn van 't ge-
val onderworpen bevinden , fchijnen meer, dan d'andcren,
tot dezelijdinggencgen te wezen , vermits zy't quaat van ande-
ren, als hen overkomen konnende, voor zich vertonen: en dus zijn
zy eer door Liefde , die zy zich zeiven toedragen , bewogen , dan
door de Liefde , die zy tot anderen hebben.
1 87. Hoe d'EdelmoedigUen van deze lijding bewogen worden,
"jV/f Aar de genen, die EdelmoedigH: zijn , en de ftcrkfte geeft
XyX hebben , ja zo , dat zy geen quaat voor zich vrezen , en zich
boven de macht van 't geval houden , zijn niet vry van Deernis, als
zy de zwakheit der andere menfchen zien , en hun klachten horen:
want een deel van d'Edelmoedigheit is een goede wil tot yder tc
hebben. Doch de Droef heit van deze Deernis is niet bitter , maar
(gelijk de gene, die de droevige daden veroorzaken, de welken
men op een toonncel ziet vertonen) zy is meer in't uitterlijk , en in
de zin , dan in 't innerlijk van dc ziel , dc welke ondertullchen dc
yernoegmg van te denken heeft , dat zy't geen , 't welk haar plicht
is , hier m doet , dat zy met de bedrukten mcêHjdigis. Maar hier
in is verfchil, dat het gemeen deernis met de genen heeft , die kla-
gen, omdathetmeentdatdequalen , die zy lijden , zeerlaftig
zijn^en't voornaamfle voorwerp van de Deernis der grootfte man-
nen is de zwakheit van degenen , die zy klagen zien; vermits zy
niet achten dat enig ongeval , 't welk komen kan , een zo eroot
quaat is , als de Flaaumoedigheit der gener, die't niet ftant vallelijk
konnen lijden. En hoewel zy de zonden haten , zo haten zy echter
daarom niet de genen, die zy heaonderworpen zien : zy hebben
alleenlijk Deernis met hen.
188. prit
Ladingen van de ZIEL.
89
188. Wie degenen zijn, die niet van Deernis geraakt worden,
TVT Aardebozenennijdigen alleen haten naturelijk alle men-
IVXfchen; of de genen, die zo beeftig, en door de vooiTpoet
zoverblint, ofdoordetegenfpoet zo wanhopig zijn, dat zy me-
nen dat het geen meer quaat overkomen kan , worden van geen
deernis geraakt.
1 89. waarom dez.e lading tot wenen verwekt.
VOorts , men weent zeer lichteHjk in deze lijding , om dat de
Liefde, veel bloet naar't hart toezendende, maakt dat 'er
veel damp tot d' ogen uitgaat , en dat de koude van de Droef heit ,
de drift dezer dampen vertragende , maakt dat zy in tranen ver-
anderen , volgens *t geen , 't welk hier voor daar afgezegt is.
190. De Vernoeging van ü(h ';(elf,
DE '^Vernoeging, dewelke de genen altijt hebben , die dQ tSatisfaauz
deucht volltandiglijk volgen, is een ^ hebbelijkheit in hun tmbuu,,
ziel, die ^geruftheit en ruft van 't geweten genoemt word. Maar t rr-«5«;i7i.
de gene , die men van nieus verkriiet , als men onlangs eniee daat
edaan heeft, die men goet acht , iseen ^lijdmg, te weten zeker v P^jfj?»,
ach van blyfchap , de welke ik de zoetftc van allen acht te wezen,
om dat haar oorzaak alleenlijk van ons zeiven afhangt. Doch als
deze oorzaak niet gerechtig is, dat is, als de daden, daar afmen
grote vernoeging trekt, met van groot belang , of dat zy zondig
zijn, zo is zy belachelijk , en alleenlijk dienftig om vervvaantheit,
en wanfchikkelijkevermetelheit voort te brengen. Men kan dit
bezonderlijk in de genen befpeuren , die , zich zeiven Godsy verig
achtende, alleenlijk waangelovig en geveinll zijn, dacis, die on-
der de fchijn van dikwijls rc kerk tegnan , veel gebeden re lezen ,
kort hair te dragen, te vallen en aalmoeflèn te geven, wanen (re-
heel volmaakt te wezen , en zich inbeelden dat zy zo grote vrien-
den van God zijn , dar zy niets konnen doen , *t welk aan hem mis-
haagt, en dat al 't geen, 't welk hun lijding hen -^voorleeft, een xDis^c,
goede yyver IS ; hoewel zy hen dikwijls de grootfte misdaden yZ*/«..
voorleeft , die van menfchen bedreven konnen worden , als fteden
te verraden , Vorften te doden, gehele volken te verdelgen, alleen-
lijk bier om , dat zy hun gevoelens niet volgen.
191. Van
90 R. D E S - C A R T E S
191. Van't Berou.
H °»j"e,cht flrijdig tegen de i' Vernoeging van zich
*•ƒ' , ^^'f' ^" zcke'- flach van Droef heit , die hier uit voort-
icootnt, dat men gelooft enig quaat gedaan te hebben. Hetiszeer
bitter, om dat des zelfs oorzaak alleenHjk van ons koomt. Dit be-
let echter met dat zy zeer nut is , ais de daat , daar af wy berou heb-
ben, quaat IS, en dat wy 'er zekere kennis af hebben, om dat zy
ons aanmaant tot op een ander tijt beter te doen. Maar het gebeurt
diksvijls dat de zwakke gemoeden berou hebben van dedingen,die
7?L.T] Scdaan z,jn , zonder zekerlijk te weten dat zy quaat zijn.
Zy beelden t z,ch alleen yk.n. om dat 'c vreten . en indien zy
recht anders gedaan hadden zy zouden op gelijk; wij^ K
daar af hebben; enditis.n hen een onvolraalktlieit , die erbar-
menswaardig IS. De hulpmiddelen tegen dit gebrek zijn de zelf-
den, die dienen om de Wankelmoedi^heitwech te nemen
192. Vm de Jonfi.
c F„,r. r\ E c Jonft is eigenthjk een begeerte van te zien dat aan iemant
• 71 •? u "^1"' T" 8°^^^^ '^^^ft , goet toekoomt • maTr ik
gebruikhier deze benami^^g . om deze Milaan te wijzen, voozS
veelhydoorenigegoededaatvande geen, tot de welk wy hem
hebben, verwekt word. Want wy zijn naturelijk genegen tot d"
genen te beminnen , die dingen doen', de welkei^ wy gof t achten!
fchoon ons geen goet daar af toekoomt. De Jonft , in deze beteke
ds,„., "V'g'^no'nen, is- zeker flach van Liefde, ei niet van Begeerte
£:XfhTr:^^?"Soetaandegeentezlentoekomeld?emen
voiTt verzelt. Zy ,s gemenelijk aan Meedogen ge-
mtn "oör^oak . ""F"*^"" ' '''^ '^^^ rampzaligen zien overko-
men , oorzaak z,jn dat wy meer op hun verdfcnfltn merken.
193. Van de Daiik§aarl>eit.
,CrM.,.. F) E « Dankbaarheit is ook zeker flach van Liefde , in ons , vcr-
X-/ wektdooren.gefdoeningvandegeen, tot de welk wy Lief.
de hebben,en door de welke wy geloven dat hy ons enig goet heeft
gedaan , of ten minaen voorgenomen gehad zulks tl doen Zy
begrijpt dieshalvenm zich even 't zelfde, als de Jonft, en dit noch
meer, dat zy op een doening gegrontveft is, dic ons raakt, en
daar af wy Begeerte hebben om zulks te vergelden. Zy heeft dies-
halvcn veel groter macht , voornamelijk in de gemoeden , die noch
een weinig Edelmoedigheit in zich hebben.
194. rtin
Lijdingen van de ZlELs.
1 94. Van d' Ondankhaarheit.
W At gd'Ondankbaarheit aangaat, zy is geen lijding.» want gi«^r*/r-
dc natuur heeft niet in ons enige beweging der geeften , die J^rV»
haar verwekt, geftelt. Maar zy is alleenlijk een zonde, die recht
tegen de Dankbaarheit ftrijd , voor zo veel deze alrijt deuchdelijk,
en een der voornaamfte banden van de menfchelijkegemeenrchap
is. Deze zonde behoort dieshalven aan de » beeftelijke menfchen, '/f^/""
die , dwaaflclijk verwaant zijnde, wanen dat alles aan hen verplicht
15; of aan de ''plomperts , de welken op de weldaden , diezyont- ^Stm^iJi»
fangen, geen acht hebben, of aan de zwakke en verworpe ge-
moeden, die, hun zwakheit en behoefte gevoelende , flaaffche-
lijk dc byftant der anderen verzoeken, en hen haten, na dat zy haar
ontfangen hebben : om dat zy , geen wil hebbende van desgelijks
weêraan hen te vergelden, of wanhopende van zulks te konnen
doen , en zich inbeeldende dat alle ifienfchen , gelijk zy , zich be-
kopen laten , en dat men geen goet doet , dan met hoop Van daar
af vergolden te worden , wanen dat zy hen bedrogen hebben.
195". Van d' luvelneeming.
D' ^Euvelneeming is zeker flach van Haat of Aflceer,dic men Unji^ustu.
naturelijk tegen de genen heeft, die enig quaat doen, van wat " ^p'^*"
natuur het ook is. Zy is dikwijls met dc Nijt of Deernis verzelt, itr^^
aiaar heeft echtereen zeer verfchillend n voorwerp. Want men is " ^^^''^^
niet van Euvel mgenomen , dan tegen de genen , die goet of quaat
aan lieden doen , de welken zulks met waardig zijn : maar men be-
nijd degenen, die dit goet ontfangen, en men heeft deernis met
de genen , die dit quaat lijden. Dit heeft miflchien d' oorzaak ge-
weeft, om de welke Ariftotelesen zijn navolgers, ondcrftellende
dat de Nijt altijt een zonde is, degene, die niet zondig is , met dc
naam van o Euvelneeming hebben genoemc oindï^Héth
196. marom z.y fomtijts aan de Deernis, en fomt^ts aan
de Befpotting gevocgt is,
aUaat te doen is ook enigfins dat te lijden. En dieshal ven voe-
gen fommigen aan hun Euvelneeming de Deernis , en andc-
ren de Befpotting, naar dat zy een goede of quade wil tot de ge-
nen hebben , die zy deze gebreken zien bedrijven. In dezer voe-
gen heeft het gelach van Demokritus , en't geween van Heraklitus
uit een zelfde oorzaak konnen voortkomen.
(02) 197. D^f
'MM,
fUdiinatiti
R. Des-Cartes
197. Dat %.y dikwijls van Vermndering verx^elt is, en ook^
by de Blyfihap kan wez.en,
T^'Euvelneeming is dikwijls ook van Verwonderine verzelt:
J-^ want wy zijn gewent t'onderftellen dat alle dingen opde zelf-
de wijze gedaan zullen worden , als wy oordelen dat zy gedaan be-
horen te worden dat is, opeen wijze, die wygoet achten. Dies-
Haiven, als t anders geoeurt , zo worden wy daar af vcrrafcht : en
2ijn daarover verwondert. Zy kan ook by de Blyfchap wezen,hoe.
wel zy gemenehjker by de Droef heit gevoegt is. Want als het
quaat, daar af wy mer euvel ingenomen zijn , ons niet kan hinde-
ren en als wy aanmerken dat wy niet desgelijks wilden doen , zo
geeft dat enig vermaak aan ons i en dit is mxflbhicn een der oor/a
ken van 't lachen y 't welk fomtijts deze lijding verzelt.
198. Van haar gebruikt
V ^""f/ ,^^'^"\^^,"f:^^^"g word veel meer in de genen bc-
r 1 i ' 1 ^^"^hdehjk willen fchijnen , dan in de genen , die
warehjkdeuchdehjkzijn. Want hoewel degenen, diede deucht
bemmnen , niet zonder enige weêr zin de zonden der anderen kon-
nenzien, zo worden zy echter niet , dan tegendcgrootfteenbo-
vengemeenfte zonden bewogen ; want de geen , die dingen van
klem belang euvel neemt, islaftigenftuurs ; en de geen! die de
dmgen, de welken niet lafterlijk zijn, euvel neemt , is ongerech-
tig. Maar de geen, die deze lijding niet tot de 9 doeningen der
menfchen bepaalt ; maar haar tot de werken van God , of van de
natuur uitftrekt, is fporeloos en wanfchikkelijk ; gelijk de genen
weiTcks^'^r^c'^l^^^
weirelts , en de gehcimemflen van de Voorzienigheit darren
jjerifpen.
199. Van de Gramfibap.
E'Gramfchap is ook zeker flach van Haat,of Afkeer, die wy
tegen de genen hebben, die enig quaat hebben gedaan, of
getracht te hnideren, niet zonder onderfcheit aan wie't ook is,
3 inJi,n.u. ^^^f .^^^^«"f ^ ^y^^.ï^a» ons. In dezer voegen begrijpt zy al't zelfde,
' als^d'Euvelneeming, en dit zo veel te meer, alszy op een^doe-
ninggegrontvcilis, die ons raakt, en daar af wy Begeerte heb-
ben om ons rc wreken. Want deze Begeerte verzelt h^ar altiit ; en
CrAtit^i,, zy werd recht ic-cn de ^ Dankbaarhcitgcdelt, gelijk d' Euvel-
I
l^dm^en van de ZIEL.
nceming tegen dc ''Jonft. Maar zy is weêrgadelooflelijk heftiger xfoir
dan deze drie andere lijdingen , om dat de Begeerte van de fchadc-
lijke dingen af te weren , en zich te wreken , de dringentftc van al-
len is. Deze Begeerte , by de Liefde ge voegt , die men tot zich
zeiven heeft , verfchaft aan de Gramfchap alle de roering van
'c bloet , 't welk de Moed en Stoutheit konnen veroorzaken : en de
Haat brengt te weeg dat het gallig bloet , 't welk uit de milt , en
uit de kleine aderen van de lever koomt , voornamelijk deze roe-
ring ontfangt, enin'thartkoomt, daar't, uit oorzaak van zijn
overvloet , en uit de natuur van de gal , daar af het ondermengt is,
een heftiger en krachtiger hitte verwekt , dan de gene is , die daar
door de Liefde of Blyfchap verwekt kan worden.
200. marom degenen , die in de Gramfchap hl0z.cn , minder te ytt"
x.en z.tjn dan degenen , die in de Gramfchap bUek worden,
D' Uiterlijke tekenen van deze lijding verfchillen , naar de ver-
fcheide y temperingen der menrchen,en naar de vcrfcheiden- ^
heit der andere lijdingen , uit de welken zy beftaat , of die zich by
haar voegen. Want men ziet'er , die bleek worden , of die beven,
als zy vertoornt zijn , en men ziet anderen , die blozen , of ook we-
nen. En men oordeelt gemenelijk dat de Gramfchap der gener, die
bleek worden , meer te vrezen is dan de Gramfchap der gener , die
blozen. Dereden hier af is dat men , als men zich niet anders wil
of kan wreken, dan met gelaat en woorden , alle zijn hitte en
kracht aanlegt van 't begin af dat men bewogen is : en dit is d'oor-
zaak dat men root word ; behalvcn dat noch fomtijts het beklag ,
cn de deernis , die men van zich zelvcn heeft, om dat men zich niet
anders kan wreken , oorzaak is dat men weent. In tegendeel, de ee-
nen, die op een groter wraak wachten , en daar toe befl uiten , wor-
den droevig van dat 2:y door de daat , dic hen rot gramfchap be-
weegt, wanen daar toe verplicht re wezen : en zy zijn ook fom-
tijts bevrceft voor 't quaat , 't welk op 't befluit , dat zy genomen
hebben, volgen kan; 't welk hen in't eerfl bleek, kout en fidderend
maakt. Maar als zy daar na hun Gramfchap uitvoeren , verhitten
zy zo veel te meer, als zy in't begin koel geweeft hebben ; eelijk
menzietdatdekoortfcn , die met koude beginnen , gemeneliik
fterkerzijn. ^
201. Vat
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
94 R. D E S - C ART E s
201. Dat 'er tweederhande Gumfchap tf , en dat de genen , die de
meejle goetheit hebben , d' eerfte jlacb van Gramfchap meeft on.
dertporpen zyn,
Dit vermaant ons dat men tweedcrliande Gramfchap onder-
fcheiden kan , daar af d' een flach zeer vaerdig is , en zich van
buiten zeer Idarelijk vertoont , ^naar echter wemig uitv^erking
heeft, enhchtehjk gcftilt kan worden; d' andere bhjkt niet zo
zeer terflont , maar knaagt het hart te meer , en heeft gevarehjker
* * uitwerkingen. De genen, die zeer goet zijn, en grote Liefde heb-
ben , zijnd'eerfte meeft onderworpen : want zy koomt niet uit een
diepe Haat , maar uit een vaerdige af keerigheit , die hen verrafcht,
vermits zy , bewogen zijnde om zich in te beelden dat alle dingen
op zodanig een wijze, die zy de befte oordeelen, behoren te gaan ,
zichjzo haaft als anders gebeurt, daar over verwonderen en verfto-
ren , ja dikwijls zonder dat de zaak hen in 't bezonder aangaat , om
dat zy , grote gcnegentheit hebbende , zich voor de genen , die zy
beminnen, inllellcn, even als of 't voor hen zeiven waar : in voeaen
llt?r S^^"' ^^^^^ anderen alleenlijk ftofFe van Euvel^ec-
„ü. ming zou wezen, voor hen ftofFe van ^ Gramfchap is. En om dat
dJnciinatü,^^^^^^^^^^'' ^^o^ bcminncn hebben , te weegbrengt dat zy
' altijt veel hitte , en veel bloet in 't hart hebben , zo kan d' Af kee-
righeit , die hen overvalt , niet zo weinig van de gal derwaarts
drijven, of dit veroorzaakt in 'teerft een grote ontroerenis in dit
bloet. Maar deze ontroerenis duurt niet lang, om dat de kracht van
d'overvalling niet duurt,en datjZo haaft als zy bemerken dat d'oor-
zaak , die hen vergramt heeft , hen niet zo zeer behoorde t' ont-
roeren , zy berou daar afhebben.
202. Dat de T^wakh^e en Verworpen gemoeden z.ich meejï van d' an-
dere pub van Gramjchap laten verrukken,
2r?"'" ' Andere ^fiag van Gramfchapjin de welke de Haat cn Droef-
heit d' opperhecrlchappy hebben , is niet zo fchijnbaar in
't eerll , dan millchien hier in , dat zy 't aangezicht bleek doet wor-
den. Maar haar kracht vermeerdert allengs doord'aanftoking, die
een vurige begeerte van zich te wreken in't bloet ver wekt,'t welk,
met de gal vermengt , die uit het benedendeel van de lever en van
de milt naar 't hart gedreven word , daar een zeer heftige en prik-
kelende hitte verwekt. En gelijk d'cdelmoedigfte zielen de meefte
dankbaarhcit hebben, zo laten de genen, die meelt verwaant, llaafs
en
lifdmgen van de ZIEL.
en zwak zijn , zich meeft van deze flach van Gramfchap wechflee.
pen. Want ^d'ongelijken blijken zo veel te groter, I dc fvll f^-^-'-.
waantheit doet dat men zich hoger acht; en ook zo veel te eroter ^^'''^"^
als men de goederen acht , die zy wechneemen , de welken men zo
veel te meer acht, als men een zwakke en nederige ziel heeft , om
dat zy van anderen afhangen.
203. Dat d^Edelmoedigheit tot een hulpmiddel tegen d'over-
maat van de Gramfchap dient.
V Snnti •ffT''^^^' "lijdingnut is , om iwakkerhcit tothP.^.:
» d ongehjkenafte drijven aan ons te geven , 20 is 'er echter i^*"-
geen, daar at men dovermaat zorgvuldiglijker fchuwen moet ; om
dat 2y 't oordeel ontroerende , dikwijls misilagen doet bedrijven,
daar af men namaals berou heeft : ja zy doet foS^t.jts dat men dezê
^ongehjken met ZO wel kan afweren , alsmen^elzl^rkonne^,,,..^,
doen, zomenmmder 'ontroercnishad. Maar gelijk 'erniets is,icL„;.-
dat haar overmatiger maakt, dan de verwaantheif, zo geloof ik dat
d'Edelmoedighcit de befte hulpmiddel is , die men tegin - d'over- n, E.,.m„
maat van de Gramfchap kan vinden ; om dat zy , makende dat men
alle de goederen , die wechgenoraen konnen worden , zeer weinig
cn in tegendeel de vryheit , en 't volkome gebied op zich zelf
hoog acht,'t welk verdwijnt als men van icmant beledigt kan wor-
den , te weegbrengt dat men alleenlijk " verachting , of ten hoo<^- .
ftenoEuve Ineemmgheeftomd'ongelijken, daarafd-anderen^^^
menelijk beledigt worden. o2Ws„«„,
Z04. ('<<« d'Ur.
fach'? "^«.''r u''"" ''^ " Eer noem. is 1 zeker p Cru.
ïcu c j" fi'y'cliap op de LA^fHc gebou t , die men tot zich 1 ^f'""
zelfheeft , en d.e van de ' waan of ' hoop koomt, die men heeft f^!'''
om van anderen geprezen te worden, z'y verfchilt dfesM ven van '
d innerlijke yernoeg,ng,dieuit hctgevoelcn koomtvan cniggoet l^'"
werk gedaan te hebben : want men word d.kwijlsom dingen ge-
prezen , die men niet gelooft goet te wezen , en veracht om zulke
dmgen , die nien de beften acht. Maar zy zijn beide gedaanten van
d'achting , die men van zich zelfheeft . en ook gedaanten van de
Blyfchap. Want men heeft rtofFe van zich fachcen.als men ziet dat
men van anderen geacht word.
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
R, P E 5 - C A 1^ T E S
205. V4n de Schamté,
* Tudtr, lr\ E ^ Schaamte , in tegendeel , is zekef flach van Droef heit ,
JL/ ook op de Liefde van zich zeiven gevcft , en die van de waan
of vrees van gelaftert te worden koomt. Zy is boven dat zeker
llach vanZedigheitofOotmoedigheit , en mistrouwen van zich
zelf Want als men zich zo hoog acht, dat men zich niet inbeelden
kan dat men van iemant veracht is , zo kan men ook niet lichtelijk
fchaamachtig wezen.
206. Van *t gebruik. dez^er twee lijdingen,
fjjir: TV/f ^ Schaamte hebben hier in gelijk * gebruik ,
Ivfiu* j\X dat zy ons tot deucht opwekken , d'een door de hoop , en
d'ander door de vrees. Men heeft alleenlijk zijn oordeel in 't geen
t'onderwijzen , dat warelijk lafterens- of prijzenswaerdig is , om
niet fchaamachtig te zijn in wel te doen , en geen roem uit zijn ge-
breken te trekken ; gelijk aan veel gebeurt. Maar't is niet goet dat
.tV^jfmes, men zich geheellijk van deze » lijdingen ontkleed , gelijk eertijts
b cymici,. de b Kyuifchc Wijsbcgerigen deden. Want hoewel het volk zeer
qualijk oordeelt,zo behoren wy,vermits wy niet zonder de menig-
te konnen leven , en dienftig voor ons is van haar geacht te wor-
cExttricr dcn , ccr haar , dan onze gevoelens, aangaande ^ 't uitterlijk onzer
éüunnm, docmngcn , te volgen.
207. Vm d^Onbefchaamtheit.
d impttJcn- T^' ^ Onbefchaamtheit of Schaamteloosheit , die een verachting
i-/ van fchaamte , en ook dikwijls van eer is , is geen lijding , om
dat 'er in ons geen bczondere beweging der geeften is , die haar
verwekt : maar zy is een zonde , tegen de fchaamte gellelt , en ook
tegen d'Eer,voor zo veel zy beide goet zijn :even gelijk d'Ondank-
baarheit tegen de Dankbaarheit , en de Wreerheit tegen': Meedo-
gen ftaat.De voornaamfle oorzaak van de Schaamteloosheit koomt
van dat men veelmaal grote fmaat ontfangen heeft. Want daar is
niemant , die , jong z jndc , zich niet inbeeld dat het lof een goet»
en de lafter een quaat is , dat van groter belang voor't leven is , dan
men't by ervarentheit bevind te wezen, als men , veel aanmerkelij-
ke verfmaatheden ontfangen hebbcn'de,zich geheel van eer berooft,
cn van yder veracht ziet. De genen dan worden fchaamteloos , die,
't goet en quaat alleenlijk naar'tgerijfvan'tlighaam metende, zien
etWi^wff/M dat zy dat zo wel genieten na dat zy deze « fmaat ontfangen heb-
ben ,
Lijdingen V4n de ZIE L.
ben , als te voren , of fomtijts noch veel beter , vermits zy van veel
dwang , daar toe d'eer hun verplichtte , ontflagen zijn , en om dat
men , indien by d'ongunft noch 'c vcrh'cs der goederen ge voegt is,
noch meedogende lieden vind , die hen daar io te hulp komen.
208. Van de Walging,
DE Walging is f zeker flnch van Droef heit, die uic de zdfdcZZ'l^ '
oorzaak fpruit, daar uic te voren de Blyfchap is gekomen.
Want wy zijn zodanig van aart, dat het meeftc deel der dingen,
die wy genieten , ten opzicht van ons niet goet zijn , dan voor een
tijt , en daar na in ongemak veranderen. Dit bHjkt voornamehik in . .
't eten en drinken , 't welk niet goet is, dan terwijl men s graagheit
heeft, enhinderUjkis, als de graagheit verdwenen is. En om dat
zy dan ophouden van aangenaam aan de fmaak te wezen , ZO heeft
men deze hjdmg Walgmg of Onfmaak genoem t.
209. Van't Beklach,
't D Eklach is ook zeker flach van Droef heit , die hier in een bc-
J3 zondere bitterheit heeft , dat zy altijt aan enige Wanhoop
gevoegtis, gelijk ook aan de geheugenis van de gencucht, diedc
Genieting aan ons gegeven heeft. Want wy beklagen nimmer,dan
de goederen , die wy genoten hebben , en die zodanig verloren
zijn , dat wy geen hoop hebben van hen in de tijt en wijze , gelijk
wy hen gehad hebben , weer te krijgen.
210. Van de Vrol^kheit.
Eindelijk , 't geen , 't welk ik h Vrolijkheit noem , is zeker flach ^
van Blyfchap , in de welke dit bezonder is , dat haar zoetigheit
vermeerdert word door de geheugenis der quaden , die men gele-
den heeft , en van de welken men zich verlicht gevoelt, op gelijke
wijze als of men zich van enig zwaar pak , dat men een lange tijt
op zijn fchouders gedragen had , ontlaft gevoelde. Ik zie niets aan-
merkelijk in deze drie lijdingen , en heb hen ook hier niet geftelt,
dan om d' ordening van d' opnoeming te volgen , die ik hier voor
gemaakt heb. En my dunkt dat deze opnoeming nut heeft ge-
weeft , om te tonen dat wy geen achtergelaten hebben , die enige
bezondere aanmerking waerdig was.
21 1. Een algemene hulpmiddel tegen de Lijdingen,
MAar nu wy hen alle kennen , hebben wy veel minder oorzaak
van hen te vrezen , dan wy te voren hadden. Want wy zien
(P) dat
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Hoog.
199D 14
9^ 1^. D E S . C A R T E S
dat zy alle van hun natuur goet zijn , en dat wy niets hebben te
iTu^cdis, chuwen , dan hun quaat gebruik , of overmaat , tegen 't welk de
hulpmiddelen , die ik verklaart heb , genoech zouden konnen wc-
V P V. ^'^"^ naerftigheit dec in hen wel tegebruiken. Maar
k Prw^ dewijl ik onder deze hulpmiddelen de voorbedenking en ^naer-
iiruiüjiria. ftigheit heb geftclt , door de welken men de - gebreken van ziin
/"/i^Jr. frj; 1^^" verbeteren, met zich t'oeffencn m de bewegingen van
\ t bloet , en der geeften van de gedachten , aan de welken zy geme-
nehjk gevoegt zijn , in zich af te fcheiden ; zo beken ik dat'er wei-
nig menfchen zijn,diezich in dezer voegen tegen alderhande voor-
komingen voorbereid hebben, en dat deze beweginsen in 't bloet
O lmir,ir«- Uit ° d' indi ukkingen alleen , die in de harflenen gefchieden en uit
P W.> de Pgefteltheit der werktuigen volgen, fchoon dc zielgèenfins
IJLL. daartoedoec, dat'ergeenmenfchelijke wijsheitis, bequaam om
hen tegen te ftaan , als men zich niet genoech te vo;en daar Te gen
Ur^t t ^<=^' 'g^kittelt wordende, zich met van
lachen ophouden fchoon zy geen vermaak daar in hebben. Want
i^trl?^ verrailthmg, die hen certijts
om gehjke oorzaak heeft doen lachen , wcêr in hun 9 inbeelding
opgewekt zijnde, doet dat hun long fchichtelijk tegen hun dank
door tboet, dat het hart haar toezend, zwelt. In dezer voeecn
konnen de genen.die van hun natuur tot d'ontroerenillèn van Blv-
fchap. Deernis, Vervaertheit of Gramfchap genegen ziin, zich
met verhoeden van bleek te worden , ofte wenen ,?e beven , oHn
roy.w .'^^°"°"t'-°""^f°rd<;n opgelijkewijzeofzy de koorts heb-
7JZ^: inbeelding krachtigl.jk door "t vooi werp van een de-
rewfe"^r'>?S"V'- M^^^-tgecn. 'c welkmen in zodan^e
gelcgenthcit altijc kan doen,en dat .k,zo my dunkt,hier voor d' 5-
gemeenfteengemakkclijkftclmlpmiddelomtegenallcd'overmaat
van lijdingen te gcbruikcn,kan Keilen, ,s dat, als men zijn bloet du
" ontroert gevoelt,men zich vermaant moet houden en
gedenken dat al t geen, 't welk zich aan •d'.nbeekW ,?e"Sont!
ftrekt om de ziel te bedriegen, en om aan haar de re^de,' ° d e
i::^.. teïhizr d nr'""""p'^r''"'' '^^^^ «^eï
veel ki achtiger , dan zy zijn , en de genen , die dienen om haar af tê
raden veel zwakker, dan zy zijn, te vertonen. EnalsdeL.g
alleenlijk zodanige dingen aanraad , daar af d' uitvoering enifük!
aÜ^L T ^'^^ onthouden van terftont enig oordeel
daai af te doen , en zich met andere gedachten bezich houden , tot
Lijdingen van Z I E L.
dat de tijt cn ruft geheellijk d' ontroerenis , die in't bloct is, gcftilt
heeft. Eindelijk, als zy tot doeningen aanport , van de welken k ^^/^
men nootzakelijk terftont befluit moet nemen, zo moet de wil
voornamelijk zich keren tot de redenen t'aanraerken,en te volgen,
die tegen de genen ftrijden , de welken de lijding vertoont , fchoon
zy niet zo krachtig fchijnen. Gelijk dan, als men onverwacht van
enig yijant aangetaft word,de gelcgentheit niet toelaat dat men eni-
ge tijt met beraden befteed. Maar't geen , 't welk my dunkt dat dc
genen vermogen , die altijt hun werken en daden bemerken en na-
zicn,is dat zy, zich van vervaerthcit ingenomen gevoelende, trach-
ten zullen hun gedachten van d'aanmerking van't gevaar af te trek-
ken, met de redenen te vertonen, om de welken meer zekerheit en
eer in dc tegenftant, dan in de vlucht is : in tegendeel , als zy gevoe-
len dat dc Begeerte van wraak en Gramfchaphen aanprikkelt om
roekeloolTehjk naar de genen te lopen, die hen aantaften , 20 zul
len zy gedenken t'over wegen dat het onvoorzichtigheitiszich zelf
te verdelgen , als men zonder oneer zich bergen kan, en dat , zo dc
krachten ongelijk zijn , het beter is eerlijk af te trekken , of zich
over te geven, dan zich beeftelijk voor een zekere doot bloot tc
Hellen.
212. Dat aVt goet en quaat van dit leven van hen alleen afhangt,
' Oorts , de ziel kan haar geneuchten bezonderlijk hebben.'
Maar wat de genen aangaat , die aan haar met het lighaam ge-
meen zijn , zy y hangen geheellijk van de lijdingen af : in voegen yDe^endtrt^
dat de menfchen , die meell van hen bewogen konnen worden, be-
quaamzijnomdemeeftezoetigheitindit leven te fmaken. Maar
zy konnen daar in ook de meeftebitterheit vinden , als zy hen niet
wel konnen gebruiken,en als't geval tegen hen is. Doch de ^ Wijs- « Sj/üntis;
heit is voornamelijk in dit fluk nut , dat zy leert zich zodanig mee-
fter van hen te maken, en hen met zo grote behendigheit te llieren,
dat de quaden , die zy veroorzaken , zeer verdragelijk zijn , en ook
dat men in alle deze lijdingen blyfchap fchept.
EINDE.
BLAD-
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
BLJDfFTZER.
DER
L YDINGEN
Van de
Z I E L.
EenJe Deel.
Van de Lijdingen in 't algemeen j en by deze gclcgcntheic
van de gehele natuur van de menfch.
E E f(^S T E LID,
DAt het geen , *t welk Lijding is ten op-
zicht van 't een onderwerp, altijt Doe-
ning is in enig ander opzicht. 1
1' Dat men, om de Lijdingen van de ziel te
kennen , haar ampten van de genen dos
lighaaras onderfcheidcn moet. 2
3. Wat regel men moet volgen, om dit tc
doen. 1
'4. Dat de hitte, en de beweging der leden
van *c lighaam, en de denkingen van de ziel
voortkomen. %
y. Dat het doling is te geloven dat de ziel dc
beweging en hitte aan 't lighaam geeft 3
6. Wat onderfchcit dat 'er is luffchen een
levend en dood lighaam. 5
7. Korte verklaring der delen van *t lighaam ,
en van enigen van zijn ampten. 3
8. Welk het beginfel van alle deze ampten
is. 4
p. Hoe de beweging van 't hart gefchied. 5-
jo Hoededierelijkegeeften in de harlTcnen
voortgebracht worden. f
*i I. Hoe de bewegingen der Spieren gcfchie-
dcn. * 6
IX. Hoe d'uittcriijke voorwerpen tegen de
wcrkfuigen der zinnen werken. 7
13. Hoe deze doening der uifterlijke voor-
werpen op vcrfe heide wijzm de geeften in
de fpiercn k in brengen. 8
14. Dut dc verfchciden heit , die tuflihen de
geeften is, ook hun loop vcrfcheiden kao
maken. g
1 ƒ . Welken d oorzaken van hun vcrfchcidcn-
heitzijn. 9
1 6 Hoe , zonder hulp van dc ziel , alle de le-
den door de voorwerpen der zinnen , en
door de geeften bewogen konnen wor-
den. 10
17. Hoedanigd'amptcn van dcf iel zijn. lo
18. Van de wil. 10
19. Van de bemerking. 11
20. Van d' inbeeldingen, en andere gedach-
ten , die door de ziel gevormt worden. 11
ai. Van d' inbeeldingen , die alleenlijk *t lig-
haam tot oorzaak hebben. « «
Van 't vcrfchil , dat tuffchen d'andcre be-
merkingen is. 1 2
2 3 . Van dc bemerkingen , die wy tot de voor-
werpen toep.iflen , die buiten ons zijn. 12
24. Van de bemrrkingen , die wy tot onz lig-
haim toepaflTen. 13
2 ƒ Van de bcmerkingen,die wy aan onze ziel
toepa iïën . 1 5
26. Dat d'inbccldingen , die alleenlijk van dc
gevallige beweging der geeften at hangen ,
zo wel ware lijdingen konnen zijn , als dc
bemerkingen, die van de zenuwen afhan-
gen. 14
27. Bepaling der lijdingen van dc ziel. 14
28 Verklaring van 'teerftc deel van deze be-
pa'ing. 14
ap. Ver-
Early European Books, Copyright© 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
1 99 D 1 4
BLADWYZER.
a^. Verklaring van *t ander deel dezer bepa-
ling- ^ i|-
30. Dat dc ziel aan alle de leden van *t lig-
haam gczamsntlijk verecnigt is. i ƒ
3 1 , Dat 'er een kleine klier in de harflenen is ,
in de welken de ziel haar amptcn bezonder-
lijkcr doet , dan in d' andere leden. 1 6
31. Hoe men bekent dat deze klier dc voor-
naamfte zetel van de ziel is. 15
33. Dat de zetel der lijdingen niet in*t hart
is. ,7
34. Hoedezielen'tlighaam tegen malkan-
der werken. ,^
3f. Voorbeelt van de wijze , door de welke
d' indrukkingen der voorwerpen zich in de
klier , die ia 't midden van de harflenen is ,
vereenigen. , g
36. Voorbeelt van de wijze, daar door de lij-
dingen in de ziel verwekt worden. 18
37. Hoe blijkt dat de lijdingen alle door eni-
ge beweging der geeften veroorzaakt wor-
den. I p
38. Voorbeelt der bewegingen des lighaams,
die de lijdingen verzeilen , en niet van dc
ziel at hangen. 20
3 c^. Hoe een zelfde oorzaak verfcheide lijdin-
gen in vcrfcheide menfchen veroorfaken
kan. 20
40. Welk de voornaamfte werking der lijdin-
gen is. 20
41. Hoedanig het vermogen van de ziel is,
tenopzicht van 'tlighaam. 10
41. Hoe men de dingen, die men gedenken
wil, in zijn geheugenis vind u
43; Hoe de ziel kan inbeelden , opmerken, en
'tlighaam bewegen. n
44. Dit yder wil naturcFijk aan enige bewe-
ging van de klier gevoegt is , maar dat men
hem door naerftigheit , of hebbelijkheit
aan anderen kan voegen. 2 2
45-. Hoedanig het vermogen van de ziel is,
ten opzicht van haar lijdmgen. 2 2
46. Wat de reden is , die belet dat de ziel ge-
heelüjk van haar lijdingen fchikken Ican. 2 3
47. Waar in de ftrijdcn beftaan , die men zich
gemenclijk inbeeld tuflchen 't laeger-en
opperdeel van de ziel. 24
48. Waar in men de ft . rkte of zwakheic der
zielen bekent, cn wat het gebrek der zwak-
fte zielen is, 2 ƒ
4p. Datdcfterkte van die ziel niet genoccli
is, zonder de kennis der waarheit. x6
ƒ o. Dat 'er geen ziel zo zwak is , of zy kan ,
wel beleid zijnde , een volkome macht op
haar lijdingen verkrijgen. »6
TWEEDE DEEL.
Van'tgetd, en va» d' ordening der L^-
dingen y en de verklaring der
oorfpronkelijken,
ƒ!. welken d'cerftc oorzaken der lijdingen
zijn. 2S
f 2. Welk hun gebruik is, cnhoc men hem
kantellen. aS
Ordening en opteUifj^ der Lijdingen,
J3. De Verwondering.
ƒ4. D' Achting en de Verachting , d' Edcl-
moedighcit of Verwaan thcit , en de Klein-
mocdigheit of Ver worpentheit. 2 p
S"^' D ' Eerbieding en Verfmading. 30
ƒ0. Liefde en Haat. 30
ƒ7. Begeerte. 30
58. Hoop , Vrees, Bclgzucht, Zekerheiten
Wanhoop. 3 o
S9' Wankelmoedigheit, iMoed , Stoutheit,
Volgyver , Flaaumoedigheit en Vcrvaert-
31
31
3»
3'
en 't Be-
rou.
64. Jonft en Dankbaar heit.
6f. EuvelnecmingcnGramfchap.
66 Eer en Schaamte.
heit
60. De Knaging.
61, Blyfchap en Droef heit.
6a. Befpotting, Nijt en Deernis.
63. DeVernoegmgvan zich zelf
3i
3i
3^
67. Walging, Beklag en Vrolijkheir. \z
68. Waarom deze optelling der LijJmgen
van degene verfchilt,die gemeneiijk aange-
nomen is.
69. Dat 'er niet meer dan zes oorfponkelijkc
Lijdingen zijn.
Van de Vermndering.
1 o. Haar bepaling cn oorzaak. 3 5
7 r. Dat 'cr in deze Lijding geen verandering
in thartj noch in 't bloct gevalt. 34
P 3 1^, Waar
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
B L A D IV r Z E R,
72. Waar in dc kracht van de Verwondering
beftaat. 34
7 1 . Wat vcrbaaftheit is. 3 ^
74. Waar toe alle de Lijdingen dienftig zijn,
?n waar toe zy Hinderen. 35*
7^. Waar toe de Verwondering bezonderlijk
dient. 3^
76. Waar in zy hinderen , en hoe men haar
gebrek vervullen , enliaar overmaat vcrbe
teren kan. 5Ö
77. Dat noch de plompftcn > noch de gaau-
ften , of fchranderften meeft tot verwonde-
ring bewogen worden. 5 6
78. Dat des zelfs overmaat in hebbclijkhcit
overgaan kan , als men verwaarlooft Haar te
verbeteren. 37
79. Bepalingen van de Liefje , en van de
Haat. 3 7
So. Wat het is zich met wil te voegen , ot af
tefcheiden. 37
8 1 . Van d' onderfcheiding , die men gemene-
lijk tuflchen de Liefde van begeerlijkhcit,
en van goctwilligheit maakt 3 8
81. Hoe zeer verfchillende lijdingen hier in
overeenkomen , dat zy aan de Liefde deel-
achtig zijn 3 8
83. Van 't verfchii/t welk tuüchen d'cenvou-
dige genegenthcit , vrientfchap en verlo-
ving is. 39
84. Dat 'er niet zo veelderhande Haat , als
Liefde is. 40
Sf. Van de Beaangenaming , en van d' At-
fchrik. 40
86. Bepaling van de Begeerte. 41
87. Dat de Begeerte een lijding is, die geen
ftrijdige heeft. 41
88. Welken haar verfchcide gedaanten zijn 41
8p. Hoedanig de Begeerte is , die uit affchrik
fpruit, 4z
50. Hoedanig de Begeerte is , die uit Beaan-
genaming fpruit. 42
pi. De bepaling van de Blyfchap. 43
92. De bepaling van de Droef heit. 44
93, Welkend' oorzaken dezer twee lijdingen
zijn. 44
94 Hoe dezelijdingen door 'tgoet en quaat,
dat alleenlijk het lighaam aangjat , verwekt
worden, en vva;ir in de Kitteling, en depijn
beftaat. 44
9 Hoe zy ook dóoi; 't gcet en quaat, 't welk
de ziel niet aanmerkt, fchooB het tot
haar behoort, verwek tkonnen wordenige-
lijk het vermaak, dat men khept , in zich
in gevaarte begeven, of in aan't verlede
gevaar te gedenken.
9Ó. Hoedanig de bewegingen van 't bioct, en
van de gceften zijn , die de vijf voorgaan-
de Lijdingen veroorzaken. . 4é
97. De voornaamfte ervarentheden, die dien-
ftig zijn, om deze bewegingen te kcnn€n,tc
weten in de Liefde. 45
98. In de Haat. 47
99- IndeBlyfchap. 47
100. In de Droet l^cit. 47
101. In de Begeerte. a j
102. De bewegmg van't blpet. en van de
geeften, m de Liefde. 47
)o]. In de Haat,
104. IndeBlyfchap.
10 f. Inde Droef heit.
106. In de Begeerte.
107. Welk d' oorzaak dezer bewegingen is,
in de Liefde. jq
108. IndeHaat. Jo
109. IndeBlyfchap.
110. In de Droefhcic. ƒ i
111. Inde Begeerte. ^ i
112. Welken d' uitterlijke tekenen dezer lij-
dingen zijn.
113. Van de doeningen der ogen , en van
't aangezicht. ƒ ^
114. Van de verandering van verwe. ƒ3
1 !ƒ. Hoe de Blyfchap doet blozen. ƒ}
116. Hoe de Droef heit bleek doet wor-
den. 5-3
1 1 7. Hoe men dikwijls blooft , als mcn droe-
vig is, ...
118. Van de Trilling.
119. VandeQuijning.
120. Hoe zy door de Liefde , en door de Be-
geerte veroorzaakt word,
121. Dat zy ook door andere lijdingen ver-
oorzaakt kan worden. ƒ 0
122. Van de Bezwijming. ^(j
123. Waarom men niet van Droefheit be-
zwijmt.
124. Van 't Lachen. 57
12/. Waarom het niet de grootfte blyfchap-
pcnverzclt. fj
iiö. De voornaamfte oorzaken daar af. fj
127. Wat
BLJDFTYZER.
ixy. Wat d'oorzaak daar af in de Vcrfmi
ding is. ^8
128 Van d'oorfprong der Tranen. ƒ9
1 19- Hoede dampen in water veranderen. 5-9
130. Hoe 't geen , dat dogen pijn aandoet,
tot wenen verwekt. éo
131. Hoemcn van Droef heit weent. 60
i^i. Van de zuchten , die de tranen verzei-
len. 5,
133. Waarom de kinderen en oude lieden
lichtelijk wenen. 61
ï 3.4- W aarom enige kinderen blc»k worden,
in plaats van wenen. 61
2 3r Vm de Hikken. 6z
1 3 6. Van waar d'uitvye.rkingen der lijdingen'
komen , die aan zekére mcnfchen bezonder
zijn.
137. Van't gebruik der vijf Iijdingen,die hier
verklaart zijn , voor zo veel zy tot het lig-
haam toegepaft worden. 63
1 3 8. Van hun gebreken, en van de middelen,
om hen te verbeteren. 64
139. Van't gebruik der zelfde lijdingen, voor
zo veel zy tot de ziel behoren , en eerftelijk
van de Liefde. 64
140. Van de Haat. 6/
141. Van de Begeerte, van deBlyfchap, en
van de Droef heit.
14Z.* Van df Blyfchap , en van de Liefde, met
de Droef heit en Haat vergeleken. 66
143. Van de zelfde Lijdingen , voor zo veel
zy tot de Begeerte toegepaft worden. 67
144. Van de Begeerten , daar af uitgang al-
leenlijk van ons afhangt. 6j
i4_f. Van de Begeerten, die van andere oor
zaken afhangen , en wat Geval is. 68
146. Van de Bcgccrrcn , die van ons, ca. van
anderen afhangen. 69
147. Van d'innerlijke OntroerenifTen van de
ziel. 70
148. Datd'ofFening van de dcucht de vol-
maaktfl-e hulpmiddel tegen dc lijdingen
70
DARDE Deel»
Vdn de beTiondere Ladingen,
149. Vand'Achtingen Verfmading. 72
1 ƒ0. Dat deze twee ladingen niet dan ge-
daaotcnvan verwondering zijn, 72
i/r.' Dat men zich zelf achten of verachten
72
ij-i. Waarom men zich achten mag. 75
ifZ. Waarind'Edelmoedigheitbeftaat. 75
1^4. Dat zy belet d'anderen te verachten. 74
I Waar in de deuchdelijkc Nederigheic
beftaat. 7^
i/<5. Welken d'eigenfchappen van d'Edcl-
moedigheitzijn ; en hoe zy tot een hulp-
middel tegen alle d'ongeregeltheden der
Lijdingen dient. 7^
Iƒ7• Van dcVerwaantheit. 7 ƒ
I ƒ 8- Dat haar werken tegen de genen vaa
d'edelmoedigheit ftrijden. 7^
^S9' Vandezondelijke Nederigheit. 7^
lóo. Hoedanig de beweging der geeften in
dezelijdingen is 76
1 61 . Hoe men d'Edelmoedigheit kan verkrij-
gen, g
162. Van d'Eerbiedighcit. 79
J63. Van dc Verfmading. 79
1 64. Van't gebruik dezer twee Lijdingen. 79
i6f. Van de Hoop en Vrees. go
Van de Verzekertheit en Wanhoop. 8©
i6j. Van dcBelgzucht. fio
168. Waar in deze lijding eerlijk kan we-
zen. - 8,
1Ó9. Waar inzylafterlij kis. gi
• 70. Vande Wankelraoedigheic. 81
17»- Vande Moeden Sroutheit. 8z
17*- Vande Volgy ver. 83
173- Hoe dc Sroutheit van de Hoop af-
hangt. 8j
174- Van de Flaaumoedigheit en Vervaert-
heit. 83
173-. Van 'tgcbriiik der Flaaumoedigheit. 84
176 Van 't gebruik der Vervaartheir. 84
177- Van de Knaging. 84
'78. Vande Befpotting. 8^
ï 79- Waarom d'onvolmaakften gemenelijk
degrootfte befpotters zijn. gj-
180. Van *t gebruik der Bocrtery. 86
*8i. Van 't gebruik van 't gelach in Boerte-
ry. 85
181. VandeNijt. 8ö
183. Hoe zy gerechtig of ongercchtig kan
wezen. 86
184. Vanwaar het koomt dat dc Nijdigen
onderworpen zijn blaauachtig en lodig van
verwe te wezen. 87
^8j. Vaa.
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuestLLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
B L A D W r Z E R,
iSi*. Van de Deernis. 88
186. Wiede Meédogenftcnzijn. 88
187. Hoe d'EdcImoedigften van deze lijding
bewogen worden. 88
188. Wie de genen zijn, die niet van Deernis
geraakt worden, 89
189. Waarom deze lijding tot wenen ver-
wekt. 89
"190. De Vernoeging van zich zelf. 89
191. Van'tberou. 90
192. Vandejonft. 90
193. VandeDankbaarheit 90
194. Van d' Ondankbaarheit. 91
195*. Vand'Euvelnecming. 91
196. Waarom zyfomtijts aan de Deernis, cn
fomtijtsaan de Befpottinggevoegt is. 9 i
197. Dat zy dikwijls van Verwondering ver-
zelt is,en ook by de Blyfchap kan wezen. 91
198. Van haar gebruik. 92
199. Vande Gramfchap. 92
a 00. Waarom de genen, die in de Gramfchap
blozen, minder tc vrezen zijn dan degenen,
die in de Gramfchap bleek worden. 9^
20 1. Dat 'er tweeder hande Gramfchap is , ca
dat degenen , diede meeilegoethcit heb-
ben, d'eerfteflach van Gramfchap raceft
onderworpen zijn. 94
zo2k Dat de zwakkeen verworpe gemoedc»
zich meefl: van d' andere flach van Gram-
fchap laten verrukken. 94
103. Dat d'Edelmoedigheit tot een hulpmid-
del tegen d' overmaat van de Gramfchap
dient.
204. Van d' Eer. 95-
loi-. Van de Schaamte. 9Ö
* 06. Van 't gebruik dezer twee lijdingen. 96
207. Van d' Onbefchaamtheit, 06
lo8. Van dc Walging,
209, Van *t Beklach. pi
2 10. VandeVrolijkheit. pj
211. Een algemene hulpmiddel tegen de lij-
dingen. p7
2 12. Dat al 't^oet en quaat van dit leven van
hen alleen at hangt. pp
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuestLLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199 D 14
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuest LLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14
Early European Books, Copyright © 201 1 ProQuestLLC.
Images reproduced by courtesy of Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
199D 14